nr. 175. Eerste Blad.
3d" Jaargang.
Zaterdag 24 December 1904.
Vrede op Aarde.
BUITENLAND.
FEUILLETON.
MIJN GODFRIED.
AMERSFOORTSGH DAGBLAD
ABONNEMENTSPRIJS
Pot 3 maanden roor Amersfoortf 1.35.
Idem franco per post- 1.75.
Afzonderlijke nummers- ©.05.
Doze Courant verschijnt Dagelijks, met uitzondering van
Zon- en Feestdagen.
Advertentiën, mededeelingen enz., gelieve men vóór 10 uur
'8 morgens bij de Uitgevers in te zenden.
Uitgevers: VALKHOFF Co.
Utrechtschestraat 1. Intercomm. Telephoonnummer 66.
PRIJS DER ADVERTENTIÊ»:
Vu 1—8 ragali{.Ml.
Elke regel meer 0.13.
Groote letter* naar plaatsruimte.
Yoor handel en bedrgf bestaan voordeelige bepalingen tót
het herhaald adverteeren in dit Blad bij abonnement. Een*
circulaire, bevattende de voorwaarden, wordt op aanvraag
toegezonden.
Aan hendie met I Januari
a. s. op dit blad inteekenen,
worden de nummers die ge
durende de maand December
nog zullen verschijnen, KOS
TELOOS toegezonden.
Kennisgevingen.
De Burgemeester van Amersfoort
Gezien artikel 41 der Gemeentewet.
Brengt ter kennis van de ingezetenen, dat de
Baad dezer gemeente zal vergaderen op Woens
dag, den 28. December aanstaande, des namid
dags te li irre.
Amersfoort, den 23. December 1904.
De Burgemeester voornoemd,
WUIJTÏERS.
Burgemeester en Wethouders der gemeente
Amersfoort brengen ter algameene kennis, dat
bij hun besluit van heden, ingevolge art. 8 der
Hinderwet, aan L. J. Hontelé, wonende alhier,
vergunning is verleend tot de oprichting van
eene bewaarplaats van petroleum in het perceel
aan de Koningstraat, kadastraal bekend ge
meente Amersfoort, Sectie E, No. 4581, onder
voorwaarden
lo. dat in de gemelde bergplaats hoogstens
vijf vaten) petroleum voorhanden mogen zijn
2o. dat die bergplaats na zonsondergang ge
sloten moet zijn en daar geen vuur gebezigd of
licht ontstoken worde.
Amersfoort, den 22. December 1904.
Burgemeester eu Wethouders voornoemd
De Burgemeester,
WUUTTERS.
VAN BEIOTjlLsBER<rVBKSLUirS.
O, laat van de hoogten des hemels
Doordichten der aarde duister
Uw liefdewoord
„Vrede Op Aarde!"
Betsy Juta.
Eletn wtaas van sombeiiheddi em weemoed lag
daar uitgespreid over die aard© in de don
kere dagen voor Kerstmis, dagen, van wiel-
kem hot woord des dichters geldt: „Het
zwenk blijft «omber medlerbaingen eten
doodaolie stilte heerscilit aloon die schep
ping treurt, zij| heeft gietern zangen en
d'orgeltoora van 't woud, ig gbom."
En meer dlara een onzer wil hiet wel we
ten, dat schuilen der zon achter nevelen dag
aan dag, hiet bleef niet zander invloed' op
omzie stemming, een gevoel Van engheid
maakte zich van ons meester en meer dan
eens spraken wlij het uit, dat 'liet tenminste
gelukkig was, dat het niet zoo heel lang
meer zotu duren eer de kortste diag aanbrak,
wlalarma het opnieuw zou beginnen te lich
ten.
Geen wonder dat hetgeen wij gevoelen
die, als 't buiten donker wordt, ontsteken
onze lampen in onze wel verwtarmde vertrek
ken, die bij den gloed) van 't gezellig haard
vuur kunnen vergeten die onaangenaamhe
den der korte dagen in veel meerder
mate gevoeld werd eens door hen, die sohier
alles ontbeerden wat wij nu hebben, eieai ge
rieflijk, verwarmd, gezellig huis, wier wo
ning niet meer was dan een holle boom-
staan of leemen hut, onze voorouders, voor
wie die donkere diagen een Ware verschrik
king moeten zijm geweest.
