GQUIRAINT
JUMBO EEN GEBREID SPEELGOEDBEEST
Ons Modepraatje DE DUIVELSPIEGEL
Hoe Bukkelbluts en
Zilverton vrienden werden
AMERSFOORTSOHE CO URANT - VRIJDAG 28 MAART 1941
Een gebreid speelgoedbeest is altijd
een welkom geschenk voor een peuter,
omdat hij zich hieraan niet kan bezee-
ren en het dier bovendien onbreekbaar
is.
Wilt U uw krachten eens probeeren
op dit koddige olifantje, dat uit restjes
grijze wol vervaardigd wordt. Alleen
voor o'e slagtanden heeft U een restje
witte wol noodig.
Wanneer wol U wat te harig mate
riaal voor babyspeelgoed lijkt, kunt U,
inplaats daarvan, ook breikatoen ge
bruiken.
Jumbo wordt gebreid met blauw
grijze wol en bestaat uit: 2 zijstukken,
1 onderstuk. 2 ooren, 4 zolen, 2 slag
tanden en den staart. Men breit steeds
recht met twee pennen.
Zijstuk: Opzetten 15 steken, 2 toeren
(is 2 pennen) breien.
3è toer: 1 steek meerderen in den
lsten steek, en aan het eind van de pen
20 steken erbij opzetten voor den ach
terpoot. 4e toer: breien. 5e toer: 1
steek meerderen in den lsten steek. 6e
toer: breien. 5e en 6e toer 5 keer her
halen, 3 toeren bi-eien.
20e toer: 19 st. afkanten, naald ver
der afbreien. 20 toeren breien.
41e toer: 1 steek meerderen in den
eersten steek en op heteind van de pen
19 steken bijmaken voor den voorpoot.
1 toer breien.
43e toer: 1 st. meerderen in den eer
sten steek. 1 toer breien.
43e en 44e toer een keer herhalen. 11
toeren recht breien.
58e toer: 25 st. afkanten, de naald'
verder afbreien.
59e toer: 2 laatste st. samenbreien.
60e toer: breien. 59e en 60e toer 1
keer herhalen, 2 toeren breien.
65e toer: bij het begin van de pen
2 st. samenbreien. in den laatsten steek
meerderen. 1 toer breien. De laatste 2
toeren 2 keer herhalen. 71e toer: bij
het begin van de pen 2 st. samenbreien
en aan het einde 18 st. bijmaken. 71e
toer: bij het begin van de pen 2 st.
samenbreien en aan het einde IS st.
bijmaken voor de slurf. 1 toer breien.
73e toer: aan het begin der pen 2 st.
samenbreien, 4 toeren breien. 7Se toer:
breien tot de laatste 6 st. en dan 3
maal 2 st. samenbreien en afkanten.
Dit stuk nog eens heelemaal breien
voor het tweede zijstuk.
Onderstuk: Men begint aan den
voorkant door 2 st. op te zetten, 2 toe
ren breien. 3e toer: in beide steken
1 st. meerderen, 1 toer breien, 23 st.
bijmaken voor den eenen voorpoot, 1
toer breien, aan het eind van deze pen
23 st. bijmaken voor den anderen voor
poot, 14 toeren breien. 21e toer: 19 st.
afkanten bij het begin. 22e toer: even
zoo. 20 toeren breien en 19 st. bijmaken
voor en achterpoot. 43e toer als 42e.
14 toeren breien voor de achterpooten.
58e toer: 20 st. afkanten bg het begin
van de pen. 59e toer evenzoo. 60e toer:
aan weerszijden van de naald 2 st. sa
menbreien. 3 toer breien. De laatste 2
toeren 1 keer herhalen en afkanten.
Ooren: Opzetten 8 st. 1 toer breien.
