M#. 363
3da Jaargang.
Donderdag 23 Maart 1905.
BUITENLAND.
FEUILLETON.
EEN PRINSES.
AMERSFOORTSCH DAGBLAD
ABONNEMENTSPRIJS
Per 3 maanden toot Amersfoortf 1.25.
Idem franco per post- 1.75.
Afzonderlijke nummers- 0.05.
Deze Courant verschijnt Dagelijks, met uitzondering van
Zon- en Feestdagen.
Advertentiën, mededeelingen enz., gelieve men vóór 10 uur
's morgens bij do Uitgevers in te zonden.
Uitgevers: VALKHOFF O.
Utrechtschestraat 1. Intercomm. Telephoonnammer 60.
PRIJS DUB ADYERTKNTIÊN
Tan 1-4 reg.li
Elke regel meer
(Ml.
s 0.11.
Elke regel meer - we»
Groote lettere naar plaateruimte.
Voor handel en bedrijf bestaan voordeeltre bepalingen tét
het herhaald adverteèren in dit Blad bg abonnement. Eene
circulaire, bevattende de toorwaarden, wordt ep aanvraag
toegezonden.
Aan hendie met I April
a. s. op dit blad inteekenen,
worden de nummers die ge
durende de maand Maart nog
zullen verschijnenKOSTE
LOOS toegezonden.
Kennisgevingen.
Burgemeester en Wethouders van Amers
foort,
Gezien art. 28 der Kieswet,
Brengen ter kennis van belanghebbenden, dat
beden is vastgesteld en van den 23. Maart tot
en met 21 April a. s. ter Secretarie voor een
ieder ter inzage zal liggen en in druk tegen be
taling der kosten verkrijgbaar is de Kiezerslijst
voor 1905/6.
Een ied>er is bevoegd tot en met den 15den
April a. s. bij het gemeentebestuur verbetering
van de vastgestelde kiezerslijst te vragen, op
ongezegeld papier, ingevolge art. 50 der Kies
wet, op grond dat hij zelf of een ander, in strijd
met de wet, daarop voorkomt, niet voorkomt of
niet behoorlijk voorkomt.
De ingezetenen worden met nadruk gewezen
op de wenschelijkheid, zioh ter Secretarie te
komen vergewissen of zij op de Kiezerslijst zijn
geplaatst, daar, mocht dit verzuimd zijn, als
dan herstel nog mogelijk is door middel van
reclame.
Tevens liggen terSecretarie ter inzage de
alphabetische lijsten, bevattende de namen en
voornamen van hen die voor het eerst op de
kiezerslijst zijn gebracht, en van hen die daar
van zijn afgevoerd.
Amersfoort, den 22. Maart 1905.
'Burgemeester en Wethouders voornoemd
De Burgemeester,
WTJIJTIERS.
De Secretaris,
VAN REIGERSBERG VERSLUIJS.
waarnemend Secretaris.
De Burgemeester van Amersfoort,
Brengt ter kennis van de ingezetenen dezer
gemeente, dat de door den Directeur van 's rijks
directe belastingen enz. te Amsterdam execu
toir verklaarde kohieren 'Hos. 2 en 3 van de Per-
soneele belasting over het dienstjaar 1905/1906
aan den Ontvanger van 's rijles directe belastin
gen alhier is ter hand gesteld, aan wien ieder
verplicht is zijnen aanslag op den bij de wet be
paalden voet te voldoen.
Gedaan e» op de daarvoor gebruikelijke plaat
sen aangeplakt te Amersfoort, den 22. Maart
1905.
De Burgemeester voornoemd,
W U IJ TIERS.
W AiA RSOH U WI N G.
Het is ondergeteekende gebleken, dat sinds
langen tijd de gewoonte alhier is gevolgd om
raet het sluiten der tapperijen en koffiehuizen
te wachten,totdat vanwege de politie gewaar-
schuwd wordt. D'it is z. i. niet de taak der poli
tie en trouwens ook geheel in strijd met art. 5
en 6 der Verordening op de tapperijen, koffie
huizen en logementen, waarin duidelijk staat ver
meld, dat op het daarin aangegeven uur de in
richting gesloten en ontruimd moet zijn.
