aan gemeenten in de
kosten van in 1903 geno
men buitengewone politie
maatregelen) - 60.000,00
Hoofdstuk V bij de wet
van 15 Juli 1904 (Staats
blad no. 160) (uitgaven
voor den central en gezond
heidsraad) - 3.500,00
Hoofdstuk VI bij de wet
van 11 Juli 1904 (Staats
blad no. 130) subsidie
voor schee petoko's) - 27.000,00
Hoofdstuk VUB bij de
wet van 11 Juli 1904
(Staatsblad no. 131) (vrij
making tollen op den Rijks
weg Deventer—Zutphen
Wi ntefswijk*- - Pruiseasche
grens) - 158 .(>2 5,1
Hoofdstuk VIIB bij de
wet van 18 Juli 1904
(Staatsblad no. 191) (voor
namelijk tengevolge van
meerdere aanmunting ten
behoeve van Nederl.-Indië) - 33.837,50
Hoofdstuk VIII bij de
wet van 11 Juli 1904
(Staatsblad no. 135) (aan
schaffing snelvuurgidohut; 2.969.000,00
Hoofdstuk IX bij de wet
van 4 Febr 1904 (Staats
blad no. 34) verbetering
Nooidzeekanaal) - 750.000.00
Hoofdstuk IX bij de wet
van 27 April 1904 (Staats
blad no 73) (vernieuwing
viaduct te Amsterdam en
brug over de Gouwe bij
Gouda - 820.000,00
Hoofdstuk IX bij de wet
van II Juli 1904 (Staats
blad no. 141) (voorbeaei
dende werkzaamheden voor
de vervanging van den
overweg nabij Utrecht
door een onderdoorgang) - 10.000,00
zoodat thans bij de wel
kredieten zijn toegc an
tot een gezamenlijk bedrag
van f 181 446.375.345
Bij de Staten-Generaal zijn voorts inge
diend nog drie ontwerpen van suppletoire
begrootingswetten, te weten:
Hoofdstuk III (Gedrukte
Stukken, Zitting 1903/04,
no. 181) (reorganisatie con-
sulaaren dienst in Zuid-
Afrika) f 13.000,00
Hoofdstuk V (Gedrukte
Stukken, Zitting 1903/04,
no. 176) (kosten voor den
bouw van eene middelbare
technische school enz.) - 100 000,00
Hoofdstuk VIII (Ge
drukte Stukken, Zitting
1903/04, no. 218) diverse
uitgaven) 26.517,00
Eindelijk zullen uog eenige suppletoire
credieten moeten worden aangevraagd, die
echter voor zooveel thans bekend ge
zamenlijk lut bedrag van f 100.000 niet veel
zulleu to boven gaan.
Het eindcijfer der uitgaven voor 1904 zal
dus zeer hoog zijnDaarentegen staat te
vreezen, dat de mididölen niet meer die
elasticiteit zullen vertoonen, waardoor zioh
de latere jaren zooocer kenmerkten. Van de
middelen A.L. (dat zijtn alle belastingen, de
domein-inkomsten, de opbrengsten der pos
terijen on telegraphic, alsmede de ontvang
sten uit de Staatsloterij, de akten voor jacht
en vissohcrij, de loodsgelden on de mijn
rechten) zijn d© uitkomsten over de eerste
8 maanden van 1904 in hoofdzaak bekend.
Vergelijkt men deze met. de opbrengsten in
hetzelfde tijdperk van het vorige jaar, dan
valt een achteruitgang te constateoren van
f 712.000. Hierbij diemt bovendien in aan
merking genomen te worden, dat in 1903 tot
ultimo Augustus een bedrag van ongeveer
f 1.30Ö.000 aan suikcrpremiön in mindering
van de opbrengst van den suokeraccijns was
gebracht, terwijl deze premiën voor 1904
zijn vervallen, zoodat hot uadeelig verschil
met de eerste 8 maanden van het vorige jaar
ongeveer f 2.000.000 bedraagt. Gelukkig
blijkt deze teruggang geheel toe te schrijven
aan de successierechten, die f 2.300.000 min
der opbrachten Maar al behoeft mitsdien
eene aJgemoone daling in de ontvangsten nog
niet te worden geconstateerd, er is aJle aan
leiding voor de vrees, dat voor liet snelle
accres der middelen, waarin men zich tot
dusver mocht verheugen, stabiliteit is in de
plaats getreden. Weliswaar bleven de directe
belastingen, d c uit den aard der zaak den
invloed van gewijzigde oecanamisohe toestan
den minder snel ondergaan dan de indirecte
belastingen, uog ongeveer f 450.000 bovon
het overeenkojnstige deel van 1903, dooh alle
overige middelen ging' n öf terug öf leverden
slechts een onbeduidend bedrag meer op dan
ten vorigen jare.
