V. SSH4. Tweede Stl«d.
Zaterdag 23 April 1904.
BINNENLAND.
8"' Jaarjfaiij
DAGBLAD.
ABONNEMENTSPRIJS
Per 3 maanden voor Amersfoort f 1.25.
Idem franco per post- 1.75.
Afzonderlijke nummers- 0.05.
Deze Courant verschijnt Dagelijks, met uitzondering van
Zon- en Feestdagen.
Advertentiëm mededeelingen enz., gelieve men vóór 10 uur
's morgens bij de Uitgevers in te zenden.
Uitgevers: VALKHOFF C».
Utrechtschestraat 1. Intercomm. Telephoonnummer 66.
PRIJS DER ADYERTENTEËN
Van 15 regels
Elke regel meer
Groote letters naar plaatsruimte.
Yoor handel en bedrijf bestaan voordeelige bepalingen t
het herhaald adverteeren in dit Blad bij abonnement. Eei
circulaire, bevattende de voorwaarden, wordt op aanvi
toegezonden.
Kennisgevingen.
Burgemeester en Wethouders der gemeente
Amersfoort brengen ter algemeente kennis, dat.
bij hun besluit van heden, ingevolge art. 8 der
Hinderwet, aan P J. Goedhals, wonende alhier,
vergunning is verleend tot de oprichting van
eene smidse, in het perceel aan de Hellestraat,
kadastraal bekend gemeente Amersfoort, Sectie
E, no. 5444.
Amersfoort, den 21. April 1904.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De Secretaris, De Burgemeester.
B. W. Th. SAXPBERG. Wl'UTTERS,
De Burgemeester van Amersfoort,
Gezien artikel 41 der gemeentewet.
Brengt ter kennis van de ingezetenen, dat de
Raad dezer gemeente zal vergaderen op Dins
dag, den 26. April aanstaande, des namiddags te
l£ ure.
Amersfoort, den 22. April 1904.
De Burgemeester voornoemd.
WUUTIERS.
Kameroverzicht.
Eerste Kamer
Zitting van Vrijidag 22 April.
Voorzitter baron Scihimmelp&nninck van
der Oye.
Aangenomen wordt het wetsontwerp tot
naturalisatie van G. H. Anit en anderen en
dat tot naturalisatie van W. J. Thate en an
deren.
Daarna wordt voortgezet de beraadslagin
gen over het wetsontwerp, houdende nadere
bepalingen betreffende de mijnontginning.
met wijziging der wet «van 21 April 1810.
De heer Va n Zi nnicq Bergman
sluit zich ten aanzien van de bestrijding van
liet grondwettig bezwaar van den heer Hein,
aan b den heer Van Nier op.
Bij deze wet wordt aan iemand eenvoudig
terrein afgestaan in eigendom, om het als
mijn te exploiteeren, onder voorwaarde dat
hij bij niet voldoende exploitatie uit zijn
eigendom kan worden ontzet. Dat acht Spr.
geoorloofd, te meer omdat die ontzetting
eerst zal kunnen plaats hebben wanneer zij
steunt op de bepalingen der wet. Hier is
geen krenking van art. 151 der Grondwet.
Berechting van strafbare feiten volgens
detze wet zou Spr. in eerste instantie willen
doen plaats hebben voor de rechtbank en
in appèl voor de gerechtshoven.
De heer 't Hooft oppert ook eenige be
denkingen tegen ?t betoog van den heer Hein
die z. i. de zaak veel te gewichtig heeft op
genomen.
Iu de Tweede Kamer weixl geen woord
over do quaestie bij openbare behandeling
gezegd, al liad men bij de schriftelijke ge-
d ach ten wisseling de zaak aangeroerd. Er
waren toch genoeg bekwame juristen in die
Kamer uiterst bevoegd op liet gebied van het
civiel- en liet. staatsrecht. Zij hebben niet
gesproken, waaruit Spr. de conclusie trekt,
dat zij de quaestie van niet zoo groot be
lang achtten.
Ook z. i. valt de hier ter sprake zijnde
onteigeningsquaestic niet onder het begrip
van art. 151 der Grondwet. Wij hebben hier
te doen met een bijzonder eigendomsrecht.
