IV0. 145.
8" Jaargang
Dinsdag 24 November 1903.
BUITENLAND.
FEUILLETON.
Rozenheuvel.
AMERSFOORTSCH DAGRLAD.
ABONNEMENTSPRIJS
Per 8 maanden voor Amersfoortf 1.85.
Idem franco per post. - 1.75.
AffSnderlpke nummers- 0.05.
Deze Courant versohijnt Dagelijks, met uitzondering van
Zon- en Feestdagen.
Advertentie», mededeelingen enz., gelieve men vóór 10 uur
's morgens bij de Uitgevers in te zenden.
Uitgevers! VALKHOFF C».
Utrechtschestraat 1. Intercomm. Telephoonnummer 66.
PKIJ8 DBS ADVSBTEHTlSlti
Tan 1~5 regels
Elke re«l meer
Groote létters naar ptytsrntate.
Voor handel en bodrjff bestaan vo
het herhaald adferteèren in'dit Bij
circnlèire, bevattende de rooi
toogozondea,
Politiek Overzicht
Twee minister-presidenten nr.et elkaar
En strijd.
Oostenrijk wordt het land der verrassin
gen genoemd, on niet ton onrechte. In do
pariementon van Oostenrijk zoowel als van
HJongarijje heeft men sints maanden eene
reeks van verrassingen beleefd, strijdig met
alles wat. men in andcro landen ala parlemen
taire usance pleegt to beschouwen Als de
nieuwste verrassing op dit geïbied kan wor
den. aangemerkt het gebruik, dat de minis
ter-presidentea van Hongarije en van Oosten
rijk van de parlementaire tribune hebben
gemaakt, om elkaar terechtwijzingen toe te
d'enen.
De Hongaarsohe minister-president, graaf
Stefan Tisca, ia daarmede begonnen, door in
den rijksdag van Hongarije de volgende op
merkingen te maken aan het adres van zijn
Oostenrijkschen ambtgenoot, dr. ven Koer
ber
„Er is op gewezen, dat de Oostenrijkscho
minister-president in de zitting van den
rijksraad zekere uitstapjes gedaan heelt op
het gebied van het Hongaarsche staatsrecht.
Ik gevoel geen aanleiding om miji met den
inhoud van het betoog van den Oostenrijk-
schen minister-president il>ezig te houden
slechts zooveel merk ik op, dat ik mij zelf
op dit gebied niet begeef en dat ik mij; geeno
uitspraken betreffende het Oostonrijksclhe
staatsrecht zou veroorloven. Maar wanneer
de minister-president van den eenen staat
uitspraken doet alver het staat are ah t van den
anderen staat, dan kunnen die noch. rechts
kracht, noch eenige politieke beteekenis heb
ben. Het zijn, om eene Engelsche uitdruk
king te bezigen, de dilettantische uitingen van
een „distinguished foreigner", van een aan
zienlijken vreemdeling, en het zou misplaatst
zijn daaraan eene bijzondere beteekenis te
hechten."
De Oostenrijkse he minister-president is
hierop natuurlijk het antwoord niet schuldig
gebleven Hij heeft in den rijksraad verklaard
vast te houden aan zijne overtuiging, dat
do inhoud der compronriswetten voor beide
partijgn zoolang bindend blijft als hij niet
door beiden langs wettigen weg gewijzigd
wordt. „Het is waar, dat wij in het belang
van de monarchie dikwijls onder smartebdit
aandoeningen eene tegemoetkomende hou
ding tot het uiterste bewaien, maar dat wij
ons het reoht. ons recht om te reclameoren
en te getuigen laten betwisten, dat wij in
één woord een Oostenrijksch recht prijs ge
ven, dat nooit! En evenmin als ons recht,
mag worden aangetast, evenmin laten wij
deze plaatsen hier als minderwaardig aan
duiden, want zij zijn ons iu naam van den
staat toevertrouwd, en wij moeten ze verde
digen, zooals de soldaat de eer van zijne
vlag. Wanneer, wat God moge verhoeden,
het wooid „vreemd" ooit binnen deze monar
chie burgerrecht mocht krijgen, dan zal er
aan herinnerd moeten worden, dat de ko
ninklijke Hongaarsche minister-president de
eerste was, die het heeft uitgesproken."