In verband hiermede zal dus de waarschuwing
van politiewege niet meer plaats hebben en zulks
met ingang van 1 April a. s., en wordt ieder
houder van eene inrichting als bovenbedoeld
de verplichting opgelegd te zorgen, dat op "het
aangegeven uur de inrichting gesloten en ont
ruimd i s zullende bij niet nakoming onverbid
delijk proces-verbaal worden opgemaakt.
Amersfoort, 17 Maart 1905.
De Commissaris van Politie,
A. NIJHiOFF.
Politiek Overzicbt
De tweejarige dienettijd in
Duifschland.
Gelijktijdig met Frankrijk, is ook in
Duitschland het vraagstuk van den tweeja
rigen diensttijd bij het leger, dat in beide
landen zoo lang eene strijdvraag is geweest,
definitief beslist. Dat is geschied bij de be
handeling van de begrooting van oorlog voor
het volgende jaar.
Feitelijk bestaat de tweejarige diensttijd
bij het Duitsche leger reeds sedert verschei
dene jaren. Maar zij was slechts bij wijze van
proef ingevoerd. Om den rijksdag te bewegen
de bezwaren tegen de vermeerdering van de
legersterkte in vredestijd op zij die te zetten,
verklaarde het legerbestuur zich twaalf jaren
geleden, in 1893, bereid eene proef te ne
men met eene verkorting van den tijd, die
voor eerste oefening onder de wapenen moet
worden* doorgebracht, van drie tot twee ja
ren. Uitdrukkelijk werdi daarbij echter ge
zegd, dat dit maar een voorloopige maatre
gel was, voor niet langer dan een jaarna
afloop van dat jaar zou men zien of hij kon
worden bestendigd. Sedert 19 deze proefne
ming van jaar tot jaar verlengd. Nu schijnt
de ondervinding voldingend bewezen te heb
ben, dat met een eersten oefeningstijd van
twee jaren voor de manschappen te voet kan
wordien volstaan. Derhalve is nu op voorstel
van het Legerbestuur zelf de wet op den
dienstplicht bij het leger in dier voege gewij
zigd, dat in art. 1 de diensttijd voor cle man
schappen te voet op twee jaren is bepaald.
Dd voorloopige maatregel is hiermede dus
een blijvende toestand geworden, steune'nde
op do wet.
Het legerbestuur is uit eigen beweging met
dit voorstel bij den rijksdag gekomen, maar
het heeft dit niet gedaan, zonder daarvoor
weder eene concessie van den rijksdag te
verlangen wat de sterkte van het leger be
treft. Die is thans op nieuw geregeld, en in
hoofdzaak is daarbij voldaan aan wat werd
verlangd door de regeering. In vroegere ja
ren werd daarom hevig gestreden, zoowel om
het cijfer waarop het staance leger zou wor
den gebracht, als om den tijd waarvoor dat
cijfer zou worden toegestaanvoor vijf of
zeven jaren of voor één jaar. Die tijd is nu
voorbij11a een betrekkelijk kort en vol-
streat niet hartstochtelijk debat is met groo
te meerderheid omtrent de sterkte van het
leger in vredestijd bepaald, dat zij van 1
April 1905 af geleidelijk zal worden ver
hoogd in dier voege, dat zij in den loop van
het dienstjaar 1910 het cijfer van 505.839
manschappen en korporaals bereikt. De een
jarige vrijwilligers en de onderofficieren wor
den hierbij dus niet in rekening gebracht.
Da vermeerdering, waartoe besloten is, be
draagt 10.339 man. Het getal troepen-een
heden zal, nadat deze versterking volledig
is uitgevoerd, bedragen633 bataillons in
fanterie, 510 cscadrons cavallerie, 574 batte
rijen veld-artillerie, 40 bataillons artillerie
te voet, 29 bataillons pi^ -s 12 bataillons
verkeerstroepon, 23 bataillons trein. Nieuw
zullen worden gevormd 7 bataillons infante
rie, 3 bataillons pioniers. De grootste ver
meerdering komt ten goede aan kavallerie.
