V. SSH4. Tweede Stl«d. Zaterdag 23 April 1904. BINNENLAND. 8"' Jaarjfaiij DAGBLAD. ABONNEMENTSPRIJS Per 3 maanden voor Amersfoort f 1.25. Idem franco per post- 1.75. Afzonderlijke nummers- 0.05. Deze Courant verschijnt Dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Advertentiëm mededeelingen enz., gelieve men vóór 10 uur 's morgens bij de Uitgevers in te zenden. Uitgevers: VALKHOFF C». Utrechtschestraat 1. Intercomm. Telephoonnummer 66. PRIJS DER ADYERTENTEËN Van 15 regels Elke regel meer Groote letters naar plaatsruimte. Yoor handel en bedrijf bestaan voordeelige bepalingen t het herhaald adverteeren in dit Blad bij abonnement. Eei circulaire, bevattende de voorwaarden, wordt op aanvi toegezonden. Kennisgevingen. Burgemeester en Wethouders der gemeente Amersfoort brengen ter algemeente kennis, dat. bij hun besluit van heden, ingevolge art. 8 der Hinderwet, aan P J. Goedhals, wonende alhier, vergunning is verleend tot de oprichting van eene smidse, in het perceel aan de Hellestraat, kadastraal bekend gemeente Amersfoort, Sectie E, no. 5444. Amersfoort, den 21. April 1904. Burgemeester en Wethouders voornoemd, De Secretaris, De Burgemeester. B. W. Th. SAXPBERG. Wl'UTTERS, De Burgemeester van Amersfoort, Gezien artikel 41 der gemeentewet. Brengt ter kennis van de ingezetenen, dat de Raad dezer gemeente zal vergaderen op Dins dag, den 26. April aanstaande, des namiddags te l£ ure. Amersfoort, den 22. April 1904. De Burgemeester voornoemd. WUUTIERS. Kameroverzicht. Eerste Kamer Zitting van Vrijidag 22 April. Voorzitter baron Scihimmelp&nninck van der Oye. Aangenomen wordt het wetsontwerp tot naturalisatie van G. H. Anit en anderen en dat tot naturalisatie van W. J. Thate en an deren. Daarna wordt voortgezet de beraadslagin gen over het wetsontwerp, houdende nadere bepalingen betreffende de mijnontginning. met wijziging der wet «van 21 April 1810. De heer Va n Zi nnicq Bergman sluit zich ten aanzien van de bestrijding van liet grondwettig bezwaar van den heer Hein, aan b den heer Van Nier op. Bij deze wet wordt aan iemand eenvoudig terrein afgestaan in eigendom, om het als mijn te exploiteeren, onder voorwaarde dat hij bij niet voldoende exploitatie uit zijn eigendom kan worden ontzet. Dat acht Spr. geoorloofd, te meer omdat die ontzetting eerst zal kunnen plaats hebben wanneer zij steunt op de bepalingen der wet. Hier is geen krenking van art. 151 der Grondwet. Berechting van strafbare feiten volgens detze wet zou Spr. in eerste instantie willen doen plaats hebben voor de rechtbank en in appèl voor de gerechtshoven. De heer 't Hooft oppert ook eenige be denkingen tegen ?t betoog van den heer Hein die z. i. de zaak veel te gewichtig heeft op genomen. Iu de Tweede Kamer weixl geen woord over do quaestie bij openbare behandeling gezegd, al liad men bij de schriftelijke ge- d ach ten wisseling de zaak aangeroerd. Er waren toch genoeg bekwame juristen in die Kamer uiterst bevoegd op liet gebied van het civiel- en liet. staatsrecht. Zij hebben niet gesproken, waaruit Spr. de conclusie trekt, dat zij de quaestie van niet zoo groot be lang achtten. Ook z. i. valt de hier ter sprake zijnde onteigeningsquaestic niet onder het begrip van art. 151 der Grondwet. Wij hebben hier te doen met een bijzonder eigendomsrecht. Wanneer men deze wet had toegepast op de bestaande mijnen, had men niet gehan deld in strijd met de Grondwet, maar zou men onbillijk zijn geweest. Men zou dan schadeloosstelling hebben moeten geven. Met- een