2e toer: aan weerszijden van de pen
1 st. meerderen, 3e toer 2 keer herha
len. 8 toeren breien, 16e toer: aan
weerszijden van de pen 2 st. samen
breien. 17e toef: breien. Deze beide toe
ren 3 keer herhalen. 24e toer: 1 st.
breien. 2 maal 2 st. samenbreien, 1 st.
breien en afkanten. Dit nog eens breien
voor het andere oor.
Zool: Opzetten 3 st. 1 toer breien.
2e toer: aan eiken kant van de pen 1
st. meerderen, 1 toer breien. Deze beide
toeren 1 keer herhalen, 2 toeren breien.
8e toer: aan eiken lont. van de pen
2 st. samenbreien. 1 toer breien. Deze
laatste 2 toeren 1 keer herhalen. Af
kanten. Dit geheel 3 keer herhalen.
In de zooltjes legt men ronde karton
netjes alvorens ze aan de pooten te
naaien.
Stuurt: Opzetten S st. 24 toeren
breien. 25e toer: aan eiken kant van
de naald' 2 st. samenbreien. 2 toeren
breien en deze 3 toeren 1 keer herha
len en aflcanten.
Slagtanden: Deze breit men met fij
nere naalden. Men zet 8 st. op en breit
pl.m. 40 toeren. Verder afwerken als
de staart.
De deelen worden overhands aan el
kaar genaaid. Men vult op met kapok
of watten, vooral de pooten flink ste
vig. Door een draadje door de slagtan
den te halen, trekt men ze eenigszins
rond. Voor de oneen gebruikt men 2
kleine zwarte kraaltjes.
KINDEREN VAN DEZEN TIJD
zijn Jozo en Nezo. Hygië
nisch verpakt zout, door
geen menschenhand aange
raakt.
Nu bet laatste nieuws omtrent de
voorjaarsmode reeds is binnengekomen,
en wij geen verdere ingrijpende wijzi
gingen in het modebeeld meer behoeven
te vreezen, .moeten we toegeven dat het
werkelijk meegevallen is.
De mode-ontwerpers bleken een open
oog te hebben voor de moeilijkheden
van den tijd en bespaarden ons door
gaans niet te verwezenlijken scheppin
gen, die meer kostbaar materiaal ver-
eischen dan de textiel toewijzing veroor
looft.
Integendeel, men liet de groote lijnen
waar mogelijk ongewijzigd. Is het niet
reeds de derde zomer, dat wij in het
zwierige rijkgeplooide korte rokje rond
stappen?
Er zijn nog andere symptomen die
er op wijzen dat Madame Mode ons
ditmaal genadig wilde zijn.
Daar is bijvoorbeeld de tendens, de
japonnen in twee contrasteerende dee
len uit te voeren, zoowel wat de kleui-
als de stof betreft, waardoor uit onze
couponnetjes nog een up-to-date toi
letje ontstaan kan.
En dan verheugen wij ons op de mo
derne garneering, die niet alleen aar
dig bij een nieuw toiletje past, doch liet
tevens mogelijk maakt om een gedra
gen jurkje weer als 'een phoenix uit
haar assche te doen verrijzen.
Zoom moderne stola, sjerp of mouw
loos vestje camoufleert alle bedreigde
punten als bijv. dungesleten of kale
plekken, glimrandjes en dergelijke ver
schijnselen van ouderdom, die het
meest modieuze japonnetje zoo on
barmhartig kunnen déclasseeren.
Korte mouwlooze manteltjes, die een
aangename afwisseling vormen op het
schier onsterfelijk bolero'tje zyn niet
alleen het snufje van de nieuwe voor
jaarsmode, maar schijnen slechts ont
worpen voor dergelijke camouflage
maatregelen.
Ook dit keer schijnt er weer een wa
re rage van met de hand geschilderde
doekjes, taschjes op komst tc zijn. Doch
dergelijke kakelbonte modeverschijn
selen vallen veelal slechts bij de bak-
visch in de smaak, en zij zullen ook dit
keer wel tot de meisjesmode beperkt
blijven. l
Een Finsch sprookje verbaalt van een
tooverspiegel, die door den duivel ge
maakt werd en waarin men alleen bet
leelijke van alles, wat er zich in spie
gelde, te zien kreeg.
