244. Tweede Rlad.
1*" Jaargang.
Zaterdag 7 Maart 1903.
KOLONIËN.
FEUILLETON.
RSFOORTSCH DAGBLAD.
ABONNEMENTSPRIJS: -
Per 3 maanden voor Amersfoort 1.25.
Idem franco per post. 1.75.
Afzonderlijke nummers- Q.05.
Deze Courant verschijnt Dagelijks, met uitzondering van
Zon- en Feestdagen.
Advertentiën, mededeelingen enz., gelieve men vóór 10 uur
'«morgens bij de Uitgevers in te zenden.
Uitgevers: VALKHOFF Co.
Utrechtschestraat 1. Intercomm. Telephoonnummer 66.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
Van 15 regelsf 0.75.
Elke regel meer- 0.15.
Groote letters naar plaatsruimte.
Voor handel en bedrijf bestaan voordeelige bepalingen tot
het herhaald adverteeren in dit Blad bij abonnement. Eene
cironlaire, bevattende de voorwaarden, wordt op aanvraag
toegezonden.
In ©n om Eemvoorde.
m.
Jttien nest 'beau que le vrai.
Wijl hebben in de laatste weken heel wat
gezien, gehoord' en gelezen over de voorval
len eoi gebeurtenissen, in verband met de sto-
kinglsepddeimie, welke zicili ook tiet onze ge
meente heeft uitgebreid. Amersfoort, het
vroeger zoo kalme, vredige plaatsje, bekend
en beroemd om zijin „grove Dirk'' en „Jan-
ihagel", deed' mede aan do „strike" en doet
nog mee aan meetings', moties en al den
aankleve van dien. Het brein van een gewoon
mensohenkind is te klein om al het geschrijf
en gepraat over protestvergaderingen en over
de oprichting van afdeel ingen, vereenigingen,
bonden en federaties te bevatten Honder
dtal meeningen worden verkondigd en ieder
die iets beweertheeft natuurlijk gelijk.
Intussdhcn. i s en word't er 'n massa ges
leuteld, gelasterd, overdreven en opgeruid, en
ons land, steeds geroemd als dat van de vrije
beid, heeft op het punt gestaan een land van
wanorde, van bandeloosheid te -worden. Ho
pen we, dat heb zoo ver nimmer komen zal
en d'at onze goede naam, welke in het' bui
tenland een gevoeligen knak lieaft gekregen,
zich weldra weer iu oere moge herstellen-.
Wie aan hetl volk verkondigt, diat onze han
del (zoowel groot als klein) door de spoor
wegstaking op 31 Januari geen gevoelige
verhezen heeft geledens die is of niet op de
hoogte óf hij; spreekt met opzet onwaarheid.
Het is zeker noodig, dat. de Overheid, par
fcroons en werkgevers aan d'e ree h' t m a t i-
ge grieven van de werknemers te geracet ko
men, nuaar niet minder noodzakelijk is hetl
ook, dat zij ziok vierkant stellen tegenover
de zeer willekeurige eischen, welke
van sommige zijden worden gedaan.
Het duiveltje der ijdelheid heeft den
raensoh door alle eeuwen heen leelijke par
ten gespeeld. Ik geloof de plank niet mis te
slaan, wanneer ik beweer, dat dit zelfde
duiveltje in Nederland, en ook in Amers
foort, .tijdens de beweging der laatste wekeiu-
bij velen groot succes van zijn werk heeft ge
had. Zioh op vergaderingen, te ikooren. toe
juichen, door bet volk als een redder in den
nood' te worden beschouwd', sehijfnt voor
Bommaga mensalien bijjzonder aiangemaiami te
zijn. Eb of het volk door allerlei bombast,
groote woorden en verkeerde voorstellingen
bij den neus wordt genomen, dat komiti er
niet op' aan. Vergaderingen bezoeken, zioh
zelf hoor en spreken, schetteren over koelies
ön loonslaven,het schijnt voor enkelen
'h9t nee plus ultra te zij|n. Het. is tegenwoor
dig zoo'n beetje mode aan zijn ideeën een
lood tintje te geven, hetl begint langzamer
hand bepaald „gekleed" te staan.