beroep op Duitschland betoogde Spr. nog de noodzakelijkheid van scherpe bepalingen als waarborg voor het zonder noodzaken stop zetten van de mijnexploi- latie. De heer van der W ij: c k kan de ver leiding niet weerstaan om zioh als niet-jurist ook in het debat te mengen en. als leek zijn indruk te geven, die de lezing van de debat ten bij de tot standkoming van de wet van 1810 op hem hebben gemaakt. Met- een beroep op de geschiedenis der tot standkoming van de wet betoogde Spr.. zich aansluitende bij het betoog van den vorigen Spr., dat hier geen sprake is van een absoluut eigendom, waarop geen indruk zou gemaakt mogen worden. Met de strekking van de wet kan Spr. zich dus vereenigen. Onbillijk acht Spr. bijvoorbeeld de vervallenverklaring vitn de concessie dan bij gebleken onwil, cn even eens het annexeeren van 25 door den Staat van de opbrengst bij gedwongen ge- rechtelijken verkoop. I>e heer Bone val Faure is 't volko men eens met den heer Vlielander Hein. Bij dit ontwerp heeft ontzetting uit den eigen dom plaats in strijd met art. 151 deT Grond wet. Men had de voorschriften moeten vol gen, welke gelden bij eene onteigening ten algemeen© nutte. Spr treeidt niet in herhaling van het be toog des heeren Hein, maar zal zijn stem aan het ontwerp onthouden. De Minister van Waterstaat (de heer De Marez Ovens) merkt op, dat de overtuiging, dat ons land delfstoffen rijk is, van groot ge\yicht is voor de toekomst van ons land. Die overtuiging stemt tot blijd schap, maar moet reden zijn om toe te zien dat de mijn exploitatie op deugdelijke grond slagen rust. De minister gaat na wat te dien aanzien tot. dusver is gedaan. De Minister herinnert cr aan, dat hij ten vorigen jare uitdrukkelijk heeft verklaard, dat de regee- riug niet van plan was het gansohe mijnveld aan deu Staat te brengen. Integendeel de be doeling bij' de explora-tiewiet was het uit geven van particuliere ooncessiën. De Staat is noch explorateur unique, noch exploitateur unique. Komt het aanhangige wetsontwerp niet tot stand, can zal er geen quaëstic zijn van het uitgeven van conoessiën. Gebonden aan de bepalingen van 1810 kan de Minister niet tot uitgifte overgaanzijn ambtssvoorganger zou dit evenmin gedaan hebben. Wij komen dan voor het feit te staan dat er een tijd komt dat de exploirati© uitstekend gaat, maar de exploitatie niet aangevangen kan werden, of men moet alles aan den Staat trekken. Wie dat wil, moet tegen deze wet stemmen. De heer Hein wil den weg op van de ge wone onteigening en beriep zich op art. 649 B W. (betreffende de verdronken landen). Maar het beroep op dat artikel gaat niet op De verdronken landen werdeu niet in eigendom van den Staat verkregen met de voorwaarde die landen droog te maken De minister betoogde nader, dat het be grip van eigendom onaantastbaar blijft. De regeering doet niets anders dan staan op rechten die haar toekomen. De minister ontkent ten stelligste, dat hier eigendom wordt ontnomen en verzekert dat integendeel eigendom wordt geschapen, evenwel onder voorwaarde dat dit eigendom vervalt als het deel waarmede het werd ge geven, niet wordt nagekomen en de eigenaar nalatig is. Beperking van eigendom is niet strijdig niet de Grondwet, we hebben die beperking in tal van wetten. Ontzetting uit of vervallenverklaring van eigendom toch kan alleen plaats hebben bij moedwil, bij gebleken onwil van den eonccs- mnaris, om het doei waarmede de concessie weid gegeven na te komen. Is dus liet ontwerp niet inconstitutioneel, het