BIJVOEGSEL
Amersfoortsch Dagblad.
Gamsenteraad
AMERSFOORT.
BIJ HET
Zitting van den gemeenteraad van Don
derdag 27 Augustus 1903, des namiddags om
twee uur.
Voorzitter de burgemeester jhr. J. W. A.
Bar ch man Wuytaers.
Tegenwoordig 16 leden en de secretaris
jhr. rar. B. W. Th. Sandiberg; afwezig de
heer Croockewit.
De notulen van de vorige zitting worden
gelezen.
De heer Kleber. Mijnheer de voorzitter,
hetgeen in de notulen vermeld is omtrent
de zaak-Kerkkamp vind ik minder juist. De
heer Jorissen had een voorstel gedaan om
te onderzoeken of het adres van den heer
Kerkkamp onwaarheid bevatte.
De heer Jorissen. Omi naar aanleiding
van het request van den heer Kerkkamp
eene commissie te benoemen om te ondier-
zoeken of hetgeen in het request stond, waar
was of niet. Wanneer in het voorstel staat
d<> zaak-Kcrkkamp, weet ieder der leden wel
uit de geheime vergadering wat daarmee be
doeld wordt
De heer Tromp van Holst. Ik heb
dit ook zoo opgevat.
De heer C e 1 o s s e. Mijnheer de voorzit
ter, ik heb eena andere opvatting daarom
trent. Er is gesproken van de zaak-Kerk
kamp, l>e notulen zijn juist.
De heer Plomp. Ten einde de zaak met
juistheid te kunnen beoordeelen, zou men :'e
discussiën van de besloten vergadering van
af het begin moeten volgen. Indien daarte
gen op het oogenblik bezwaar mocht bestaan,
dan zou de Raad de geheimhouding kunnen
opheffen.
De heer Kleber. De heer Celosse maakt
misbruik van de geheime zitting.
De heer Ce loss,e. Heb ik den heer Kle
ber goed verstaan dat hij izei, da,t ik mis
bruik maak van de notulen der geheime
zitting.
Dfe heer Kleber. Ja. mijnheer.
De heer Celosse. Als de keer Kleber
dat zegt, moet hii 't ook bowijzen en nu hij
dit niet deed, noem ik 't eene laffe beschul
diging.
De heer Kleber. Dat zullen de notu
len der geheime zitting uitmaken.
De heer J orissen. Eerst moet men het
geheim1 der gcihedme zitting opheffen, de niet
noodigs punten uit de geheime zitting kan
mer" immers buiten bespreking laten.
De heer van Kalken. De notulen kon
den niet anders zijn. Er mag niets bijge
voegd worden van hetgeen in de geheime
zitting is behandeld. De Raad kan dus wel
de notulen goedkeuren
Zonder hoofdelijke stemming worden de
notulen goedgekeurd.
Ingekomen zijn
a. een besluit van Gedeputeerde Staten,
houdende goedkeuring der jaarwedde van
het onderwijzend personeel aan de school aan
de Punten burgerlaanvoor informatie;
b. beschikking op een beroep ter zake
van aè inkomstenbelasting; vcor infor
matie;
c. een besluit van den Minister van
Binncnlandsrhe Zaken houdende goedkeu
ring van de benoeming van de leeraren
Meijer, Winter. Pen, Nierstrasz en van
Schothorst, verbonden aan de inrichtingen
van hooger of middelbaar onderwijs of lei-
de: voor informatie;
d. een bericht van aanneming zijner be
noeming van den leeraar Nierstrasz en van
niet-aanneming zijiner benoeming van den
leeraar Penvoor informatie
de bcgrootmg van het Burgerlijk Arm
bestuur voor 1904te behandelen bij de
gemeente bogrooting
f. een missive van den waarnemenden
gemeente-archivaris, houdende aanbieding
van dien catalogus van het archief; ter
secretarie, met. besluit den catalogus to laten
drukken
g. de gcineentebegrooting voor 1904
naar de afdeelingon.
Aan de orde is
1. Rapport der raadscommissie inzake de
bencemmg van den leeraar Kerkkamp. en
nader voorstel van B en TT.
De heer Prikken. Mijnheer de voorzit
ter. ik stel voor k t gek dm van de geheime
zittingen, vcor zoover ze op deze zaak be
trekking hobb~a. op te heffenieder kan
alan, zooveel hij noodig acht, gebruik maken
van het in de geheipie zittingen behandelde.
De heer Plomp. Mijnheer de voorzitter,
ik steun dat voorstel.
De heer Jorissen. Zou het noodig zijn
do notulen der geheime zitting voor te lezen
Heit is voldoende dat ieder der leden daaruit
neemt, wat hij noodig heeft in zijn eigen
discussies. De 'eden moeten in de te openen
discussie gebruik kunnen maken van waf.
er in de geheime zitting gesproken is.
De lieer Gerritsen. Mijnheer de voor
zitter, ik ben daar tegen. Wanneer de per
sonen in. kwestie onaangenaam getroffen
worden in hun toekomst, dan ben ik er zeer
tegen, de zaak in het openbaar te behan
delen.
