Donderdag 18
November 1920
No. 9410
70e Jaargang
Kennisgeving.
Uitgave van de Drukkerij „DE AMERSFOORTSCHE COURANT" voorheen Firma A. H. van Cieeff.
Verschijnt DINSDAG-, DONDERDAG- en ZATERDAG. ABONNEMENT per 3 maanden fi.—franco per post f 1.15. Afzonderlijke nummers 5 cent.
ADVERTENTIËN 1—6 regels 95 cent; elke regel meer 15 cent. Bij regel-abonnement reductie, waarvan tarief op aanvraag kosteloos. Legale-, officieele- en
onteigenlngs-advertentlën per regel 20 cent. -:- RECLAMES 1—5 regels fi.ssfc elke regel meer 30 cent. Incasseerkosten worden In rekening gebracht.
Inzending van advertentiCn op den dagïvan verschijnen uiterlijk 10 uur, voor het Zaterdagnummer uiterlijk Vrijdagavond.
REDACTEUR: K. LUBERTI, AMERSFOORT BUREAUX KORTEGRACHT 18 EN VALKESTRAAT 19, TELEFOON 19
DE GEDEPUTEERDE STATEN
DER PROVINCIE UTRECHT
brengen ter kennis van belanghebbenden,
dat de rekening der provinciale inkomsten
en uitgaven voor het dienstjaar 1918, be
krachtigd bij Koninklijk besluit van 28 Aug.
1920, No. 34 en de begrooting der provin
ciale inkomsteu en uitgaven voor het dienst
jaar 1921, goedgekeurd bij Koninklijk besluit
van 21 October 1920, No. 29 ingevolge
artikel 100 der Provinciale wet algemeen
verkrijgbaar zijn gesteld ter Provinciale
Griffie van Utrecht, de rekening tegen be
taling van fo.75 en de begrooting tegen
betaling van fo.50 per exemplaar.
Utrecht, 15 November 1920.
De Gedeputeerde Staten van Utrecht,
A. VAN DOORNINCK, Griffier.
Volksuniversiteit.
J. TAL
Opperrabijn, Utrecht,
over:
jodendom en jodenheid.
je Lezing
Het onderwerp van dezen avond maakt de ver
leiding groot om te polemiseeren. Maar al zal spr.
trachten de verleiding te weerstaan, eenige polemiek
is toch wel gewenscht en noodig, omdat er zulke
zonderlinge begrippen omtrent het Jodendom heerschen
en nog altoos, niettegenstaande alle tegenspraak,
worden verspreid. Opzèttelijk worden verspreid, zoodat
met een onzer schrijvers te zeggen zou zijn
>Menschenhaters komen en wijzen op de rammelende
slavenketenen der menschheid en de wonden daarvan
op haar ledematen en vragen hoonend: «Gelooft ge
aan de menschheid ?c
Menschenverachters roepen smalend: «Ziel In
Lacedaconië heetten zeHeloten, aan de IndusParia,
aan den Nijl: Hebreeuwen; de Morgeniander zegt
tot den Avondlander: Giaur! eft de Avondlander tot
den Jood: Jood! maar niemand zegt: mijn broeder 1
geloof, ge aan de menschheid?
Veel jaren zijn over de menschheid heengerold,
veel «JobeU-jaren, maar jaren van vrijheid zijn ze
niet geweest; en eenheid hebben ze niet gebracht.
De oude haat en de oude smaad en de oude slaven-
onderdrukking leeft nog, en de oude muren staan
nog overeind en worden telkens aangevuld, waar
binnen do menschen hun broeders opsluiten gelooft
ge aan de menschheid?
En dan staat te midden van dat alles de Jood, heft
de hand op naar zijn Vader in der hemel en zegt:
Ik gelóóf in de menschheid I ik heb de onwrikbare
overtuiging van een hooge, edele toekomst, ik gelóóf,
dat voor de menschheid eeu ideëele toestand, een
ideaalst .at komen zal.
Dat is het grondbegrip en ideaal van het Jodendom.