Er zullen negen nieuwe kavallerie-regimen-
ten gevormd worden, elk van vijf escadrons.
Daarvan zijn thans aanwezig 17 escadrons
jagers te paard, die in do nieuwe formatiën
zullen opgaanhet aantal nieuwe escadrons
bedraagt dus 28, waarvan echter 10 eerst
in den loop van het dienstjaar 1910 gevormd
zullen worden.
De voorstellen van sociaal-democratische
zijde, die den tweejarigen diensttijd voor alle
wapens en bovendien afschaffing van de een
jarige vrijwilligers verlangden, werden ver
worpen. Daarentegen werd aangenomen een
voorstel, waarbij eene spoedige wettelijke re
geling van het instituut der eenjarige vrijwil
ligers verlangd wordt in dezen zin, dat de
kring van hen, die tot deze verbintenis kun
nen worden toegelaten, wordt uitgebreid,
zoodat daarvoor niet meer alleen geldelijk
vermogen beslissend i*- Bij het Frausche le
ger is, onder de nieuwe regeling, het insti
tuut der eenjarige vrijwilligers afgeschaft;
in het Duitsche leger zal het behouden blij
ven, maar in gewijzigden vorm en op bree-
deren grondslag.
Duf tsch land.
Bremen22 Maarl. Bij het feestmaal in
het stadhuis bij gelegenheid van de onthul
ling van het gedenkteeken voor Keizer
Fricdrich hield de Keizer, in antwoord op
de rede van den burgemeester Pauli, eene
rede, waarin hij, zeide, dat hij als jongeling
voor het model van het admiraalschip van
de eerste Duitsche vloot met verkropte woede
de smaad heeft ondervonden, die onze toen
malige vlag was aangedaan. Dat heeft hem
misschien den weg gewezen hoe hij de taak
van het Duitsche rijk heeft op te vatten.
Hij heeft zich indertijd, toen hij aan de
regeering kwam, den vaandeleed gezworen,
dat voor zooveel 't aan hem lag, de bajonet
ten en de kanonnen moesten rusten, maar
dat de bajonetten en kanonnen scherp en
in deugdelijken staat onderhouden moesten
worden, opdat de nijd en afgunst van bui
ten ons niet zouden storen in het beplanten
van onzen tuin en het verfraaien van ons
mooi huis van binnen. Hij, legde de gelofte
af nooit naar eene ijdele wereldheerschappij
te streven. Het wereldrijk, dat hij zich had.
gedroomd, zou hierin bestaan, dat bet Duit
sche rijk van alle kanten het volledigste
vertrouwen als een rustige, eerlijke, vreed
zame buurman geniet; dat als men in de
toekomstige geschiedenis mocht spreken van
het Duitschï wereldrijk of van de wereld
heerschappij der Hohenzollerns, dit niet op
veroveringen zou steunen, maar zou berusten
op het wederzijldsche vertrouwen van naar
hetzelfde doel strevende natiën.
Nadat er op binnenlandsch militair gebied
veel was geschied, moest de toerusting ter
zee aan de beurt komen. De vloot drijft nu
op het water. Met elk nieuw Duitsch oor
logsschip is een onderpand te meer gegeven
voor den vrede op aarde. Hoe minder de
tegenstanders met ons strijd trachten te zoe
ken, van des te groöter waarde worden wij
als bondgenooten.
De taak van de jeugd is nijd en twee
dracht te mijden en zich over te geven aan
de overtuiging, dat God aan het Duitsche
volk groote dingen heeft voorbehouden. Wij
zijn het zout der aarde, maar moeten dat
ook waardig zijn. Daarom moet de jeugd lee-
ren zich te ontzeggen wat niet goed voor
haar is. Dan zullen wij van alle kanten met
achting, en ook met liefde, beschouwd wor
den als menschen, op wie men aan kan. Van
harte wensch ik, dat de gulden vrede ons
verder bewaard moge blijven.