De heer Heiligers. Ook ik acht het
voorst-1 schadelijk.
De heer Plomp. Mijnheer de voorzitter,
ik ben er voor de zaak in 't openbaar fe
behandelen. Buiten e raadzaal is ever de®3
zaak zooveel gesproken, dat er niets tegen
is dit hier voort te zetten. Bovendien, de
ingezetenen hebben het recht te weten op
welke wijze de zaken van het middelbaar on
derwijs worden behandeld.
De heer Kleber. Mijnheer de voorzit
ter, ik verklaar mij; voor Int voorstel van
den heer Plomp. ZÉd. redeneering is juist.
Dte personenkwestie is ook voor mij thans
geen bezwaar voor de behandeling in open-
baan zitting.
Om der wille echter der inrichting die hot
geldt, zou het misschien overweging verdie
nen alleen het advies van de commissie
voor te laten lezen en dan daarover de dis
cussies te openen qn te laten stemmen.
Dc heer J orissen. Ik ben daar cok voor.
Is er in de gemeente een benadeeld d'an is
het zeker de heer Kerkkamp. Blijkt nu uit
de discussie, dat hij niet zoo slecht is, als men
beweert, dan behoort die heer gerehabiliteerd
te worden.
Het vcorstel-Prikken wordt in stemming
gebfaoht. Buiten stemming blijven de heeren
van Esveld en van "Voorst. Vader. Na stem
ming blijkt het voorstel me 9 tegen 5 stem
men0 aangenomen te zijn. die van de heeren
Tromp van Holst, Ileyligers, Celosse, van
Beek en Gerritsen.
De vergadering gaat over in eene met. ge
sloten dieoiren.
De openbare zitting h rvat zijnde, doet
die heer secretaris voorlezing van het rap
port der commissie.
De beer Jorissen. Mijnheer de voor
zitter. Naar aanleiding van het rapport der
oommissie in zake het request Kerkkamp en
naar aanleiding van het nieuwe voorstel van
1. civ W. om do commissie alsnog uit te noo-
digeu omtrent de vraag of de heer Kerk
kamp al of niet een goed docent is, nader
rappen t uit te brengen, zoul ik gaarne het
een en ander in 't- midden brengen.
Het zij mij vergood1 oven in herinnering
te brengen hoe de oommissie in zake het
request Kerkkamp is ontstaan. In den loop
dei- discussie, die in de geheime zitting ge
houden werd. wees de heer Plomp er op, dat
het toch niet aanging om oen raadsbesluit
maar zoo ongedaan te maken en dat als
het dan waar was dat de beer Kerkkamp geen
goed docent zoude zijn, er voor den raad
later altijjdi nog gelegenheid zou bestaan dien
leeraar te ontslaan wegens ongeschiktheid.
Daarop is toen door den voorzitter geant
woord, dat men slechts kon ontslaan op
orond vau onzedelijke handelingen. D'at dat
nu niet geheel juist is doet er op 't oogen
blik minder toe. Maar naar aanleiding van
dit. gezegde vap den voorzitter heb ik ge
meend dat men tot een oplossing -an de
qvaestie zou kunnen komen door na te gaan
of de heer Kerkkamp in zijn request, onwaar
heden had medegedeeld of met. Was het re
quest leugenachtig, dan zou de heer Kerk
kamp van oneerlijke middelen hebben ge
bruik gemaakt en zou er alle reden zijn om
dien heer te ontslaan. Daarom stelde ik voor
oen commissie uit den Raad te benoemen,
die zou nagaan of er in het request onwaar
heid was gesproken of niet. Want m. i. was
het juist dat request waarom alles ging- Ook
dc commissie van toezicht op het M. O. was
van die raeening. Een bewijs daarvan is de
brief, dien zij den heer Kerkkamp zond en
waarvan aan "den Raad afschrift werd gege
ven. Ook do inspecteur beschouwde dat re
quest als datgene Wat invloed op de benoe
ming had uitgeoefend, immers in zijn schrij
ven van 26 Juli 1903 aan den Burgemeester
zegt hij. nadat hij heeft medegedeeld dat hij
niet kan begrijpen hoe de raad er toe is kun
nen komen om den lieer Kerkkamp te be
noemen. woordelijk het volgende
..Ik kan slechts aannemen, dat des hoeren
Kerkkamps adres, hetwelk de zaken onjuist
en onwaar voorstelt hier een ongepast en in
vloed heeft geoefend".
Van een onderzoek naar geschiktheid als
docent is zelfs geen sprake geweest toen ik
bet voorstel deed en ook dc commissie, zooals
uit de notulen blijkt, heeft gemeend dat haar
taak was het request te onderzoeken.
