nr. 175. Eerste Blad. 3d" Jaargang. Zaterdag 24 December 1904. Vrede op Aarde. BUITENLAND. FEUILLETON. MIJN GODFRIED. AMERSFOORTSGH DAGBLAD ABONNEMENTSPRIJS Pot 3 maanden roor Amersfoortf 1.35. Idem franco per post- 1.75. Afzonderlijke nummers- ©.05. Doze Courant verschijnt Dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Advertentiën, mededeelingen enz., gelieve men vóór 10 uur '8 morgens bij de Uitgevers in te zenden. Uitgevers: VALKHOFF Co. Utrechtschestraat 1. Intercomm. Telephoonnummer 66. PRIJS DER ADVERTENTIÊ»: Vu 1—8 ragali{.Ml. Elke regel meer 0.13. Groote letter* naar plaatsruimte. Yoor handel en bedrgf bestaan voordeelige bepalingen tót het herhaald adverteeren in dit Blad bij abonnement. Een* circulaire, bevattende de voorwaarden, wordt op aanvraag toegezonden. Aan hendie met I Januari a. s. op dit blad inteekenen, worden de nummers die ge durende de maand December nog zullen verschijnen, KOS TELOOS toegezonden. Kennisgevingen. De Burgemeester van Amersfoort Gezien artikel 41 der Gemeentewet. Brengt ter kennis van de ingezetenen, dat de Baad dezer gemeente zal vergaderen op Woens dag, den 28. December aanstaande, des namid dags te li irre. Amersfoort, den 23. December 1904. De Burgemeester voornoemd, WUIJTÏERS. Burgemeester en Wethouders der gemeente Amersfoort brengen ter algameene kennis, dat bij hun besluit van heden, ingevolge art. 8 der Hinderwet, aan L. J. Hontelé, wonende alhier, vergunning is verleend tot de oprichting van eene bewaarplaats van petroleum in het perceel aan de Koningstraat, kadastraal bekend ge meente Amersfoort, Sectie E, No. 4581, onder voorwaarden lo. dat in de gemelde bergplaats hoogstens vijf vaten) petroleum voorhanden mogen zijn 2o. dat die bergplaats na zonsondergang ge sloten moet zijn en daar geen vuur gebezigd of licht ontstoken worde. Amersfoort, den 22. December 1904. Burgemeester eu Wethouders voornoemd De Burgemeester, WUUTTERS. VAN BEIOTjlLsBER<rVBKSLUirS. O, laat van de hoogten des hemels Doordichten der aarde duister Uw liefdewoord „Vrede Op Aarde!" Betsy Juta. Eletn wtaas van sombeiiheddi em weemoed lag daar uitgespreid over die aard© in de don kere dagen voor Kerstmis, dagen, van wiel- kem hot woord des dichters geldt: „Het zwenk blijft «omber medlerbaingen eten doodaolie stilte heerscilit aloon die schep ping treurt, zij| heeft gietern zangen en d'orgeltoora van 't woud, ig gbom." En meer dlara een onzer wil hiet wel we ten, dat schuilen der zon achter nevelen dag aan dag, hiet bleef niet zander invloed' op omzie stemming, een gevoel Van engheid maakte zich van ons meester en meer dan eens spraken wlij het uit, dat 'liet tenminste gelukkig was, dat het niet zoo heel lang meer zotu duren eer de kortste diag aanbrak, wlalarma het opnieuw zou beginnen te lich ten. Geen wonder dat hetgeen wij gevoelen die, als 't buiten donker wordt, ontsteken onze lampen in onze wel verwtarmde vertrek ken, die bij den gloed) van 't gezellig haard vuur kunnen vergeten die onaangenaamhe den der korte dagen in veel meerder mate gevoeld werd eens door hen, die sohier alles ontbeerden wat wij nu hebben, eieai ge rieflijk, verwarmd, gezellig huis, wier wo ning niet meer was dan een holle boom- staan of leemen hut, onze voorouders, voor wie die donkere diagen een Ware verschrik king moeten zijm geweest. Geen wonder dat zij met een nameloos verlangen reikhalzend zullen uitgezien heb ben naar den dag, waarop de zon, die haar gelaat scheen af te keenera van de aarde, met vernieuwden glans zou gaan schijnen, den dag, waarop volstreden zou zijn de telkens weerkeerende strijd tusschemi duister en licht, naobt en dag, winter en zomer. En als dan voor de zooveelste maal die zon zich de onoverwinnelijk© betoonde, geen won der dat daar vreugde was in de harten en luid opklonk de jubelzang en hoog opflik kerde op de toppen der heuvels het feest vuur en allen vervuld