Voor de belangen van minder bedeelden
op te komen, is op zich zelf loffelijk, maar
ook menschel ijk, dus is het. volstrekt met zoo
buitengewoon verdienstelijk. Intusschen gaat
bet mooie er vrij wel af, wanneer hierbij
streeleu van eigen ijdelheid en bevorderen
van eigenbelang hoofdzaak worden. En zeker
mag liét afkeurenswaardig worden genoemd,
zoodra miern onrechtmatigs eischen stelt en
aan den eenen mensdb de vrijheid wil bene
men, welke men voor den am der zoogenaamdi
verdedigt.
Merkwaardig is ibet gescherm mieit de woor
den vrijheid, solidariteit en onderkruiperij;
Wie zioh nieit om voorwaarde! ijk aan de lei
ders overgeeft, wordt voor onderkruiper ge
scholden. Wie wil doorwerken voor heb loon
Waarvoor hij zioh verbonden heeft, wordt j
een onderkruiper, zoodra enkele ontevreden
kameraden zeggen „Wij staken".
Het geval heeft zioh. voorgedaan, dat een
bealmbto, die, volgens zijn eigen verklaring,
gedurende meer dan 20 jaren bij zijn maat
schappij oen behoorlijk bestaan heeft gehad,
door zijln eigen zoon is bedreigd! en voor on
derkruiper gescholden, om geen andere re
den dia.ii dat hij Weigerde te staken en dhs
ziji», plicht te verzaken. E'n dit veel belo
vende zoontje, dat van vader eigenlijk een
pak voor zijjn broek verdiénde, wordt
door de solidariteitsmannen natuurlijk hoog
geroemd.
Is het niet treurig?
Er zijn zonder twijfel leiders, die het met
den arbeider goed voor hebben. Maar al is
men met nóg zulke goede bedoelingen be
zield, daarom is het bewijs nog niet gele
verd, dat men iemands belangen werkelijk
behartigt. Mot groote woorden en allerlei
trucs het applaus van een opgewonde ver
gadering wekken, „dat! is het eieren eten nog
niet". Het is wel gemakkelijk tot den werk
man te zoggen: „Staken jongen, stiaken". cn
niet moeilijk om eenvoudige lieden te bedui
den dat znj redht hebban op hooger loon;
maar helaas vergeten veel leiders, dat hun
optreden voor den werkman, en vooral voor-
diens gezin, zeer treurige gevolgen kan, heb
ben.
Niet zelden ziet men dat zij, die het nnnst
reden tot klagen hebben, juist het hardst
om verbetering roepen. Wanneer machinis
ten bij de spoorwegen van f 1000 tot f 1500
tractement per jaar maken, wat, volgens ver
klaring van een alleszins bevoegd persoon, in
1902 bij een onzer maatschappijen het geval
was, dan meen ik dat het ea- nog wel mee
door kan. Dit is toch nog altijd het dub
bele vam liet gemiddelde salaris onzer onder
wijzers, die ook een gebonden leven en een
ernstige en moeilijke taak te verrichten heb
ben.
En nu staak ik mot d e staking.
Met het nemen van aandeelen in de op te
richten Bad- en Zweminrichting schijnt men
ook gestaakt te hebben. Ik heb althans in
sommige bladen een mededeeling „namens
die commissie"' gelezen, dalt aan de f 18,000,
welke benoodigd zijn, nog ongeveer 3 ont
breekt. Heit is niet bemoedigend, maar
liet was te voorzien. Reeds vroeger heb ik er
op gewezen, dat dei keuze' van de pJaiats, in
de naibfijihiei'd1 van die ca v a.ler ie-st all enniet
gelukkig was. Het zou mij dan ook niet ver
wonderen te vernemen, dat de overtuiging
dat heb water, na, kort te voren langs do
stallen en langs een leerlooierij té zijn ge
stroomd, onmogelijk zuiver kan zij,n, velen
heeft weerhouden hun geld in de onderne
ming te steken.
Zouden er vele bezwaren aan verbonden
zijn om oen badhuis te stichten, bij|v. aan
den vost van den berg? Men zou dan uitslui
tend van leidingwater gebruik kunnen mar
ken, en mocht dit volgens de gewone voor
waarden te duur zijn. dan kon met de di
rectie toch misschien wol een schikking wor
den getroffen? Het zwemmen behoeft hier
bij geenszins te worden uitgesloten. In het
badhuis aan de Mauritskade te 'sGralven-
hage, waar men eveneens leidingwater be
zigt, is oen flink zwembassin, waarvan win
ter en zomier veel gebruik wordt gemaakt.