Nu loopen vanaf het uitgangspunt van de mensche-
lijke historie tot het eindpunt toe allerlei curven.
Volgens het oude Bijbelverhaal was de menschheid
eerst in eeu paradijstoestand; en nu kunnen wij wel
de schouders ophalen en dit een sprookje van een
Ideëelen toestand noemen, maar wij hebben dan toch
te beseffen, dat élke religie een dergelijk verhaal
kent en dat wij dit als we 't erg graag willen
misschien kunnen verklaren uit den drang, welke in
het hart des menschen hulst, maar we moeten erkennen
dat het béter te verklaren is uit wat de overleveringen
over een dergelijken toestand vertellen. Dit verhaal
toont ons den mensch in het volledig dienaar-zijn van
God. Alle uitwassen van cultuur, kunst, samenleving,
staat, nationaliteitsbeginsel, waren er niet. De mensch
stond op het hoogste punt dat te bereiken was, en
zijn ideëele toestand drukte het fundamenteel begrip
uit van de nauwe relatie tusschen God en den mensch.
Maar op het moment dat de menschheid op dit hoog
standpunt staat, schept hij zelf verwijdering tusschen
zich en God, en slaat een weg in die tot verwildering
leidt, een weg, die de menschheid dan al verder en
verder aflegt. Het Jodendom spreekt hierbij echter
een belangrijke stelling uil en wel deze: het wezen
der Godheid is: aanwezig te zijn onder de menschen
op aarde. Dit wil dus zeggen, dat God niet ver ver
wijderd is van den mensch, dat God niet ergens ver
weg en verheven troont, maar Zijn zetel heeft midden
onder de menschen. De mensch moet dus trachten
zijn gansche leven zoo hoog op te voeren, dat hij de
reinheid bereikt, dat er niets is dat de relatie met
God vertroebelt, zoodat God in zijn vollen glans in
den mensch kan wonen.
Het Jodendom beschouwt dien toestand als normaal
en wil hem weer en algemeen doen intreden. Zóó
zijn dus al de eeuwen tusschen 'begin en eindpunt te
beschouwen als niet normaal. ,Is het doel eenmaal
bereikt, dan zal de toestand ook'stoeds normaal blijven
in de geschiedenis zijn curven aan te wijzen in op
gaande lijn; het meuschdom zakt wel telkens iets
terug, maar komt toch hooger en hooger, en de
menschheid zal door al dat stijgen en dalen, door de
historie dus, opgevoed worden. Die eind-ideaal-toestand
van het mcnschdom moet dan ook geboren worden
uit eigen ervaring door wat doorgemaakt is en nog
doorgemaakt moet worden. Zien; wij naar het wereld-
tooneel, dan zien wij het eenp volk na het andere
van achter de coulissen te voorschijn treden, zijn »rol<
spelen, en aan het slot weer »af< gaan. Een rijk
stijgt hooger en hooger, het neemt een belangrijke
plaats in tot het hoogtepunt bereikt is en het
boven op den berg staat, maar dan gaat het over het
hoogtepunt heen en glijdt de helling af naar beneden.
Want al die volken, die opgekomen zijn, hetzij de
Hunnen of de Duitschers, Babyloniers of Engelschen,
zij hebben in de hoogte van hun plaats hun doel ge
zocht, zij hebben van goud en zilver goden gemaakt,
eige.i invloedssfeer aangebeden. Maar zij allen slinken
eindelijk tot een 2e, 3e, 4e. rangs macht en verdwenen
of zullen verdwijnen. Zij laten echter één residu voor
het komende geslacht: uit hun puinhoopen leest het
nageslacht met architcctenoog en gebruikt het goede
voor nieuwe gebouwen onder de menschheid. Lang
zaam wordt zoo al het goede en bruikbare verzameld,
en wanneer dan het meuschdom eindelijk gezien heeft,
dat niet in macht, genot en invloed het doel van den
mensch zetelt, dat alles wat gebouwd wordt met zich
zelf als doel in elkaar valt en waardeloos is, dus dat
de mensch niet langer de eeuwigheidswaarden zoekt
buiten zich zelf doch in zich zelf, en niet torwille van
zichzelve doch terwille van het dienaarschap jegens
God, dan is de menschheid weer op de oude hoogte
gekomen en zal zij zich gaan afvragen hoe dat besef
nu in sterke en heilige levensdaden kan worden om
gezet. Daarvan hebben de Joodsche profeten gesproken
en dat is nu eigenlijk het Joodsche messianisme. Doel
van het Jodendom is de ideëele toestand voor Mie
menschen.
