L.LOEB
Ie soort Baggerturf
Bank-Associatie
UTRECHT
Gereseranl yoor fle Borstel- ee Kwastenfabriek van
J-. -A._ -v_ Barneveld
AANGEKOMEN een groote partij
FIRMA L. VAN AOHTERBERGH
WERKGEVERS
ALGEMEEHVE)
Coöp. Melkcentrale „AMERSF0RTIA".
T. WATERVIS
Waarom zoudi U
langer wachten
Het Pariameisje.
Kampstraat 6 - Telefoon 193 intere. - Amersfoort.
BRA27DSTOF7Z27BAXTDSL
BeitelkantoorArnhemichestraat la Kantoor en MagazijnenKoeateeg 3-5-7 Tel. 155
Wertheim Gompertz 1834 en Credietvereenigingl853
Kantoor Amersfoort
Zuidsingel 43
Kapitaal ea Reserves 114.000.000
Alle baal- en eüecteazakea
Sluit Colleotiev® Fenoioeas- of Bapitaalsverzekeriagen,
al of ulet ln verband niet InvalldHeitsrente, b« de
Maatschappij van Levensverzekering en Lijfrente.
DAMRAK 74 AMSTERDAM.
Eén cent per werkuur, de werkweek op 45 uur gerekend, verzekert eenen arbeider van
is jaar op 65 jarigen leeftijd
EEN PENSIOEN VAN f450.
Inspecteur: H. TH1ERENS, Rembrandtkade 46, Utrecht.
AMERSFOORTSCHE RIJTUIG J1AAT8CH.» l'PIJ
Westalngel OS ■-» Telefoon 4B
Luxe Rljtoigen ea Livreien voor Gelegenli. Uniformen voor Begrafenissen
Directeur W. F. v. d. ZWAAN.
TELEFOON 202.
Gebruikt steude onze MACHINAAL GEREINIGDE en prime GEPASTEURISEERDE
MELK EN FLESSCHENMELK, KARNEMELK,
SLAGROOM, KOFFIEROOM EN ROOMBOTER
ONZE MACHINAAL GEREINIGDE MELK BEVAT GEEN BEZINKSEL.
NEEMT I'ROEF S. V. P.
«r_s* Dagelijksche bezorging door de gcheele stad.
BELEEFD AANBEVELEND. De Directeur A. SMIT.
tot in 'i kleinste dorpje bekend,
door hare uitstekende eigen
schappen en toncurrccrcnde
prijzen.
Lid Ned. Broederschap van
Accountants, STATIONSSTR. 23a.
INRICHTEN CONTROLEEREN,
BELASTINGZAKEN
mei hel aanschaffen van Uwe
MEUBELEN of
KLEEDIHG,
lerwijl wij hel U,mel onze
gunstige voorwaarden
200 makkelijk maken
GANZENMARKT'
MET BUREAU
VOOR MILITAIRE ZAKEN
FEUILLETON.
48). o-
»0 Adolf, hoe kun-je daiirover nu spotten
Nonsens 1 Dacht je dan dat Ik mjjn hu
welijk met zoo'n heerlijk mooi meisje als
»ons< nichtje Leonle is, tragisch kan op
vatten. Ik weet niet wat ik doen zal uit
opgewondenheid! Hier, geef die rozen als
pand van je liefde, wil-je... mijn Leonie?<
Zij gaf hem de bloemen niet, maar zij
liet toe dat hij ze nam van haar borst en
ze stak in het knoopsgat van zijn witte
„Norfolk «uit.* Hij deed het vlug en ruw,
de roode roos knakte van haar stengel en
nu stak hij de bloem vast met zijn dasspeld,
een groote parel ln een arendsklauwtje
van oudzilver.