Het bestuur vam „Vreemdelingenverkeer"
zal mij zeker wel ten .goede willen houden,
dat ik hier zijn aandacht nog eeus op enkele
zaken vestig. Het reisseizoen is nog niet aan
gebroken, dus is er nog tijd voor het nemen
van maatregelen, opdat Amersfoort en om
geving er dezen zomer op hun voordeeligsb
uitzien. Ik geef genoemd bestuur vriendelijk
in overweging eens een kijkje te gaan ne
men op den weg naar het „Faluorama", be
ginnende bijl het achterhek van de infante-
rio-kazcrnc. De vieze rommel, weilke daar
ligt, bestaande uit oude potten en pannen,
bussen, scherven, gebroken glaswerk enz. enz.,
schrikt! alle wandelaars af.
Ook moot ik mijn reeds vroeger uitgedruk-
ten wensch nog eens herhalen om, bij B. en
W. aan te dringen op vermeerdering van
het aantal openbare urinoirs. In mijn arti
kel van 4 Oct. jl. meen ik op voldoende wijze
te hebben aangetoond, dat hieraan groote be
hoefte bestaat. Ik vestigde in bedoeld arti
kel ook do aandacht op de vuile sloot tus-
schen den tuin van het Aldegondegasthuis
en den spoorweg. Volgens mijn bescheiden
meening Ligt het op den weg der gezond
heidscommissie om, met het oog op den ge
zondheidstoestand der omwonenden, in deze
handelend op te treden. Bij eenigszins voch
tig, warm weder verspreidt die sloot een. on-
draaglijken stank.
Dezer dagen nam ik nog een9 een kijkje
bij het oude station- en onwillekeurig zei üc
b mijizelve: „lieve hemel wat ziet 't er hier
uitHet is ecu ruïne, die het oog vain den
voorbijganger al even onaangenaam aandoet
als die van de zeepfabriek. Het is alsof de
vervallenheid van het gebouw zich heeft me-
dogedi&eld aan de straat. De diepe kuilen,
welke de rij,wieg hier vertoont, wedijveren]
met de gaten in het Smiallepad en zijn een
voortdurende bedreiging vcor rijtuigveeren
en fietsbanden. Ik hoop van harte dat, als de
A mersfoortsoli c kei weer boven aarde komt
cn vele vreemdelingen zullen hierheen trek
ken om dit beroemde monument van jonker
Meijrster vol bewondering te aanschouwen,
ik hoop. zsg ik, dat er dan eerst om en bij
het oude station eens eétt behoorlijke op
ruiming zal plaats hebben.
"VTDI.
Amersfoort, 2 Maart 1903.
OOST-INDIË.
In een artikel iu de Del. Ct,. wordt er
op gewezen, dlat met dé onderwerping van
den Sultan het verzet niet uit is.
„Toeankoe Badjai Kemala, de zoon van Toe
ankoe Hasohim, die voogd geweest is van den
pretendent-Sul tam, en diens zwager Pangli
ma Polem zijn nog vijandig. Deze T. Ha-
schim is tot) aan zijn dood (begin 1898) bet
hoofd van liet verzet gebleven en hij was
het, aan wien het gelukte het in verval ge
raakte sultanaat weer ©enigermate op te hef
fen.
„Hetzelfde geldt van den vader van Po-
lems tweede vrouw, T. Tji Goudong en van
2 van diens broeders, evenzoo van T. Tjoet
Moehamat, den door den Sultan aangestel
den oelèobalang van Keureutoe.
Radja Lhó, die Malbaradja van Lhó Seu-
mawè kon zijn als hij; wilde, volhardt nog bij
zijn verzet.
,,De weinig betéebenende mindere hoof
den, die nog vijandig zijn trouwens gering
in aantal en de bendehoofden noem ik niet
biji name, maar enkele voorname geestelijke
hoofden als Teungkoe Sjech Tjot Plieëng
cm Teungkoe Tjot Tjitjem in Pidië, Teung
koe Jit, Teungkoe di Matoi Je en Teungkoe
di Barat in de Paséstreek mogen wel afzon
derlijk genoemd worden, omdat zij waar
schijnlijk het langst zioh zullen blijven ver
zetten.