Wanneer men deze wet had toegepast op
de bestaande mijnen, had men niet gehan
deld in strijd met de Grondwet, maar zou
men onbillijk zijn geweest.
Men zou dan schadeloosstelling hebben
moeten geven.
Met- een beroep op Duitschland betoogde
Spr. nog de noodzakelijkheid van scherpe
bepalingen als waarborg voor het zonder
noodzaken stop zetten van de mijnexploi-
latie.
De heer van der W ij: c k kan de ver
leiding niet weerstaan om zioh als niet-jurist
ook in het debat te mengen en. als leek zijn
indruk te geven, die de lezing van de debat
ten bij de tot standkoming van de wet van
1810 op hem hebben gemaakt. Met- een beroep
op de geschiedenis der tot standkoming van
de wet betoogde Spr.. zich aansluitende bij
het betoog van den vorigen Spr., dat hier
geen sprake is van een absoluut eigendom,
waarop geen indruk zou gemaakt mogen
worden. Met de strekking van de wet kan
Spr. zich dus vereenigen. Onbillijk acht Spr.
bijvoorbeeld de vervallenverklaring vitn de
concessie dan bij gebleken onwil, cn even
eens het annexeeren van 25 door den
Staat van de opbrengst bij gedwongen ge-
rechtelijken verkoop.
I>e heer Bone val Faure is 't volko
men eens met den heer Vlielander Hein. Bij
dit ontwerp heeft ontzetting uit den eigen
dom plaats in strijd met art. 151 deT Grond
wet. Men had de voorschriften moeten vol
gen, welke gelden bij eene onteigening ten
algemeen© nutte.
Spr treeidt niet in herhaling van het be
toog des heeren Hein, maar zal zijn stem
aan het ontwerp onthouden.
De Minister van Waterstaat (de
heer De Marez Ovens) merkt op, dat de
overtuiging, dat ons land delfstoffen rijk is,
van groot ge\yicht is voor de toekomst van
ons land. Die overtuiging stemt tot blijd
schap, maar moet reden zijn om toe te zien
dat de mijn exploitatie op deugdelijke grond
slagen rust. De minister gaat na wat te dien
aanzien tot. dusver is gedaan. De Minister
herinnert cr aan, dat hij ten vorigen jare
uitdrukkelijk heeft verklaard, dat de regee-
riug niet van plan was het gansohe mijnveld
aan deu Staat te brengen. Integendeel de be
doeling bij' de explora-tiewiet was het uit
geven van particuliere ooncessiën.
De Staat is noch explorateur unique, noch
exploitateur unique.
Komt het aanhangige wetsontwerp niet
tot stand, can zal er geen quaëstic zijn van
het uitgeven van conoessiën. Gebonden aan
de bepalingen van 1810 kan de Minister niet
tot uitgifte overgaanzijn ambtssvoorganger
zou dit evenmin gedaan hebben. Wij komen
dan voor het feit te staan dat er een tijd
komt dat de exploirati© uitstekend gaat,
maar de exploitatie niet aangevangen kan
werden, of men moet alles aan den Staat
trekken. Wie dat wil, moet tegen deze wet
stemmen.
De heer Hein wil den weg op van de ge
wone onteigening en beriep zich op art. 649
B W. (betreffende de verdronken landen).
Maar het beroep op dat artikel gaat niet
op De verdronken landen werdeu niet in
eigendom van den Staat verkregen met de
voorwaarde die landen droog te maken
De minister betoogde nader, dat het be
grip van eigendom onaantastbaar blijft. De
regeering doet niets anders dan staan op
rechten die haar toekomen.
De minister ontkent ten stelligste, dat
hier eigendom wordt ontnomen en verzekert
dat integendeel eigendom wordt geschapen,
evenwel onder voorwaarde dat dit eigendom
vervalt als het deel waarmede het werd ge
geven, niet wordt nagekomen en de eigenaar
nalatig is.
Beperking van eigendom is niet strijdig
niet de Grondwet, we hebben die beperking
in tal van wetten.
Ontzetting uit of vervallenverklaring van
eigendom toch kan alleen plaats hebben bij
moedwil, bij gebleken onwil van den eonccs-
mnaris, om het doei waarmede de concessie
weid gegeven na te komen.