Graaf Tisza heeft hierop nog gerepli.ecrd,
en dat zal wel het laatste woord zijn :n de
zen strijd, want de repliek eindigt met dl
verklaring, dat het eene verkeerde voo••."lol
ling is te beweren, dat Hongarije afbreuk
zou willen doen aan den grondslag der ge
lijkheid in de verhouding van de beide sta
ten ten opzichte der regeling van hunue
gemeenschappelijke belangen. Daarmede is
de voorstelling van den Oostenrijkschen mi
nister-president als een „aanzienlijke vreem
deling" in zaken, waarbij do verhouding der
beide staten betrokken is, niet goed overeen
te brengen; men mag dit dus opvatten als
eene bedekte intrekking van do vroeger ge-
sproken woorden
Om doze wisseling van terechtwijziginge 11
tussohen de beide minister-presidenten to ver
staan, is eene kleine toelichting wellicht- niet
overbodig.
De beide eerste ministers hebben gemeend
nogmaals in hunne parlementen te moeten
vaststellen, wat het principieel© standpunt
van hunne regecringon is in de legerkwestie,
die in de laatste maandien tot zooveel go-
harrewar aanleiding gegeven heeft. De heer
von Koerber heeft doen uitkomen, dat zoo
wel de Hongaarsche als de Oostenrijkscho
wet, waarin die „Ausgleich", het compromis
dat de verhouding van de beide dleelen der
monarchie bepaalt, is omschreven, slechte
naar den, vorm wetten, doch in het wezen
der zaak verdragen zijn, en dat zij daarom, ge
lijk ieder verdrag, door de eene partij zonder
toestemming van de andere niet kunnen wor
den gewijzigd. Met dat doel haalde hij in den
rijksraad den tekst aan van art. 12 der Hon
gaarsche wet van het jaar 1867hij bracht
dat artikel in verband met den tekst van
liet Oostenrijkscho artikel en concludeerde
daaruit, dat aanvoering, bestuur en inwen
dige organisatie van het leger zijn onttrok
ken aan de wetgevende vergaderingen en aan
de Kroon rijn voorbehouden. Bijl eventueel©
verandering van de bestaande bepalingen be
treffende het leger zou de invloed, die aan
Oostenrijk toekomt, niet ter zijde gesteld
kunnen worden.
Graaf Tisza zijnerzijds heeft in overleg met
den Keizer in het programma van de liberale
partij, die in het parlement de meerderheid
uitmaakt waarop zijn kabinet steunt-, de be
paling ingelascht. dat de Koning van Hon
garije op grond van ziin in de wet van 1867
erkend constitutioneel recht als souverein be
voegd is, „de commando- en diénst-taal van
het een aanvullend bestanddeel van het ge-
heele leger vormende Hongaarsche leger te
bepalen." Voorts heeft hij bij de aanvaar
ding van bet bewind de verklaring) afgelegd,
dat de souvereine rechten van den monarch
slechts langs coustitutioneelen Weg, onder
controle der regeeriug, gewijzigd zouden kun
nen worden. Het verschil tusschen zijine op
vatting en die van zijn Oostenrijkschen ambt
genoot zit hierin, dat volgens de Hongaarsohe
lezing Oostenrijk er niets in te zeggen zon
hebben, wanneer de Keizer mocht besluiten
aan de Hongaren concessdën te doen in de
quaestie van de commando- en diensttaal van
heb leger.
Praktische beteekenis heeft tie zaak niet.
Vooreerst heeft het kabinet-Tisza en d<* par
lementaire partij, waarop zij steunt in den
rijksdag, den eisch tot invoering van het
Hongaarsoh als commando-taal laten vallen.