De Keizer besloot met een hoera voor
Bremen.
Berlijn, 21 Maart. De Nordd. Allg. Zeit.
schrijftTegenover de stemmen in de bui-
tonlandsche pers, die uit het bezoek van den
Duitschen Keizer in Tanger politieke gevolg
trekkingen maken, moet in de eerste plaats
worden opgemerkt, dat er voor den Keizer
geen reden was bij zijne reis door de Middel-
landsche Zee een bezoek aan Tanger achter
wege te laten.. Het standpunt van de Duit
sche politiek ten opzichte van Marokko is:
Geen gebiedsvergrooting, maar handhaving
van de „open deur politiek", d. w. z. gelijke
economische behandeling van alle volken. Dit
is sinds jaar en dag zoo duidelijk kenbaar
gemaakt, dat de poging om de reis van den
Keizer als het uitgangspunt van eene nieuwe
politieke richting voor te stellen, geen kans
van slagen heeft.
Wanneer het bericht van de Temps juist
is, dat minister Delcassé aan den Duitschen
gezant, prins Radolin, in het voorjaar van
1904 als de grondslagen van het Marokkaan-
sclre verdrag aangafintegriteit van Marok
ko, souvereinitedt van den Sultan, herstel van
de orde onder vreedzame leiding van Frank
rijk, dan is de schijnbare tegenspraak tus-
schen de begrippen van de souvereinitedt van
den Sultan en de leiding van Frankrijk nog
onopgehelderd, en voor de verwachting, die de
Rijkskanselier graaf Bülow den 8. April 1904
in den Rijksdag uitsprak, dat de economische
belangen van Duitsch laad in Marokko van
geen enkelen staat achteruitzetting te vree
zen hadden, is zeer zeker nog geen waarborg
aanwezig.
In Tunis heeft de leiding van Frankrijk de
bijna volkomen verdringing van alle niet-
Fransche belangen ten gevolge gehad. Wij
hopen echter op verschillende gronden, aat
in Marokko zoo iets niet te verwachten is,
en zien daarom thans geen aanleiding om
de mogelijkheid van eene verstoring der oor-
recte Duitsch-Franscho betrekkingen ook
maar tot een punt van overweging te maken.
Berlijn, 22 Maart. In den loop der beraad
slaging over de begrooting van oorlog kwa
men onder anderen de Polen- en de Joden-
quaestie in het leger ter sprake. De minister
van oorlog, generaal v. ."jinem, constateerde,
dat de P-oolsohe soldaten in geen enkel op
zicht slechter werden behandeld dan. de an
deren; wat de Joden-quaestie betrof verklaar
de hij dat de Joden in zijn regiment hunne
dienstplichten goed waren nagekomen.
Morgen voortzetting van het debat.
Berlijn22 MaartVerschillende bladen
melden, dat de Oberpresident (van Branden
burg) von Bethmann-Hollweg tot minister
van binnenlandsche zaken is benoemd. Offi
cieel is echter deze benoeming nog niet be
kend gemaakt.
Engeland.
Londen, 23 Maart. De liberaal Ainsworth
diendie in het Lagerhuis eene motie in tot af
keuring van het recht van 10 pCt. op be
werkte goederen, door Chamberlain voorge
steld in zijn fiscaal plan. Minister Balfour
verklaarde, dat de rtgeering, met het oog
op de door het Huis bij de stemming van
8 Maart over do fiscale kwestie genomen be
slissing, de motie-Aintsworth niet zou
beschouwen als eene motie tot afkeuring van
het regeeringsbeleid, en zich zou onthouden
van spreken en stemmen over do motie-Ains-
worth en over dergelijke motiën, die nog
mochten volgen. Hij gaf de ministerieele
partij in overweging dezelfde gedragslijn te
volgen.
Lord Hugh Cecil verweet den volgelingen
van Chamberlain politieke lafhartigheid. De
motie werd aangenomen met 254 tegen 2
stemmen. Het gros van de ministerieele leden
onthield zich van stemming. De conservatie
ve voorstanders van onbelasten invoer van
voedingsmiddelen stemden voor die motie. De
heer Chamberlain was wegens ongesteldheid
afwezig.