waren van groote blijdschap Een waas van somberheid en weemoed lag daar eenmaal gespreid over de aarde in de donkere dagen voor Kerstmis. De mensdh- heid scheen te kwijnen, op het- gebied des geestelijken levens was het licht der waar heid gaan schuilen achter nevelen van dwa ling en onkunde, niet meer sprak de stem der profeten, onbevredigd' gevoelde zich het menschenhart, de besten van ons geslacht werden bekropen door bange vrees, dat de mensohheid 'haar zedelijken ondergang tege moet ging, en verlangend zagen zij uit naar één, van wien zij hoopten, dat hij komen zdu om nieuw licht te ontsteken, nieuwe waar heid te ontdekken, nieuw leven te doen ont waken, een nieuwe toekomst te doen aan breken. En het getuigt ons van den poëtischen geest der ouden als zij, dien lang verwachten ommekeer laten samenvallen met die groote verandering,, die jaarlijks zich herhaalt als uit het duister nieuw licht wordt geboren, als de natuur uit den doodslaap tot nieuw leven schijnt te ontwaken. Daar ging in donkeren winternacht een sterre op, schitterend met zeldzaanen glams, een ster, door de wijzen met evenveel vreug de als eerbied begroet, een licht aan; den donkeren hemel der mensohlileid, waard met jubelzangen te worden verwelkomd! Ja, 't is een mooi en zinrijk verhaal diat verhaal van den Kerstnacht, dat Engelen laat zingen hun „Eere zij Gddi" en Konin gen laat opstaan van hun troou om hulde te brengen aan het kind, dat eens groot zou wezen op aarde, ai Was een kribbe zijn wieg, een stal zijn eerste woning. Straks zou voor bij zijn dé al te lange nacht, straks zouden opklaren de nevelen, reedls was het begon nen te lichten op aarde. Met gomden, ster izou in het groot boek 'dier historie gemerkt staan die „Kerstnacht, schooner dan de dagen". Vooralsnog honden de toen levendien ziclh mooielijik rekenschap geven van de ontzaoh- lijlke beteekeni®, die dia geboorte van 'heb kind van Jozef en Maria had, het zou be waard zijn voor volgende geslachten -dien om vang te meten van het heil, door 'het Kerst kind dier wereld aangebracht. Daar zouden eeuwen' noodig zijn om te doen gelden zijn invloed, eeuwen om het zuurdieetaem, d. wi. z. de weldadige en heerlijke beginselen, van het Christendom - te doen doordringen in het leven der mensdhheid. Thans, negentien iaarhonderden scheiden ons van den eersten Kerstnacht, wij over zien al dien arbeid1, het reuzenwerk, dat reeds werd gewrocht, eu de gedachte er aan komt ons in sombere dagen blijde stemmen en Kerstdag is dubbele feestdag voor ons, feest van licht, feest van overwinning Wij jubelen in den laugsten nacht luide het lied1 der hope: „Vrede op aarde!" In 't hart van den winter de blij date dag van het jaarIn het licht en warm huisver trek ach, kon het dat bij allen zijn vinden wlij ouders en kinderen bijeendie anders van huis zijn, zochten nu de ouder lijke woning weer op, am er door te brengen dó laatste week van het jaar, en zij, die reeds bouwden hun eigen huis, hebben be hoefte er aan, deze dagen nog eens te toe ven in wat voor hen, zooiarag vader of moe der leven, toch altijd het „tehuis" zal blij ven. Dan, straks zet oud en jong zich rond den Kerstboom, de grootvader met het kleinkind op de knie, en het oog van den oude glanst en schittert van vreugde en geluk als hij vertelt van de herders in 't veld en van het kindje in de kribbe, van de engelen en hun gezang, van de koningen en hun geschen ken. En van vreugde en geluk glanst en schittert ook het oog van grootvaders lieve ling waar het zioh richt op die bontkleurige kaarsjes met hun helle flikkering van licht, tegelijk verlangend te zien wat de Kerst- ongel zal brengen aan geschenken. En immers de kleine weet nog niet van het groote Kerstgeschenk, waarover wij ons zoo dankbaar verheugen:, en hij begrijpt nog niet wat beteekeni het lied, dat zingt van „Vrede op Aarde". En toch, hier wordt ver nomen de