Is dus liet ontwerp niet inconstitutioneel,
het is ook noodzakelijk. De Minister be
roept zich ten betooge hiervoor op hetgeen
in België plaats heeft.
Een ander argument voor de noodzake
lijkheid der wet is het sociale belang, te
zorgen dat de concessionarissen in hun zucht
om met deexploitatie winst te behalen,
niet vergeten de belangen van de werklie
den. bijv. het allernoodigste. de lucht ver ver-
sching.
Wat er in den algemeenen maatregel van
bestuur zal staan, kan de minister nog niet
zeggen. De zaak is belangrijk en nog in stu
die. Maar do minister zal zorgen dat die al
gemeene maatregel niet gaat buiten de gren
zen van de wet. Er zal voor gezorgd worden,
dat hij nauw aansluit aan de wet. De minis
ter is 't niet geheel eeais met den heer Van
Nierop, dat de Mijnraad uitsluitend zou moe
ten samengesteld zijn uit deskundigen. Bij
het college voor de zeevisscherijen was dat
ook niet het geval. Aan dat college werd
een wetenschappelijk adviseur toegevoegd.
Draconische bepalingen beeft men van den
minister niet te verwachten. De heer Regout
wees op de streng:- maatregelen betreffende
luchtverversching, die een der Limburgsche
mijnen heeft moeten nemen, maar daaraan
heeft de minister gec-n schuld. De directie
van de mijn zielf had die strenge voorschrif
ten ingevoerd cn in onderzoek is, ze te ver
zachten.
Gaarne verzekert de minister, dat de wet
met omzichtigheid zal worden toegepast-.
Trouwens de procedure in de wet opgeno
men, biedt- daarvoor voldoende waarborgen.
En nog meer zal dit het geval zijn, wan
neer de administratieve rechtspraak tot stand
is gekomen, waa ven het ontwerp eon dezer
dagen reeds het departement van justitie
heeft verlaten.
De heer Vlielander i 1 e i li pliceert
De heer Van Nierop was bevreesd voor het
onder een deken gaaa van de nieuwe mijn
eigenaars met buitenlandsche kolensyndi-
caten. Daarin zag hij een groot gevaar, waar
tegen z i. het ontwerp waakt. Maar vreest
hij het gevaar dan niet met de bestaande
mijneigenaren, waarop het ontwerp niet van
toepassing is? En de minister, die ook van
dit gevaar sprak, had het ontwerp dan niet
zoo moeten beknotten.
Tegenover den heer Thooft ontkent Spr.
een handigheid gebruikt te hebben. I> heer
Thooft. deed dit zelf door cr op tc wijzen,
dat over de grondwettige quaestie iu de
andere Kamer niet werd gesproken. Die
handigheid stond gelijk met ccn zelfmoord
Spreker betoogde nader, dat, had de wet
van 1810 de concessie herroepelijk gesteld bij
non-exploitatie er dan daaromtrent toch be
palingen hadden moeten zijn opgenomen.
Maar in die wet is daaromtrent geen enkela
bepaling tc vinden.
Ook de heer Bergmann declinceisle sterk
den eigendom van de mijn, volgens de oude
wet. Hij zeide. de mijn moet ontgonnen wor
den, anders vervalt het eigendom.
Op deze wijze zou de eigendom van een
jachtveld verloren gaan, wanneer de eige
naar niet zelf al liet wild opat.
Tegen den heer Thooft- en den minister
betoogt. Spreker dat het geven van de con
cessie niets anders is dan het verstrekken
van een certificaat dat de concessionaris
eigenaar van de mijn was.
De Regeering geeft niets, haid niets te
geven. De Staat was geen eigenaar van de
mijn.
De heer Van Nierop, repliceerende,
betcogde nalder dat een beroep op art. 181
ïiiet opgaat. Bij de aanhangige wet heeft-
men eenvoudig te maken met den eigendom,
krachtens eene overeenkomst, d. i. de gege
ven en verkregen concessie. Nogmaals wijst
li ij er op. dat bij het met tot- stand komen
dezer wet geen concessie gegeven zal kunnen
worden, maar bovendien zal ook het politie
toezicht niet geregeld kunnen worden.