Italië.
Rome, 22 Maart. De Kamer begon heden
de beraadslaging over de verklaringen van
den minister-president Tittoni. Zeventien
sprekers zijn ingeschreven-, heden spraken er
vier. Morgen wordt het debat voortgezet.
Hongarije
Budapest, 22 Maart. De verbonden opposi
tie heeft een besluit genomen, waarin zij ver
klaart, dat het haar onmogelijik is eem kabinet
te vormen of te steunen, dat samengesteld ia
uit ministers, gekozen uit de leden der coali
tie, wegens de militaire en' economische voor
waarden, welke door den souverein waren
gesteld.
Rusland.
Volgens een bericht aan den Lokal-Anzei-
ger doet zioh eene beweging gelden, die be
oogt den Czaar te bewegen, den oorlog tegen
Japan tot een heiligen oorlog te verklaren.
Het doel daarvan is, de buitengewoon rijke
kloosters te bewegen tot het beschikbaar
stellen van hunne schatten. Het gezamenlijke
kapitaal van de kloosters wordt op zeven mil
liard roe-bels geschat, waarvan, alleen het
Troit^ki-klooeter te Moskou anderhalf milliard
bezit.
Volgens eene mededeeling van de „Daily
Chronicle" heeft de Ozaar het plan aan Fin
land weder de vroegere autonomie te verlee-
nen. Ook het bestuur in Polen, een wijzi
ging andergaan.
Petersburg22 Maart. De Birshewija Wjedo-
mosti en de Nowoje Wremja hebben bericht,
dat de voorgenomen 5 pets. binnenlandsche
leening bot den koers van 90 pot. zal worden
uitgegeven. Zonder de vraag aan te roeren,
óf de leening ai dan niet zal worden uitge
geven, omdat die vraag nog niet "beslist is,
verklaart het Petersburgsdhe telegraafagent-
sohap gemachtigd te tot de mededeeling,
dat de berichten over den lagen koers van de
uitgifte geheel onjuist zijn.
Over den aanslag die op den gouverneur
van Wyborg is gepleegd, wordt nader bericht,
dat de gouverneur gekwetst, is aan hand, heup
en been cn ook een lidhte kwetsuur aan het
hoofd heeft gekregen. De dader, die reeds in
1903 verdacht werd, een moordaanslag in den
zin te 1 ebben tegen den onlangs vermoorden
procureur Johnsson, ontkwam toen naar
Stockholm, waar hij sedert dien gewoond had.
Bij zijne vlucht uit Hclsingfors was hij onder
een trein gekomen, zoadat hem de rechterarm
afgezet moest worde».
TnrkQib
Uit. Maoedonië wordt bericht, dat bij een
gevecht in de buurt van het dorp Smol bij
Gewgeli de benden van Sawa Michailow en
van Apostol vereenigd tegen de Turksche
troepen gestreden hébben. Dertig komitadji's
zijn met Michailow gevalleneenigen zijn in
de Wardair verdrongen, waaronder vermoede
lijk ook Apostol, want diens lijk is niet ge
vonden onder de dooden, die later onder den
bijistand van een geestelijke begraven werden.
Afrika.
Berlijn22 Maart. De National Zeafcung
berichtVolgens gisteren ontvangen berich-
26 Roman van
MORITZ VON REICHENBACH.
Do heer Sohröder, die anders geen leer
lingen aannam, had voor de prinses een uit
zondering gemaakt en zich, na met haar een
avond in gezelschap te zijn geweest, terstond
bereid verklaard om haar schilderoefeningen
te leiden, met welk doel hij haar eerst op
haar villa was komen bezoeken. Maar hij
kon daar de goede verlichting niet krijgen
en hij was bovendien gedwongen de lesuren
te bekorten, wilde hij van zijn eigen, werk
niet al te veel tijd rooven.
„Als u niet tegen mijn dónkere trap op
ziet en op mijn atelier zoudt willen komen,"
zeide hij op zekeren dag bij; het afscheidne-
men, „dan zal ik mij veel langer aan u kun
ne» wijden."