„Indien men nu de hoop koestert, dat de
wettige hoofden, die nog in verziet zijn, zich
dadelijk, op het voetspoor van den sultan
zullen onderwierpen, dan komt men Waar
schijnlijk bedrogen uit.
„Van den invloed dés sultans op dé otela-
mas cn do bend oh oof den beo ik niet veel
verwachting. Zij. zullen zich weinig aan hem
storen, omdat zij te veel belang hebben bij
den bende-oorlog, die voor hen een bedrijf,
oen bestaansmiddel geworden is; iets wat
vooral geldt voor Pidië, waar de economische
toestand van oudsher een groot deel der be
volking her- cn derwaarts trekken deed.
„Pidië gaf het volk voor de arbeiders-ko
loniën in de peperdistrictener werd daar
soms veel geld verdiend, waarvan echter vaak
getuigd moest wordenzoo gewonnen, zoo
geronnen
„Deze levenswijze kweekte als heb ware
de elementen, die vermaak scheppen in het
rumoerige bendeleven, waarbij dan nog komt
dat nergens moer dan in Pidië die invloed)
der oelama's zioh heeft doen gelden.
„Voor wat de vijandelijke wettige hoof-
d'en betreft is het mogelijk, hier en daar
waarschijnlijk zelfs, dat de onderwerping van
den sultan ook hen tot terugkeer nopen zal.
„Maar zeker is ook dit niet!
„Waarin dan wel de waarde dier sultaas-
onderwerping gelegen' is? Naar mijne mee-
ning in het feit, dat aan het volgehouden
verzet der benden het element der wettig-
.hieid ontnomen is.
„De bewering dat men den Prang sa-bil,
den heiligen oorlog, tegen do ongeloovigen
voerde, houdt nu geen steek meer, al zullen
de oelama's, .voor zoover ze nog vijandig
zijn, wel die leer blijven verkondigen.
„De verschillende hoofden, die zich aan
onze zijde schaarden zullen zoo mag ver
wacht worden in den vervolge con amore
uit overtuiging hunne medewerking ver 1 ee
nen bij het onschadelijk maken der stroo-
pende en roovende benden.
„Iets, wat zij tot heden meestal gedwon
gen slechts deden, uit, wat genoemd zou kun
nen worden, schuchterheid in het heilige.
„Hierin zal men vermoedelijk het resul
taat van de onderwerping te zoele en hebben.
„Maar hieruit volgt dan ook all dadelijk
tweeërlei conclusie:
„Ten eerste, dat de gevolgen dier onder
werping waarschijnlijk niet dadelijk en ook
niet in het oogvallend merkbaar zullen zijn,
en ten tweedie, dat de sultan te Atjeh zal
moeten blijven om van de onder weiping par
tij te kunnen trekken.
„Hij mag in geen geval een martelaar
voor de Atjehsche zaak worden
„Dit toch zou zeer ongewensclile politieke
gevolgen kunnen hebben cn het groote voor
deel, dab wij uit zijne onderwerping kunnen
trekken, zou daardoor imaginair worden.
„Het belang der Atjekzaak eischt, naar
mijn oordcel, onaf wij-baar, dat de sultan te
Atjeh werkzaam- zij in het belang van land
en volk.
„Dit. belang is allereerst en allermeest go-
diond door een spoedigen vrede."
G 01 e s t i D j i 1 a- n t i k.
Dé heer Van. Kol schrijft in zijn reisver-
hailm in het Soetr. HM., in het hoofdstuk
„Dwars door Bali", over Goesti Djilanfeik ou
der meer het volgende:
„Na zioh vooraf te hebben laten aandienen
en nadat eefnige plichtplegingen waren ver
vuld, tradi dé stedehouder van Karang Assem,
dé door dén Lombok-oorlog ook in ons land
zoo bekend geworden figuur van Goesti Dji-
lantik, onze voorgalerij binnen, met statigen
tred en gevoilgd door ball rijke dienaren en
blo'ejdlverwaintein, dlio zich eerbiedig rondom
o-n» op dén bodem sdhlaahdem.