Die spiegel bracht leed en verbitte
ring aan een ieder die het waagde er in
te kijken, En Satan lachte
Het is maar een sprookje, een ver
dichtsel uit voorbije tijden. Wij geloo-
ven aan geen sprookjes meer. Daarvoor
is de realiteit, waarin wij leven te fel,
te nabij.
En toch! Is het niet alsof dal oude
verhaal ontstond in een tijd gelijk aan
de onze, afgestemd op de sfeer van ons
eigen leven, waarin zooveel leed, zoo
veel vertwijfeling en onzekerheid wor
stelen om klaarheid, om begrip....
Hoevelen hebben voor zichzelf zoo'n
duivelsspiegel gemaakt, waardoor eigen
leed en zorgen steeds voor hun oogen
staan, en waarin voor niets anders
plaats is als voor het grauwe, het druk
kende.
Wanneer wij lang genoeg in dien
spiegel staren, dan wenden wij de
oogen voortaan alleen nog tot het eigen
leed, en wij koesteren het als het eenige
dat de verloren levenswaarden ver
vangt.
Veel menschen hebben in hun leven
den een of anderen dag in hun hart
iets scherps gevoeld, een groot verdriet
dat een wond maakte..
De wond groeide dicht, maar de ver
bittering is blijven zitten en heeft al
het goede en warme dat leefde in hun
hart verstard.
Een desillusie of een groot verdriet
dat men ^ioet, maar niet wil aanvaar
den, kan zoo licht uitgroeien tol ver
bittering, tot cynisme, en verbitterde
menschen zijn voor anderen, maar meer
nog voor zichzelf, beklagenswaardig.
Vooral een vrouw moet er zich voor
hoeden ooit verbitterd tc worden, want
verbittering gaat niet samen met zacht
heid en een harde vrouw is een mis
vorming van de natuur.
Wie verbitterd is, doodt in zichzelf
het geloof aan al wat mooi en goed is.
En waarom? Omdat men zelf daarvan
moet missen en heeft moeten afgeven.
Een verbitterd mensch ziet van alles
den verkeerden en den slechten kant.
Door verbittering maakt men zichzelf
ontoegankelijk voor troost en heling
verbittering brengt geen berusting en
loutering, doch maakt hard.
Iets over tafeldekken
Van een welverzorgde tafel gaat een
zeldzame bekoring uit. Het feestelijk
aanzien stemt ons bij voorbaat optimis
tisch in onze verwachtingen omtrent
hetgeen ons aanstonds voorgezet zal
worden.
Nu de ingrediënten waaruit wij onze
maaltijden samenstellen beperkter ge
worden zijn en zij daardoor veel sober
der werden, willen wij de aantrekke
lijkheid van het tafelen op andere wijze
stimuleeren.
Spreekt een oud gezegde niet over het
oog „dat ook wat hebben wil". Welnu,
wij zullen het oog het zijne gunnen.
Kleine fleurige kleedjes onder scha
len en kommen geven bijvoorbeeld een
aardig effect, en. zijn gemakkelijker te
wasschen, wanneer er op gemorst is,
dan het tafellaken: een factor, waarmee
we in een tijd als de onze zeker reke
ning zullen houden.
MATROZENJURK
De matrozenjurk zal dit voorjaar als
sportjaponnetje voor onze bakvisschen
weer opgeld doen.
Dit uiterst eenvoudige, gemakkelijk
waschbare jurkje met zijn zwierige
kraag is als geknipt voor hot sportieve
jonge meisje; de afbeelding levert hier
van het bewijs.
Voeren van mantels
Wanneer U het tafellaken graag wat
langer dienst wilt laten doen, probeert
U dan eens een gekleurd laken. De
mooie lichte pasteltinten harmonieeren
beter met het moderne aardewerk, dan
het officieele witte damast en bezitten
bovendien het voordeel een enkel spat
je niet al te zeer te doen uitkomen.