Geen wonder dat zij met een nameloos
verlangen reikhalzend zullen uitgezien heb
ben naar den dag, waarop de zon, die haar
gelaat scheen af te keenera van de aarde, met
vernieuwden glans zou gaan schijnen, den
dag, waarop volstreden zou zijn de telkens
weerkeerende strijd tusschemi duister en
licht, naobt en dag, winter en zomer.
En als dan voor de zooveelste maal die zon
zich de onoverwinnelijk© betoonde, geen won
der dat daar vreugde was in de harten en
luid opklonk de jubelzang en hoog opflik
kerde op de toppen der heuvels het feest
vuur en allen vervuld waren van groote
blijdschap
Een waas van somberheid en weemoed lag
daar eenmaal gespreid over de aarde in de
donkere dagen voor Kerstmis. De mensdh-
heid scheen te kwijnen, op het- gebied des
geestelijken levens was het licht der waar
heid gaan schuilen achter nevelen van dwa
ling en onkunde, niet meer sprak de stem
der profeten, onbevredigd' gevoelde zich het
menschenhart, de besten van ons geslacht
werden bekropen door bange vrees, dat de
mensohheid 'haar zedelijken ondergang tege
moet ging, en verlangend zagen zij uit naar
één, van wien zij hoopten, dat hij komen zdu
om nieuw licht te ontsteken, nieuwe waar
heid te ontdekken, nieuw leven te doen ont
waken, een nieuwe toekomst te doen aan
breken.
En het getuigt ons van den poëtischen
geest der ouden als zij, dien lang verwachten
ommekeer laten samenvallen met die groote
verandering,, die jaarlijks zich herhaalt als
uit het duister nieuw licht wordt geboren,
als de natuur uit den doodslaap tot nieuw
leven schijnt te ontwaken.
Daar ging in donkeren winternacht een
sterre op, schitterend met zeldzaanen glams,
een ster, door de wijzen met evenveel vreug
de als eerbied begroet, een licht aan; den
donkeren hemel der mensohlileid, waard met
jubelzangen te worden verwelkomd!
Ja, 't is een mooi en zinrijk verhaal diat
verhaal van den Kerstnacht, dat Engelen
laat zingen hun „Eere zij Gddi" en Konin
gen laat opstaan van hun troou om hulde
te brengen aan het kind, dat eens groot zou
wezen op aarde, ai Was een kribbe zijn wieg,
een stal zijn eerste woning. Straks zou voor
bij zijn dé al te lange nacht, straks zouden
opklaren de nevelen, reedls was het begon
nen te lichten op aarde. Met gomden, ster izou
in het groot boek 'dier historie gemerkt staan
die „Kerstnacht, schooner dan de dagen".
Vooralsnog honden de toen levendien ziclh
mooielijik rekenschap geven van de ontzaoh-
lijlke beteekeni®, die dia geboorte van 'heb
kind van Jozef en Maria had, het zou be
waard zijn voor volgende geslachten -dien om
vang te meten van het heil, door 'het Kerst
kind dier wereld aangebracht. Daar zouden
eeuwen' noodig zijn om te doen gelden zijn
invloed, eeuwen om het zuurdieetaem, d. wi. z.
de weldadige en heerlijke beginselen, van het
Christendom - te doen doordringen in het
leven der mensdhheid.
Thans, negentien iaarhonderden scheiden
ons van den eersten Kerstnacht, wij over
zien al dien arbeid1, het reuzenwerk, dat
reeds werd gewrocht, eu de gedachte er aan
komt ons in sombere dagen blijde stemmen
en Kerstdag is dubbele feestdag voor ons,
feest van licht, feest van overwinning
Wij jubelen in den laugsten nacht luide het
lied1 der hope: „Vrede op aarde!"