is ook noodzakelijk. De Minister be roept zich ten betooge hiervoor op hetgeen in België plaats heeft. Een ander argument voor de noodzake lijkheid der wet is het sociale belang, te zorgen dat de concessionarissen in hun zucht om met deexploitatie winst te behalen, niet vergeten de belangen van de werklie den. bijv. het allernoodigste. de lucht ver ver- sching. Wat er in den algemeenen maatregel van bestuur zal staan, kan de minister nog niet zeggen. De zaak is belangrijk en nog in stu die. Maar do minister zal zorgen dat die al gemeene maatregel niet gaat buiten de gren zen van de wet. Er zal voor gezorgd worden, dat hij nauw aansluit aan de wet. De minis ter is 't niet geheel eeais met den heer Van Nierop, dat de Mijnraad uitsluitend zou moe ten samengesteld zijn uit deskundigen. Bij het college voor de zeevisscherijen was dat ook niet het geval. Aan dat college werd een wetenschappelijk adviseur toegevoegd. Draconische bepalingen beeft men van den minister niet te verwachten. De heer Regout wees op de streng:- maatregelen betreffende luchtverversching, die een der Limburgsche mijnen heeft moeten nemen, maar daaraan heeft de minister gec-n schuld. De directie van de mijn zielf had die strenge voorschrif ten ingevoerd cn in onderzoek is, ze te ver zachten. Gaarne verzekert de minister, dat de wet met omzichtigheid zal worden toegepast-. Trouwens de procedure in de wet opgeno men, biedt- daarvoor voldoende waarborgen. En nog meer zal dit het geval zijn, wan neer de administratieve rechtspraak tot stand is gekomen, waa ven het ontwerp eon dezer dagen reeds het departement van justitie heeft verlaten. De heer Vlielander i 1 e i li pliceert De heer Van Nierop was bevreesd voor het onder een deken gaaa van de nieuwe mijn eigenaars met buitenlandsche kolensyndi- caten. Daarin zag hij een groot gevaar, waar tegen z i. het ontwerp waakt. Maar vreest hij het gevaar dan niet met de bestaande mijneigenaren, waarop het ontwerp niet van toepassing is? En de minister, die ook van dit gevaar sprak, had het ontwerp dan niet zoo moeten beknotten. Tegenover den heer Thooft ontkent Spr. een handigheid gebruikt te hebben. I> heer Thooft. deed dit zelf door cr op tc wijzen, dat over de grondwettige quaestie iu de andere Kamer niet werd gesproken. Die handigheid stond gelijk met ccn zelfmoord Spreker betoogde nader, dat, had de wet van 1810 de concessie herroepelijk gesteld bij non-exploitatie er dan daaromtrent toch be palingen hadden moeten zijn opgenomen. Maar in die wet is daaromtrent geen enkela bepaling tc vinden. Ook de heer Bergmann declinceisle sterk den eigendom van de mijn, volgens de oude wet. Hij zeide. de mijn moet ontgonnen wor den, anders vervalt het eigendom. Op deze wijze zou de eigendom van een jachtveld verloren gaan, wanneer de eige naar niet zelf al liet wild opat. Tegen den heer Thooft- en den minister betoogt. Spreker dat het geven van de con cessie niets anders is dan het verstrekken van een certificaat dat de concessionaris eigenaar van de mijn was. De Regeering geeft niets, haid niets te geven. De Staat was geen eigenaar van de mijn. De heer Van Nierop, repliceerende, betcogde nalder dat een beroep op art. 181 ïiiet opgaat. Bij de aanhangige wet heeft- men eenvoudig te maken met den eigendom, krachtens eene overeenkomst, d. i. de gege ven en verkregen concessie. Nogmaals wijst li ij er op. dat bij het met tot- stand komen dezer wet geen concessie gegeven zal kunnen worden, maar bovendien zal ook het