Daarna werd de vergadering verdaagd tot
heden 11 uur.
Tweede Kamer.
Vergadering van Vrijdag 22 April.
Ingekomen is een ontwerp van wet, hou
dende nadere bepalingen omtrent den accijns
op het- gedistilleerd. Zal verzonden worden
naar de afdeehngeu.
Drankwet.
Aan de orde is het wetsontwerp tot her
ziening der wet vau 28 Juni 1881, houdende
bepalingen tot regeling van den kleinhandel
in sterken drank en beteugeling van open
bare dronkenschap.
De heer Talnu brengt rapport, uit over
een groot aantal adressen betreffend© dit
ontwerp.
Algemeen© beraadslagingen.
De heer Schaper constateert dat het
drankgebruik cu het drankmisbruik in ons
land een grooten omvang heeft genomen.
Voor allerlei doeleinden en biji allerlei ge
legenheden wordt drank gebruikt. De een
drinkt uit pleizier, de ander uit verdriet.
Dat de wet van 1881 heb drankgebruik heeft
doen verminderen, althans beduidend heeft
doen verminderen, kan niet gezegd worden.
Zeker is het, dat de propaganda tegen het
drankgebruik een van de oorzaken is, dat
het drankgebruik iets is afgeaoinen. Of het
aantal kroegen van invloed is op het drank
gebruik, wordt -door den een toegegeven,
door <len anuer bestreden. Vast staat dat de
Staat en de wet zich slecht leenen als zeden
meester. Veel invloed kan de school uitoefe
nen. «Spr. wil volstrekt niet beweren .dat de
sociale ellende alleen oorzaak is van het
drankgebruikhet geheele kapitalistische
stelsel werkt daartoe mede door de plotse
linge schommelingen. In de eerste plaats
zal dus daarop het oog moeten worden ge
licht. Sociale wetten zijn noodig om liet
drankgebruik te beperken, en vooral moet.
daarbij gelet worden op den arbeidsduur. Te
langen arbeidsduur werkt volgens sommigen
deskundigen het drankgebruik in de hand,
omdat daardoor het moreel van den arbeider
verzwakt wordt. Vooral de patroons kunnen
liet drankgebruik beperken door dit te ver
bieden op werken en door geen jenever te
schenken bij overwerk, of bij het verrichten
van zwaren arbeid. Dit toch gebeurt meer
malen m de venen, en zelfe werd onlangs
door eene gemeente in het noorden des lands
van gemeentewege jenever geschonken bij
gelegenheid van een brand, om cr de lust en
den moed m te houden. Verder kan tot be
perking van drankgebruik medewerken be
tere voeding en betere huisvesting. D>e socia
listen hebben in dat opzicht veel goeds tot
stand gebracht, want door hen wordt bij
elke gelegenheid gewezen op het verkeerde
van het drankgebruik.
Ook de vakbeweging op zich zelf socia-
bstiscb of niet hoeft het drankgebruik
zeer beperkt. Sterk treedt dit op den voor
grond bij de huidige staking der diamant
bewerkers.
Wat moet het volk nu wel weer zeggen
vam zulk een wot? Kan het andere zeggen,
dan dat- dit ontwerp onrechtvaardig is. Ook
ten aanzien van de vergunningen is het ont
werp onrechtvaardig cn het zal hoopen clan
destine sociëteiten kweeken. Dat is niet tegen
tc gaan De geheele dranwetgeving is onrecht
vaardig. Hoe kan de Staat als zedenmeester
optreden en zelf 27 millioen opsteken van
het drankgebruik De grootste fout- van dit
ontwerp zit hem in de niet doortastendheid
Allo tappers worden door Spr. volstrekt niet
gequalificeerd ;ils uitvaagsel. Er /.iju zeer
respectabele herbergiers cn met- hunne rech
ten wordt geen rekening gehouden Kon dc
Drankwet het gebruik van alcohol doen op
houden, dan had zij zin. maar dat kan zij
niet. Of gingen er dan duizenden tappers mee
ton gronde. Spr zou stemmen voor een wet.
die het jenever-gebruik geheel deed ophou
den. Waar men zoo weinig zeker is van de
resultaten, ware het- dan niet rechtvaardiger
hot aantal drankgelegenheden te verminde
ren, door onteigening. Voor bestrijding van
den clandestinen verkoop acht- Spr. dit oni
werp ten cenenmale onvoldoende. De drank
bestrijding dient aan te sturen op local option
of algeheel verbod om alcohol tc fabriceeren
Geheel verkeerd is het de drankpolitiek te
brengen in de algemeene politiek. Laat men
het volk liever opvoeden in die richting, dat
het zelf het drankgebruik bestrijdt.