In 't hart van den winter de blij date dag
van het jaarIn het licht en warm huisver
trek ach, kon het dat bij allen zijn
vinden wlij ouders en kinderen bijeendie
anders van huis zijn, zochten nu de ouder
lijke woning weer op, am er door te brengen
dó laatste week van het jaar, en zij, die
reeds bouwden hun eigen huis, hebben be
hoefte er aan, deze dagen nog eens te toe
ven in wat voor hen, zooiarag vader of moe
der leven, toch altijd het „tehuis" zal blij
ven.
Dan, straks zet oud en jong zich rond den
Kerstboom, de grootvader met het kleinkind
op de knie, en het oog van den oude glanst
en schittert van vreugde en geluk als hij
vertelt van de herders in 't veld en van het
kindje in de kribbe, van de engelen en hun
gezang, van de koningen en hun geschen
ken. En van vreugde en geluk glanst en
schittert ook het oog van grootvaders lieve
ling waar het zioh richt op die bontkleurige
kaarsjes met hun helle flikkering van licht,
tegelijk verlangend te zien wat de Kerst-
ongel zal brengen aan geschenken.
En immers de kleine weet nog niet van
het groote Kerstgeschenk, waarover wij ons
zoo dankbaar verheugen:, en hij begrijpt nog
niet wat beteekeni het lied, dat zingt van
„Vrede op Aarde". En toch, hier wordt ver
nomen de wiekslag van den engel des vredes,
waar liefde de harten samenbindt, waar
vrome zin wijding geeft aan het leven
het kind moge de beteekanis van het Kerst
evangelie niet kunnen verstaan, het deelt
evenwel in het geluk van zoon Kerstdag,
dag van lidht en blijdschap
Van licht en blijdschap de Kerstboom
is er het symbool van spreekt de dag van
heden. Gelijk het gelaat dies aardrijks tel-
keu^ weer, na eiken. Kerstdag, zich vernieuwt
en de blijdschap dies nieuwien levens zich
meedeelt aai} allen, zoo is met dën eersten
Kerstdag de wereld1 een nieuwle phase inge
treden en is er ontsprongen een nieuwe bron
van Levensvreugd. Het oude zou bestemd
zijn voorbij1 te gaan, een nieuwe geest zou
krachtig werken iin de mensohheid, doordrin
gend! de harten, geest van liefdie, geest vara)
God, en het zou zijn „Vrede op Aarde!"
Nietig, sohier veracht- in het- oog der we
reld, zou h!et kindl van Jozef en Miairia met
koninklijke waardiigliiedd wiordleni omkleed',
klein in oorsprong, eenmaal onaanzienlijk,
zou het Christendom de wereld veroveren
eu door zijjn kracht era invloed zou komen
oen rijk van vrede en geluk onder de men
schen.
Het 'is de komst vara dlat rijk, welke wij
gedenken en vieren op ons Kerstfeest
aarde en hemel 'boare ons lied!, dat van de
hoogste blijdschap zingt!
Ja, zoo kon het zijn, één blik op liet
leven der memsobeu, ééni blik in de wereld',
eni, helaas, droeve teleurstelling dóet ons
pijnlijk aan. Terwijl 'hier het Kerstevangelie
wordt gepredikt en lanigg hooge gewelven
plechtig de Engelenzang ruischt-, hoor, hoe
in die verte dreunt het geschut, luid opstijgt
het gekerm der verminkten, zie, hoe zij daar
nederliggen de onbegraven dooden op het
slagveld, die stierven met het zwaard in do
hand, met den duivel in heb hartWie zal
zeggen of in den eigen Kerstnacht het ka
nongebulder niet zal dioen trillen de lucht!
Wat- blijft er van de eenmaal ddar Engelen
gejubelde Kerstprofetie„Vrede op Aarde!"
