't Is de overheid toch, die den tijd bepaalt, de plaats aanwijst eu verhuurt, haar gan- sche bedrijf regelt en bestuurt. Mijnheer do voorzitter, ik zou het hier bij kunnen laten, doch bedoelend antwoord te geven op het antwoord van B. en W-, mag ik met zwijgen over een voorstel, dat naar aanleiding van ons voorstel door het Dage- lijkseh Bestuur is gedaan. Het 19 vervat in drie artikelen, u allen bekend. Yan oordeel, dat eventueele uitvoering van deze bepalingen krachtig zal medewer ken ,cm het eind© t© verhaasten van den vijand onzer gemeente, die wij barmhartiger en practischer dan B. en W. liever met één slag zagen gedood, dan hem te martelen en langzaam te laten omkomen van honger, geef ik, onaer welgemeende en hartelijke dank- zegging aan 33. en W. voor hun advies,«den Baad oescneidenlijk in overweging, desge- wenschfc beider voorstel te commneeren, en eerst uitsprekend over de kermis in begin sel het vonnis des doods, en zoo de Raad schroomvallig is, beulswerk te verrichten, daarna door aanneming van het voorstel van het dagelnksch bestuur een slag toe te bren gen aan den vijand, die wel niet doodelijk zal zijn, maar toch mijns inziens zóó gevoelig dat iu latere jaren weinige slagen voldoende zullen Diijken om hem ook naar de wonschen van B. en W. zijn eigen dood te doen ster ven. De heer Prikken. Mijnbeer de voorzit ter, de geachte voorstellers hebben hun in gediend voorstel om in beginsel te besluiten tot afschaffing van do kermis, laten volgen door eeno uitvoerige toelichting. Uit die toe lichting blijkt, dat zij hun voorstel hebben gedaan op gronden van financieelen, moree- lcn en godsciienstigen aard. Het eerste motief n.l., dat van financieelen aard, behoeft niet breedvoerig besproken1 te worden, ornaat de voorstellers hunne stel ling daaromtrent door geen enkel bewijs he eb en gestaafd. Er is door hen beweerd, dat de kermis financieel verlies aan de gemeente berokkent, maar bewijs van dat nadeel is door. hen niet bijgebracht. Het wil mij in tegendeel voorkomen, dat het bedrijf der kermisreizigers niet zoo bijzonder lucratief is, en dat zij bij het einde van de kermis een groet deel van het geld, dat zij hebben ont vangen, in verschillende vormen, in de ge meente achterraten. Daarbij komt, dat velo niet-ingezetenen, die tijdens de kermis de gemeente bezoeken, in dien tijd huune in- koopen doen niet op de kermis zelve, maar bij, de hier gevestigde neringdoenden. Wat betreft de moreele en godsdienstige gronden, komt het mij voor, dat de voorstel lers zich op een minder juist standpunt heb ben geplaatst. Het oorspronkelijke doel van de kermis was in den ouden tijd een gansch andere dan het gaandeweg geworden is. In vroeger tijd was de kermis of jaarmarkt eene behoefte voor handelaars en particulieren. Langzamerhand, ook door de verbetering van de middelen van vervoer, ia die behoefte op den achtergrond geraakt en is de kermis verandera m een volksvermaak. Tegen die verandering van het oorspronkelijke doel van de kennis in een volksvennaak kan m. i. geen ernst.ge grief bestaan. Ik ben het niet eens met de voorstellers, wanneer zij zeggen dat het karakter van de kennis heel weinig verheffend is. Het karakter van de kermis als volksvermaak kan wel degelijk verheffend zijn, cn de kermis kan in menig opzich ten goede werken, als men maar zorgt, dat wat a's volksvermaak geboden wordt, ook als zoo danig een verheffenden invloed heeft. Wat niet verheffend is, is het misbruik, dat van <-o kermis gemaakt wordt. Dat is echter niet de schuld van de kermis, maar van degenen, die misbruik maken van de kermis als volks vennaak. Het is niet een noodzakelijk gevolg uitsluitend van de kennis, maar het- komt ïzoowel hier als elders voor bij de verschil lende feestelijke