E.L.T.A.-Rij wielen
Bank-Associatie
GELDERS0HE CREDIETVEREENIGING
HET BESTE ADRES VOOR ALI.E
Huishoudelijke Artikelen
is 'L. v. d. BIJL,
Koperslngerij met Reparatie-inrichting.
KAMPSTRAAT 17.
Speciaal adres voor
Dames- en Heerenkleeding
NAAR MAAT
Steeds voorhanden de
NIEUWSTE ENGELSCHE STOFFEN
UITERSTE PRIJSNOTEERING
G. W. MAAS, Coupeur
W. v. Mechelenstraat 22
De nieuwe lijd brenjft nieuwe zeden
i Het oude licclt (huns afgedaan
i; De oude doos hoort tol 't verleden
f Koopt Cedal mei den Pelikaan.
Prijs 30 cent per groote doos.
L. G. PONNE, Amersfoort
Licht en Kracht
Installaties
Levert tot billijkste
noteering
Electroniotoren
alleen uit eerste klasse
materialen gemonteerd
DRIJFRIEMEN
LICHT
Distributie vrije-Brandstoffen.
Ie soort Baggerturf (zeer zwaar)
le en 2e soort korte, harde Turf
Houtskool Brikotten Houtskool, Vuurmakers
FIRMA L. VAN ACHTERBERGH,
ARNHEMSCHE STRAAT la TEL. 155 MAGAZIJNEN: KOESTEEG 3-5
Sport-artikelen
en
Sportklceding
Al. leder overtuigd w.e >k wij. WELKE GOEDE EIGENSCHAPEN ONZE
BEZITTEN dan kon er niet genoeg geleverd worden, daar dit HET
UIT HET BESTE is; sierlijk, snel, sterk, duurzaam en ook nog billijk p J
INDÏAfCagënt \|V- VAN BEEK HIMA-agent
BONDS-MOTOR- EN RIJWIELHERSTELLER
Groote Reparatie-inrichting Toor elk fabrikaat Rijwiel or Motor.
Kerks traat 4-6 Telefoon 457 Amersfoort
Wertheim Gompertz 1834 en Credietvereeniging 1853
Kantoor Amersfoort
Zuidsingel 43
Kapitaal en Reserves f 19.100.000
Alle bank- en elfectenzaken
LANGESTRAAT 12
TELEFOON 212
ATELIER VOOR ONDERGOED NAAR MAAT
COMPLETE UITZETTEN EN LUIERMANDEN
ARNHEM - Opgericht 1866
Deposito rente:
een maand opzegging
drie maanden opzegging
oen jaar opzegging
3 pCt.
3'/r
4
FEUILLETON.
HERWONNEN.
't Was de jaardag van de oude mevrouw.
Berlha had met zorg toilet gemaakt en stond
gereed, zich naar de huiskamer te begeven,
om moeder te feliciteeren. 't Dreunde van
den toren elf slagen. Nu zou de oude vrouw,
die naar gewoonte op haar kamer het ont
bijt gebruikt had, al wel beneden zijn. Ze
zou haar zeker wel in tevreden stemming
vinden. Gister had re aan tafel weer met
moeder over heengaan gesproken. Nu had
ze niet alleen bij de oude vrouw, maar ook
bij Frank verzet gevonden. Er was iets
smeeketids In zijn toon, als hij tot blijven
drongGa nog niet Bertha, had hij gezegd.
Waarom zou je 't doen? Niemand wacht je
en niets is er, dat je drijft om van ons heen
te gaan. Je weet niet, hoe blij we zullen
wezen, als we je nog een tijdje bij ons
mogen houden. En ze had besloten te blij
ven. Als moeder en Frank roo aandrongen,
kon zc moeilijk anders doen. Wat ze een
meelij had met beidenNeen, ze wilde ook
niet heengaanwie weet, wat ze hier nog
goed kon doen. Voor Willem was ze niet
geweest, wat ze had kunnen zijn, in haar
huwelijksleven was ze te kort geschoten;
als ze nu nog nuttig wezen kon voor moeder
en Frank, was dit een plicht, die ze niet
verzuimen mocht. Wie waren er anders nog,
in wie ze meer belang stelde?
En zoo ze zich in eenzaamheid terugtrok
of reizen ging, zou ze dan meer voldaan
wezen? En starend naar buiten, zag ze de
iepen hun natte koppen triestig zwaaien met
wild gesliar van lakken, dat de droppels
stoven rondom en langs het venster schoot
bijwijlen een zwerm schuine stralen met
zacht gekletter op de ruiten. En gestadig
zag de lucht wanhopig grijs van 't dichte
vochtig waas, dat als een dompige nevel
om 't verwaaid geboomte hing.
Toen ze beneden kwam, vond ze de oude
vrouw gezeten in haar armstoel voor den
brandenden haard, het hoofd gebogen, sta
rend in de blauwe vlammetjes, opkronkelend
uit den vuurgloed, en Bertha onstelde van
moeders bleeke wangen, den doffen wazigen
blik harer oogen.
Ze haastte zich naar haar toe, raakte
lichtelijk heur schouder.
»Wat nu? Scheelt u iets moeder? U ziet
zoo bleek.*
De oude vrouw schrikte op.
>0 ben jij het Bertha? Bleek, zeg je?
Zie ik bleek?*
Bertha knikte.
>Is u ziek?*
«Ziek? Weineen kind.*
»U ziet zoo triestig. En ik dacht nog wel,
u opgewekt te vinden, 'tls toch uw ver
jaardag*.
Bertha zoende baar hartelijk op het
voorhoofd.