Nu hier en daar nog een waterglas
met kleine bloemen, en de tafel heeft
een geheel ander aanzien gekregen.
Het voeren van een mantel is een
werkje, dat meer overleg vereischt dan
men aanvankelijk zou denken.
Het verdient aanbeveling de voering-
deelen tegelijk met de manteldeelen te
knippen en af te raderen.
Do voeringrug wordt in het midden
iets wijder dim de stofrug geknipt. Die
overige ruimte wordt weggewerkt met
behulp van een plooitje, dat niet ge
stikt, doch alleen gevouwen en ingere
gen wordt, terwijl het in de halsron
ding wordt meegenaaid.
Een aldus ingezette voering voorkomt
bij veelvuldig aan- en uittrekken van
den mantel, het spoedig slijten bij den
kraag.
Het gemakkelijkste werkt U, indien
U de voering inzet, alvorens de schou
dernaden zijn gesloten. Dit maakt het
mogelijk, het kleedingstuk plat op de
tafel uit te spreiden. De naden van de
voering worden met een tuchtigen ach
tersteek hier en daar gehecht op de na
den van den mantel.
Voering mag nimmer tot aan de stof-
rand reiken, maar moet minstens 6 a 7
c.M. hierboven blijven. Wie de voering
langs de onderzijde niet goed kan krij
gen, late ze gewoon los, na ze te hebben
omgezoomd of ingeslagen en afgekruist
en met voeringnaad op den stofnaad te
hebben gehecht.
Onder de binnen-belegstukken wordt
aan den zoom de inslag van de stofvoe-
ring weggeknipt, teneinde geen leelijke
verdikking ter plaatse te krijgen.
Dit is een nadeel bij eventueel ver
lengen van den mantel, maar ieder
moet hier maar van twee kwaden het
minste kiezen.
Zij waren buren, Bukkelbluts en Zil
verion. Twee keer per week zagen zij
elkaar op de trottoirrand voor het huis.
Dat die twee onder één dak woonden,
was haast niet te gelooven. Er was een
hemelsbreed verschil tussen hen.
Zilverton was een sieraad voor de
straat. Iedereen, ook de vuilnisman,
had plezier in hem en behandelde hem
zorgvuldiger als zijn soortgenoten. Hij
was dan ook een juweel van een vuil
nisemmer; hij glansde en blonk alsof
hij van zuiver zilver gemaakt was en
er was geen smetje of slofje aan hem
te bekennen.
Wanneer hij zorgvuldig geledigd en
weer voorzichtig op zijn plaats op het
trottoir teruggezet was, kwam de jon
gen van de schoonmaakdienst om hem
zijn lekker fris bad te geven en hem
daarna weer droog en glanzend te wrij
ven.
Neen. Zilverton had niets te klagen,
die had een leventje als een-prins. De
oude juffrouw, waarbij hij woonde,
zorgde erg goed voor hem. en had er
plezier in ais hij onder het slooklafel-
tje in de keuken haar zo gezellig en
proper terugblonk.
Met Bukkelbluts was bel heel an
ders gesteld. Die werd niet zo zorgvul
dig behandeld, en van baden en poet
sen had hij nog nooit gehoord.
Hij was altijd tot zijn deksel gevuld
als hij aan de trottoirrand verscheen
en het gebeurde vaak dat zijn deksel
niet eens meer goed dicht kon en de
rommel hier en daar over zijn rand
puilde.
Het was ook niet de jongen van de
schoonmaakdienst die hem handig en
vlug naar beneden droeg, zoals bij Zil
verton. maar een van de kinderen van
de grote familie, waar hij bij woonde.
En omdat hij zo vol en zwaar was,
hotsten en botsten de jongens met hem
langs de treden van de trap. Hij liep
er menige bluts en deuk bij op en met
een onverschillige plof werd hij dan
naast de glanzende Zilverton gezet.