wiekslag van den engel des vredes, waar liefde de harten samenbindt, waar vrome zin wijding geeft aan het leven het kind moge de beteekanis van het Kerst evangelie niet kunnen verstaan, het deelt evenwel in het geluk van zoon Kerstdag, dag van lidht en blijdschap Van licht en blijdschap de Kerstboom is er het symbool van spreekt de dag van heden. Gelijk het gelaat dies aardrijks tel- keu^ weer, na eiken. Kerstdag, zich vernieuwt en de blijdschap dies nieuwien levens zich meedeelt aai} allen, zoo is met dën eersten Kerstdag de wereld1 een nieuwle phase inge treden en is er ontsprongen een nieuwe bron van Levensvreugd. Het oude zou bestemd zijn voorbij1 te gaan, een nieuwe geest zou krachtig werken iin de mensohheid, doordrin gend! de harten, geest van liefdie, geest vara) God, en het zou zijn „Vrede op Aarde!" Nietig, sohier veracht- in het- oog der we reld, zou h!et kindl van Jozef en Miairia met koninklijke waardiigliiedd wiordleni omkleed', klein in oorsprong, eenmaal onaanzienlijk, zou het Christendom de wereld veroveren eu door zijjn kracht era invloed zou komen oen rijk van vrede en geluk onder de men schen. Het 'is de komst vara dlat rijk, welke wij gedenken en vieren op ons Kerstfeest aarde en hemel 'boare ons lied!, dat van de hoogste blijdschap zingt! Ja, zoo kon het zijn, één blik op liet leven der memsobeu, ééni blik in de wereld', eni, helaas, droeve teleurstelling dóet ons pijnlijk aan. Terwijl 'hier het Kerstevangelie wordt gepredikt en lanigg hooge gewelven plechtig de Engelenzang ruischt-, hoor, hoe in die verte dreunt het geschut, luid opstijgt het gekerm der verminkten, zie, hoe zij daar nederliggen de onbegraven dooden op het slagveld, die stierven met het zwaard in do hand, met den duivel in heb hartWie zal zeggen of in den eigen Kerstnacht het ka nongebulder niet zal dioen trillen de lucht! Wat- blijft er van de eenmaal ddar Engelen gejubelde Kerstprofetie„Vrede op Aarde!" En voorts, 't is niet alleen op het slag veld, dht woedt de haat en opgeheven wordt het zwaard1 Wie zal verhalen van al de liefdeloosheid, van al den broedertwist, van al den jammer en al de ellende, wie verhalen vau al het onheil door den een den ander berokkendWat is er geworden van de sohoorae beloften van den eersten Kerstdag, wat is er te zien van de vrucht van het Christendom? In staat en kerk, in huis en hart, wijs mij wat er van den Chais- tusgeest is te aarasdhouwenJa, er zijn er zelfs, die niet zonder ophef moenen te mo gen spreken van een beteren tijd, dio ver achter ons zou liggen, daar zijn er, die met grond meeraen te moeten twijfelen aan denl vooruitgang der menachbeid. En zeker, als wij ons de vraag voorleg gen, wat er in onze dagen is van den geest der liefde, als wij weten hoe daar valt op te merken 200veel gemis aan lust om het goede te doen, als wij ons oog niet gesloten hou den voor al het kwaad, dat onder allerlei vorm zich openbaart, als wij daarbij zien zooveel onverschilligheid ter eene, zooveel wuftheid ter andere zijde, de stof vergood, den geest gedood, de zonde ggvierd, de deugd gehoornd, alls wij gewaar worden, hoe da menschen zooals de dichteres zegt, wier woord ik alles motto aan het hoofd van dit opstel plaatste „in dKvaling zoeken „zich werpen in de glans-omarming „van wereldsoh begeeiren „van aanzien, geld, genot! dan, ja, bij dat alles, kan de vrees oras slaan om het hart, een gevoel vara moedeloosheid komt over ons. en onwillekeurig komen wij er toe met den dichter te vragen„Wach ter op de heilige muren, tv achter, wijkt nog niet de nacht?" De Kerstdag spreekt lows Overawe! vain betere dingen. De donkerste dag ligt achter ons, 't wordt nu eiken dag iets lichter, straiks na den langen winternacht, breekt de lente aan, uit dten doodslaap verrijst het leven Houd' maar moed, koester maar hoop, kweek maair liefde, en toon, in woord en daad, dat ook in eigen hart. 