gelegenheden, die plaats hebben. Eene zaak is met slecht en te ver- oordeeleu, omdat zij ook gelegenheid biedt tot zonaigen, maar zij is slecht, wanneer het doel, dat men tracht te bereiken, slecht is. Eu een slecht doel heeft de kennis niet. Waar zouden wij blijfven, als wij overeenkom stig den wensch van de voorstellers eenvou dig alles gingen opofferen wat aanleiding geeft t'ot misbruik? Van alle mogelijk denk bare zaken, zelfs.van de meest verhevene, wordt misbruik gemaakt. Maar dat is niet de schuld van do zaak zelve, maar van do men- schen, die er tot bereiking van lage doelein den misbruik van maken. Wanneer men zich op het standpunt wil stellen zcoal9 ik voor mij doe dat het wenschelijk en iioodig is, dat er van tijd tot tijd volksvermaken plaats hebben, dan is het juist de plicht van de overheid er zorg voor te dragen en alle middelen in het werk te stellen dat daarbij alles wat zedekwetsend is, wordt weggenomen. En dan kan het m. i. mogelijk zijn, dat de kermis meer en meer gaat beantwoorden aan haar tegenwoordig doeln.l. volksvermaak. Ik ben het daarom niet eens met B. en W., als zij zeggen, dat de kermis omdat zij is een oud volksgebruik, haar eigen dood moet sterven. Ik zou willen zeggenLaat ons de kermis behouden, juist omdat zij 13 een oud volksgebruik; maar ik voeg er bijLaat ons alle middelen aanwen- uen om te zorgen, dat de kermis inderdaad, is eeue gelegenheid van volksverheffing en niet van eene van volksverdierlijking. Ten slotte een woord over het voorstel, dat door iJ. en W. is gedaan. Ik meen ten minste het drietal punten, da.t door B. en W. in hunne nota. van antwoord is geformu leerd bij het uiteenzetten van hun stand punt, te moeten opvatten als een voorstel, dat door» hen is gedaan. Dat voorstel be staat uit drie deelen. Het. heeft in de eerste plaats ten doel de dislocatie van de kermis. Ilc heb op zich zelf daartegen geen enkel bezwaar, als die dislocatie inderdaad er toe kan bijdragen, dat de taak van de politie gemakkelijk wordt en dat zij gemakkelijker een overzicht over het kermisterrein kan krijgen. Maar eigenlijk komt dat voorstel mij praematuur voor, omdat wij binnen kort toch hebben te verwachten een voorstel van B. en W. tot onttrekking van terreinen aan den openbaren dienst, met het oog op do aanstaande kermis. Het komt miji dus voor, dat dit voorstel achterwege kan blijven, om dat het in anderen vorm binnen kort van zelf aan de orde moet komen. Overigens blijkt uit het voorstel niet, of dat besluit betrekking zal hebben op de kermis van clit jaar, of ook op die van volgende jaren. Wat het tweede punt betreft, het weren van waarzeggors, wonderen van de wereld en dergelijke zaken, dat schijnt mii niet te lig gen op den weg van den raad. Het. behoort tot net terrein van den burgemeester, krachtens art. 188 van de gemeentewet. Het derde punt heeft ten dcföl do kermis tot vijf dagen te b:perken, door haar Vrij dags te middernacht te sluiten. Ik geloof echter, dat op den laat sten dag (deu Zaterdag) de brooddronkenheid en het misbruik van drank niet in zoo groote mate erger is dan op den daaraan voorafgaanden Vrijdag. Het komt mij bovendien voor, dat dit voorstel tot bekorting van de kermis zoer weinig prak tisch resultaat zal hebben. Op de gronden, die ik heb aangevoerd, zal ik stemmen tegen het vcprstel om in begin sel tot afschaffing van de kermis te beslui ten, ofschoon ik de indiening van dat voor stel toejuich, omdat het aanleiding kan geven, dat er een stap wordt gedaan in de goede richting: namelijk tot veredeling van de kermis als volksamusement. De heer Jorissen. Mijnheer de voorzit ter, ik zal tegen het voorstel van de heeren Veis Heyn en Oosterbaan stemmen, en zulks op de volgende gronden.. I>e heeren stellen voor do kermis in begins*. 