•Wees voorzichtig,* vermaande zij, nog
altijd met een klank van treurigheid in de
■tem: »Ze zijn symbolisch, die rozen, Janus
gaf ze mij, hij noemde ze»de kleuren van
Sprankelen!* Goud en geel .1*
Dus nu ook de kleuren van mijn meisje,
mijn liefste, mooiste meisjeI* riep hij bijna
juichend en haar onverwachts in de armen
sluitend, kuste hij haar hartstochtelijk op den
mond. Zijn onstuimigheid benam haar schier
den adem, zij weerde hem af, hoog
blozend, verschrikt, een fronzen over den
fraalen wenkbrauwboog.
Zijn onbezorgde vroolijke lach weerklonk
onder de machtige beuken met hun licht
voorjaarsgroen: »Je bent mooi als het jonge
leven, en dan twijfel je aan mijn liefdel*
Hij liep naar zijn fiets en riep haar toe:
»Ik ga een morgenrit doen. Ik moet be
weging nemen. Ik zou het nu niet kunnen
uithouden sti! te blijven op één plaats! Van
de grootste angst, plotseling in de zaligste
vreugde wat al emotie! Wacht me
over een uur, als ik mij moe gereden heb,
aan het achterhek op. Adieu!*
Hij wierp zich, de opstap vermijdend,
met een tuchtigen sprong Op de fiets en
reed weg. Eenige wiellengten verder, keerde
hij zich om in het zadel om haar toe te
wuiven, een onverwachte beweging die
zijn fiets aan het wankelen bracht, maar
hijwiathetevenwichtonmlddellijktehe.stellen.
Zij bleef hem nastaren tot hij de beuken
laan door was en kwam'in den zonnlgen
lichtcirkel van den straatweg. In zijn wit
pak, in den helderen zonneschijn die flik
kerde op het nikkel van zijn fiets, geleek
hij op dien afstand een schitterend midden
punt, waaruit al het andere licht straalde.
Nog eenmaal, voor hij afsloeg keerde hij
zich om, zag zij het wuiven van zijn pet
in haar oogen, toen hij eindelijk verdween,
achterlatend het beeld van jonge, krachtige,
mannelijke jeugd I
Toen viel baar in, hot zij eens in deze
beukenlaan, in het gras gezeten naast
Otto, vertelde van haar meisjesillusies, van
haar verwachtingen van het leven: Ik heb
mij liefde altijd voorgesteld als een jongen
god .1* Haar wensch was vervuld ge
worden, mooier dan Adolf zag zij nog geen
man, hij had gesproken van liefde, nog
brandde zijn kus haar op de lippen! Zóó,
ongeveer, had zij zich in haar meisjesillusies
gedroomd dat liefde komen zou. Waar dan
bleef de heerlijke jubelende stemming, waarin
nu haar gansche ziel zich moest oplossen,
zooals de natuur zilverglanzend doorzichtig
tintelt in zonneomarming
't Was ln een neergedrukte stemming
bijna, dat zij zich langzaam, als loom, om
keerde om terug te gaan naar het kasteel,
naar haar kamer, waar zij alleen wilde zijn
met haar twijfelende gedachten: maar ver
rast staarde zij naar de ophaalbrug, waar
Otto stond, met het gezicht naar de beuken
laan. Hoq lang stond hij daar reeds. Had
hij gezien wat er was voorgevallen tusschen
Adolf en haar .1
Zij kon niets aan hem bemerken. Zijn
gelaatstrekken hadden de vreemde strakheid
die zij reeds meermalen daarop had waar
genomen, zij stonden hard, als uit brons
gegoten. Hij zeide niets en zij ging hem
voorbij, met gebogen hoofd, als een schul
dige. Vlug liep zij het slotplein over, de
hal ln, de trappen op en vluchtte ln de lo
geerkamer waar zij de deur in 't slot wierp.
Een vreemde boosheid maakte zich van
haar meester. Wat deed hij te spieden
daar op die brug? het was haar alsof zijn
heldere sombere oogen haar geheel door
zien konden. Waarom gevoelde zij zich
tegenover hem als een schuldige? Omdat
zij hem eens had afgewezen en dit
Adolf niet kon doen van ochtend
Maar wist hij dan de aanleiding, die
haar zwak maakte tegenover zijn jongsten
broeder? Otto had niet het recht haar aan
te zien alsof zij iets iets verkeerds
deed. En het bewijs dat zij goed handelde,
edel, wilde zij geven door nu, dadelijk, te
schrijven aan hare ouders, onder adres
van bare moeder in den Haag .1
Zij nam haar juchtleeren schrijfmap, waar
boven het gouden slootje haar initiaal, in
kleine, in goud gevatte diamantjes prijkte
en zij begon te schrijven mét koortsige haast.