Eu al mocht die eisch weder door de Magya-
ren gesteld worden, dan bestaat er niet de
minste kans, dat de Keizer dien eisch zal
toestaan. De to Chlopy uitgevaardigde leger
order spreekt to dezen aanzien eene taal, die
zoo duidelijk mogelijk is.
Maar al heeft deze strijd tusschen de
beide minister-presidenten voor 't oogenblik
geen praktische beteekenis, symptomatische
beteekenis heeft hij wel. Vooral wanneer men
in aanmerking neemt do houding, die do
beide parlementen daarbij iu acht namen-
Het is inderdaad verrassend te zien, hoe
graaf Stefan Tisza, die anders tegen do oppo
sitie een uiterst bitteren strijd beeft, to voe
ren, ditmaal de toejuichingen beeft geoogst
van de ganselio vergadering. Do afgevaardig
de Justb, een lid van dc oppositie, die an
ders met de scherpste wapenen den minister-
pivsidonfc Lei rijdt, verklaarde: „In dit ge
val moeten do partijslagboomen vallen. Graaf
Tisza heeft niet als partijman, maar als de
eerste ambtenaar van Hongarije gesproken,
cn hij heeft dat gedaan op eeuo wijze, die aan
onza neigingen en gevoelens beantwoordt-."
Aan den anderen kant heeft ook dr. Van
Koerber iu don Oostenrijkschen rijksraad
dm on verdeel den bijval van alle partijen ge
oogst. Terwijl verleden Dinsdag in de eerste
zitting nta het rec-rs, de stemming jegens den
minister-president bepaald kool was, her
haalden zich na zijne afstraffing van graaf
Tisza do bijvalsbetuigingen tot zes malen
toe.
Dat rijn feiten, die te denkeu gieven.
Eén veteraan van het Oostem'ij|ksche par
lement echter sprak aldus rijn oordeel ui^
over het dicor dr. Von Koerber gezegde „Die
indruk van deze red© is eenvoudig schitte
rend, zoo schitterend, dat men heden nog
zekerder dan gisteren Weet, dat Tisza en
Koerber moeielijk naast elkaar kunnen regee-
ren." Misschien zal eene niet ver afgelegen
toekomst dit gezegde waarmaken.
Dultschland.
De nieuwste raededéeling omtrent dén toe
stand van den DuitscheuKeizer houdt in, dat
do door dé operatic ontstane wonde thans
binnen eenige dagen wel volkomen genezen
zal rijn.
Tegenover do geruchten omtrent een voor-
geuomen reis des Keizers naar liet Zui
den kan vastgesteld worden, dat over eien
dusdanige reis nog geen nadere beslissingen
genomen rijn. Het- is mogelijk dat de Keizer
tegen Kerstmis tel een ontspanniugsreis be
sluiten zal, die in den winter, zooals het van
zelf spreekt, slechts naar het Zuiden kan on
dernomen worden. Met de tegenwoordige
ziekte kan deze reis, wanneer daar too beslo
ten wordt, hoogstens iu zooverre in verband
gebracht worden, als zijl zich door de behoefte
aan ontspanning verklaart..
Frankrijk.
Do Kamer beraadslaagde over de
begrooting van, buitenlandsche zaken.
In antwoord op de hem gestelde vragen,
antwoordde Delcassé het volgende: Allo na
tiën hebben belang bij de vrijheid der straat
van Gibraltar. Wat Panama betreft, dat
heeft ziclï van Columbië afgescheiden, en ons
dc vo3ledige en besliste verzekering gegeven
dat de Fransche l>elangen, met inbegrip van
die der Kanaal-Maatschappij, onaangetast
zullen blijven. De regeering van Panama
voldoet aan de voorwaarden, te stellen aan
oen regeering die de orde moet kunnen hand
haven. Wij hebben nog slechts aan al onze
vertegenwoordigers te vergunnen, zich offi
cieel in verbinding te stellen met Panama.,
gelijk de regeering der Vereenigde Staten
reed3 deed.