Bij de artikelen komt hij nader op
een en ander terug, doch hij consta
teert nu reeds dat deze manier van
drankbestrijding peutenverk is; 't is in één
woord een lamme wet. en dat komt. omdat dc
Reg. tussohen do partijen door wil zeilen. Ten
slotte, zegt Spr., dat gelijk hij, reeds aantoon
de, de .sociaaJ-demoeratische partij, zeer is
voor drankbestrijding, maar of zij: hun stem*
zullen geven aan dit- ontwerp, k; :i hij voor
alsnog niet zeggen.
De lieer B o 1 s i u s stelt de vraag, of actie
tegen het drankgebruik laugs wettelijken
weg noodig is. Die vraag aarzelt hij niet
bevestigend te beantwoorden. Het is niet- e
ontkennen, dat wij tegenover het drankwet-
vraagstuk anders staan dan 20 jaren geleden.
Er zijn meer gegevens. Spr. wijst er op dat
de gevangenissen tal van personen huisves
ten die slachtoffers zijn vau het alcoholisme.
Ook de krankzinnigengestichten wijzen uit
dat ook daar het grootste gedeelte der pa
tiënten alcohlisten zijn. Onze volkssanatoria
zijn nog maar weinig ontwikkeld, maar ook
zij zullen bevestigen den vernietigenden in
vloed van de alcohol. Welnu, die feiten recht
vaardigen en gebieden dat- dc wetgever zich
keere en blijve koeren tegen tden grooten
v. ;;d van ons Lolk. De strijd gaat aller
minst tegen de tappers als personen, maar
tegen bet doel. En om het doel te bereiken,
zal iSpr. gaarne medewerken.
M.en hoede zich evenwel voor bepalingen,
die te ver gaan en geen doel treffen. Hier
onder rekent Spr. de splitsing in tapperijen
en slijterijen. Die 1 )epaling zal aanleiding
geven tot tal van ovetredingeu en kleine
hechtenisstraffen. Men kan, zonder schade
vergoeding, vergunning niet geheel afma
ken, maar ook niet voor de helft. Dc regec-
ring erkent dit trouwens zelf waar zij den
maatregel uitstelt tot 1910. Spr. hoopt dau
ook dat de regeering dien maatregel zal be
perken of -terugnemen. Een tweede beperking
van de persoonlijke vrijheid is ook het ver
bod om sterkeudrank te verkoopen in de
wachtkamers van stations en tegen het bren
gen van deu drankverkoop op straat door
den gordijntjesmaatregel. Verkeerd acht hij
ook de speur- en veiligheidsdienst door com
missies.
De heer Brants leest eene verhandeling
voor over de noodzakelijkheid der drankbe
strijding en betuigt zijne ingenomenheid met
alle maatregelen die daartoe kunnen strek
ken. Spr. erkent het recht van adressanten
om hunne bezwaren tegen dit ontwerp iu te
brengen, maar stelt daartegenover de stem
men van duizenden en duizenden die roepen
om afwending vau het alcoholgevaar, dat
dreigt ons volk te vernietigen.
Wat het wetsontwerp zelf betreft betuigt
Spr. zijn leedwezen, dat de regeering zoo
optimistisch denkt over de neigingen van de
meergegoeden. Velen zijn nog niet geneigd
o-m een praotisch offer te brengen aan het
aleohol-vraagstuk. In zelfonthouding zou hot
meest practische offer liggen, maar daaraan
wil men nog niet. Wel met woorden wil men
den nood lenigen, maai- liefst niet met daden.
Indien het mogelijk is zal Spr. niet aandrin
gen op scherper bepalingen.