Zij meldde zonder omwegen haar verloving
met haar jongsten neef. Zij wist dat haar
ouders met vreugde dit bericht zouden ver
nemen. want zij voldeed ten slotte immers
aan hun wensch in den stand harer moeder
te huwen! Haar aanstaande droeg den oud
sten naam in Nederland. Wel ia waar bezat
hij geen fortuin, en en moest haar
vader zich eenige finantieSle opoffe
ringen getroosten, om zijn dochter gravin
te zien, maar zoover zij wist, waren dit ook
de huwelijksvoorwaarden van de pre-
tendentep naar hare hand, indertijd door een
eerbiedwaardige dame als Mevrouw van
Heijmelen aan haar ouders voorgesteld. En
deze pretendent had ten minste voor dat
hij jong en mooi was en zeide haar lief
te hebben. Zij hoopte dan ook, dat als de
oude graaf Swaenecroon zich wendde tot
hare ouders om de hand van hun dochter
voor zijn jongsten zoon, haar moeder oude
veeten, die, trouwens nooit genoemd werden j
op Sprankelen, zoude laten rusten en Leonle I
veroorloven gelukkig te zijn. Heel spoedig
kwam zij nu terug in den HaagUi
Vlug, zonder nadenken vloeide haar de
brief uit de pen. Nu las zij dien over. Ver
bazing teekende zich af op haar gelaat.
Had zij zóó kunnen schrijven in het ge
lukkigst oogenblik van haar meisjesbestaan I
Wel een eenige vertrouwelijke uitstor
ting des harten van een gelukkige
twintigjarige aan haar ouders was deze
zonderlinge cynische brief! Maar: waar
verwonderde zij zich over, was haar geheele
leven dan niet iets aparts geweest. Zij haalde
de schouders op, zij glimlachte minachtend.
Moest zij zich ten slotte toch niet reeds
gelukkig heeten Wat wilde de dochter van
Noldus Vetkaars* toch meer! Had Spran
kelen haar dan niet reeds promotie ge
bracht? In den Haag had zij zich slavin,
koopwaar, gevoeld, nu deed zij tenminste
een eerlijke ruilhandel! Voor haar schoon
heid en fortuin kreeg zij schoonheid
en een mooien naam terug. Iedereen
zou «I.eonie Vetkaars* een gelukkig meisje
noemen. Reeds zag zij den fieren glimlach,
waarmede haar moeder de verloving van
hare dochter mededeelde aan haar vriendin,
mevrouw van Heijmelen en het zuurzoete
lachje, waarmede deze zou spreken van het
•onverwachte buitengewoon groot geluk,
ma chérie, werkelijk ongedacht
O kon zij het helpen dat zij slechts
haar rol speelde in een leelijke baatzuchtige
wereld! Zij trad aan het venster en staarde
op het water van den vijver, waarop de
zon blikkerde, op den boomgaard, waar de
appelboomen in den zonneschijn als zilver
witte wolken tegen het azuurblauw der
lucht plekten. Onder de boomen, op een
manden tuinstoel, zat haar oude neef, zijn
handen gevouwen over de plaid die gespreid
lag ever zijn knie6n, over hem Otto, ge
bogen over een boek, hij las hardop en nu
en dan, door haar geopend raam, drong tot
haar door de eentonige klank van zijn le
zende stem Een vredig kalm tooneeltje
en zij wisten niet die beiden, hoe daar dreig
de boven Sprankelen een onweer.dat zij, de
mooie, nieuwe bliksemafleider* aileen ver
mocht af te wenden. (Wordt vervolgd.)