Nu zal men vragen waar blijft dan het nationaliteits
beginsel en dan zal men naar de Fransche revolutie
wijzen met haar cosmopolitisme. De gedachte daarvan
is volkomen en juist, maar doet niets af aan wat we zeiden.
Het Jodendom heeft als ideaal, dat elke natie het
maximum van plichten aanvaardt voor zich zélf, en
het maximum van rechten voor elke andere natie.
Natuurlijk is ook hierbij ie erkennen de wisselwerking
tusschen alle volken onderling.
Tot opvoeding van de menschheid naar dat punt
heen Is de historie het werktuig in handen van den
schepper. Maar er is nog een ander opvoedingsmiddel
in diens handen: het leven en het lot van het Joodsche
Volkalles wat het Joodscho volk in de historie heeft
doorgemaakt, hoe het leeft onder omstandigheden, die
geen ander volk ook maar een jaar zou hebben uit
gehouden, hoe het dat kón, doordat het gedragen werd
door hoogere beginselen, en hoe het daardoor heeft
doen zien, dat het er niet veel toe doet of een stoffelijke
basis aanwezig is, doch dat de geest de onverwoestbare
basis, die zich dienaar voelt vau den Vader van de
gansche menschheid. En het Joodsche volk hééft zoo
weten te leven; dit beginsel spreekt duidelijk uit zijn
leven, uit de geheelo Joodsche historie. Voor dit principe
van de absolute eenheid Gods hebben de Joden zich
laten verbranden, laten martelen, en zoo hun leering
uitgesproken in hoogste potentie. Maar zónder die,
straks besproken, gedachte, telkens weer uitgesproken,
van doel en ideaal van het Jodendom, zonder dit telkens
voor oogen te houden, ware het lot ook niet te dragen
geweest. Het was hei onwrikbare bewustzijn eens zal
de menschheid beter worden en zullen wij onze taak
bereikt hebben dit besef, dat reeds het uitgangspunt
was voor onze stamvaderen in het woord dooru zullen
alle volken gezegend worden. Wanneer due de Jodeu
zich beschouwen moeten beschouwen) als uilverkoren
volk, dan is dat alleen van uit dit gezichtspunt gezien
door u zal gezegend worden de gansche menschheid.
Wij zijn dus niet uitverkoren terwille van ons zélf,
doch terwille van anderen. Op de grootste dagen van
het jaar, die het Joodsche volk kent, op den Nieuw
jaarsdag en op den «Grooten Verzoendag!, op die
A. H. v. NIEUWKERK
Aldegondestr. 105, 105', 107 Tel. 513
IN AMEUBLEMENTEN EN
KANTOORMEUBELEN
dagen, waarin de geest van hem, die die dagen echt
viert, hoog stijgt boven het dagelijksch leven, zeggen
wij woorden die niet spreken van onze grootheid, die
niet eens spreken van eindelijk ontslagen te worden
van duldeloozen dwang en ellende, doch bidden
«Leg, eeuwige Vader, het ontzag voor u op al wat
«Ge gemaakt en de eerbied voor u op al wat ge
«geschapen hebt, en mogen al uw maakselen u eeren
«en al uw schepselen voor u buigen en één bond
«vormen om uw wil te volbrengen met hun gansch
«gemoed..c
«En mogen de braven en edelen en rechtschapenen
«het zien en zich verheugen en het onrecht zijn mond
«voor goed sluiten en alle slechth' id geheel als rook
«verdwijnen.