En voorts, 't is niet alleen op het slag
veld, dht woedt de haat en opgeheven
wordt het zwaard1 Wie zal verhalen van al
de liefdeloosheid, van al den broedertwist,
van al den jammer en al de ellende, wie
verhalen vau al het onheil door den een
den ander berokkendWat is er geworden
van de sohoorae beloften van den eersten
Kerstdag, wat is er te zien van de vrucht
van het Christendom? In staat en kerk, in
huis en hart, wijs mij wat er van den Chais-
tusgeest is te aarasdhouwenJa, er zijn er
zelfs, die niet zonder ophef moenen te mo
gen spreken van een beteren tijd, dio ver
achter ons zou liggen, daar zijn er, die met
grond meeraen te moeten twijfelen aan denl
vooruitgang der menachbeid.
En zeker, als wij ons de vraag voorleg
gen, wat er in onze dagen is van den geest
der liefde, als wij weten hoe daar valt op te
merken 200veel gemis aan lust om het goede
te doen, als wij ons oog niet gesloten hou
den voor al het kwaad, dat onder allerlei
vorm zich openbaart, als wij daarbij zien
zooveel onverschilligheid ter eene, zooveel
wuftheid ter andere zijde, de stof vergood,
den geest gedood, de zonde ggvierd, de deugd
gehoornd, alls wij gewaar worden, hoe da
menschen zooals de dichteres zegt, wier
woord ik alles motto aan het hoofd van dit
opstel plaatste
„in dKvaling zoeken
„zich werpen in de glans-omarming
„van wereldsoh begeeiren
„van aanzien, geld, genot!
dan, ja, bij dat alles, kan de vrees oras slaan
om het hart, een gevoel vara moedeloosheid
komt over ons. en onwillekeurig komen wij
er toe met den dichter te vragen„Wach
ter op de heilige muren, tv achter, wijkt nog
niet de nacht?"
De Kerstdag spreekt lows Overawe! vain
betere dingen. De donkerste dag ligt achter
ons, 't wordt nu eiken dag iets lichter, straiks
na den langen winternacht, breekt de lente
aan, uit dten doodslaap verrijst het leven
Houd' maar moed, koester maar hoop,
kweek maair liefde, en toon, in woord en
daad, dat ook in eigen hart. 'liet nieuwe leven
is ontwaakt!
Ja, in ons moet het Kindieke van Bethle
hem geboren, of amders, wat doet oras zijn
geboorte nut?
Dan, allen, die zóó doordrongen zijral
van den Christelijken geest, als één man
krachtig en fier, sterk door geloof in dia
toekomst, den strijd aangebonden tegera al
les, wat dien viede der wereld] en dien vrede
dier harten verstoort en verwoest, opgebouwd
het heerlijk rijk dier gerechtigheidDó grond
slag is reeds voor negentien eeuwen gelegd,
aan bekwame bouwlieden is behoefte, die
zich vol ijver kwijten van hun taak, die hel
pen optiekken dien tempel des lichts en dies
vredtes.
Voor 'eten Vredespaleis worden, in dtezio
dagen de plannen ontworpen, sommigen
spotten er meê en halen glimlachend de
schouders er voor opzouden wij er niet
veeleer in zien een teeken des tijds? Heb
weerspreekt althans de bewering, onlangs in
een dier bladten uitgesproken:, dat „in dte raiju
nen de toekomst ligt."
Gaarne sluit ik mij bij Btertha von Sutt-
ner a ara, waar zij de Haagscbe Vredesconfe
rentie „b et t meest miskende kistorisolie feit"
noemt. Hier toch is het, dait wij zien uit
gesproken het beter beginsel Von Moltke
spa-ak vara „die vielfaoh verspottete Idee"
waarmee zoowel aan het tharas levend als
aan het. na ons kamend geslacht als het ware
de richting is aangegeven, de weg is aange
wezen, in en langs welken moet wterdera
voortgegaan met onvermoeid, steeds ernsti
ger en vuriger streven.
Langzaam gaat zeker, en dit woord is
mede van de zooeven genoemde strijdster
tegen den oorlog het onmerkbare slechts
is onwederstaarabaar.
