BIJVOEGSEL Amersfoortsch Dagblad. AMERSFOORT. BIJ HET Gemeenteraad VAX Zitting van den gemeenteraad van Dins dag 29 Maart 1904, des namiddags om half twee. Voorzitter de lieei burgemeester jbr. J. W. A. Barchman Wuytiers. Tegenwoordig 16 leden en de secretaris jhr. mr. B. W. Th. Sandberg; afwezig de heer van Beek. Be notulen van de vorige vergadering worden gelezem en goedgekleurd. Ingekomen zijn a bericht van Ged. Staten, dat bij ko ninklijk besluit van 22 Februari jl. het Rijkssubsidie ten behoeve van de Hoogere Burgerschool van f 15,000 tot f 14,000 is verminderd; voor informatie; b. besluit, van Ged. Staten tot goedkeu ring vam het eerste aanvullingskohier van de straatbelasting voor het dienstjaar 1903 als voren; c. besluit van Ged. Staten tot goedkeu ring van het besluit tot onderhandsche ver huring van gedeelten van Ma Retraite; alsvoren d. mededeeling van R. en W-, dat ziji aan mr. W. D. Caudri, op verzoek, eervol ont slag hebben verleend als hoofdcommies ter secretarie" en dat zij tot die betrekking heb ben benoemd jhr. S. M. van Reigersberg Versluys, secretaris der gemeente G-oes alsvoren c. (mededeeling, dat B en "W. tot ambte naar-, belast met het beteekenen van stukken betreffende de vervolging wegens plaatselijke belasting, hebben benoemd den commies vau 's Rijks belastingen A. L. van Leer; als voren f. cle door B. en W. goedgekeurde reke ning cn verantwoording van het bestuur der Ambachtsschool over 1903. De Voorzitter. Ik stel voor deze reke ning ter secretarie neder te leggen ter inza ge van de leden. De heer Plomp. Mijnheer de voorzitter, betreffende deze rekening is cene vraag ge richt aan B. en "W. door den heer Klcber. Naar aanleiding van die vraag heeft de reke ning van de Ambachtsschool voor de gemeen te meer belang gekregen het is wenscbe- lijk dat wij te dien aanzien komen tot een positief 'resultaat. Het besluit om de reke ning ter seretarie te deponecren, kan ieder van de leden aanleiding geven om de reke ning voor zich zelf na te zien en zich daar over ecne bepaalde meening te vormen, maar het heeft geen uitwerking naar buiten. Het komt mij wenschelijker voor, de rekening in handen te stellen van eene commissie van drie leden, die verslag zal moeten doen aan den raad. De Voorzitter. Ik heb 'geen bezwaar om aan dit verlangen te voldoen. Als do leden izicb er mee kunnen vereenigen, zal ik de leden van de commissie aanwijzen Wordt z. h. o. besloten deze rekening te stellen in handen van eene oommissie van drie leden. Tot leden van. de commissie wor den door den Voorzitter benoemd de heeren Plomp., Veis Heyn en Hamers. Ingekomen zijn voorts nog: g het verslag van de Ambachtsschool over 1903; in handen gesteld van de zoo even benoemde commissie; h. rekest van regenten van de stichting „de Armen de Poth" om overdracht van het ziekenhuis „de Both" voor f 3000; in handen van B. en W. om prae-advies; i. adres van J. Klink nopens het bouwen van 76 weningen en stratenaanleg bij d(e Pu n ten.bu rger laan alsvoren; j. adres van P. van oer Sluis, instituteur, verzoekende een terrein voor spelen in de open lucht beschikbaar te stellen; als voren. Aan de orde is: 1 Voorstel van de heeren Veis Heyn en Oosterveen, om in beginsel te besluiten tot afschaffing van de kermis, met afdeelings- rapporten en antwoord van B. en W. In hun antwoord verklaren B. en W., dat hun standpunt is, dat de kermis moet wor den beschouwd als een oud volksgebruik, dat zijn eigen, dood moet sterven. Waar blijkt, dat dit meer en meer van zijn oorspronke lijk karakter ontaardt, is bet de roeping van het openbaar gezag, te waken dat bet blijft binnen de perken van orde en goede zeden. In die lijn zich bewegende, doet het dage- lijksch bestuur een voorstel: 1. tot dislocatie, waardoor worden ver meden eene opeenliooping van de volksbe weging binnen een engen kring en eene be lemmering van hot vrije verkeer, welke voor al veelal tot twisten, vechterijen en moeilijk heden aanleiding gaven 2. tot wering van waarzeggers, misvorm de personen, wonderen van de wereld, ge heime specialiteitententjes en andere sensa tie wekkende vertooningen 3. tot beperking van de kermis tot 5 da gen door sluiting des Vrijdags te midder nacht, ter voorkoming va,n de brooddronken heid en het groote misbruik van sterken drank, welke den Zaterdag gewoonlijk ken merkt als vruchten van de op dien dag uit betaald wordende loonen. (Het derde of laatste voorstel gaat uit van de meerderheid van het Dagelijksch Bestuur. De minderheid vereenigt zich met het in de lste afdecling gedaan voorstel tot sluiting der kermis gelijktijdig met het gewone slui tingsuur van de kroegen, Zaterdags avonds 11 uur). De heer Vols Heyn Mijnheer de voor zitter. 