'liet nieuwe leven is ontwaakt! Ja, in ons moet het Kindieke van Bethle hem geboren, of amders, wat doet oras zijn geboorte nut? Dan, allen, die zóó doordrongen zijral van den Christelijken geest, als één man krachtig en fier, sterk door geloof in dia toekomst, den strijd aangebonden tegera al les, wat dien viede der wereld] en dien vrede dier harten verstoort en verwoest, opgebouwd het heerlijk rijk dier gerechtigheidDó grond slag is reeds voor negentien eeuwen gelegd, aan bekwame bouwlieden is behoefte, die zich vol ijver kwijten van hun taak, die hel pen optiekken dien tempel des lichts en dies vredtes. Voor 'eten Vredespaleis worden, in dtezio dagen de plannen ontworpen, sommigen spotten er meê en halen glimlachend de schouders er voor opzouden wij er niet veeleer in zien een teeken des tijds? Heb weerspreekt althans de bewering, onlangs in een dier bladten uitgesproken:, dat „in dte raiju nen de toekomst ligt." Gaarne sluit ik mij bij Btertha von Sutt- ner a ara, waar zij de Haagscbe Vredesconfe rentie „b et t meest miskende kistorisolie feit" noemt. Hier toch is het, dait wij zien uit gesproken het beter beginsel Von Moltke spa-ak vara „die vielfaoh verspottete Idee" waarmee zoowel aan het tharas levend als aan het. na ons kamend geslacht als het ware de richting is aangegeven, de weg is aange wezen, in en langs welken moet wterdera voortgegaan met onvermoeid, steeds ernsti ger en vuriger streven. Langzaam gaat zeker, en dit woord is mede van de zooeven genoemde strijdster tegen den oorlog het onmerkbare slechts is onwederstaarabaar. Eens zal het laatst kanon vernageld rijfa, op het oorlogsveld en overal elders aal eens niet meer de eene mensab het. zwaard aan gorden togen don ander, geen liefdeloosheid zal er meer rijn, allen zullen doordrongen zich gevoelen van den geest vara het Christen dom, dan zal het allerwegen en in alle har ten waarlijk vrede rijn. „Vrede op Aarde"liefdewoord! Buig vol devotie neder, mensohheid Hoort De luchten suizen vara dien zang der Engelen „Vrede op Aarde!" F. W. DRLJVER. Naarden, Wintermaand 1904. Woorden van Betsy Juta. Politiek Overzicht Aan den Balkan. Macedonië is thans, volgens overeen stem mende berichten, het tooneel van een klim- menden rasserastrijd tusschen Grieken en Bulgaren. Do verbittering van deze laatsten schijnt den hoogsten graad bereikt te heb ben. Ten bewijze daarvan neemt de Neue Frede Presso een „vuur era zwaard''-brief op, dien de Bulgaarsche bendenaanvaerder Yovara Wojwoda gezonden heeft aan, den kai- makarai van Ghevgheli. Kapitein Yovani Wojwoda is, blijkens de mededeelingen van den correspondent der Neue Frede Presse te Saloniki, oen der meest gevreesde hoofden van de Bulgaarsche revolutionaire partij, een overtuigde partijganger vara de „bdnraenlandi- sche organisatie". Bij herhaling dreigde Yovan, Ghevgheli te overvallende talrijke Bulgaren, die daar wonen en die voor bloe dige represailles van de Turksche troepera bevreesd zijn, bezwoeren hem echter telkens daarvara af te zien. Nu is echter, ten g<e>- volgje van de laatste euveldaden, van Griek- sche benden, het geduld van het Bulgoar- scihe bendehoofd uitgeput. Hij begaf zioh, van twee vriendera vergezeld, naar het dorp Mohir, drong het huis bannera van eern Grieik- sohera notabele, maakte zioh van dezen mees ter en ook van diens broeder, dien hij met eigera hand opknoopte, terwijl hij den ander naar den Turkschen kaimakam Nesohmed- diu bey met den volgenden brief: „MijnheerSedert eenigen tijd begaan de Grieken, vijanden vara ons ras, die door trots op hun verleden tot niets deugen, schanddaden om het door onze organisatie ondernomen bevrijdingswerk in Macedonië te verhinderen. Onze vijanden vormen bera den oproerlingen, nemen arme drommels in dienst en koopen de gewetens. Dat zooi mis- sobien niet veel kwaad doen, als de Grie ken ons als openlijke, loyale vijanden be streden. Maar