Dat niet te rekenen valt op zulke eene
oversdhrijdang van de raming der ontvang
sten als in 1903 het geval was, blijkt voorts
hieruit, dat tot ultimo Augustus van dat
jaar het 3/12 gedeelte der raming van de
bovengenoemde middelen was overschreden
met een bedrag van f 1.150.000, terwijl
in het loopendc jaar de opbrengst ongeveer
f 3.700.000 boneden dc raming bleef. Daar
mede is niet gezegd, dat de raming vr>or 1904
niet zal worden bereikt, doch wel dat van
eene belangrijke opbrengst daarboven ver
moedelijk geen sprake zal wezen.
Het- is alleszins noodzakelijk met dit trager
vloeien van de ontvangsten rekening te
houden, teneinde niet door do gunstige uit
komsten der jaren die achter ons liggen, tot
optimisme ten aanzien van de toekomst to
worden gebracht
Ik ga nu o»ver tot het. doen van mededee-
lingen omtrent dc cijfers der ontwerpbegroo-
ting voor het dienstjaar 190 5.
De uitgaven zijn ge
raamd op f 174.883.595,265
de gewone
middelen
(A—L) op f 146 970 720
de overige op - 19 045.432
zoodat de to
tale ontvang
sten geraamd
worden op f 166.016.152.00
De begrooting sluit mits
dien met een berekend
tekort van f 8.867.443,2b*
Vergelijkt men de thans aangevraagde be
dragen met die voor het dienstjaar 1904
oorspronkelijk toegestaan, toen het eindcijfer
f 175.881.429,515 of f 997 334,25 méér beliep,
dan vindt men, dat minder wordt aange
vraagd op:
Hoofdstuk m (B. Zaken) f 49 455,50
IV (Justitie) 69.775.00
VI (Marine) - 493 290.915
X (Koloniën) - 3.300.562,535
Terwijl daarentegen méér
moest worden geraamd voor:
Hoofdstuk II (Hooge College
van Staat, enz.) f 4.120,50
V (Bi menlanid-
landsche Zaken) - 197.668,85
VILA. (Nationale
Schuld) - 624.283,35
VUB (Finauciëu) - 952.839.50
Vin (Oorlog) - 212.664,00
IX (Waterstaat,
Handel en Nij
verheid) - 923.673,ot"
De verlaging van het IIIde hoofdstuk
vindt hare verklaring in het uitstellen van
den wederopbouw van het gezantschapsge
bouw te Peking, waarvoor op de begrooting
van 1904 was toegestaan een bedrag van
f 85.000 Te dezer zake zal echter waar
schijnlijk uog eene suppletoire kredietaan
vrage de Staten-Generaal bereiken.
Voor het IVdc hoofdstuk kan met mui
der worden volstaan, omdat de kosten van
den Central en Raad en van de raden van
beroep f 176.000 lager zijn uitgetrokken,
waartegenover enkele hoogere ramingen on
vermijdelijk waren, als voor de Rijkspolitie
f 41.000 en voor pensioenen f 35 000
Op het Vide hoofdstuk is het de afdeelmg
Materieel der Zeemacht, die tot een lag?r
eindcijfer leidt. Hiervoor tooh wordt f 810.000
minder aangevraagd. Een deel van het aldus
vrijvallend geld is echter noodig voor andere
onderwerpen, als. voor herstelling en uitrus
ting van schepen, f 200.000 méér, en voor
daarstelling van nieuwe gebouwen, enz.,
f 319 000 ineer.