Den volgenden dag verscheen de prinses
met tante Anna in liet atelier en was even
verrukt over de sierlijke inrichting en alles
wat zij daar zag, als hij het door haar be
zoek scheen te zijn. Van dien dag, af had het.
onderricht geregeld op Schroder's atelier
plaats.
Op een somberen Decembcr-morgen zat
dc prinses daar voor haar ezel, terwijl tante
Anna, die op een Perzisohen divan liad
plaats genomen, zich met een handwerkje on
ledig hield en de heer Schroder dikwijls van
zijn eigen werk opstond om achter den stoel
j der prinses te komen en ten slotte daar
maar bleef staan,
„Ik kan niets ordentelijks schilderen bij
j een weer als vandaag, nu het licht telkens
verandert en de wind af en toe zulke sneeuw
massa's tegen het venster smakt, dat het
bijna donker in het atelier wordt. Bedierf
uw o-ogen maar niet, Hoogheid!"
„O, ik wil 't, in spijt van die sneeuwjach
ten, nog een poosje volhouden," gaf de prin
ses hem lachend ten antwoord.
Nu, dan wil ik ook vlijtig zijp. en de
schetsen van mij», laatste reis een beetje rang
schikken," zeide de schilder, en hij. nam een
portefeuille met tal van losse bladen op. Een
poos ging ieder stil zijn gang. Opeens begon
de heer Schroder te lachen, en, hield; de prinses
een zijner schetsen voor.
I „Zie eens HoogheidDat is eem herinnering
j aan een tragische situatie."
De prinses zag op en nam het blad ter
hand.
j „Dat manneke, met zito pensee-Ion en zijn
groote» scliildershoed, ben ik, Hoogheid,"
verklaarde de kunstenaar, „die kalkoensche
haan met zijn haviksneus heeft ëenige over
eenkomst met ectni rijken handelsman uit
I Frankfort. De man bezit liet- mooiste huis,
den besten wijnkelder en den voortreffelijk-
J sten kok, maar behalve dat, bezit bij ook
een vrouw. Ik zou het liuis, den wijnkelder
en de kookkunsten genieten, maar ik
moest mevrouw schilderen. U ziet, hij houdt
mij daar een chèpue met veel nullen voor,
cn ik laat het lange penseel, dat ik in mijn
hand heb, droevig weifelend ter aarde zin
ken, maar ik maak te gelijk met de andere
hand toch een half uitgestrekte beweging
naar de al te verleidelijke nullen. Nu komt
het tweede tableau: Mevrouw verschijnt. Tk
heb het niet gewaagd haar eveneens in oen
kalkoensche ken te veranderen, doch de fi-
guur in moderne kleederdraöht en den kop, I
die op zulk een ongehoorde wespent ai 11e
thuis behoort, maar even aangeduid. Be
grijpt u 't, waarom mij» penseel zoo mis
troostig ter aarde neigt en waarom de ha
viksneus mij nóg verlokkender zijn één met
zooveel nullen onder den neus houdt? Derde
tableau Ik zit in een hoog kinderstoelt.je
voor den ezel, mevrouw poseert- tegenover
mij. Ik tracht hard te werken, ora den schat
te verdienen, want in mijn ijrver is mijn
hoed al achter op mijn hoofd gezakt, en ik
houd met mijn twee handen het penseel
vast, alsof ik daarmede een boom moest vel
len; maar-zie nu bet slottableau: Mijn
penseel weigert formeel mevrouws monster
achtige phy&ionomie op liet doe'k weer te ge
ven. Daar ligt het met weerspannig opgehe
ven punt op den grond, terwijl ik, in mièi
eigenschap van gevleugeld kind tot huilen
gerechtigd, mijn vuisten tegen mijn oogen
druk en zoo jammerlijk er bij moet schreien,
dat mevrouw in Onmacht valt, de haviksneus
zijn wissel in veiligheid brengt en een toe
geschoten livreibediende de deur van do gou
den gevangenis open houdt, waarlangs ik in
het volgende oogenblik spoorloos zal ver
dwijnen."