Eens zal het laatst kanon vernageld rijfa,
op het oorlogsveld en overal elders aal eens
niet meer de eene mensab het. zwaard aan
gorden togen don ander, geen liefdeloosheid
zal er meer rijn, allen zullen doordrongen
zich gevoelen van den geest vara het Christen
dom, dan zal het allerwegen en in alle har
ten waarlijk vrede rijn.
„Vrede op Aarde"liefdewoord!
Buig vol devotie neder, mensohheid
Hoort
De luchten suizen vara dien zang der
Engelen
„Vrede op Aarde!"
F. W. DRLJVER.
Naarden, Wintermaand 1904.
Woorden van Betsy Juta.
Politiek Overzicht
Aan den Balkan.
Macedonië is thans, volgens overeen stem
mende berichten, het tooneel van een klim-
menden rasserastrijd tusschen Grieken en
Bulgaren. Do verbittering van deze laatsten
schijnt den hoogsten graad bereikt te heb
ben. Ten bewijze daarvan neemt de Neue
Frede Presso een „vuur era zwaard''-brief op,
dien de Bulgaarsche bendenaanvaerder Yovara
Wojwoda gezonden heeft aan, den kai-
makarai van Ghevgheli. Kapitein Yovani
Wojwoda is, blijkens de mededeelingen van
den correspondent der Neue Frede Presse te
Saloniki, oen der meest gevreesde hoofden
van de Bulgaarsche revolutionaire partij, een
overtuigde partijganger vara de „bdnraenlandi-
sche organisatie". Bij herhaling dreigde
Yovan, Ghevgheli te overvallende talrijke
Bulgaren, die daar wonen en die voor bloe
dige represailles van de Turksche troepera
bevreesd zijn, bezwoeren hem echter telkens
daarvara af te zien. Nu is echter, ten g<e>-
volgje van de laatste euveldaden, van Griek-
sche benden, het geduld van het Bulgoar-
scihe bendehoofd uitgeput. Hij begaf zioh,
van twee vriendera vergezeld, naar het dorp
Mohir, drong het huis bannera van eern Grieik-
sohera notabele, maakte zioh van dezen mees
ter en ook van diens broeder, dien hij met
eigera hand opknoopte, terwijl hij den ander
naar den Turkschen kaimakam Nesohmed-
diu bey met den volgenden brief:
„MijnheerSedert eenigen tijd begaan de
Grieken, vijanden vara ons ras, die door
trots op hun verleden tot niets deugen,
schanddaden om het door onze organisatie
ondernomen bevrijdingswerk in Macedonië
te verhinderen. Onze vijanden vormen bera
den oproerlingen, nemen arme drommels in
dienst en koopen de gewetens. Dat zooi mis-
sobien niet veel kwaad doen, als de Grie
ken ons als openlijke, loyale vijanden be
streden. Maar rij gaan laf era arglistig te
werk, waarbij zij rekenen op de welwillend
heid van de overheden om hen te laten be
gaan. Zoo brengen rij orasohuldigen om en
plegen schandelijk verraad, dat menschetn
onwaardig is, die zich voordoen als strijders
voor geloof, vooruitgang on menschelijikheid.
Maar nu is het genoeg. Bij herhaling reeds
heb ik, toegevende aan de vermaningen vara
rnijrae geloofsgenooten en de smeekbeden van
wterlooze vrouwen, er vara afgezien met
mijne benden naar Ghevgheli te trekken,
om de laffe, verraderlijke Grieken te tuch
tigen. Nu zeg ik u, dat geen smeeken mij
meer zal tegenhouden era dat ik enkel mijn
61 Naar het Engeisch
VAX
JOHN STRANGE WINTER.
Hierop kon ik natuurlijk .niets meer ant
woorden mijn lippen bleven gesloten Maar
liet verwonderde mij niet langer, dat Clement
Warrington, de sohoone en geëerde schilder,
de gevierde in gezelschappen, de meest be
schaafde van Londen zijn vrouwtje be
schouwde en besprak als de schoonste vrouw,
die ooit gefeefd had.