Nu is dat onderzoek geschied en het rap
port der oommissie, waaruit blijlkt dat alle
leden der commissie eenparig van gevoelen
zijn dat in het reiquerb geen aanleiding is to
vinden om op de benoeming terug te komen,
ligt voor u. En nu vraag ik mij af wat
heeft B. en W. er nu toe geleid om niet
onmiddellijk him eerste voorstel in te trek
ken, maar nog meer vraag ik, hoe komen B.
en W. er toe om nu van de commissie iets
geheel anders te vragen dan hare opdracht is
geweest. Ik ben overtuigd, mijnheer de voor
zitter, dat de commissie zich geheel onpartijb
dig en geheel zakelijk Van hare opdracht
heeft gekweten. Zij heeft het hoor en weder
hoor niet vergetenL
EP nu was het toch niet moer dan juist
geweest, als B. a W. zich bij do uitspraak
dor commissie hadden neergelegd. Nu weet
ik wel dat B en W. in hun laatste schrij
ven zeggen, dat. de belangen va.n liet onder
wijs hoofdzaak zijn zeker dat geef ik
graag toe. Maar dan wensoh ik er cp te wij
zen, dat al heeft do commissie niet gesproken
over dë geschiktheid van den heer Kerkkamp
als docent, omdat dit hare opdracht niet
was, do leden der commissie toch zeker wel
in den loop van liet onderzoek een eigen
opinie daarover zullen hebben gekregen. Zoo
is mij o. a. het volgende opgevallen. Op een
vraag van den heer Kleber aan den heer
Buys of er ook iets gebleken was van schade,
toegebracht, aan het onderwijs door de min
dere geschiktheid van den heer Kerkkamp,
gaf de heer Buys ten antwoord, dat dat. nooit
zon kunnen worden nagegaan, omdat de
leeraar zelf lijstwerk en cijfers geeft, zoodat
de heer Buys zelf geen waarde hechtte aan
hetgeen de heer Kerkkamp in zijn request
aan den raad zegt. wanneer hij schrijft dat
als hij zoo ongeschikt was er toch in die drie
jaren onherstelbare schade aan het onderwijs
zou zijn toegebracht.
Dan is het mij verder opgevallen, dat door
den lieer Buys eens aan den lieer Kerkkamp
etene aanmerking is gemaakt over de manier
waarop de heer Kerkkamp een. onderdeel der
wiskunde uitlegde. Maar dat die aanmerking
is gemaakt vóór dc herbenoeming in 1902,
zoodat die aanmerking toen geen invloed.'
heeft gehad op het oordeel van don directeur
en van den inspecteur over den heer Kerk
kamp. Immers in den brief van den inspec
teur van 19 Juni 1902 aan B. en W. lees ik
woordelijk het volgende„In antwoord op
nevenvernielde kantbeschikking heb ik de eer
uw college te berichten, dat ik mij gaarne
vereenig met do aanbevelingen, zooals de
commissie van toezicht op het M. O. in hare
missive van 18 Juli jl., no. 20, die heeft voor
gesteld met het oog op de twee vaste en zes
tijdelijke betrekkingen, die mot 1 Sept. ai. s.
zullen vaceeren. Ik was toch in de gelegen
heid 1.1. Dinsdag 17 Juni met de commissie
voornoemd in eene vergadering, waarbij ook
de directeur tegenwoordig was, de verschil
lende sollicitanten breed\oerig te bespreken,
en ik houd mij overtuigd dat de eerst aan
bevolen candidaten de beste zijn. Ik ver
oorloof mijl dan ook op de benoeming van do
heeren A. <-r. van Os, J. A. Bruins, J. J.
Menkcma, J. C. A. Havingai, S. do "Vries, A-
M. Kerkkamp, G. W. ten Dam en H. Korst
aan te dringen als zijnde dn het belang der
school.
Mijnheer de voorzitter. Nadat de lieer
Kerkkamp dus twee iaar hier is werkzaam
geweest wordt door den inspecteur op zijne
benoeming aangedrongen in het belang der
school. Welnu de lieer Kerkkamp is toen be
noemd. Evenmin als voor dien tijd is er na
dien tijd bij, den raad cenige klacht over het
onderwijs van den lieer Kerkkamp. En wat
gobeurt er nu. Op de voordracht van dit jaar
staat de heer Kerkkamp niet. De inspecteur
die verleden jaar. toen hiji toch' den heer
Kerkkamp twee jaar had zien werken, aan
dringt. op zijne benoeming, meent thans niet
meer te moeten zeggen dan „de heer Kerk
kamp is een matig leeraar En ook in de
geheime zitting, die dit jaar aan de benoe
ming voorafging, vernemen wij niet meer
dan „een matig leoraat". Waar over anderen
met genoog woorden den staf werd gebroken
bij dezen leeraar ^kehts dit enkede „het on
derwijl is onduidelijk en slecht" zonder een
enkel bewijs er voer.
Was het toen vreemd dat de hem Kerk
kamp werd herbenoemd. Moesten hier niet
velen meenen dat die voordracht niet zonder
aanzien des persoon9 was opgemaakt. Want
boe moet men dan toch die beide rapporten
van den inspecteur, die zooveel vn elkaar ver
schillen, verklaren.
Maar nu is eenmaal de benoeming ge»-
9