Bank-Associatie ONDERLINGE TENTOONSTELLING Fa. L. van Achterbergh's Braiidstoffenliandel In Augustus wordt verwacht een beperkt kwantum Prima distributievrije Pier briketten L. G. PONNE, Amersfoort Nederl. Mij. voor Tuinbouw en Plantkunde van Planten, Bloemen, Fruit en Groenten op 27, 28 en 29 Juli a.s. te NUNSPEET. 16.75 16.75 16.75 J. GROOTENDORST, Hof 20 16.75 Het testament. Telefoon No. 155 BestelkantoorArnhemschestraat la Stookwaarde minstens 6000 caloriën Gruisrrij Vroegtijdige bestelling gewenscht! Wertheim Gompertz 1834 en Credietvereeniging 1853 Kantoor Amersfoort Zuidsinge! 48 Kapitaal en Reserves f 19.400.000 Alle bank- en effectenzaken Licht en Kracht Installaties alleen uit eerste klasse materialen gemonteerd Afdeeling Nijkerk, Tutten en Omstreken. Wy hebben voorradig een keurige oolleotie ENGSLSCSE RIJWIELEN Humber Raleigh Royal Enfield New Hudson Swift Slechts een kleine partij PRIMA BOX RUNB- LEEREN Derby Kijgbottines met lecrcn tnsschenzool en lakneus (1ste klasso fabrikaat) voorhanden bij FEUILLETON. 'k Heb niet gewete, waar ik ging, !k heb niks verstaan van wat de andere zeie, 'k heb ze hoore lacbe en joele en zwetse, maar 'k heb er niks van begrepe; in 't donker zag ik Tine, Tine, die nou thuis in zware koortse leit. Allemaal, dio ginter zitte, kenne Tine. Onze moeder hebbe we verlore, lang geleje, Tine is goed voor me geweest, as een moe der weze ken. Toen het de drankduvel me te pakke gekrege. 'k Zei ook zeggen, hoe dat kwam. 'k Heb er van eentje gehoue, 't komt er niet op an van wie. Ze ging dood an de tering, 'k Heb ze niet kenne vergete. Kn elke keer dacht ik an 'r, dan wier ik ellendig, 'k Wou het van me afzette, maar 't lukte niet. Drinke, dat hielp, wegzuipe, dat was 't eenigste, wat helpe kon en dronke kwam de duvel in me. Dan was ik niet te regeere, maar zij kon me bedare, geen een anders. Zij kon me leide as een kind met zachte woorde. Ze het me gestreke over mijn wange en mijn hare, as ik lag te zwetse, ze lei der hande op m'n lippe, as 'k lag te raze en te vloeke op mijn oue. 'k Had geleje dagen achter mekatider en met Pinksterdag heb ik de jenever inge- zwolge om te vergete. Stom dronke ben ik met mijn kamerade neergevalie, maar mijn hersens ware klaar wakker. Ik ken niet allemaal zegge, boe het met me was, 'k zag dampe en bloed en vuur, 'k was gek. Toen Is ie gekomme, midde in de nacht; 'k hoorde 't klappe van 't hek, 'k ben opgesprong#, 'k stond te knikke in mijn kniae en te bevc, 'k zag hem komme, met een brandende Sigaar, 'k kon zijn gezicht kenne. 'k Heb niet meer gewete, wat ik dee, as een razende heb ik met men mes naar hem gestoke. Nou kenne ze me opslulte voor jare. Dat I mot je doen, dan zei de drankduvel me in lang niet kennen dere, dan zei ie vast uit me vare.« Dan barstte ie uit in onbedaarlijk huilen. Geroerd zat gansch de zaal ln doodsche stilte, ademloos, in afwachting. Geen zag naar Velders, die er zat met vertrokken gezicht. Maar plots sprong ie recht, grauw, bleek zijn wangen, schor krijtend. «Leuges! Leuges! Vermoord hebbe ze mijn jongeI Uit nijd! Gerechtigheid. Godlc ln stomme verbazing hoorden allen Sijmens kreten, vergaten de rechters den eersten oogenblik 't onbehoorlijke van zijn bruske spreken. «Gerechtigheid! Leuges! Om zich schoon te wassche!» Maar dan werd ie van achter in den schouder gegrepen, zonk ie neer, de armen machteloos gestrekt langs 't trillend lijf. Dan na korte verpoozing met verward gegons van opgewonden stemmen, verhief zich de Ambtenaar van 't Openbaar Mini sterie. Kort en kernachtig reveleerend de feiten, de houding van Rerame en Sijmen scherp critiseerend, legde hij in 't bijzonder klem op de omstandigheden, waaronder 't tragisch voorval plaats greep, hoorden ze allen, nog diep onder den indruk van Leen- derts woorden der. eisch: «Drie jaar cellulair.