Teu vorigen jare kwam, zooals der Kamer
bekeud is, op het Xde hoofdstuk een post
voor van f 2.188,800 tot het verleeneu van
rentelooze voorschotten, strekkende voor wer
ken die öf niet öf eerst in eene verwijderde
toekomst van hunnen goeden invloed op de
Indische fiuanciën zullen doen blijken. Dit
voorschot komt op de ontwerp-begrooting
voor 1905 uiet meer voor, terwijl tevens
f 1.000.000 minder is uitgetrokken voor den
spoorweg van Parimaribo in de richting van
het Lawagebied.
Ten aanzien van de verhoogingen die on
vermijdelijk zijn gebleken, zij het volgende
medegedeeld.
De stijging van het eindcijfer van het Vde
hoofdstuk spruit geheel voort uit wetten,
bestaande organisatiën of bij andere wette
lijke voorschriften vastgestelde regelingen, in
het bijzonder die op het gebied van het on
derwijs, die gezamenlijk een hoogere uitgaaf
tot een totaal bedrag van f 509.000 vorde
ren, zoodat dit hoofdstuk op andere uitga
ven eene bezuiniging van méér dan f 300.000
oplevert.
Belangrijk, is de stijging van het Vile
hoofdstuk A (Nationale Schuld). De kasbe-
hoeften van Nederlandsch-Indië nemen
voortdurend in omvang toe, zoodat het on
vermijdelijk voorkomt, den post voor de ren
ten der vlottende schuld f 1.100.000 liooger
te stellen dan ten vorigen jare. Tot dusver
werden onder dezen post alleen geraamd de
kosten van schatkistpapier, dat ten behoeve
van Nederland noodig werd geoordeeld terwijl
voor de behoeften der Indische kas gerekend
werd op de gelegenheid tot overschrijving
uit de vrijvallende renten van de waarborg
kapitalen voor de muntbiljetten. Vermits
echter deze kapitalen, ingevolge art. 5 der
wet van 31 December 1903 (Staatsblad no.
336) tot intrekking dier biljetten, met 1 Oc
tober 1904 op het hoofd „Geamortiseerde
Schuld" worden overgeschreven, en mitsdien
de beschikking over de renten daarvan ver
valt, moet er voor gezorgd worden, dat het
artikel betreffend© de kosten der vlottende
schuld toereikend zij voor de behoeften zoo
van de Nederlandsche als van de Indische
kas. Daar staat ochter tegenover, dat ten
gevolge van de evengenoemde amortisatie
der waarborgkapitalen voor de muntbiljetten
de rente der gevestigde schuld f 450,000 la
ger kon worden gesteld dan voor 1904.
De verhooging van het eindcijfer van het
Vïle hoofdstuk B (Financiën) met f 952,000
is gevolg vooreerst van meerdere traktemen
ten, enz. voor het personeel der belastingen
ad f 214.000, waarop de ten vorigen jare
vastgestelde nieuwe bepalingen omtrent de
belooning on bevordering dier ambtenaren
haren invloed doen geldenin de tweede
plaats, van stijging der uitkeering aan de
gemeenten krachtens de wet van 24 Mei
1897 (Staatsblad no. 156) en eindelijk, van
de raming ad f 388,000 voor voorschotten
aan gemeenten ingevolge art. 33 der Wo
ningwet, welke post op de begrooting voor
1904 voor het eerst voorkwam, doch toen
voor Memorie was uitgetrokken.
Ito hoogere raming van het VlIIste hoofd
stuk ad f 212.000 betreft hoofdzakelijk uit-
gaven ter uitvoering van bestaande wetten
j en voorschriften, of die althans met de uit
voering daarvan in onmiddellijk verband
staan. Zoo is voor pensioenen alléén reeds
meer noodig f 234,000. Daartegen kon voor
verschillende artikelen met eenigszins lagere
credieten worden votslaan.