politie toezicht niet geregeld kunnen worden. Daarna werd de vergadering verdaagd tot heden 11 uur. Tweede Kamer. Vergadering van Vrijdag 22 April. Ingekomen is een ontwerp van wet, hou dende nadere bepalingen omtrent den accijns op het- gedistilleerd. Zal verzonden worden naar de afdeehngeu. Drankwet. Aan de orde is het wetsontwerp tot her ziening der wet vau 28 Juni 1881, houdende bepalingen tot regeling van den kleinhandel in sterken drank en beteugeling van open bare dronkenschap. De heer Talnu brengt rapport, uit over een groot aantal adressen betreffend© dit ontwerp. Algemeen© beraadslagingen. De heer Schaper constateert dat het drankgebruik cu het drankmisbruik in ons land een grooten omvang heeft genomen. Voor allerlei doeleinden en biji allerlei ge legenheden wordt drank gebruikt. De een drinkt uit pleizier, de ander uit verdriet. Dat de wet van 1881 heb drankgebruik heeft doen verminderen, althans beduidend heeft doen verminderen, kan niet gezegd worden. Zeker is het, dat de propaganda tegen het drankgebruik een van de oorzaken is, dat het drankgebruik iets is afgeaoinen. Of het aantal kroegen van invloed is op het drank gebruik, wordt -door den een toegegeven, door <len anuer bestreden. Vast staat dat de Staat en de wet zich slecht leenen als zeden meester. Veel invloed kan de school uitoefe nen. «Spr. wil volstrekt niet beweren .dat de sociale ellende alleen oorzaak is van het drankgebruikhet geheele kapitalistische stelsel werkt daartoe mede door de plotse linge schommelingen. In de eerste plaats zal dus daarop het oog moeten worden ge licht. Sociale wetten zijn noodig om liet drankgebruik te beperken, en vooral moet. daarbij gelet worden op den arbeidsduur. Te langen arbeidsduur werkt volgens sommigen deskundigen het drankgebruik in de hand, omdat daardoor het moreel van den arbeider verzwakt wordt. Vooral de patroons kunnen liet drankgebruik beperken door dit te ver bieden op werken en door geen jenever te schenken bij overwerk, of bij het verrichten van zwaren arbeid. Dit toch gebeurt meer malen m de venen, en zelfe werd onlangs door eene gemeente in het noorden des lands van gemeentewege jenever geschonken bij gelegenheid van een brand, om cr de lust en den moed m te houden. Verder kan tot be perking van drankgebruik medewerken be tere voeding en betere huisvesting. D>e socia listen hebben in dat opzicht veel goeds tot stand gebracht, want door hen wordt bij elke gelegenheid gewezen op het verkeerde van het drankgebruik. Ook de vakbeweging op zich zelf socia- bstiscb of niet hoeft het drankgebruik zeer beperkt. Sterk treedt dit op den voor grond bij de huidige staking der diamant bewerkers. Wat moet het volk nu wel weer zeggen vam zulk een wot? Kan het andere zeggen, dan dat- dit ontwerp onrechtvaardig is. Ook ten aanzien van de vergunningen is het ont werp onrechtvaardig cn het zal hoopen clan destine sociëteiten kweeken. Dat is niet tegen tc gaan De geheele dranwetgeving is onrecht vaardig. Hoe kan de Staat als zedenmeester optreden en zelf 27 millioen opsteken van het drankgebruik De grootste fout- van dit ontwerp zit hem in de niet doortastendheid Allo tappers worden door Spr. volstrekt niet gequalificeerd ;ils uitvaagsel. Er /.iju zeer respectabele herbergiers cn met- hunne rech ten wordt geen rekening gehouden Kon dc Drankwet het gebruik van alcohol doen op houden, dan had zij zin. maar dat kan zij niet. Of gingen er dan duizenden tappers mee ton gronde. Spr zou stemmen voor een wet. die