„DjilaUtik is een oud, dlooh neg krachtig
heer, met een intelligent, ja soims sluw uiter
lijk. Erg beweeglijk, gesticuleerde hij vaoalt-
durend gedurende de lange gesprekken, die
wij met 'hem voerden, waarbij hij met zekeren
tact sommige netelige quacetiën wist te ver
mijden. Hij', zat geen oogenblik stil, doch
schoof steeds heen en weer op zijn, stoel, om
dan weer ineen te duiken en een oogenblik
later, wanneer bij in vuur geraakte, zich in
zijn voile lengte weer uit te rekken. Hij
vroeg meer dan hij vertelde, en over Den
Haag, de vorstélijike residentie, over de groote
stad Amsterdam, over spoorwegen, telefonen
en woestijnen moesten wij hem een en ander
mdodeelem, want „hij wilde steecb gaarne wat
leeren." Wanneer het. gesprek wat ernstiger
word; wist hij duidelijk zijn meening te uiten,
greep soms mijne hand vast en drukte die
stevig, om kraclit bij te zetten aan zijn woor
den. Bali en Lombdk had hij nooit verlaten,
en ook te Singaradja was hij neg nooit ge
weeet. Ovér den Lombok-oorlog sprak hij
weinig, en ook wij vermeden kiesheidshalve
dat droeve onderwerp, doch met veel belang
stelling vroeg hij mij, hoe ik de toestanden
bij mijn reis had! gevonden, en stelde hij
blijkbaiar belang in het lot van dat valk, waar
hij. door velen werd bemind.
„Dlat het een man van karakter is, valt
niet moeilijk waar to nomen. Als er in vroe
ger jaren gevochten word. trok hij zelfs steeds
aan het hoofd zijner troepen ten oorlog, en
zijn oogen schitterden, toon hij ons kon ver
tellen, hoe na. den val van Mengwi, hij diep
was doorgedrongen in het land van zijn doods
vijand, den Dewa Agoeng van Kloenkceng, en
zelfs het dak van diens Poeri had stuk ge
schoten. Nog speet hom, dat hij toen door,
onze inmenging dien zegetocht plotseling had
moeten afbreken. Al hoeft hij geen staand
leger, en bezit- zijn volk alleen lansen, terwijl
die geweren door die poenggawas worden bé
wiaard, oom in geval van oorlog uit te doelen,
waardioior elke oefening in schieten, wordt ge-
miiist, ea* vallt niet aan to twijfelen, of bij
biet eenstei sein, door ons gegeven, zou Djilam-
t.ik met vuur ten strijde trekken, Reeds wan
neer er gesproken wend over hanege vechten,
reilde hij zijn hoofddoek tolt een band te
zamien, schitterden zijn oogen, en was hij val
emotie alleen bij bet donken aan dien door
Baliëre zoo geliefden kamp."
Blijkens de Java Ct. seinde de resi
dent van Pal em bang onder dagteek erning van
23 Januari:
Colonne, 10 Januari van Moeara Boen go
vertrokken, arriveerde 13 Januari te Pela
janger viel geen schot. Benedenstrooms van
Telok Ketjimboeng bevond de bevolking zich
iu de doeooens; de houding dier bevolking
en barer hoofden liet niets fce wensa-en over.
Doesoens bovenstroams van Ketjimboeng wa
ren door vrouwen en kinderen verlaten, doch
mannelijke bevolking toondö zich in alle op
zichten behulpzaam. Alle Tobo-hoofden tot
cn met Pelajang maakten hunne opwachting
bij den assistent-resident; ook de ons vijan
dig gezinde Rio Soekolamo en Toemeng-
goeng Ma-ajio.
16 Januari berichtte djenang Sachboedin
De lotgevallen van den Heer
Jodocus Poggeman.
43 DOOR
W. P. K0P8.
Sjoerd krabde zijn ooren, en scheen niet
bijstei- veel zin in die opdracht te hebben.
Toen richtte Hoppenbrouwer zioh iu zijn
volle lengte op, ging vlak voor Sjoerd staan
en lei zijn zware hand op zijn schouder:
„Je hebt gezegd, dat ja een ruwe zeebonk
was, maar met eeu goed hart. Uit wat je ons
verhaald hebt is dit nieti géblckcn. Thans
is het oogenblik gekomen om dit ts bewijzen.
Toon je eeu man Sjoerd, en wat je vroeger
mocht hebben misdreven, ik zal respect voor
je hebben."