I Op het IXde hoofdstuk wordt meer ge-
vorderd voor spoorwegen f 570 000, handel
en nijverheid, waaronder de Staatsmijnex-
ploitatie. f 362.000 en posterijen f 465.000,
terwijl voor het Kanaal van Gent naar Ter
Neuzen, dat voor rekening van België wordt
verbeterd, daarentegen f 500.000 minder noo
dig zal zijn. In totaal vertoont dit hoofdstuk
in vergelijking met het oorspronkelijk voor
1904 toegestaan bedrag eene verhooging, ad
f 923.673,50. Hierbij dient echter in het oog
te worden gehouden, dat bij verschillende
suppletoire begrootingswetten bet IXde
hoofdstuk voor 1904 met f 1.580.000 is ver
hoogd, zoodat het thans voorgedragen eind
cijfer f 656.326,50 lager is dan voor 1904
definitief is gevoteerd. Dit resultaat kon al
leen bereikt worden, door. ter vermijding
van een groot tekort op de Staatsbegrooting,
achterwege te laten alles wat eeuig uitstel
kon lijden.
De middelen zijn, ongerekend de ge
volgen van voorstellen tot belastingver-
hooging, waarover zoo straks nader, gesteld
op f 166.016.152
terwijl die voor 1904 ge
raamd waren op - 164.315.055
of méér voor 1905 f 1.701.097
Het grootste aandeel in deze hoogere ra
ming heeft de opbrengst der posterijen, uit
welke bron van inkomst f 757.000 meer ver
wacht wordt. Voorts zijn de rechten op den
invoer f 500.000, de rechten van successie
f 469.200 en de registratierechten f 300.000
hooger uitgetrokken. Ook kon worden on
dersteld, dat de directe belastingen en ver
schillende andere middelen ruimer zulleu
vloeien, zij het niet in die mate als de zoo
even genoemde ontvangsten. Lager zijp ge
steld o. a. het gedistilleerd met f 500.000,
de zegelrechten met f 260.000, de opbrengst
der rijks-telegrafen met f 193.000 en het ge
slacht met f 150.000, terwijl voorts de resti-
tutiepost voor bet Kanaal van Gent naar
Ter Neuzen in verband met de mindere uit
gaven f 500.000 lager is.
In het ontwerp der Middelenwet komt
niet meer voor de daarin tot dusver jaarlijks
voor Memorie uitgetrokken post„Aandeel
van de geldmiddelen van Nederlandsch-Indië
in de uitgaven wegens uitgifte of beleening
van bewijzen van vlottende schuld." Het
wegvallen van dezen post uit de lijst der
middelen houdt verband met de, bij de be
grooting voor Nederlandseh-Indië, te nemen
beslissing ten aanzien van de wijze waarop
Nederland financieele hulp zal verleenen om
Indië voor verdere inzinking te behoeden
Zooals nader door den Minister van Ko
loniën wordt uiteengezet in de Memorie van
Toelichting tot eene wetsvoordracht tot wij
ziging en verhooging der Indische begroo
ting voor 1905, wordt het voorstel gedaan,
voor rekening van liet Moederland te nemen
de rente der vlottende schuld, die volgens de
tot dusver gevolgde regeling ten laste van
Indië zou komen. Dat rente-bedrag wordt
voor 1905 op f 1.200.000 geraamd. De vlot
tende schuld zal echter in verband met
den toestand van 's Rijks schatkist ver
moedelijk in het volgend jaar worden gecon
solideerd tot een bedrag tussehen 30 en 40
millioen gulden. Na de consolidatie zal be
halve de rente ook de aflossing van deze
schuld ten laste van de Nederlandsche schat
kist komen. Het voorstel strekt dus om ten
behoeve van de Indische financiën een offer
te brengen, dat aanvankelijk op f 1.200.000
wordt geraamd, doch na de consolidatie van
de loopende en van de in de eerste maanden
nog uit te geven vlottende schuld, ©eniger
mate zal stijgen. Welk cijfer het dan zal be
reiken, is thans niet met juistheid te zeg
gen. Immers dit hangt af zoowel van het
te leenen bedrag als van de voorwaarden
waartegen de leening zal worden geplaatst.
