NEUTRALE Partij. ENTREE VRIJ Nationale Hypotlieekbank Amsterdam. Door Duisternis tot Licit. op Zaterdag 8 Juni a.s, te half 8, in AMICITIA AMERSFOORT. Sprekers Henri J. ter Hall G. H. Koopman Caoaidaten toor de a.s, Tweede Kamerierkiezing. Het I'laatselijk Comité. ivi M. V. K.i.v:.' lie l'.ó COIFFErSE - HL'li it LE DAMPNA LUX Maison Jacquas Bezaan L»n .est raat 71 Telephoon 479 HAARWASSCHEN - ELECTRISCHE I' (Mil) DROGING ES ONDULATIE VOLGESTORT KAPITAAL f 400 000.— WAARBORGKAPITAAL 4 ooo 000. De Bsnk verstrekt gelden op le Hypo theek op huizen, landerijen en boerenplaatsen tegen billijke en gemakkelijke voorwaarden. Inlichtingen te bekomen bij en aanvragen te richten tot baren Agent, ds tirma F. van Lnnscliot's Hank Kt I HUI IZKN I. le OUKHFOOitl Wu plaatsen Uwe an nonces in alle bladen zonder verfiooging van prijs. De Administratie FEUILLETON ao) Frida stond als bedwelmd. Ze had een paar oogenblikken te voren de opwindende overwinnlngsblijdschap des jagers in haarade- j ren bespi-u d. De buks, die ze in de handen j hield, trilde nog van de spanning, heel haar j lichaam beefde onder het zeehondenvel. Alles s' heen haar zoo onwerkelijk te zijn. j Ze voelde zich overgeplaatst naar een anderen wereldbol. De groote bleeke maan, die met glinsterende klaarheid boven hen in het luchtruim zweefde, was dezelfde die op heldere winteravonden met zooveel sterren aan bi 11 hemel stond en baar blanke paarl.-noe- rcn lichtstrepen lie' spelen over het stroomende water van de Elbe? E11 wat voor schaduw van haar zeif was het die hier in licht, dat geen daglicht was met een vreem ds» man op walrossen ging schieten I Hallo!* riep een stem. Frida schrikte. I let was professor Marmnnt, die vlug was komen aanzetten nu Victoria's keukenmes over het doode dier zwaaide, terwijl Bratt met jagersijver onderzocht, welken weg de kogels hadden genomen. Ach ja het was loch wel werkelijkheid dat alles. Langzaam ging ze zelf ook om naar den dooden walros te kijken. »U hebt, goed getroffen, Freule», zei Bratt. »Uw kogel heeft juist links van de rechter vin geraakt. Kijk, hier kan u de opening zien, niet grooler dan een erwt, znoatS altiid in 't hart getroffen en uw kogel. Bratt, heeft zijn hersens beneveld». Arme walros!» zei Frida, »zie wat mooie oogen hij heeft, zoo zacht en te vreden.» En zulk een huid», vervolgde dr profes si r. >Ik geloof waarlijk niet, dat een mes bier snijdt». Het doodelijk wapen van den geleerden heer had blijkbaar moeite door het harde pantser heen te komen, >\Vc zijn bijzonder gelukkig geweest», zei Bratt. «Een gewone looden kogel stuit op zulk vel af. Er was een behoorlijke mantel van nikkel toe noodig om dat zware leder te doen barsten. We zullen het in stukken moeten zagen. Morgen koken we spek en overmorgen laten we onze traan- lampen walmen.» «En Zondag eten we walrosvleeschriep Frida vroolijk. »'t Wordt opgediend a la wildzwijn met slagtanden en ander toebe- hooren. Dat zal feestelijk worden. En daar dan een halve tlesch moezelwijn bij te heb ben!» «En gcconfijte vijgen!» mompelde de professor. «'tZou me doen denken aan mijn huishoudster, die nu in mijn woning Rue Vangirard zit en mijn levensbericht met meisje was. Hij zal hemel en aarde be wegen om bericht te ontvangen aangaande het lot der «Victoria". Wij houden zooveel van elkaar.» «Wie zou niet van u houden riep de- professor met aandoening in zijn stem. «Ik begrijp niet», ging hij voort, «hoe het gaan moet met die jongelui in Hamburg als ze op de bals u moeten missen. Ze zullen floers om hun hart dragen.» «Dat mogen ze, wat mij betreft», riep ze lachend. «O, houd u niet zoo groot, er is toch zeker wel een of andere aardige luitenant waar u van droomt «Misschien wel», zei ze met een glim lach. Bratt stond plotseling op, «Kijk»,riep bij, „naar die ijsschollen daar ginds Het was een wonderlijk gezicht. Bij de landpunt dreef een groot ijsveld. Daar zaten de walrossen dicht naast elkaar. Hun zwarte lichamen glansden in het maanlicht. Ze be wogen zich niet, maar alle koppen waren strak op liet land gericht, 't Was of hun blik den strijder zocht, die zooveel jaren hun tochten had geleid en nu dood lag op de kampplaat», met de oogen naar het zoo scherp als een els in haar gevolg, Het was nu en dan alsof da lucht stilstond en in eigen adem bevroor. En toch was de hut goed dicht, en alle kijkgaten waren gestopt, om de warmte er in te houden. Du kapot geslagen sloep had aan de schipbreukelingen rijkelijk hout verstrekt, en de walmende speklamp brandde nacht en dag mot pitten gedraaid uit -le vanglijn van de boot. De lamp vulde het vertrek met vreesclijkon stank, tnaar niemand ergerde zich daar meer over. Het roet hing dik aan de zoldering. Allengs werden de bleeke gezichten met een laag vuil bedekt, en het sealskin had al lang niet meer zijn natuurlijke kleur. O, het was een vreeselijken tijd. Den ten Drbc-mbcrzonk het laatste zwakke lichtschijn sel aan den horizon weg en bevroren mist lag over alles, zoodat zelfs het maanlicht vo.-r hen verborgen bleef. Buiten de hut was de duisternis als een muur, waar men niet doorheen kon. Ze zagen geen hand voor oogen, ze moesten tastend zich voort bewegen in de oude voetsporen, totdat nieu we sneeuwbuien ook deze toedekten. (Wordt vervolgd,)

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1918 | | pagina 12