De heer Mees acht de houding der regee
ring onverdedigbaar wat betreft het indie
nen van een nootwet ingeval dit ontwerp
niet voor 1 Mei 1904 gereed kwam.
Tien jaren lang heeft niemand er aan ge
twijfeld, of in 1901 zou de overgangs-bepa-
ling van art. 2&bis vervallen. In 1891 kwam
C3 minister Smidt eder met eene nieuwe
interpretatie, w-aarvan hij echter zeker kon
zijn. dat zij in strijd was met de oorspron
kelijke bedoeling der Regeering. Ook de
vorige minister aarzelde niet een noodwet
iu te dienen, maar daarbij liet men de oude
strijdvraag omtrent de verguuningen onbe
slist. Toen de vorige Regeering haar nood
wet indiende, heeft zij er uitdrukkelijk bij
gezegd, dat art. 7 2° niet in verband ge
bracht kan warden met art. 26b-is. Dte be
doeling was om de strijdvraag onbeslist tc
laten tot 1901. Spr. herinnert er aan hoe een
amendement-Rink, met de bedoeling om aan
art. 7 2°. een algemeene strekking te geven,
werd verworpen. De woorden der wet wa
ren ook zeer duidelijk. De termijn van 1
Mei 1904 wordt bedoeld als eind-termijn voor
de bepaling omtrent liet niet mogen weige
ren der vergunning. Thans zijn wij in de
zelfde positie als in 1901 en aan eene nood
wet kunnen wij niet ontkomen. Wordt deze
wet toch onveranderd aangenomen, dan zal
onze eerbied voor de wet op ©en harde proef
gesteld worden. Voor het geval do rechter
lijke macht- toch niet mee mocht gaan met
de interpretatie der Regeering, dan zul'cn
tal van veroordeelingen onvermijdelijk zijn.
tenzij de minister van justitie last gaf om
niet te vervolgen, hetgeen Spr. nog beden
kelijker zou vinden.
De heer N o 11 i n g heeft vele vrienden
onder de tappers, niet omdat hij er komt
drinken, maar omdat hij hen als mensch
heeft loeren kennen en waa-rdecren. Het gaat
niet aan om de tappers langer voor te stel-
'en als spinnen Spr. gelooft niet, dat deze
wet iets zal helpen, om het drankgebruik
t© verminder©». De socialisten en de vak-
beweging, dat zön betere drankbestrijders.
ITot den heer Brants richt .Spr. de vraag
om in do si reek, waar hij; burgemeester is,
de sociale toestanden te verbeteren, dan- zal
het drankgebruik ook daar vermind
Daar worden nog looncn van 30 a 40
per dag verdiend. Spr. zal nog niet
hoe hij stemmen zal. maai' er zal veel
betering in moeten komen, wil hij cr 1
stemmen
De lieer Passtoors wil gaanc ma
werken om don clandestinen drankve
in ops land tegen te gaan. Verschil lei
bepalingen van het ontwerp juicht Spr.
zoo o a. die. betreffende het verbod
loonen uit tc betalen in herbergen en
huizen. Hoe groot voorstander ook van dranl
bestrijding, meent Spr. toch dat d© Rig.
veel haar strijd richt tegen den persoon 1
de tappers on een gevolg daarvan is, dat
ontwerp verschillende onbillijke en onw
lijiko bepalingen bevat, cn or met twee ma
gemeten wordt. De drankbestrijding is in
land nog zeer impopulair, hetgeen Spr. tol
schrijft aan overdrijvers, dweepers en utepl
ten. Te veel ijver schaadt ook hier.
Spr. zal met- dit ontwerp zoo ver i
als hij kan.
Het woord is aan den minister van
nenlan'-dsche zaken, doch de vergadei
wordt verdaagd tot- Dinsdag 11 uur..
Berichten.