Aangaande Marokko zeide Delcassé, dat
de regeering nooit, gedacht heeft aan een
expeditie naar Marokko. Dat land moet rus
tig en onafhankelijk zijn. In do Marokkaan-
sche quaestie behoort Frankrijk een beslis
sende stem te hebben, maar ons optreden
moet vooral vredelievend zijn. Met medewer
king van den Sultan is een overeenkomst
gesloten om ter weerszijden van de grens
markten to vestigen, verbonden door Fran-
scho spoorwegen, waar de rechten gcind zul
len worden. Marokkaansche troepen die daar
het toezicht moeten houden, zullen door
Fransche officieren gecommandeerd worden.
Wat het Balkanschiereiland betreft, zcid©
Delcassé, dat de Porto zich zeer in do vingers
zou snijden, als zij het toezicht van Rusland
<?n Oostcnrijk-Hongarije niet onverwaarde-
üjk aanvaardde. Frankrijk moet in elk ge
val Rusland en Oostenrijk steunen.
Betrekkelijk Siam verklaarde de minister,
hebben wij de ouderhandelingen moeten her
openen, aangezien de Siameescho regeering
zich niet doordrongen toonde van den geest
der conventie vam 1902.
Men moet dc draagkracht van het Fransch-
Engelsche arbitrage verdrag niet overdrijven
de arbitrage zou afgedaan hebben op act
oogenblik waarop een groote natie haar eer
aan het oordeel van derden onderworpen
zag. De Tsaar begroette met voldoening hft
samengaan van Frankrijk en Italië. De reis
van president Loubet naar Rome heeft groot
staatkundig bélang, maar de regeering heeft
daar nog niet over beraadslaagd de Kamers
zullen vooraf in de gelegenheid gesteld wor
den, hun oordeel uit te spreken.
Hubbard diende een motie in. waar
bij de rc-geering wordt uitgenoodigd, zich
met, andere regeeringen te verstaan ter
zake van beperkingen dor krijgstoe
rustingen. Kolonel Rou&seb verzette ziéh
uit naam van het verminkte Elzas-Lotharin-
geai tegen elk denkbeeld van ontwapening.
Delcassé antwoordde: Frankrijk behoeft
daarover niet te spreken tot de natiën, het
handeltsedert verscheidene jaren zijn onze
begrootïngen van oorlog em marine eenigs-
zins lager geworden. Andere natiën kunnen
dat voorbeefld volgen. Wanneer anderen be
sluiten, hun militaire uitgaven te verminde-
reu, zal men bij ons op geen tegenstand
stuiten, maar het staat niet- aan ons, hierin
den eersten stap-te doen.
Een motie van Gerville-Réache, tot goed
keuring van Delcassé's verklaringen, werd
aangeuomen, en de vergadering gesloten.
Betoogors, dio onder den kreet van„A
bas la calotte! Vive Pelletan!" te Brest
manifesteerden, hlebben een politiecommis
saris half dood geslagen, en drie journalisten
uren lang belegerd. De inwoners goten, em
mers water over dé hoofden dér manifestan
ten
Engeland.
De corespondent van den Matin te Londen
verneemt uit vertrouwbare bron, dat gedu
rende de conferentie, die Donderdagavond
heeft plaats gehad op het slot Windsor tus
schen Tittoni, den Italiaanscben minister van
buitenlandsche zaken, markies van Lansdow-
ne, Engelschen minister van buitenlandsche
zaken, Pansa, gezant van Italië te Londen
en Sir Francis Bertie, de voorwaarden voor
een Engelsch-Italiaansoli arblitnageverdrag,
analoog met het Engelsch-Fransche verdrag
van den 14. October, vastgesteld zijn.
De liberalen begroeten. Chamberlain's voor
stel om den strijd tusschen vrijhandel en
bescherming door oen referendum, een volks
stemming te laten beslissen, verschillend.