Vermoedelijk zal intusschen te dier zake op
eene jaarlijksche uitgave vau ongeveer
f 300.000 a f 400.000 boven de evengemelde
f 1.200.000 zijn te rekenen.
Het tekort van f 8.867.443,26* eischt na
dere beschouwing. In mindering daarvan ko
men de volgende zoogenaamde buitengewone
uitgaven, zoo noodig door leening te dek
ken, te weten
voor spoorwegen f 2.467.000,00
voor verlegging van den
Maasmond - 667.000,00
voor staatsmijnexploitatie - 1.071.000,00
voor uitgaven voor den
Surinaamschen spoorweg - 1.100.000,00
bovendien moeten de
buitengewone uitgaven dit
maal met eene nieuwe ca
tegorie worden aangevuld
nl. Voorschotten aan ge
meenten ingevolge art.. 33
lste lid der Woningwet - 388.000,00
Er bestaat niet liet. minste bezwaar tegen
gelijk reeds in de bij de tot stand koming
van die wet gewisselde stukken werd te ken
nen gegeven voor deze voorschotten het
geld, zoo noodig, langs den weg van leening
te vinden, aangezien de gemeenten niet al
leen verplicht zijn tot restitutie, maar bo
vendien aan het Rijk de renten zullen ver
goeden, die het zelf zal hebben te betalen.
Vermindert men het totale tekort ad
f 8.867.443.26*
met de som dezer bui
tengewone uitgaven ad - 5.693.000,00
zoo wordt een tekort op
den gewonen dienst gevon
den van - 3.174.443,26*
Intusschen blijven, zooals bekend is, in
den regel de werkelijke uitgaven beneden
de oorspronkelijk geraamde. In de laatste
jaren werd veelal als het bedrag der vermoe
delijke besparingen aangenomen f 2.000.000
Voor 1905 mag echter op een zoo belang
rijk gunstiger uitkomst niet worden gere
kend. Ten aanzien van de laatste acht ja
ren, waarvan de rekeningcijfers vaststaan,
d. i. ten aanzien van de jaren 18951902,
is nagegaan, hoeveel de besparingen op de
gewone uitgaven hebben bedragen, indien
men den post voor de verbetering van het
kanaal van Gent naar Ter Neuzen buiten
beschouwing laat, Dit laatste is voor het
hier beoogde doel noodzakelijk, aangezien
de kosten der bedoelde kanaalwerken door
België aan Nederland worden terugbetaald,
zoodat. bezuiniging op deze uitgaven gelijke
vermindering van inkomsten ten gevolge
heeft en mitsdien buiten invloed blijft, op
het saldo der staatsrekening. Uit de gemaak
te becijfering nu is gebleken, dat in de ge
noemde acht jaren de feitelijk gedane ge
wone uitgaven gemiddeld een bedrag van
f 1.250.000 bleven beneden het eindcijfer,
waarop zij bij de vaststelling der Staatsbe
grooting werden geraamd. In dit cijfer van
f 1.250.000 was echter steeds begrepen een
bedrag van f 600.000 'sjaars, wegens telken
jare op het Vilde hoofdstuk A vrijvallende
renten van de waarborgkapitalen der munt
biljetten. In verband met de intrekking der
muntbiljetten zullen, gelijk ik reeds zeide,
op i October 1904 de bedoelde kapitalen on
der het hoofd „Geamortiseerde schuld" wor
den overgeschreven. Dientengevolge is de
rente ad f 600.000 niet langer op het Vilde
hoofdstuk A uitgatrtokken, en moet dus
voor de toekomst het evengenoemd gemid
delde der besparingen worden verminderd
met f 600.000.
Met het oog op deze gegevens ware het ze
ker niet geoorloofd, voor vermoedelijke be
sparingen een cijfer uit te trekken f 1.000.000
te boven gaande. Door dat bedrag in reke
ning te brengen, gaat men ongetwijfeld reeds
tot. de uiterste verdedigbare grens.