het jenever-gebruik geheel deed ophou den. Waar men zoo weinig zeker is van de resultaten, ware het- dan niet rechtvaardiger hot aantal drankgelegenheden te verminde ren, door onteigening. Voor bestrijding van den clandestinen verkoop acht- Spr. dit oni werp ten cenenmale onvoldoende. De drank bestrijding dient aan te sturen op local option of algeheel verbod om alcohol tc fabriceeren Geheel verkeerd is het de drankpolitiek te brengen in de algemeene politiek. Laat men het volk liever opvoeden in die richting, dat het zelf het drankgebruik bestrijdt. Bij de artikelen komt hij nader op een en ander terug, doch hij consta teert nu reeds dat deze manier van drankbestrijding peutenverk is; 't is in één woord een lamme wet. en dat komt. omdat dc Reg. tussohen do partijen door wil zeilen. Ten slotte, zegt Spr., dat gelijk hij, reeds aantoon de, de .sociaaJ-demoeratische partij, zeer is voor drankbestrijding, maar of zij: hun stem* zullen geven aan dit- ontwerp, k; :i hij voor alsnog niet zeggen. De lieer B o 1 s i u s stelt de vraag, of actie tegen het drankgebruik laugs wettelijken weg noodig is. Die vraag aarzelt hij niet bevestigend te beantwoorden. Het is niet- e ontkennen, dat wij tegenover het drankwet- vraagstuk anders staan dan 20 jaren geleden. Er zijn meer gegevens. Spr. wijst er op dat de gevangenissen tal van personen huisves ten die slachtoffers zijn vau het alcoholisme. Ook de krankzinnigengestichten wijzen uit dat ook daar het grootste gedeelte der pa tiënten alcohlisten zijn. Onze volkssanatoria zijn nog maar weinig ontwikkeld, maar ook zij zullen bevestigen den vernietigenden in vloed van de alcohol. Welnu, die feiten recht vaardigen en gebieden dat- dc wetgever zich keere en blijve koeren tegen tden grooten v. ;;d van ons Lolk. De strijd gaat aller minst tegen de tappers als personen, maar tegen bet doel. En om het doel te bereiken, zal iSpr. gaarne medewerken. M.en hoede zich evenwel voor bepalingen, die te ver gaan en geen doel treffen. Hier onder rekent Spr. de splitsing in tapperijen en slijterijen. Die 1 )epaling zal aanleiding geven tot tal van ovetredingeu en kleine hechtenisstraffen. Men kan, zonder schade vergoeding, vergunning niet geheel afma ken, maar ook niet voor de helft. Dc regec- ring erkent dit trouwens zelf waar zij den maatregel uitstelt tot 1910. Spr. hoopt dau ook dat de regeering dien maatregel zal be perken of -terugnemen. Een tweede beperking van de persoonlijke vrijheid is ook het ver bod om sterkeudrank te verkoopen in de wachtkamers van stations en tegen het bren gen van deu drankverkoop op straat door den gordijntjesmaatregel. Verkeerd acht hij ook de speur- en veiligheidsdienst door com missies. De heer Brants leest eene verhandeling voor over de noodzakelijkheid der drankbe strijding en betuigt zijne ingenomenheid met alle maatregelen die daartoe kunnen strek ken. Spr. erkent het recht van adressanten om hunne bezwaren tegen dit ontwerp iu te brengen, maar stelt daartegenover de stem men van duizenden en duizenden die roepen om afwending vau het alcoholgevaar, dat dreigt ons volk te vernietigen. Wat het wetsontwerp zelf betreft betuigt Spr. zijn leedwezen, dat de regeering zoo optimistisch denkt over de neigingen van de meergegoeden. Velen zijn nog niet geneigd o-m een praotisch offer te brengen aan het aleohol-vraagstuk. In zelfonthouding zou hot meest practische offer liggen, maar daaraan wil men nog niet. Wel met woorden wil men den nood lenigen, maai- liefst niet