rij gaan laf era arglistig te werk, waarbij zij rekenen op de welwillend heid van de overheden om hen te laten be gaan. Zoo brengen rij orasohuldigen om en plegen schandelijk verraad, dat menschetn onwaardig is, die zich voordoen als strijders voor geloof, vooruitgang on menschelijikheid. Maar nu is het genoeg. Bij herhaling reeds heb ik, toegevende aan de vermaningen vara rnijrae geloofsgenooten en de smeekbeden van wterlooze vrouwen, er vara afgezien met mijne benden naar Ghevgheli te trekken, om de laffe, verraderlijke Grieken te tuch tigen. Nu zeg ik u, dat geen smeeken mij meer zal tegenhouden era dat ik enkel mijn 61 Naar het Engeisch VAX JOHN STRANGE WINTER. Hierop kon ik natuurlijk .niets meer ant woorden mijn lippen bleven gesloten Maar liet verwonderde mij niet langer, dat Clement Warrington, de sohoone en geëerde schilder, de gevierde in gezelschappen, de meest be schaafde van Londen zijn vrouwtje be schouwde en besprak als de schoonste vrouw, die ooit gefeefd had. Hoe goed herinnerde i'k mij den dag, toen ik voor het eerst daar gekomen was. toen 'k mij bijna niet goed kon houden bij de gedach te, dat zij zich voor een mooie vrouw uitgaf, toen hij mij de bijzondere schoonheidslijn va a van haar hoofd en schouders aanwees, ter wijl zij naast dat liefelijk, beeld in de voor kamer stond en tot mij zeide„Bekijkt gij mijra portret? Mijn echtgenoot heeft het geschilderd. Het lijkt sprekend." Toen kon net mij skehts verbazen, hoe eenige vrouw, in het bezit vara eon spiegel, niet het ver schil zien kon tussehen het beeld, dat rij daarin zag, en dat op de schilderij. Maar allee in de wereld zag zij door de oogen van Clementen, als hij haar langzamerhand was gaan beschouwen, zooals ik de laatete weken gedaan had, kon het mij niet langer verwon deren, dat hij haar aldus vereerde. In de maand, die volgde, werd zij veel erger. Bij het diner, in het atelier of op rij- toertjes zag ik, dat zij de grootste pijn uit stond. Ik heb het zweet in groote droppels op. haar voorhoofd zien staan. Ik heb haar gelaat wat, hare lippen strak zien worden, de tranen in haar oogeu zien komenIk heb gezien, dat zij de handen wrong, dat de na gels in het vleesch gmgeu. Maar nooit liet zij iets aan Clemen t^i er ken. Hij vermoedde nooit welk martelaaujhap der liefde er ou der zijn eigen oogen gedragen werd. Wat Nelly betreft, zij was blind, zij merk- niets. Het leven was voor haar slechts ro zenkleur. Zij aacht, dat het lievo huis in Mayfair, met zijn gezellig atelier en zijn tuin oen paradijs was en het „prieeltje"' een Eden Zij dacht ©r niet aan, hoe kon rij ook? dat haar gastvrouw met de kracht vara een Simson worstelde tegen een verraderlijken vijand, die haar toch nog zou kunen over vallen dat haar zuster al die huwelijkstoe bereidselen aanzag met eon hart, dat zi^k of dood was en toch vol verlangen naar iets, wat nooit gebeuren kon. Wat een vreeselijke tijdi! Al mijn kennissen rn Londen schonen in die dagen er 7.00 ver mogelijk vandaan te gaan. Dit was niet meer dan natuurlijk, want het was Augustus, en dan is Londen ver laten. Barones d'Ecio was naar Hamburg vertrokken ik vernam dit van mevrouw PoplinBrowne, die het weer van Sir Wil liam Sherriragham gehoord had en God fried was naar het Noorden getogen, om rich bij zijn regiment te voegen, daar hij maar met een paar dagen verlof in de stad ge weest was. De Tregenna's waren allen naar Zwitserland ten minste de kinderen met Mam'selle, en mevrouw Tregenna was met haar twee oudere dochters te Carlsbad met het voornemen zich later bij hen te voegen. Ik hoorde er niet6 van, wanneer Godfrieda huwelijk zou voltrokken worden, maar daar hij zooals Oscar het genoemd zou hebben, geen oortje om Hi ld red gaf, geloofde ik, dat hij er niet zoo veel haast mee maken zou; m sschien ook was mevrouw Tregenna er nu zoo niet opgesteld als drie maanden geleden. Sir William