Het denkbeeld van Chamberlain zal in-
tusschen wel onuitvoerbaar zijn. Alleen de
staat met rijn geordend kiesstelsel kan een
volledige en aanuemelijlke stemming hou
den. En de Engelsche regeering wil juist
geen verkiezing in den eersten tijd. Zou
Chamberlain nu anders willen? Kort gele
den was hij Jt nog met Balfour eens, dat er
tijd moest zijn om het land te bewerken.
Meent Chamberlain, dat liet land' al ge
noegzaam bewerkt is en do kansen voor zijn
plannen er goed voor staan? In de voorrede
bij do uitgave van rijn laatste redevoeringen
zegt hij wel, dat hij er niet aan twijfelt of
het vonnis over den vrijhandel is bezegeld,
maar van rijri eigen voorstellen heet hot
niet meer dan dat hij ernstig hoopt, dat het
Êngclscho volk ze zal aannemen voor het te
laat is. Is dit alleen ecu hernieuwde waar
schuwing, dat Engeland den band met de
koloniën moet aanhaleu door ize handels-
voordcelen te bewilligen, omdat anders de
ko-loniën wel eens wegdrijven kouden? Of
voelt Chamberlain rich ietwat ontmoedigd
door1 den tegenstand, dien hij vindt, met
name ook onder de unionisten?
Oosten rIJk-Hongarïje,
De Keizer ontving gisteren voormiddag te
Weenen den Hongaarschen minister-presi
dent graaf TiazaL die des morgens uit Pest
was aangekomen, en verleende hem een zeer
lange audiëntie. Des namiddags keerde graaf
Tisza naar Pest terug.
Servië.
Uit Belgrado worden do geruchten, die ge
wagen van eeno beroerte, waardoor do Ko
ning zou zijn getroffen, tegengesproken. Do
gezondheidstoestand van don Koning wordt
volkomen bevredigend genoemd
Midden - Amerika.
Hot nieuwe kanaal verdrag werd don 18.
November door Hay en Bunau-Varilla oo»
derteekond. Hot onderscheidt zich in som
mige bijzonderheden van het Hay-Hereau-
verdrag, dat Columbië niet wilden aannemen.
Panama waarborgt aan de Vereenigde Sta
ten ton eeuwigen dage het gebruik van ecu
10 mijlen breeden strook gronds, waardoor
het kanaal zal loopen, terwijl in het verdrag
mcb Columbië slechts een strook van 6
mijlen breedte voor honderd jaren werd af
gestaan. Panama verleent verder aan do
Unie liet uitsluitende gezag over deze strook,
uit oen oogpunt van politio, justitie en go-
zondheidspolitie. Verder laat de nieuwe
republiek aan de) Vereenigde Stafeen eilan
den even in de baai van Panama, de kust
strook binnen het 10 mijlen breede gebocd,
havens en kolenstations en verbindt zich ge
lijktijdig soortgelijke voorrechten aan ande
re staten te weigeren. De steden Panama en
Colar blijven in naam onder het opperge
zag van de nieaiwo republiekindien echter
uit een oogpunt, van politie of uit ander»
hoofde veranderingen wenschelijk mochten
voorkomen, dan staat heit do Vereenigde
Staten vrij déze veranderingen aan te bren
gen.
Dé contra-praeetatiei van de Vereenigde
Staten bestaat in do betaling van 10 mil-
lioen dollars bij dc ratificatie van het ver
drag en in eene jaarlijkscho betaling van
250.000 dollars na afloop van negen jaren.
Verder wordt aan dc nieuwe republiek de
souvereiniteïfc over het gewezen departe
ment Panama toegekend, en do Vereenigde
Staten verbinden zich, geen inbreuk te ma
ken op dit souvereiniteitsrecht. en bevesti-
gou tegelijk, dat het niet hun verlangen is
Uit het Engelsch
36 VAN
FLORENCE MARRIAT.
„Waar ben je vandaan gekomen, vrouw
tje?" hernam zij, terwijl zij haar armen uit
breidde. „Kom eens bij mij je moet niet
bang wezen en vertel mijl eens, waar je
woont".