't zij mij vergund naar aanleiding van het antwoord door het Dagelijksch Bestuur gegeven, een en ander in het midden te brengen. Allereerst dan wil ik aan B. en W. mijnen dank brengen voor de welwillende beschik king op ons verzoek om het voorstel in zake de kermis, op te schorten, totdat de burgerij gelegenheid had gevonden zich daaromtrent, uit te spreken. En wanneer ik dan het Dagelijksch "Be stuur onzen dank daarvoor breng, dan is het mij tevens oorzaak van groote voldoe ning, te kunnen constateeren dat zijne welwillend heid niet te vergeefs is geweest, daar toch in de weken, verloopen tusscben indiening o.n behandeling, thans een krachtige bewe ging is ontstaan en geleid, zoowel voor als tegen ons voorstel, en wensch ik bier met groote waardeering te memoreeren dat over het algemeen op jüleszins waardige wijze in woord, in adres en door de pers zoowel door vóór- als tegensta nders de zaak is behandeld geworden. En wanneer ik dan nu terstond reeds het woord heb gevraagd, mijnheer de voorzitter, dan is dit niet om al dadelijk het vuur te oj lenen van den strijd die hier wellicht, maar dan ongetwijfeld op niet minder waar dige wijze, zal worden gestreden, doch om met een enkel woord in te gaan op het door B cm W. gegeven antwoord op do verslagen van het verhandelde in de afdeclingen, be treffende ons voorstel. Dubbel gevoel ik mij hiertoe gedrongen; ©enerzijds omdat in him antwoord is tegemoet gekomen aan ons verlangen om hot advies te mogen vernemen van bet Dage lijksch Bestuur, anderzijds om den inhoud van dat antwoord zelf. Spreek ik mijn dank uit voor dat advies, ik acht mij golukkig er aan toe te kunnen voegen dat ik z3er waardeer den ernst, waar mede liet antwoord is opgesteld en de goede bedoelingen, die er uit spreken. immers, mij thans bij den hoofdzaak be palend, uit dat antwoord blijkt, dat de ker mis door B. en W. wordt beschouwd als een oud volksgebruik, dat meeron meer van ziji^ oorspronkelijk karakter ontaardt; dat zij gelegenheid biedt tot zondi gen. dat hare tegenwoordige inrich- tiug voor verbetering vatbaar is, ter wijl haar dood althans tengevolge van zelf moord voor B- en W. blijkbaar geen reden tot rouw zal zijn. Met- deze beschouwing kan ik geheel aC- coord gaan. Wanneer ik voor het oogenblik dan nu laat rusten, hoewei met belangstel ling er kennis van genomen hebbende, de officieele statistieken van dron kenschap en ontucht over de laatste vijf jkic'n cn eveneens niet wil aanvatten het onzijdige standpunt door B. en W. ingeno men, ten opzichte van de finamcieele zijdo van-'t vraagstuk, al veroorloven wij on9 daar omtrent een opinie te hebben, als neerge legd in onze memorie van toelichting, bit punt kan door mij ook te eer met rust ge laten worden, waar ik 't- geheel eens ben met het oordeel van B. en W., dat zulks tot de zaak zelve weinig afdoet, omdat, wanneer het algemeen belang meebracht de kermis op to heffen, het financieel nadeel toch geen gewicht in de schaal zou mogen leg gen, dam blijft slechts over uit dat antwoord en dat is de spi 1, waar het ten slotte om draait het oordeel over de taak der overheid. Daarin nu moet ik mij beslist stellen tegenover B. en W. Ik acht het wel d e g c 1 ij' k de roeping der overheid „bron nen te dempen, waaruit het kwade voort spruit", en zou 't waar zijn wat B. en W. in hun antwoord verklaren, dat „om aan dien eisch te voldoen de wettelijke grondslagen, waarop de samenleving is gebouwd, eene voorafgaande geheele verandering moeten on dergaan"', ik zou niet aarzelen met 't oog op die roeping eene dusdanige verandering dringend noodig te achten, doch ik zou in alle bescheidenheid willen vragen, wat is 't anders dan hetgeen door den wetgever steeds wordt bedoeld en verricht, als hij misstan den ontdekt en overeenkomstig zijn -.aak door wetgeving of wetswijziging tracht uit den weg te ruimen. Doch, mijnheer de voorzitter, zoo ver be hoeven wij hier niet te gaan. De zaak bi» ons thans bezighoudt is van meer fec\ou- digen aard. Het geldt hier slechts een voorstel om in beginsel te besluiten tot afschaffing der ker mis, en het kan toch niet- gezegd, dat tot aanneming van dit voorstel noodzakelijk is eene voorafgaande geheele verandering ^er wettelijke grondslagen waarop de samenle ving is gebouwd Dat voorstel nu deden wij, en we b a u d- haven het, omdat wij als de roeping der overheid, als onze roeping derha-lvo eveneens, erkennen het weren van al wat openlijk het godsdienstig gevoel kwetst, de onzedelijkheid bevordert en als wij nu be paaldelijk de kermis als zoodanig afgeschaft wenschon, dan is dit omdat zij door do t v<r- heid wettelijik is gesanctioneerd.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad | 1904 | | pagina 5