Sherringham was in het Zui den te Eastbourne, daar rijm dokters hem verandering van lucht en rust hadd n voor geschreven. Nu, ik geloot wel, dat Eastbour ne: een geschikte verandering zou blijken voor zoo n echt typo van man van d© wereld als Sir William. Een zeer geschikte dokter, die dokter van Sir William Sherringham' Me vrouw PoplinBrowne schreef, dat zij het zeer naar haar zin had, en dat zij voor het huwelijk zou overkomen en haar twee lieve lingen meebrengen, om als bruidsmeisjes dienst te doen. Het spreekt wel vanzelf, dat mevrouw PoplinBrowne bijzonder met het huwelijk waa ingenomen. „Maar, lievo kind," schreef zij, „ik heb altijd gedacht, dat gij de uitver korene van lord Treheme waarten wat zal dat een vreeselijke streep door de reke ning rijm van cTie afschuwelijke vrouw, die u 7.00 slecht behandelde!" Maar wat hielp het, of ik dat alles op haalde, of ik aan Godfried dacht, of mij ge wroken voedde op mevrouw Tregenna? Met mijn gezond verstand begreep ik, dat ik mijn kostbaren tijd, mijn hart, alles vercpilde met aan die menschen ook maar een ogen blik te denken Waarom kon ik ze toch niet latou rusten? Waarom moest ik mijzedf lastig vallen, nu het leven nog voor mij open lag, met de herinnering aan een slechte vrouw, boven haar stand getrouwd, dio mij behandeld had, zooals men van een krank zinnige zou hebben kunnen verwachten? Waarom zou ik aan barones d'Ecie den ken Den eerstej keer, dat ik haar ontmoet te op mevrouw Marshams visite, waarheen ik mevrouw PoplinBrowne voor het eerst vergez?lde, had ik al een gevoel van afkeer en wantrouwen voor haar opgevat. Ik had een hekel aan haar krammen neus, haar koot- de oogen, haar stijf geslatera mond; en al mijn trots kwam naar boven, toen zij mij, zonder iets van mijn omstandigheden te ken nen, geld aanbood om bij liaar te komen Eera klein poosje was die indruk wel wat verzwakt, maar, toen daarna barones d'Ecie zichzelf zoo vergat om te verklaren, dat slechts menschen met. titels iets voelen voor gemak, recht, hartelijkheid, en wat dies meer zij, kwam mijn eerste gevoel weer in tienvou dige kracht bij mij terug en werd dit lang zamerhand zoo sterk, dat ik op dit oogen- blik Godfrieds moeder zoo haatte, als ik niet gedacht had iemand ooit te kunnen doen. Het diende ook tot niets, te ritten suf fen over mevrouw Tregenna, want het was in alle oprichten goed geweest, dat ik haar had verlaten. En het. minst vara allee was het goed, mij, met Godfried bezig te houden. „Wat voor meisje rijt ge?" zeide hij dien laatsten avond, toen wij naar den Rozetten- weg terugreden. „Tk ken u niet zoo goed, als ge uzelf moet kennen. Ik geloof ik hen zeker dat ge liet flinkste meisje rijt, dat ik ooit heb ontmoet. Hebt ge moed genoeg om mij te vertrouwen op mij te wachten uuj trouw to blijven, wat er ook gebeuren moge?" „Ik geloof het wel," antwoordde ik. „Zelfs als do schijn geheel tegen mij is?" gi-ug hij voort. „Ja," antwoordde ik. Era toon gaf hij mij dicra ring met de woor den „Zie eens, dezen ring wil ik u geven als ge van gevoel verandert moet go hem mij terugzenden. En hoe goed herinner ik mij, dat ik glim lachend zeide: „Ik zal niet veranderen. Maar als gij eens Hoe hij mijn woorden toen met dat tnot- sclie gebaar afbrak, alsof de gedachte daar aan reeds een onmogelijkheid was. Maar na verloop van weinige maaraden was het onmogelijke toch gebeurd. Ik was niet ver anderd ik had Godfried den ring niet teruggezonden maar hij waa er mij om komen vragen Nu, ik dacht, dat hij wel een paar maan den naar Indië vertrekken zou. Zou Hildred Tregenna met hem mede moeten gaan, of zou hij misschien te bewe gen zijn geweest, over te gaan in 's lands dienst? Ik wist het niet: ik kon slechte pein zen en vermoeden en dan weer van voreraaf aan peinzen, vermoeden en nieuwsgierig zijn. Wordt voroolfd.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad | 1904 | | pagina 1