,,Ik ben niet bang", antwoordde Agnes,
terwijl zij rich vertrouwelijk tegen haar
nieuwe vriendin aanvlijde en Eva vlak in
't gelaat zag „Ik ben Aggie en ik woon
daarginds", voegde zij er bij, terwijl zij met
baar handje achter zich wees. .Maar u moet
niet, huilen dat is niet lief. Ik zal uw
tranen wel wegkussen".
En de daad bii het. woord voegend, drukt.*
het kleine meisje Eaar frissohe rozelipjes op
Eveline's betraande wangen.
Eveline Rayne was zeer gevoelig van aard
en sterk vatbaar voor indrukken. Te mid
den van de weelde en praoht, waardoor rij
zich otnringd zag, dorstte haar ziel naar lief
de en de harteliike sympathie' van liet aan
vallige kind trof haar diep. Zij drukte dc
kleine vast aan haar hart met een onbestemd
voorgevoel, dat zij voortaan, door een hech
ten baud van vriendschap en genegenheid
aan elkander verbonden zouden worden. En
dat voorgevoel bleek weldra juist geweest te
zijn Het duurde niet lang, of Eveline kwam
tot de ontdekking, dat haar kleine vriendin
niemand anders was dan Agne Feather stone
het eenig kind van den rijken bankier van
dien naam, welke met zijn vtouw op Feather
stone Hall woonde, een buitenplaats, die on
geveer een mijl van Rozenheuvel verwijdcad
was. Hoc Agnes het had aangelegd, om on
gemerkt aan het toezicht van het kinder
meisje te ontsnappen en den weg naar Ca-
ryll's park te vinden, was en bleef een raad'
sel. Eveline was niet lang besluiteloos aan
gaande hetgeen haar te doen stond zij nam
de kleine mee naar het heerenhuis. om haar
eon weinig op te knappen, en bracht ha.v
daarop naar haar ouders to rug, die in deo-
delijike ongerustheid verkeerden en F.vi ten
zeerste dankbaar waren voor de zorg. aan
hun onbezonnen wildzang gewijd. Sedert,
ging er geen dag voorbij dat Eveline haar
kleine vriendin niet. zag.
Mevrouw Featherstone was zeer ingeno
men met het denkbeeld, dat haar dochter
een oudere vriendin gevonden had. die op
Agneic passen en met haar spelen kon, cn
het duurde niet lang. of Eveline had de aan
vallige klein*', zoo lief, alsof deze haar eigfti
kind was geweest. Do leemte, in haar hart
ontstaan, werd aangevuld door Agnes
Featherstone.
Omtrent dat gedeelte van Eveline's leven,
hetwelk thans volgde, valt weinig of niets
bizonders mede te deolen. Ónder de bekwa
me leiding van juffrouw Middlelon open
baarde zich oen verandering ten gunste in
haar uitwendig voorkomen en manieren en
maakte zij snelle vorderingen in al die kun
digheden, welke men met recht in oen wel
opgevoed meisje verwacht te zullen aantref
fen. Toen zij ongovcor twee» jaar op Rozen
heuvel had gewoond, zou niemand iu haar
het lang opgeschoten, schamel goklcede en
onontwikkelde meisje herkond hebben, dat
te Liverpool, in juffrouw Rayne'a nederige
woning, niet. veel meer dan oen dienstbode
was geweest. Haar leven was echter vrij een
tonig en vervelend. De physiehe toestand
Van haar oom was er na zijn terugkeer op
Rozenheuvel geenszins op verbeterd. Van
lieverlede was hij door een algehocle ver
lamming aangetast geworden, zoodat hij. als
een jammerlijk toonbeeld van hulpeloosheid',
door het statig park van zijn landgoed in
pen Wagentje werd rondgereden, meer dood
dan lovend on schijnbaar zonder eenige acht
te slaan op hetgeen er rondom hem voorviel
In al dien tijd hoorde Eveline hoegenaamd
niet® van "William Caryll. Na zijn spoorlooze
verdwijning uit Liverpool was hij als het
ware dood verklaard en door iedereen verge
ten. Alleen het liefhebbend hart van Eve
line Rayne hield zijn beeld trouw bewaard.