Dan voelde Dukkelbluts pas hoe slordig
en grauw hij er uitzag.
Hij keek er zijn blinkende buurman
eigenlijk een beetje scheef op aan. Zie
hem toch eens blinken! Geen grote
kunst om mooi tc blijven als je maar
zo weinig te dragen krijgt en zo goed
verzorgd wordt. Hij was vast nog niet
halfvol, de luiaard
Bukkelbluts klepperde bij die ge
dachte geërgerd met zijn deksel.
„Goeie morgen, Bukkelbluts" zei Zil
verton minzaam. Hij had gezellig in het
zonnetje staan soezen, maar schrok
wakker van dat geklepper naast hem.
„Ook goeie morgen" zei Bukkelbluts
weinig toeschietelijk,
„Met je verkeerde kant langs de trap
treden gegleden" informeerde Zilver
ton goed geluimd. Bukkelbluts zweeg.
„Zeg, is er wat met jou niet in orde?"
vroeg Zilverton dan, verwonderd over
dat bokkige zwijgen.
..Met mij is er helemaal niets, dank
je" barstte Bukkelbluts plotseling los.
„Alleen dat het toch maar vreselijk
raar verdeeld is. Ik doe dag aan dag
mijn best en wordt met allerlei dingen
volgepropt, zodat ik niet eens meer
goed dicht kan. En was is het loon voor
al mijn werken? Dat ik als een vieze
zwerver naast mijn blinkende luie
buurman te kijk sta".
„Bukkelbluts, wat
ben je onrechtvaar
dig" bromde Zilver
ton verontwaardigd.
„Waam noem je mij
lui? Omdat die oude
juffrouw niet zoveel
werk voor mij heeft
als jouw familie? Je
bent een jaloerse
dwaas. Ik doe alles
wat er van mij ver
langd wordt en ik
doe het minstens
evengoed als jij. Ik
vind het ook jam
mer voor je dat ze
je nooit poetsen,
maar aan de andere
kant heb jij toch
een veel afwisselen
der leventje als ik.
Wat wordt er in jou
al niet gestopt! Ik
weet precies wat er aan mij zal worden
toevertrouwd: lege conservenblikken,
keurige pakjes mei sinaasappelenschil-
len, graten of beentjes, dat is wel zo
ongeveer de oogst van een halve week
werken. Maar voor jou is dat altijd een
verrassing; jij beleeft nog eens wat".
„Dat is wel zo" gaf Bukkelbluts aar
zelend loc. „Ik hoor natuurlijk wel
meer dan jij. Gisteren nog toen Nclleke
de kop van haar ooDpenkind brak, wat
bad ik toen een medelijden met het ar
me kleine ding. Toen zij mij de scher
ven kwam brengen, biggelden er nog
tranen van haar wangetjes. Ik piepte
meewarig met mijn scharnieren, maar
zij had er geen erg in dat het mij ook
speet. Dat verwachten de mensen niet
van hun vuilnisbak. De moeder is nog
de enige in huis dit wat om mij geel't.
Die veegt me nog wel eens schoon.
Maar zij heeft het erg druk met al haar
woelige kinderen, erg veel kijkt ze nu
ook niet naar mij om. Het ergste van
al heb ik het bij de jongens te verdu-
beneden dragen en dan sleuren ze mij
zo bonkend langs de treden, dat horen
en zien mij vergaat. Kijk maar eens,
hoeveel builen ik daar al bij opgelopen
heb".
„Wel, dat zijn je eretekens en ze
slaan je heus niet slecht. „Een beetje
krijgshaftig zelfs zou ik haast zeggen".
Bukkelbluts keek al wat vrolijker.
„Ja natuurlijk, ik beleef wel meer
dan jijmaar toch.... ik zou toch
ook wel eens een beetje verwend wil
len worden" bekende hij.
„Dan heb ik een plan" zei Zilverton.