1 af te schaffen. Wanneer men dat voorstel leest, clan ziet men op den eersten oogwenk, dat er niets geen praktisch nut van is te verwachten oon heb aaji te nemen. Men schaft de kennis in beginsel af. Er meet dus een dringende, hoo- goio reden zijn om de kermis af te schaffen. Dan is het echter een verkeerd standpunt, waarop de voorstellers zich plaatsen. Zij wil len de kennis afschaffen, omdat zij slecht is. Maar op zich zelf is de kermis ncch goed, noch slecht. Het -slechte krijgt de kermis, omdat er misbruik van gemaakt wordt. Maar u:t dat misbruik blijkt mij niet, dat de kermis in zich zolf slecht is. De kermis is cmtaaaxl, maar dab is de schuld van de pea- scinem, die haar misbruiken. Maar moet mem nu de kersmis afschaffen, omdat er menschen; zijn, die haar misbruiken Dat is riet noo- dig. Te stemmen voer de afschaffing van de keirmiis in beginsel, lijkt mij; dus niet ncodig. Eene andere vraag isKunnen wij er iets aan deen om het misbruiken van de kermis tegen te gaanEn welke weg moet daarvoor worden ingeslagen Moeten wij do kermis doodslaan, zooails de voorstellers willen? Dat is eene remedio, dio erger is dan dc kwaal. Men moet zien, of niet op eene andere mar nier dat misbruik is te bestrijden. Wanneer ik inu zie, dat B. cn W. voorstellen den. duur van do kermis te bestrijden, dan voel ik daar voer" veel meer, hoewel ik niet het grootste voordeel zie in de afschaffing van den Zaterdag. Ik geloof, dat het volk toch dien dag er bij zal nemenals het dan niet officieel kermis is, dan is het officieus ker mis. Is 't niet beter in plaats van den Zater dag den Maandag van de kermis af te nemen Maai" dat laat ik aan het oordeel van do ver gadering over. Ik wil alleen nog zeggen, dat ik het- voor een groot deel eens ben met dé meaning van den heer Prikken. Als men de kermis wil afschaffen op groncl van het mis bruik, dat er van wordt gemaakt, dan moet men veel meer afschaffen. Men moet dam ook afschaffen het Koninginnefeest, ook tal van vertooningen en. tooneeluitvoeringen, omdat er door kunstenaars en schrijvers mis bruik, soms zelfs groot misbruik wordt ge maakt. Dan weet men niet waar men. zal blijven. Juist omdat op zich zelf de kermis niet slecht is, behoeft men haar niet af te schaffen. Daarom zal ik tegen het voorstel stemmen. Be heer van Esveld. Mijnheer de voor zitter, in mijn afdeeling is er op gewe zen, dat het- wenschelijk zou zijoi iu de kermisweek in. overleg te treden met den garnizoenscommandant over de middelen, die kunnen worden aangewend om tegen te gaan de overstrooming van het kermisterrein door militairen, die daar dikwijls aanleiding geven tot veel beweging lein rumoer. In het bijzon der wanneer de tractementsb etaling saimen- vajt met den Zaterdag, dan dragen de mili tairen veel bij 'tot het groot© rumoer op dien avond. In het antwoord' van jB. on W. heb ik ai iet gel etsen wat zijl op dat punt meenen te kunnen doen Ik zie niet in, waarom het hoofd van het garnizoen, aan wiein toch cok toevertrouwd is te waken voor de belangen van de jongelieden, niet maatregelen zou kun nen nemen om zij no menschen behoorlijk in toom te houden. Uit de voorstellen van B. en W. blijkt, dat de meerderheid van het college de kennis wel inkorten. Ilc zou dat een verkeerden maat regel achten. Wij zullen daarmede niet anders bewerken, dan d?..t de beweging, die aam de kermis verbanden op de atndere dagen te voel geconcentreerd wordt. Wait miem wil is verspreiding van de herrie, en dat bereikt men even goed, door den duur van de kermis te behouden, zelfs beter omdat de menschen daardoor meer gelegenheid hebben om uit te gaan, wat cok de verdeeling van de drukte

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad | 1904 | | pagina 6