Met fonkelende oogen sprong Sjoerd over
eind, en greep de hand, die Hoppenbrouwer
hem toestak
..Voor u zou ik door de branding gaan, al
stond ze huizm hoog. Voor den duivel, Sjoerd
u toonen, dat hij meer kan dan praten.
Sdmjft den brief, ik zal hem den heer Rog
geman geven, al waren er tien Leeuwenhoe-
hen in plaats van één
XI.
Met een nog bleeker gelaat dan gewoonlijk,
alleen roodgekleurd waar de geduchte hand
Van Hoppenbrouwer was neergekomen, stond
Leeuwenhoek van den grond op en keek den
van ontroering sprakeloozan Pcjggeman aan.
«Zoo ziet gij het. Dat zijn nu de manieren
van ja biefstuk-etende en portwijn-drinkende
Vrienden. Redeneeren kunnen zij niet, ver
dachtmaking is hun wapen, en waar dat faalt,
is ruw geweld hun kracht.
Met verachting van alle vormen en wetten
forcoeren zij de deur van een particulier huis
en onlaien zich niet de niets kwaads vermoe
dende bewoners te mishandelen!"
„Trek het je niet zoo aan," ging hij voort,
toen Poggema-n nog steeds bleef zwijgen, „wij
moeten als alle hervormers veel smaad cn be
leed igingen verduren; daar ben ik al aan ge
wend.
Ik dank je zeer voor je goede woorden van
zooeven, die zijn een balsem op de wond door
je voormalige vrienden geslagen... spreken
wij er niet meer over, de aaak is het niet
waard
En toen naar Poggeman toegaand en zijn
pols voelend, zei hij hoofdschuddend
„Het geval heeft je zenuwen weer sterk
aangegrepen... je bont toch nog doodzwak...
tracht tot je zelf te komen... neem een wrijf-
aitbad, dat zal je goed dom en daarna zul
len wij oen toer door het Reiohswald ma-ken
...niets werkt kalmeerendar dan de rustige,
grooteche pracht der bosschen, daar vergeten
en vergeven wij alle kleinzieligheden 011 boos
heden, ons door mensohen aangedaan," en hij
bracht Poggeman, die zich lijdzaam liet mee
voeren naar de badkamer, die liij zachtjes
achter zich afsloot.
Toen, alleen gebleven, namen zijn trekken,
die hij met ongehoorde wilskracht bedwongen
had,, een h u i vori n g wek k en d e uitdrukking
aan. Hij ging naar zijn kamer en liep eenigo
malen op en neer als een roofdier zijn kooi.
Zijn hersenen waren ingespannen werkzaam,
zijjn oogen fonkelden, zijn vuisten baldien zioh
on strekben zioh uit in de riahting, die de ce
libatairen waren opgegaan.
Het was alsof bij bij instinct voelde, dat
hem gevaar dreigde. Hij bleef uit het venster
a tare n en trachtte de woeste aandoeningen die
hem overstelpten, te bezweren.
Eensklaps boog hij zich voorover en keek
scherper uit.
Hij zag Sjoerd liet huis uitgaan en naar
alle richtingen omzien. Onwillekeurig deed
hij een stap achter-uit. Wat had dat te betee-
kenen? Sjoerd, in zijn beste pak, met eeu kof
fer in de 'hand, dicht onder de muren van helt
huis wegsluipend, nog eens omziende... en
dan met groote, wijdbesnschc stappen hot hek
uitzwaaiend den weg naar Nijmegen op!
„Die gaat uit de school Mappen-" was 't of
hem toegefluisterd werd.
Toen stond het besluit, dat hij reeds dagen
lang met zioh omdroeg in eens ouomstool-c»
lijk bij hom vast.
Hij moest weg, vandaag, van middag nog.
Hior in Holland met mannen als Sjoerd, Pog
geman. die onmogelijke dubvriend-ui rondom
hem heen en achter ham aan ging het niet.