Hij schoof wat dichter naar Bukkel
bluts en zij klepperden geheimzinnig
met hun deksels. Na afloop van dat ge
sprek gebeurde er iets vreemds. Zilver
ton schoof wat achteruit en Bukkel
bluts nam stilletjes zijn plaats in.
Zilverton stond nu helemaal verscho
len achter Bukkelbluts. Toen wachtten
zij beiden gespannen of het plan zou
lukken. En ja hooi-, precies zo Zilver
ton bet zich gedacht had. gebeurde het
ook. De jongen van de schoonmaak
dienst pakte bij vergissing Bukkelbluts
inplaats van Zilverton en baadde en
poetste hem alsof hij zijn deftige buur
man onderhanden had.
Midden onder het werk mopperde hij
wel iets van „zo vuil heb ik je nog
nooit gezien", maar hij kwam toch niet
op de gedachte dat hij de verkeerde
bak aan het poetsen was.
En zo gebeurde het dat Bukkelbluts
even mooi glom als Zilverton. Je kon
alleen nog maar van elkaar onderschei
den door Bukkelbluts zijn eretekens, de
blutsen.
Ach, wat vond Bukkelbluts dat leuk.
„Je mag ook wel eens in mijn huis ko
men logeren dan doe ik jouw werk wel
in jouw huis" stelde Zilverton groot
moedig voor.
Maar neen. dat wilde Bukkelbluts
toch liever niet. Nu Zilverton zijn bui
len eretekens had genoemd, was hij er
een beetje trots op geworden en was
hij blij zoveel nuttig werk te kunnen
doen.
„Neen" zei liij vriendelijk „neen, Zil
verton, nu ben ik weer tevreden met
mijn eigen omgeving. Jij bent toch nog
mooier dan ik, en de oude juffrouw zou
het maar jammer vinden als ze een
vuilnisbak met zoveel deuken kreeg.
Neen, het lijkt me beter dat we ieder
op onze eigen post blijven.
Zo gebeurde het. En sindsdien waren
Zilverton en Bukkelbluts de beste
vrienden.
Toen Bukkelbluts thuis kwam, vond
iedereen hem er zo prachtig uitzien dat
ze hem graag zo mooi wilden houden,
en de jongens spraken af dat ze hem
om beurten zouden poetsen, omdat
moeder dat zo leuk vond. En zo werd
Bukkelbluts nog een pracht van een
vuilnisbak.
EEN BEVERDAM
Een bezienswaardigheid van een der
nationale parken in de Vereenigde Sta
ten is een groote beverdam. Vroeger,
toen dit terrein nog geen natuurreser
vaat was, waar men de dieren niet van
gen of hinderen mag, had de eigenaar
heel wat te stellen met de bevers.
Hij wilde namelijk de doorvaart on
der een bruggetje vrijhouden en de be
vers hadden het er op gezet, om daar
een dam te maken. Telkens ruimde hij
met zijn knechts het werk van de die
ren op, maar tevergeefs!
De bevers velden gezamelijk geheelc
bomen, soms van meer dan een halve
meter dikte, daar vielen ze dan met ver
eende krachten op aan, knaagden met
hun vlijmscherp gebit de takken door en
hadden ook de stam weldra in stukken
verdeeld.
Nu duwden de slimme dieren met bek
en voorpoten, al zwemmend, het hout
voor zich uit, dreven de zwaarste blok
ken rechtstandig en dicht aaneengeslo
ten in den bodem, bedekten het drugge-
tje met takken en metselden tenslotte
alle openingen met zorg dicht.
Al dat werk deden ze om het water
van de beek voldoende te laten stijgen,
opdat zij daar hun woningen twee a
drie meter hoge hutten met eigenaar
dige koepelvormige daken, zouden kun
nen bouwen.
Onnodig te zeggen dat dit bcverdorp
nu een der aantrekkelijkheden van het
nationale park is.
ZWART JAN IS ONTEVREDEN
Zwart Jan is ontevreden:
Hij kijkt zo stuurs en gram,
Alsof de kit met kolen
Een paar uur later kwam.