met daden. Indien het mogelijk is zal Spr. niet aandrin gen op scherper bepalingen. De heer Mees acht de houding der regee ring onverdedigbaar wat betreft het indie nen van een nootwet ingeval dit ontwerp niet voor 1 Mei 1904 gereed kwam. Tien jaren lang heeft niemand er aan ge twijfeld, of in 1901 zou de overgangs-bepa- ling van art. 2&bis vervallen. In 1891 kwam C3 minister Smidt eder met eene nieuwe interpretatie, w-aarvan hij echter zeker kon zijn. dat zij in strijd was met de oorspron kelijke bedoeling der Regeering. Ook de vorige minister aarzelde niet een noodwet iu te dienen, maar daarbij liet men de oude strijdvraag omtrent de verguuningen onbe slist. Toen de vorige Regeering haar nood wet indiende, heeft zij er uitdrukkelijk bij gezegd, dat art. 7 2° niet in verband ge bracht kan warden met art. 26b-is. Dte be doeling was om de strijdvraag onbeslist tc laten tot 1901. Spr. herinnert er aan hoe een amendement-Rink, met de bedoeling om aan art. 7 2°. een algemeene strekking te geven, werd verworpen. De woorden der wet wa ren ook zeer duidelijk. De termijn van 1 Mei 1904 wordt bedoeld als eind-termijn voor de bepaling omtrent liet niet mogen weige ren der vergunning. Thans zijn wij in de zelfde positie als in 1901 en aan eene nood wet kunnen wij niet ontkomen. Wordt deze wet toch onveranderd aangenomen, dan zal onze eerbied voor de wet op ©en harde proef gesteld worden. Voor het geval do rechter lijke macht- toch niet mee mocht gaan met de interpretatie der Regeering, dan zul'cn tal van veroordeelingen onvermijdelijk zijn. tenzij de minister van justitie last gaf om niet te vervolgen, hetgeen Spr. nog beden kelijker zou vinden. De heer N o 11 i n g heeft vele vrienden onder de tappers, niet omdat hij er komt drinken, maar omdat hij hen als mensch heeft loeren kennen en waa-rdecren. Het gaat niet aan om de tappers langer voor te stel- 'en als spinnen Spr. gelooft niet, dat deze wet iets zal helpen, om het drankgebruik t© verminder©». De socialisten en de vak- beweging, dat zön betere drankbestrijders. ITot den heer Brants richt .Spr. de vraag om in do si reek, waar hij; burgemeester is, de sociale toestanden te verbeteren, dan- zal het drankgebruik ook daar vermind Daar worden nog looncn van 30 a 40 per dag verdiend. Spr. zal nog niet hoe hij stemmen zal. maai' er zal veel betering in moeten komen, wil hij cr 1 stemmen De lieer Passtoors wil gaanc ma werken om don clandestinen drankve in ops land tegen te gaan. Verschil lei bepalingen van het ontwerp juicht Spr. zoo o a. die. betreffende het verbod loonen uit tc betalen in herbergen en huizen. Hoe groot voorstander ook van dranl bestrijding, meent Spr. toch dat d© Rig. veel haar strijd richt tegen den persoon 1 de tappers on een gevolg daarvan is, dat ontwerp verschillende onbillijke en onw lijiko bepalingen bevat, cn or met twee ma gemeten wordt. De drankbestrijding is in land nog zeer impopulair, hetgeen Spr. tol schrijft aan overdrijvers, dweepers en utepl ten. Te veel ijver schaadt ook hier. Spr. zal met- dit ontwerp zoo ver i als hij kan. Het woord is aan den minister van nenlan'-dsche zaken, doch de vergadei wordt verdaagd tot- Dinsdag 11 uur.. Berichten. Adders in Nederland, redactie van het tijdschrift ,,De levende Na| tuur" heeft in het afgcloopen jaar door ha lezers in alle hoekje6 esne enquête doen stellen naar het voorkomen van deze t-ige en gevaarlijke diersoort in Nederla De resultaten daarvan worden door den licH E. Heimans als volgt samengesteld„De i der is thans nog algemeen in vele streken i Drente, komt overvloedig voor tusschen i Hoofdvaart, 't Hoogevcensche kanaal en - grens van Groningen. In 't diluviale deel vai deze provincie, eveneens in Z.