* Ontspanning bij publiek en getuigen, lachjes hier en ginder om 't min-zware van 't gevelde vonnis. Maar Sijmen schokte voort door de menigte. «Ohl Oh! Dat is nou gerechtigheidI Drie jare voor een moord. Ohl Ohl Mijn jonge! Mijn jonge W Ruggekromd, 't hoofd gebogen, stormde Ie de zaal uit, schor-hijgend, of ie stikken zou. Er was geweest de zomer met stovende zonnehitte en drukkende zwoelte. In leege zwijgende lucht, in brandend en flitsend zonnelicht was wijd in 't rond het zwoegen en sloven van halfnaakte mannen en vrouwen op de gladgeschoren hooilanden, dagen achtereen stond Velders in 't heftig priemen van gloeiende stralen met bioote borst, goor-bezweet en bruin gebrand de wangen, hijgend in opwarreiend hooistof en stekenden gloed. Maar de vurige jacht van den arbeid ver zachtte niet het groote leed om den dood van zijn jongen, nam niet weg de bittere stemming jegens allen, die in 't gebeurde ware betrokken geweestal de dagen gingen zijn gedachten over 't leege, dat nu in zijn leven was, groeide gaandeweg de haat tegen hen, die zijn glorie zoo straf hadden gebroken. Als ie in matten schijn van den avond den blik gericht hield op Bouke's en Van Merke's hoeven, was er ln hem een stadige wisseling van leed en wrok, stond ie vaak, 't hoofd gebogen, huilend, of bel zijn vuisten gebald met driftige oogen. En als ie keerde in stillen hoek ouder den schouw, waar ie zat met stroeve rimpeltrekken, pijnigde en stak hem Tulke's eentonig psalmgezang, 't preve len van der gebeden, 't benauwend zuchten, 't Omzweefde hem, als ie ontwaakte, 't was cr nog, ais ie te bed ging, 't was er al de uren van den dag't vervolgde hem, waar le stond of ging, 't joeg hem op, als ie moe zijn leden strekte, 't hield hem wakker, als ie de dekens over de ooren trok. 't Hield niet op, of le gromde en snauwde of dreigde met booze oogen. Schuw werd ie voor der wazige blik, staag benauwde hem het starre zwijgen, dat met geen goede of kwade woorden te breken viel. Dan stond ie vaak vóór haar, bevend, opgewonden, gereed om uit te varen, maar, als ie zag het zachte van der matte grijzige oogen, "t kinderlijke, waarmee ze hem aanzag, zonken weer zijn armen, stormde ie been, zich wrekend met nijdig snauwen op oude Mie, de arme kreu pele meid, die op de hoeve het huiswerk deed, daar Tulke naar geen ding meer om zag. Of in den drukken hooitijd, als ie in 't veld een paar helpers had, joeg en zwiepte ie ze met heftige uitvallen, dreef ze jachtend voort, zwoegde met ze in arbeidsdrift, dat ze bijkans in mekander zonken met stramme leên en pijnlijk lijf. Dan plots een gebeurtenis, die zijn wroe tende gedachten een wijle aftrok. Boukc was dood, bezweken aan hevige longontsteking. Wat een krijte gaf dat bij Marie en de jongens! Van verre stond ie glurend, om te zien, hoe ze gingen in der rouwkieeren achter de baar, bleek met somber huilen. Dat was gerechtigheid! Nou konde zij treure en jammere, nou mochte zij krimpe en zucbte. Uit hun huis, zoo goed als uit dat van Van Merke, was 't kwaad gekomme, dat hem zoo lije deed. En geen duit zoue ze van hem erve, al krompe ze van armoe! Er was geweest de somberte van den herfst, als triest de zilverige wilgetwijgen omhoogpiekten, 't droef geboomte om de hoeven verflenste en stadig ijler stond met vaalbruine en gele tinten. Ritselbevend op de droge broze stengels, wiegden de wollige pluimen van het riet, mystisch suizend boven 't gave water der stil donkere siooten, waar al blad en bloem verteerde en rottend zonk in 't drabbig bodemslijk, wijd en leeg alom de dam pige lucht met matten schijn van kwijnende zon, kaal en dof de stille als uitgestorven weien, 't kleurig bloeisel al verschrompeld en vergaan. Dan slonken Tulkes krachten zienderoog, nu trager werd het schijnsel van de dalende zon, de grauwe vochte lucht haar geest en zinnen neersloeg, haar voelen versomberde tot zware melancholie, die den ondergang van 't teere lijf verhaastte. De wangen krom pen, 't bleeke blank werd tot een wassig geel, dieper zonken de oogen ln de kassen en wroette in haar om een knagen en kwij nen, dat haar krachten sloopte, tot 't veege lichaam niet meer vermocht het gaan en staan. Maar een blije glans lag op het uitgeteerd gelaat, een vreugd klonk in haar zachten zang, die Sijmen vaak deed beven in don kerte van de deel, hem gaandeweg zijn heil deed zoeken in den drank, Wordt vervolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1920 | | pagina 4