Hij niosst weg naar een grooter, uitgestrekter
L-rrein, lieten- geeigand ,vooV zrijta talenten,
waar men hem niet kende, zijn verleden niet
naploos, niet rekende als non kruidenier.
naar Amerika. Daar bevrijd van alle Sjoerds
met hun infaam gevolg van matrozen cn dron
ken sjouwerlui, van bekrompen dwazen als
Poggeman, zou hij zich geheel aan rijn weten-
sohap kunnen wijden en in waarheid worden,
wat hoon rinds zijn studentenjaren steeds voor
oogen gezweefd had de reformator der medi
sche wetenschap
Ma-ar het geldhet geld I Dat bezat dat
dwaashoofd daar benedenO, hij rnanmedde-
aan de ketenen van zijn lot! Waarom had
hij bij zijin geboot te niét dat fortuin geërfd,
dat in handen van Poggeman tot niets dien
de. dan zou hij een beroemd man geworden
zijn... en thans, hij voelde het, thans was
en moaet hij weer worden een misdadiger...
Een felle gloed straalde uit zijn vreemde
oogen.
„Welaan, het zij tihans zal de buit mij
niet meer outsnappeu
Haastig liep hij naar Poggemans kaïner en
doorzocht rijn kast, zijn koffers, zijn kleeréH...
maar hij vond niet wat hij zocht...
„Hij draagt hem bij aicli, do wantrouwige,
om 'c. even, ook zóó zril ik hom weten te vin
den-"
Een oogenblik stond hij in gedachten stil,
toen schelde hij Doris.
„Telephoneer oogonblikkelijik een landau-
wer met twee paarden, De lieer Poggeman
en ik gaan een rijtoer maker* naar Arnhecn.
Mocht Sjoerd terugkomen en naar mij vragen,
zeg hem dan, dat wij daar een paar aanstaan
de patiënten zijn gaan bezoeken. Het is mooi
we&r en ax>'n rijtoer stal óen lieer Poggeman
goed doen. Misschien blijven wij wel een
nacht over... Pak voor mijnheer Poggeman
wat linnengoed in een koffer en ook zijn reis
necessaire... ik zal wel voor mijn bagage zor
gen maar haast je... snel..."
Do:is keek zijn patroon met. groote oogen
aan Hij kon er geen touw aan vast maken.
Wat een verwarde bevelenWat een gejaagd
heid Maar hij zag dat Leeuwenheek «tond
te stampvoeten van ongeduld en hij haastte
audi aan zijn opdracht te voldoen
Zenuwachtig ijlde nu Leeuwenhoek naar de
badkamer en vond tiaar rijn compagnon be
zig rich aa-n te kleede-n.
„Is er weer onraad?" vroeg Poggeman ang
stig toen hij het betrokken gezicht van Leeu
wenhoek zag.
„Ik kom vragen of jo klaar bent, ik heb
een rijtuig besteld, wij gaan een groote 11 toer
dom, door het Reichswald naar Cleve. Dat
zal ons beiden opfrissohen. Jij jjoowel als ik
hebben een ontspanning noodig voor de groo-
to campagne, die ons wacht, want- ik heb ho-
den bericht ontvangen van eon viertal perso
nen, die van onze inrichting gebruik willen
maken. Eindelijk zal hét beginnen, maar dan
ia het noodig. dat wij van zessen klaar, krach
tig en gezond zijn. Misschien blijven wij een
paar nachten uit, ik hob Doris er reeds op
geprepareerd, hij kan in dien tussehentijd
het geheele huis eens flink schoonmaken..."
Poggeanana gelaat haMérde op. Dat was
iets geheel anders dan hij verwacht had. In
plaats van weer oen aanval op zijn beurs, die
mededeeling dat de zaak productief begon te
worden. Eu dan voor hom, die nu reeds we-
tusechen de muren der villa was opgesloten
geweest, een t-oohtjo naar d'e Kleefsehe boé-
scben... zijn oygon tintelden van pleizier...
„Dat is een uit-namond plan, het doet me
goed te hooren, dat er aanvraag gekomen is
en wie rijn de patiënten"?
„O, dat zal ik je onderweg wel vertellen...
maar a propos, ik heb Doris gezegd, dat wij
naar Arnhem gaan. Je oude vrienden moch
ten nog eens terug kennon en ik heb geen
lu9t in Kleef op dezelfde scènes onthaald te
worden a's dezen middag. Laten ze ons te
Arnhem zoeken, dan kunnen wij in volle vrij
heid te Kloof genieten. En nu, maak je reis
vaardig, over een half uur komt het rijtuig
voor."
Wordt vervolgd,