Hoe goed herinnerde i'k mij den dag, toen
ik voor het eerst daar gekomen was. toen 'k
mij bijna niet goed kon houden bij de gedach
te, dat zij zich voor een mooie vrouw uitgaf,
toen hij mij de bijzondere schoonheidslijn va a
van haar hoofd en schouders aanwees, ter
wijl zij naast dat liefelijk, beeld in de voor
kamer stond en tot mij zeide„Bekijkt gij
mijra portret? Mijn echtgenoot heeft het
geschilderd. Het lijkt sprekend." Toen kon
net mij skehts verbazen, hoe eenige vrouw,
in het bezit vara eon spiegel, niet het ver
schil zien kon tussehen het beeld, dat rij
daarin zag, en dat op de schilderij. Maar
allee in de wereld zag zij door de oogen van
Clementen, als hij haar langzamerhand was
gaan beschouwen, zooals ik de laatete weken
gedaan had, kon het mij niet langer verwon
deren, dat hij haar aldus vereerde.
In de maand, die volgde, werd zij veel
erger. Bij het diner, in het atelier of op rij-
toertjes zag ik, dat zij de grootste pijn uit
stond. Ik heb het zweet in groote droppels
op. haar voorhoofd zien staan. Ik heb haar
gelaat wat, hare lippen strak zien worden, de
tranen in haar oogeu zien komenIk heb
gezien, dat zij de handen wrong, dat de na
gels in het vleesch gmgeu. Maar nooit liet
zij iets aan Clemen t^i er ken. Hij vermoedde
nooit welk martelaaujhap der liefde er ou
der zijn eigen oogen gedragen werd.
Wat Nelly betreft, zij was blind, zij merk-
niets. Het leven was voor haar slechts ro
zenkleur. Zij aacht, dat het lievo huis in
Mayfair, met zijn gezellig atelier en zijn tuin
oen paradijs was en het „prieeltje"' een Eden
Zij dacht ©r niet aan, hoe kon rij ook?
dat haar gastvrouw met de kracht vara een
Simson worstelde tegen een verraderlijken
vijand, die haar toch nog zou kunen over
vallen dat haar zuster al die huwelijkstoe
bereidselen aanzag met eon hart, dat zi^k
of dood was en toch vol verlangen naar iets,
wat nooit gebeuren kon. Wat een vreeselijke
tijdi!
Al mijn kennissen rn Londen schonen in
die dagen er 7.00 ver mogelijk vandaan te
gaan. Dit was niet meer dan natuurlijk, want
het was Augustus, en dan is Londen ver
laten. Barones d'Ecio was naar Hamburg
vertrokken ik vernam dit van mevrouw
PoplinBrowne, die het weer van Sir Wil
liam Sherriragham gehoord had en God
fried was naar het Noorden getogen, om rich
bij zijn regiment te voegen, daar hij maar
met een paar dagen verlof in de stad ge
weest was. De Tregenna's waren allen naar
Zwitserland ten minste de kinderen met
Mam'selle, en mevrouw Tregenna was met
haar twee oudere dochters te Carlsbad met
het voornemen zich later bij hen te voegen.
Ik hoorde er niet6 van, wanneer Godfrieda
huwelijk zou voltrokken worden, maar daar
hij zooals Oscar het genoemd zou hebben,
geen oortje om Hi ld red gaf, geloofde ik, dat
hij er niet zoo veel haast mee maken zou;
m sschien ook was mevrouw Tregenna er nu
zoo niet opgesteld als drie maanden geleden.
Sir William Sherringham was in het Zui
den te Eastbourne, daar rijm dokters hem
verandering van lucht en rust hadd n voor
geschreven. Nu, ik geloot wel, dat Eastbour
ne: een geschikte verandering zou blijken voor
zoo n echt typo van man van d© wereld als
Sir William. Een zeer geschikte dokter, die
dokter van Sir William Sherringham' Me
vrouw PoplinBrowne schreef, dat zij het
zeer naar haar zin had, en dat zij voor het
huwelijk zou overkomen en haar twee lieve
lingen meebrengen, om als bruidsmeisjes
dienst te doen.