Het bovengenoemde tekort
ad f 3.174.443.26$
verminderd met f 1.000.000.00
wegens vermoedelijke bespa
ringen, zoo blijft een tekort
over van f 2.174.443.26$
intusschen, reeds nu staat vast, dat ver-
schiliendv.- supp'.etoire aanvragen voor het
dienstjaar 1905 noodig zullen zijn. Aangezien
het benoodigde voor de aanschaffing van
suelvuurgescliut nog niet op het VlIIste
hoofdstuk is gebracht, is in de eerste plaats
te dier zake eene na-dere verhooging van het
j budget onvermijdelijk. Da gewone uitgaven
moeten dus vermeerderd worden met de, ten
vorigen jare besprokene, annuïteit voor het
snelvuurgoschut f 600.000.00
Voorts zal na consolidatie
van de vlottende schuld
I voor Inciië het door het Moe
derland in het belang der ko
loniale geldmiddelen te bren
gen ofter stijgen met onge
veer f 400.000.00
wegens reorganisatie van
het personeel der posterijen
zal meer noodig zijn f 167.000.00
terwijl do Minister van Ma
rine eene reorganisatie van
het korps Mariniers aankon
digt, die voor 1905, gerekend
voor de tweede helft van dat
jaar, eeno hoogere uitgave zal
edsoheu van f 30.000 a f 35.000.00
Eindelijk is voor kosten
van een laboratorium voor
den Centrale n Gezondheids
raad eene nadere aanvraag
te wachten van f 50.000.00
Tengevolge van de hier genoemde supple
toir aan ta vragen credieten stijgt het
raamde, ongedekte tekort op den gewonen
dienst tot ongeveer f 3.400.000.
Buitendien zullen hoogstwaarschijnlijk
eenoge andere suppletoire begrootingsont-
werpen, waarvan de bedragen nog niet met
juistheid zijn aan te geiveri, moeten vi
o.a. een, wat het cijfer betreft, weinig betee
kenende post voor nieuwen aanbouw waar
bij echter in beginsel een oordeel zal kun
nen wordiem uitgesproken over eeno daarbij
in te dienen organisatie der zeemacht en
eene voordracht betrekking hebbend op de
te stichten middelbare technische school.
Het behoeft geen betoog, dat in het licht
van deze cijfetra en gegevens, het budget voor
1905 een zeer weinig bevredigenden indruk
maakt. Dit resultaat is te meer eene teleur
stelling, omdat met buitengewone krachtsin
spanning uitzetting van uitgaven is tegenge
gaan, op de meeste hoofdstukken belangrijke
bezuinigingen werden aangebracht en schier
alle zich aanmeldende nieuwe behoeften zijn
afgewezen. Nu niettegenstaande zoo ernstig
streven het evenwicht van het budget aller
minst is verzekerd, acht de ondergetekende
zich verplicht, bij deze Staatsbegrooting te
vens voorsbellen bij de Staten-Generaal aan
hangig te maken, die tot onverwijlde verster
king van 's Rijks middelen zullen leiden.
Te meer is zulks geboden, omdat het al~
leo.n daardoor mogelijk zal zijn, overeenkom
stig liet steeds vooropgesteld voornemen, de
uitgaven, welke de verwezenlijking van het
werkprogram van dit Kabinet op het
van het onderwijs en van het verplichte ver
zekeringswezen zal met zich brengen, te be
strijden uit de hoogere opbrengst der invoer
rechten, die uit de ingediende tariefsherzie
ning zal voortvloeien.
Om de benoodigde meerdere inkomsten ad
ongeveer 3 millioen gulden te vinden, heeft
de ondergeteekende het oog gericht in de
eerste plaats op verhooging van den gedis-
tilleerdaccijna tot f70 per H.L., terwijl tege
lijkertijd ter voorkoming van eenzijdige
en daardoor te bezwarende verhooging van
de indirecte belastingen 5 opcenten op de
bedrijfs- en op de vermogensbelasting zouden
zijn te heffen.
Deze maatregelen te zamen zullen 3 mil
lioen gulden in de Schatkist doen vloeien en
mitsdien het. budget voor 1905 voldoende in
evenwicht brengen.