Maar 't is niet van de honger
Dat Zwarte Jan zo kijkt;
Het is omdat een zonnestraal
De schoorsteen heeft bereikt.
Nu loopt het gauw ten einde
Met Zwart Jan's heerschappij;
Niet langer is hij 't middelpunt,
Maar moet dan naast een rij
Van oude koffers, dozen
En kisten zonder slot,
Een hele zomer soezen
In 't volle rommelkot.
Dieren die rotsen
doorboren
Onder de dieren, die door bun onop
houdelijk vernielend werk de kustlijn
kunnen veranderen, door dat zij zooveel
gaten boren in de kalkrotsen, dat deze
tijdens een storm kunnen wegbrokkelen,
neemt de zeedadel, een mosselsoort een
eerste plaats in-
Reeds heel jong begint zij haar werk
en zij zet dat voort tot de gaten vinger-
lange uithollingen zijn, die de vorm van
een dadel hebben.
De uithollingen zijn altijd grooler dan
de mossel zelf, want deze moet haar
schalen kunnen openen en zo wat bewe
gingsvrijheid hebben in haar zelfgeko
zen stenen gevangenis. Is zij eenmaal
groter geworden, dan is de toegang tot
haar woning te nauw geworden om er
weer uit te gaan.
De bewoners van de kusten van de
Adriatische zee, waar de zecdadels veel
voorkomen, zijn verzot op deze mosse
len. Om hen te bemachtigen gebruiken
zij een hamer. Daarmee slaan ze op een
rotsblok en aan de klank horen ze of er
veel met mosselen gevulde holten in
zijn. Dan wordt het rotsblok stukgesla
gen en de dieren er uit gehaald.
Chinese gebruiken van
50 jaar geleden
Brillen mochten vroeger in China, in
het bijzijn van hoger geplaatsten, niet
gedragen worden. Zelfs de meest bij
ziende moest hem afnemen, wanneer hij
voor een mandarijn stond. En wanneer,
bijvoorbeeld, tijdens een terechtzitting,
een bijziende iets moest lezen, moest
eerst de toestemming van den rechter
gevraagd worden, voor hij zijn bril
mocht opzetten.
Brillen waren toen namelijk een te
ken van aanzien en waardigheid. Zoo
gauw iemand de post van mandarijn had
verworven, was zijn eerste werk een
bril te kopen, en te dragen, ook al had
hij nog zulke goede ogen.
Aan elke mandarijn kwam een heel
bijzondere en ingewikkelde begrooting
toe. Ontmoette een mandarijn van la
gere rang een hoogere, dan was hij ver
plicht van zijn paard te stijgen of zijn
draagkoets te verlaten om op straat de
voorgeschreven groet te brengen. Man
darijnen van gelijke rang trachtten el
kaar de loef af te steken door hét eerst
de groet te brengen.
Men kan zich gemakkelijk voorstellen
wat een oponthoud dat gegeven zou heb
ben in de drukke straten van Peking, al
die buigende en complimentjes maken
de mandarijnen.... als de vindigrijke
Chinezen er niet iets op gevonden had
den.
Wanneer een mandarijn in de verte
een collega zag aankomen, trachtte hij
een zijstraat in te slaan en als dat niet
ging, schoof hij de gordijntjes voor zijn
koets dicht: de andere deed hetzelfde en
zo zagen zij elkaar niet en waren dus
ook niet verplicht elkaar te begroeten.
Ook bij bezoeken namen de Chinezen
eigenaardige plechtigheden in acht.
Wie op bezoek ging, was vergezeld
door zijn visitekaartendrager, die voor
zijn koets uitliep, om de rode visite
kaarten, die bijna een meter lang wa
ren, af te geven. Onderwijl blijft zijn
meester in de koets wachten.
Komt de poortwachter met de bood
schap terug: „Uw heer behoeft, zich geen
moeite te geven" dan is er belet. In het
andere geval komt de gastheer zelf naar
buiten om den bezoeker binnen te lei
den.