«En regeer Gif dan alleen over al wat Ga gemaakt
«hebt, van uit Tsion en Jeruzalem.(enz,)
Dit Is de kern van onze gevoelens op de grootste
dagen van het Joodsche jaar. Wanneer wij een duide-
lijken maatstaf willen hebben van wat het Ideaal des
Jodendoms is, dan vinden wij het hier. In elk gebeden
boek is het te lezen, in elke synagoge te hooren. En
wanneer wij dan deze liturgie samenvatten, dan luidt
het in de slot-zegenspreuk al weer: «onze God en
«God onzer Vaderen, regeer In Uw Majesteit over de
«gansche wereld en verhef u boven de gansche aarde
«in Uw luister en laat de glans lichten van Uwmaje-
«stieuze machts-hoogheld boven alle aardbewoners,
«opdat elk gewrocht wete, dat Gij het gewrocht en
«elk vormsel, dat Gij het gevormd hebt...» (enz.)
Dat is de essence van het geheele begrip van Joden
dom, dit drukt het hoogste Ideaal uit, waarvoor wij
arbeiden: dat de menschheid dit doel zal bereiken.
Laat mij nu even ln dit verband spreken over het
zeer belangrijke verschijnsel ln het Jodendomhot loof
huttenfeest. De kinderen van het Joodsche volk hebben
de plicht gedurende dit feest in loofhutten neer te
zitten en daarin te wonen, wat natuurlijk een sym
bolische beteekenis heeft. Het Hollandsche woord loof
hut Is eigenlijk niet precies juist. Bij de loofhut toch
gelden de volgende voorschriftenhaar muren kunnen
gebouwd zijn van onverschillig welk matsrlaal, maar
het dak, dat het wézen van de loofhut vormt, moet
van plantaardige stof zijn, volkomen los van den grond
en nog niet gemaakt tot een gebruiksvoorwerp voor
de menschen.
De gedachte van deze loofhut is: gij zult 7 dagen
hierin wonen aldus het woord van de Pentateuch
omdat Ik Israël op zijn woestijnzwerftocht in hutten
heb doen wonen. Zij drukt dus uit de onafgebroken
bescherming van God voor de menschen. De muren
van onverschillig welk materiaal zegtde menschen
buiten hun omheiningen vast of zwak, al naar ze kunnen
en willen, maar de goddelijke bescherming, de hand
Gods, boven alles, en voor alle menschen gelijk.
De twee zeer merkwaardige eischen, waaraan het
materiaal van het dak moet voldoen, n.l. dat het los
moet zijn van den grond en nog niet door menschelijke
kunstvaardigheid bestuurd, ook dezen hebben hun bl-
zondere beteekenis. Zij bestrijden de afgoden van onzen
tijd en wel in de eerste plaats de natuur, wier ver
goding tot geestelijke excessen leidt, met hun gevolgen
(Rousseau en Nietzsche), maar ook dien anderen afgod,
het menschelijk verstand. Want wel is veel bereikt vau
ontzaglijke waarde, maar niet vergeten moet worden
- leert het Jodendom dat daardoor nooit Alles te
bereiken is, dat wij in en door ons verstand niet veilig
zijn en dat onze bescherming een gansch andere is.
Dat zegt de loofhutgedachte, dat zooals Israël vroeger
beschermd werd, het ook thAns nog beschermd wordt.
En zoo zegt een van de profeten (Zecharja 14:16):
«Het dan overgebleven deel der menachen zal jaarlijks
optrekken naar Jeruzalem, om voor den eeuwigen
Koning zich neder te buigen, en om het Loofhutten
feest *a vieren.
Dit is dus het beeld van alle menschen die ln de
loofhut gaan met ons en daar neder zitten en zich
wenden tot God, den Heer van hemel en aarde, dat
zij niet verstand en natuur willen dienen maar dat zij
zich gansch en al voelen de dienaar van God, den
Meester,
Het dienen van verstand en natuur Is vooral zicht
baar in de nationale levens der volkeren. In de historie
zien wij telkens deze twee machten optredenhet brute
geweld en de slimheid, macht en diplomatie, waarbij
toch ten slotte het laatste tot het eerste leidde, zooals