Het spreekt wel vanzelf, dat mevrouw
PoplinBrowne bijzonder met het huwelijk
waa ingenomen. „Maar, lievo kind," schreef
zij, „ik heb altijd gedacht, dat gij de uitver
korene van lord Treheme waarten wat
zal dat een vreeselijke streep door de reke
ning rijm van cTie afschuwelijke vrouw, die
u 7.00 slecht behandelde!"
Maar wat hielp het, of ik dat alles op
haalde, of ik aan Godfried dacht, of mij ge
wroken voedde op mevrouw Tregenna? Met
mijn gezond verstand begreep ik, dat ik
mijn kostbaren tijd, mijn hart, alles vercpilde
met aan die menschen ook maar een ogen
blik te denken Waarom kon ik ze toch
niet latou rusten? Waarom moest ik mijzedf
lastig vallen, nu het leven nog voor mij open
lag, met de herinnering aan een slechte
vrouw, boven haar stand getrouwd, dio mij
behandeld had, zooals men van een krank
zinnige zou hebben kunnen verwachten?
Waarom zou ik aan barones d'Ecie den
ken Den eerstej keer, dat ik haar ontmoet
te op mevrouw Marshams visite, waarheen ik
mevrouw PoplinBrowne voor het eerst
vergez?lde, had ik al een gevoel van afkeer
en wantrouwen voor haar opgevat. Ik had
een hekel aan haar krammen neus, haar koot-
de oogen, haar stijf geslatera mond; en al
mijn trots kwam naar boven, toen zij mij,
zonder iets van mijn omstandigheden te ken
nen, geld aanbood om bij liaar te komen
Eera klein poosje was die indruk wel wat
verzwakt, maar, toen daarna barones d'Ecie
zichzelf zoo vergat om te verklaren, dat
slechts menschen met. titels iets voelen voor
gemak, recht, hartelijkheid, en wat dies meer
zij, kwam mijn eerste gevoel weer in tienvou
dige kracht bij mij terug en werd dit lang
zamerhand zoo sterk, dat ik op dit oogen-
blik Godfrieds moeder zoo haatte, als ik niet
gedacht had iemand ooit te kunnen doen.
Het diende ook tot niets, te ritten suf
fen over mevrouw Tregenna, want het was
in alle oprichten goed geweest, dat ik haar
had verlaten. En het. minst vara allee was het
goed, mij, met Godfried bezig te houden.
„Wat voor meisje rijt ge?" zeide hij dien
laatsten avond, toen wij naar den Rozetten-
weg terugreden. „Tk ken u niet zoo goed, als
ge uzelf moet kennen. Ik geloof ik hen
zeker dat ge liet flinkste meisje rijt, dat
ik ooit heb ontmoet. Hebt ge moed genoeg
om mij te vertrouwen op mij te wachten
uuj trouw to blijven, wat er ook gebeuren
moge?"
„Ik geloof het wel," antwoordde ik.
„Zelfs als do schijn geheel tegen mij is?"
gi-ug hij voort.
„Ja," antwoordde ik.
Era toon gaf hij mij dicra ring met de woor
den „Zie eens, dezen ring wil ik u geven
als ge van gevoel verandert moet go hem mij
terugzenden.
En hoe goed herinner ik mij, dat ik glim
lachend zeide: „Ik zal niet veranderen.
Maar als gij eens
Hoe hij mijn woorden toen met dat tnot-
sclie gebaar afbrak, alsof de gedachte daar
aan reeds een onmogelijkheid was. Maar
na verloop van weinige maaraden was het
onmogelijke toch gebeurd. Ik was niet ver
anderd ik had Godfried den ring niet
teruggezonden maar hij waa er mij om
komen vragen
Nu, ik dacht, dat hij wel een paar maan
den naar Indië vertrekken zou.
Zou Hildred Tregenna met hem mede
moeten gaan, of zou hij misschien te bewe
gen zijn geweest, over te gaan in 's lands
dienst? Ik wist het niet: ik kon slechte pein
zen en vermoeden en dan weer van voreraaf
aan peinzen, vermoeden en nieuwsgierig zijn.
Wordt voroolfd.