-O.-Friesla tot aan de nieren. In Oost-Twente komen verschillende ui teen liggende plaatsen de ders menigvuldig voor. In N.-Brabant (tenj Zuiden en Oosten en niet ver van Breda) is! het dier eveneens in groot aantal te vin-I den. Dan volgt in talrijkheid de Veluwe als vindplaat-s, vooral de zuidzoom, zeldzamer om Apeldoorn, en enkele exemplaren tot bijl Hattem en het hooge deel van Utrecht cd i Amersfoort tot- Rhenen. Uit Limburg ziju I tien jaren geleden adders gevonden bij Mo» eu bij Maastricht; de opgaven nu van vindN plaatsen in Zuid-Limburg bleken bij onder*j zoek vergissingen te zijn door verwarrin) met- gladde slang en hazelworm. Ook de dorj bewoners kennen daar den adder niet, wel j den naam. De adder komt met groote wa 6chijnüjkheid nergens in 't alluvium, ook niet in de duinstreek, meer voor. Boschmiereu en J egels komen even vaak niet als wel tegelijk mot adders voor, zoodat niets met zekerheid - is te zeggen omtrent den grond van het volks geloof, dat, waar boschmiereu of egels leven, geen adders zijn te duchten. „Het loopen met bloote voeten door kin deren. die boschbessen zoeken, is en blijft door de relatieve talrijkheid der adders zeer gevaarlijk. Dat de gevallen van vergiftiging niet doodelijk i afloop gering zijn, ligt hoofd zakelijk aan de schuwheid van den adder (deze valt nooit liet eerst aan), de nachtelijke levenswijs en de bekendheid met het gevaar ook door do eenvoudigste heibewoners. Een beet in den voet schijnt uiet zoo noodlottig te zijn als in den arm. Bekleede voeten of becnen loopen weinig of geen gevaar, daar de gifttanden zeer kort ziju. Dieren, schapen en honden, worden in Drente zeer dikwijls gebeten. De adder schijnt niet buiten heide en bosschen te komen. De meesto adders, die s zomers gevangen worden, zijn wijfjes, lichtbruin of brons van kleur, omdat in den heeten zomer het wijfje, dik en zwaar be vrucht, veel moeilijker ontkomen kan dan het grijskleurigc mannetje. Dat de adders eenmaal een zeer groote rol gespeeld hebben in de apotheek, schoon min der de inheemsche soort, d. i. Pelias Berus, dan de Zuul-Europeesche, Vipera aspis v. Redii, blijkt uit het volgende; Uit addervlecsch werd een der beroemdste geneesmiddelen der middeleeuwen bereid de troohisci viperini of trochisci do viperis. Zij werden uit Italië aangevoerd, eu de han delaar in deze trochisci heette troohist, een woord dat wij nu nog zeer goed kennen, n.l. als drogist. Voorts werd uit de adders oud tijds nog een ander beroemd medicament getrokken, de adderolie of slangcnolie (ol. viperïnum), die ook voornamelijk tegen ver giften moest helpen. De adderenquête heeft aan t- licht gebracht, dat deze olie, sedert meer dan honderd jaren uit de apotheek ver ba unen, bij t landvolk als medicijn nu nog in eere gehouden wordt-. P ostc uri osujii. De firma Porry adverteert dikwijls niet hare roisbeoioodigd- heden ..koffers en tasschen." Iornand to Geneve, die zulk een advertentie in een Hol- landsch blad gelezen had, schreef een brief, kaart naar Amsterdam met het adres „Mes sieurs Koffers »<n Tasschen. Doze brief kaart is bij de firma Perrv bezorgd, een be wijs dus dat- de postbeambte in do bladen de rubriek advertentie» getrouw nagaan.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad | 1904 | | pagina 1