«Dank je Bertha, voor je felicitatie en
ook voor je heerlijke verrassing, dat beel
dige mandje met vruchten. Frank stuurde
bloemen, kijk, die mooie kristallen vaas
met rozen.*
En Bertha, ze van dichterbij beziend
«O maar dat is prachtig!
«O ja, je zou zoo denken, dat hij wel
heel veel van zijn moeder houden moet.*
«Daar raag u niet aan twijfelen. Dan zou
immers Frank met evenveel recht kunnen
gelooven, dat u niet om hèm geeft En dat
weet u toch wel beter.*
«Gelooft hij dat Bertha? Heeft hij dat
gezegd
«Weineen! Natuurlijk houdt hij van zijn
moedor, zoo goed als u van hem houdt.*
«Natuurlijk? Is dat wel zoo natuurlijk?
Toe, kom eens bij me zitten kind, hier naast
me, dicht bij 't vuur. Ik heb het vandaag
zoo koud. Ik heb het vaak zoo koud. 't Komt
zeker van de jaren. Doe nog wat turf bij
het vuur. Wil je? Zool 'k Zie graag in gloed
en vlammen.*
En dan fluisterend het hoofd wat terug
gebogen
«Neen, Bertha, je hebt gelijk, kind. Ik
zei je toen, dat ik lang geleên voor Frank
niets voelde, maar nu weet ik hot, het was
niet zoo, ik maakte het me zelf maar wijs;
Ik heb altijd veel van hem gehouden, maar
ik hield me van hem teiug, omdat ik hem
niet begreep. O, ik weet het zeker, als vader
nu nog leefde, zou Ik hem ook beter be
grijpen en meer van hem houden, 'k Heb de
laatste dagen zoo veel gedacht. Bertha. Wat
zijn we aanvankelijk toch kortzichtig en on
ervaren Maar als we ver gegaan zijn op
ons levenspad, dan wordt allengs ons oog
geoefend en zien we om, kijk, dan lijkt
alles achter ons zoo anders, dan we het
vroeger zagen, met ander licht en andere
kleur. En wat we vroeger vreemd, zoo on
natuurlijk, onsympatiek en onverklaarbaar
vonden, dat is ons nu zoo klaar. Als we
oud worden, zien we met rustiger oog en
dringen dieper door, ontdekken dan gemak
kelijker het mooie, dat in de zielen schuilt.
Ja, zoo zal het wel zijn. O, wat ik Frank
nu anders zie! Of ik van hem houd? O,
Bertha, elk woord, dat hij tot me spreekt,
doet me goed en soms verbeeld ik me een
zweem van hartelijkheid te vindea in zijn
doen, maar ik zal me wel vergissen. Neen!
'k mag mij zelf niet bedriegen en ik wil
mij niet voorspiegelen, wat niet bestaat, 'k
Wil berusten en niet klagen. Ik weet, dat
ik boeten moet. Maar o die leegte in mei*
De oogen der oude vrouw vulden zich
met tranen. Ze hield het hoofd gebogen, de
handen krampachtig gevouwen in heur schoot.
Diep mêelij beving Bertha en zachtjes drukte
ze moeders handen,
«Ik weet het Bertha, ik weet het, jij kunt
me troosten. O, daar ben ik zoo blij om,
want oud zijn en zich zoo eenzaam voelen,
dat is zoo zwaar. Te weten, dat niemand je
missen zal, als je sterven gaat, dat is zoo
hard. Ja, als je ten leste een last wordt voor
je zelf en voor je omgeving, dan is het wat
anders, dan is de dood een uitkomst, maar
zoo is 't met mij nog niet. Al zijn mijn
haren grijs, ik ben nog gezond van geest
en lichaam, ik kan nog wel wat blijven.*
«O moeder, ik wou, dat ik u helpen kon*.
«O maar je helpt mij al zooveel, jij houdt
veel van me en jij zult me troosten, als ik
me zoo eenzaam voel*.
Bertha knikte, de oogen vochtig.
«Nu, dan is het immers goed! Kom, zet
Franks bloemen naast me, hij moet ze straks
dicht bij me zien. En speel eens wat voor
me, als je wilt. Na Willems dood hoorde ik
je niet meer. En je weet, hoeveel Ik van
muziek houd. Toe! Als je kunt. Mijn ge
zicht mag niet triestig wezen, als hij straks
thuis komt*.
En Bertha haastte zich om moeders lieve
lingsmuziek te zoeken, opende de pianino,
bewoog de handen over de toetsen en de
oude vrouw luisterde met gesloten oogen
en gevouwen handen. En daarna ging ze
voort, fantaseerend met breed-voile accoor-
den of zacht gevoelige melodieën, tot ten
leste heur wangen gloeiden.
Dan week geruischtoos het gordijn van
de suite en in de opening stond Frank, een
trek van verrassing op 't gelaat. Hij zag
zijn moeder, de oogen gesloten, en stond
roerloos, maar de oude vrouw, of ze hem
dichtbij voelde, opende de oogen.
«Frank!*
En Bertha, opgeschrikt van den uitroep,
staakte plots heur spel.
«Ga voort Bertha! Jammer, dat ik stoor.
Zulk spelen moet voor je zelf een genot zijn,
hoeveel te meer dan voor anderen*.
>'k Speelde voor moeder, Frank.*
Hij wierp een blik op de oude vrouw,
die er zoo stillekens zat met trieste trekken
en vochte oogen, zag dan vragend naar
Bertha.
«Wat is er met moeder?*
»'k Vond haar in zoo gedrukte stemming,
ik heb getracht, haar met mijn spel wat op
te vroolijken.*
En de oude vrouw,zwakjes glimlachend:
»'tls niets, Frank.*
(Wordt vervolgd).