Ten s'otte een woord over den stand der
kas Tot 19 September 1.1. was een bedrag
aan vlottende schuld uitgegeven van
f 15.000.000, terwijl ingevolge het nieuwe
Bankoctrooi bij de Nederlandsche Bank een
voorschot was opgenomen dat op dien datum
ruim f 10.200.000 bedroeg. De intrekking
van de muntbiljetten, die 1 October a.s. aan
vangt.. zal echter tot- verdere uitgifte van
sohatkistpapier leiden.
Dinsdag 4 October zal een aanvang ge
maakt worden met het onderzoek naar de
Indische begrooting in de adfeelingen. Na af
loop daarvan met. het onderzoek naar de
staatsbegrooting. Hierna werd de vergade
ring gesloten.
Gewijzigd O ntwer p-adres van
Antwoord op de Troonrede.
Mevrouw
De Tweede Kamer der Staten-Generaal
waardeerde hoogelijk het voorrecht, Uwe Ma
jesteit, vergezeld van Hare Majesteit de Ko
ningin-Moeder en van Zijne Koninklijke
Hoogheid den Prins der Nederlanden, in de
oud-grafebjke zaai te zien verschijnen om
de gewone zitting der Staten-Generaal e
openen.
Voor de door Uwe Majesteit gedane mede-
deelingen betuigen wij onzen eerbiedigen i
dank.
Het zal ons ernstig streven zijn, het moge
lijke te verricnten tot behandeling van de
voorstellen, die ons bereikt hebben of nog
zullen bereiken. Aan het vertrouwen, waar
mede Uwe Maiesteit een beroep doet op onze
voortvarendheid en onze toewijding aan de
belangen van het vaderland, hopen wij naar
onze beste Krachten te beantwoorden.
Van harte stemmen wij in met den wensch
van Uwe Majesteit, dat de Almachtige God
Zijn zegen op onze werkzaamheden doe rus
ten.
Berichten.
Door den minister van Justitie zijn inlich
tingen verstrekt op twee adressen van Wil
lem de Ruiter, koopman te Zwolle, liquida-
teur van de firma Schurüik en De Ruiter te
Zwolle, houdende verzoek oon betaling van
eene door hem niet tijdig aan het departe
ment van Justitie i" gediende declaratie.
Uit die inlichtingen blijkt, dat de h:er
bedoelde declaratie niet is ingediend binnen
den in artikel 2 der wet van 8 November
1815 bepalde termijn en dat wanneer op be
weringen als in deze adressen aangevoerd zou
worden ingegaan weldra de genoemde wette
lijke bepaling tot een doode letter zou zijn
gemaakt.
De Hooger Onderwijswet.
In aansluiting aan het den jen Maart
1.1. bij de Tweede Kaïmer ingekomen adres,
hebben zich de predikanten der Nederl. Her
vormde Kerk, dienstdoende bij de Neder-
duitsche Hei-vormde gemeente te Amster
dam. thans, nu hel. Hooger Oiiderwijs-ont-
werp weer aan de orde gesteld zal worden,
tot H. M. de Koningin gewend „met een
ernstige klacht en een dringend verzoek."
De ernstige klacht is naar aanleiding van
de uitlating van dr. Kuyper over het „ra
tionalistisch," „heidenseh" genoemde Hooger
Onderwijs, voor zoover het van Rijkswege ge
geven wondt terwijl de theologische facul
teit een „er op gezet doodshoofd" heette.