Zij had om; zim wem is geschreid, tot. de bron
liarer tranen was opgedroogd, maar nog al
tijd klemde» ziji zich- vast. aan hot geloof, dat
hij eenmaal zou terugkomen, om haar als.
zijn eigendom op to cischen.
Toen Eveline haar negentiende jaar had
bereikt., was juffrouw Mïddleton's taak op
Rozenheuvel geëindigd. Zii verklaarde, dat
de opvoeding barer leerling than3 voltooid
geacht mocht worden en dat het tijd word.
dat Eveline de honneurs zou gaan waarne
men in do woning van haar oom.
'Eén paar weken na liet vertrek van juf
frouw' MuTdleton trad dc heldin van ons
verhaald een nieuw levenstijdperk in. Eons
op'een ochtend, toen Eveline beneden kwam,
om te ontbijten, deelde juffrouw Wedder-
burn haar mede. dat mijnheer Caryll het
tijdelijke met het eeuwige had verwisseld.
Zijn oppasser had hem koud en levenloos in
zijn ledikant vinden liggen, toen hij hem
dien morgen kwam» wekken.
Eveline hoorde* deze tijding aan, zooals elk
jong meisjcjmn haar leeftijd gedaan zou heb
ben mot een drukkend gevoel van ont
steltenis en verlatenheid. Haar goede tante,
die zich altijd verheugd had in hot vooruit
zicht, eenmaal op Rozenheuvel te komen
wnnen_("wn.nt juffrouw Rayne was overtuigd,
dat Eveline haar niet zou vergeten) was een
half jaar geleden gestorven, zoodat. het ne
gentienjarig meisje thans alleen op de wereld
stond.
Na afloop van de begrafenis werd het tes
tament geopend. Tot baar niet gering© ver
bazing vernam Eveline, die niet anders dan
een legaat, had verwacht., dat zij hehou-
dens den cventueelrn terugkeer ran haar
neef TTugli tot universeel© erfgename van
haar oom was benoemd, met een inkomen
Van viiiftionduizénd pond 's jaars.
In don beginne was Evelino alles behalve
opgetogen' met hot onverhoopt geluk, dat
haar ten deel was gevallen. Terwijl iedereen
haar geluk Wenscht© of» benijdde, zwoegde
zij onder de zware verantwoordelijkheid, die
op haar schouders" was geladen, en vroeg tij
zichzelf vol smarteJijken weemoed af, hoe sij
het ooit zou, uithouden, oim alleen op Rozen
heuvel te wonen. Maar toon zij rich een
maal vertrouwd had gemaakt met dit. denk
beeld. schonk con ander© gedachte haar don
iioodigen moed, om do haar opgedragen taak
t-e aanvaarden. Zii herinnerde zich d© ge-
jofte, dio zij en Will indertijd wederkeerig
hadden afgelegd, nl. deze: dat zij eorlijk
alles samen zouden deelen, onverschillig wie
van beiden Rozenheuvel zou erven. Van dat
oogenblik af aan beschouwde zij't prachtige
landgoed niet Iangpr_als haar eigendom,
maar als het zijne. Zij zou het zoo goed
mogelijk trachten to bcheoron en in waarde
doen toenemen, niet zoozeer om harentwil Ie
als wel in zijn belang.
En zoo wijdde zij. haar leven aan den man,
in wien zij nog altijd met onverflauwde lief
de geloofde, ook al kreeg zij taal noch toe
ken van hem. Met een aandoenlijk kinder
lijk vertrouwen klemde zir zich vast aan de
hoop, dat zij eenmaal bereenigd zouden wor
den, om elkaar voor eeuwig toe te behooren.
Wordt verrotgd