Adders in Nederland,
redactie van het tijdschrift ,,De levende Na|
tuur" heeft in het afgcloopen jaar door ha
lezers in alle hoekje6 esne enquête doen
stellen naar het voorkomen van deze
t-ige en gevaarlijke diersoort in Nederla
De resultaten daarvan worden door den licH
E. Heimans als volgt samengesteld„De i
der is thans nog algemeen in vele streken i
Drente, komt overvloedig voor tusschen i
Hoofdvaart, 't Hoogevcensche kanaal en -
grens van Groningen. In 't diluviale deel vai
deze provincie, eveneens in Z.-O.-Friesla
tot aan de nieren. In Oost-Twente komen
verschillende ui teen liggende plaatsen de
ders menigvuldig voor. In N.-Brabant (tenj
Zuiden en Oosten en niet ver van Breda) is!
het dier eveneens in groot aantal te vin-I
den. Dan volgt in talrijkheid de Veluwe als
vindplaat-s, vooral de zuidzoom, zeldzamer
om Apeldoorn, en enkele exemplaren tot bijl
Hattem en het hooge deel van Utrecht cd i
Amersfoort tot- Rhenen. Uit Limburg ziju I
tien jaren geleden adders gevonden bij Mo»
eu bij Maastricht; de opgaven nu van vindN
plaatsen in Zuid-Limburg bleken bij onder*j
zoek vergissingen te zijn door verwarrin)
met- gladde slang en hazelworm. Ook de dorj
bewoners kennen daar den adder niet, wel j
den naam. De adder komt met groote wa
6chijnüjkheid nergens in 't alluvium, ook niet
in de duinstreek, meer voor. Boschmiereu en J
egels komen even vaak niet als wel tegelijk
mot adders voor, zoodat niets met zekerheid -
is te zeggen omtrent den grond van het volks
geloof, dat, waar boschmiereu of egels leven,
geen adders zijn te duchten.
„Het loopen met bloote voeten door kin
deren. die boschbessen zoeken, is en blijft
door de relatieve talrijkheid der adders zeer
gevaarlijk. Dat de gevallen van vergiftiging
niet doodelijk i afloop gering zijn, ligt hoofd
zakelijk aan de schuwheid van den adder
(deze valt nooit liet eerst aan), de nachtelijke
levenswijs en de bekendheid met het gevaar
ook door do eenvoudigste heibewoners. Een
beet in den voet schijnt uiet zoo noodlottig
te zijn als in den arm. Bekleede voeten of
becnen loopen weinig of geen gevaar, daar
de gifttanden zeer kort ziju. Dieren, schapen
en honden, worden in Drente zeer dikwijls
gebeten. De adder schijnt niet buiten heide
en bosschen te komen. De meesto adders,
die s zomers gevangen worden, zijn wijfjes,
lichtbruin of brons van kleur, omdat in den
heeten zomer het wijfje, dik en zwaar be
vrucht, veel moeilijker ontkomen kan dan
het grijskleurigc mannetje.
Dat de adders eenmaal een zeer groote rol
gespeeld hebben in de apotheek, schoon min
der de inheemsche soort, d. i. Pelias Berus,
dan de Zuul-Europeesche, Vipera aspis v.
Redii, blijkt uit het volgende;
Uit addervlecsch werd een der beroemdste
geneesmiddelen der middeleeuwen bereid
de troohisci viperini of trochisci do viperis.
Zij werden uit Italië aangevoerd, eu de han
delaar in deze trochisci heette troohist, een
woord dat wij nu nog zeer goed kennen, n.l.
als drogist. Voorts werd uit de adders oud
tijds nog een ander beroemd medicament
getrokken, de adderolie of slangcnolie (ol.
viperïnum), die ook voornamelijk tegen ver
giften moest helpen. De adderenquête heeft
aan t- licht gebracht, dat deze olie, sedert
meer dan honderd jaren uit de apotheek ver
ba unen, bij t landvolk als medicijn nu nog
in eere gehouden wordt-.
P ostc uri osujii. De firma Porry
adverteert dikwijls niet hare roisbeoioodigd-
heden ..koffers en tasschen." Iornand to
Geneve, die zulk een advertentie in een Hol-
landsch blad gelezen had, schreef een brief,
kaart naar Amsterdam met het adres „Mes
sieurs Koffers »<n Tasschen. Doze brief
kaart is bij de firma Perrv bezorgd, een be
wijs dus dat- de postbeambte in do bladen
de rubriek advertentie» getrouw nagaan.