Adressanten klagen, over dit vonnis, waar
uit zou blijken
lo. de toegelaten schennis van den grond-
wettigen eisch der eerbiediging van ieders
godsdienstige meemingen, daar, indien of het
vers riekte onderwijs of de inrichting zelve
of beide te zamen zulk een karakter en dus
ook zulk eeu strekking hebben, stellig niet
geëerbiedigd worden de bekende Belijdenis
sen der erkende Kerkgenootschappen of de
godsdienstige gezindheden ven bijna alle
Uwer Majesteits onderdanen in Nederland
met welk vonnis
2o. het brandmerk van onchristelijikheid
zou gedrukt zijn ou de grootste helft dier
onderdanen/ als die nog altijd hun zo-nen zen- j
den naar en hun leids- en raadslieden ontvan-
gen van de Rijks-Universiteiten; zooals dat
ook reeds geschiedt op vergaderingen en in
geschriften van hen, die het openbaar Hooger I
Onderwijs voor hun kinderen niet behoeven,, j
en die den edsch stellen, dab ieder geloovige
in des gewetens wil nalat© zidh van s Lands
Hoogeschool te bedienen;
en waaruit zou volgen
3o. de nalatigheid dat, terwijl het Minis
terie als „Christelijk" optrad, de boven aau-
gegeJMi stand van zaken bestendigd weid,
en er dus in wetgevend opzicht niets gedaan
weid voor de nationale eerbiediging vau den
Na aim vau Jezus Christus, en dus in deze
zaak niets voor het geestelijk-zedelijk welzijn
van zoo groot ©ene menigte volks.
Bovenal geldt de klacht, dat geen poging
is <redaa.il onn te herstellen wat door het be
kende amendement-De Vries in 1876 werd
verminkt terwijl verder in strijd met de
Grondwet door de Tweede Kamer een privi
legie is toegekend voor een groep burgers,
„die uiet eenmaal als Kerkgenootschap wü
den optreden, voor een inrichting, die, af
gezien van haar Faculteit der Godgeleerd
heid. haar zedelijke aanspraken, op gelijk
stelling met do Rijks-Universiteiten nog bo-
wijeen moet."
Het dringende verzoek is „de theologische
faculteit aan elke Rides-Universiteit zóó te
herstellen, dat zij (om de eigene woorden
van den genoemden Minister te gebruiken)
niet het verschijnsel van den godsdienst,
maar de kennisse Gods tot voorwerp van on
derzoek heeft., en wel op grond van de in
Christus gegevene openbaring."
„Voor rechtvaardiging en billijkheid opko
mende," verzoeken adressanten slechts:
lo. dat geen subsidie, onder welken naam
ook, uit een publieke schatkist gegeven worde
aan oenige particuliere instelling, onder wel
ken naam ook, voor hooger ouderwijs:
2o. dat geen diplomeeringsrecht met effect
voor den Staat verleend worde aan eenige
particuliere instelling van dien aard, dan op
gelijke voorwaarden als de Arasterdainsche
het bezit, ten opzichte van don omvang van
het onderwijs, de promoties, de examens en
de toelating (artikel 36 en artikel 41); of
dat, des-wensohelijk gekeurd, voor elke uni
versiteit de wetenschappelijke eischen ver
minderd wonden
en 3o. dat., in 't algemeen, voor gelijke
Staatsrechten ook gelijke vereisohten, voor
gelijiko bevoegdheden bij den Staat, ook
gelijke bekwaamheden door den Staat bij de
wet gesteld worden en door de Uitvoerende
Macht, zooveel mogelijk verkregen.
De praktizijn H. Moolenbeek, te 's Gra
ven hage, heeft zich tot de Eerste Kamer
der Staten-Generaal gewend met. een adres
waarin hij, vernomen hebbende dat de Ka
mer binnenkort de Drankwet zal behandelen
zooals die door de Tweede Kamer is aangeno
men, als zijne meening mededeelt, dat die
Drankwet in strijd is ten eerste met de in
de Grondwet voor elk Nederlander gewaar
borgde bescherming van personen en goede-
ren voorts met de bepalingen van het Wet
boek van Koophandel, volgens welke koop en
verkoop van waren bij elke hoeveelheid mag
geschieden en ten slotte ook met het Bur
gerlijk Wetboek, maar dit bepaalt, dat elk
staatsburger het recht heeft om bij testament
te ber alen, dat na zijn dood zijne zaak door
zijn«> Kinderen of andere erfgenamen op den-
zeliden voet zal worden voortgezet.
Op grond van een en ander meent adres
sant, dat, ingeval bedoelde Drankwet in wer
king werd gesteld, elk staatsburger zou wor
den te kort gedaan in zijne grondwettige en
burgerlijke rechten, en verzoekt hij, dat die
wet niet worde aangenomen.