De prinses lachte. „Gij hebt dus aan uw
schoonheidsgevoel een winst gevonden arbeid
opgeofferd," zeide zij.
„Ja, Hoogheid, en dat offer verdient wel
e enige erkenning, als men nagaat, hoe ik
daarmede een bij mij opgekomen plan om
naar het Oosten te gaan. moest laten varen,
en mij vergenoegen met kleinere uitstapjes,
die niet al te zeer met de zwaarte van. mijn
beurs in strijd waren. Daarom alleen, stort
ik dan ook op het slottableau zulke bittere
tranen, maar mijn penseel blijft niettemin
halsstarrig zijn dienst weigeren en de me
vrouw blijfft ongeportretteerd. Ik kon dat
werk niet doen."
De prinses bladerde verder in de schetsen
en de schilder trok daarbij haar ezel terzijde.
,,U kunt werkelijk niet meer voortgaan,"
zeide hij, „het wordt van oogenblik tot
oogenblik donkerder."
„Ja, Mascha," meende tante Anna, van
haar divan opstaande, „ik ben er ook voor
om nu de zitting maar op te heffen. Mijn
heer Schroder zal wel zoo goed willen zij»
om een koetsje voor ons te laten bestellen,
niet waar, want ons rijtuig zal ons wel niet
vóór het bepaalde uur komen afhalen."
„O, zoo n huurkoetsje is gauw genoeg ge-
vonden, maai* willen de dames hier niet lie-
j ver wachten tot hét eigen, rijtuig voorkomt?
J U gaaft onlangs den wensch te kennen,
1 Hoogheid, om mij» Alpenschotsen eens te
1 zien. misschien is 'tnu daarvoor juist het
geschikte oogenblik. De dingen zijn met zul
ke dikke lagen verf besmeerd, dat het som-
bere daglicht waar in we ons heden verheu-
gen, nog altijd mooi genoeg is, om ze te be-
schouwen."
j „Goed, dan zullen wij ons gaarne met onze
I verbeelding naar het Alpengebied- verplaat
sen," besliste de prinses, en tante Anna
kwam naast haar zitten. Zij zuchtte, terwijl
zij een der vluchtig ontworpen landschappen
bekeek.
„O, hierbij moet ik aan dien goeden Feld-
Qieini denken," sprak zij. „Weet ge nog wel,
Mascha-, juist op dit plekje, naast dat op
zichzelf staande rotsblok, hebben wij met
hem ontbeten. Het was op onze tournee naar
den „Gri-ndelwaldglctsoher" en de top van
de „Jungfra-u," die zoo wit en glinsterend,
boven het donkere woud tegen de blauwe
lucht afsteekt, was toen ook zoo scherp ver
licht als hier. Ik heb dat heele landschap
noig duidelijk voor oogen en ook dien goeden
Feldheim met zijn altoos even opgeruimd
gezicht."
„Wie was die gelukkige Feldheim, die in
't gezelschap der dames mocht ontbijten?"
vroeg de heer Sohröder, „ik ken eem baron
van dien naam, die hier verbonden is aan
het ministerie van Binnenlandsche zaken."
„Dat is onze man," riep tante Anna met
lcvendigbeM. „Het doet mij genoegen, dat- u
hem ook kent, mijnheer SchroderIs hij
hier nog, en hoe maakt bij het? We hadden,
gehoord, dat hij van Bierlij» was verplaatst."
„Ja, daarvan is wel sprake geweest, maar
het- schijnt, dat men van dat plan is terug
gekomen. In elk geval hij is nog hier, wknt
ik zie hem dikwijls biji familie van hem,
waar ik zelf veel aan huis kom."
Do prinses maakte aan dit onderwerp een
einde door den schilder eenige inlichtingen, te
vragen omtrent een andere schets, die zij vóór
zich had genomen. Toen zij de portefeuille
had, gezien, zeide de heer Schroder
„Mag ik nu aan de vervulling va» uw be
lofte herinneren, Hoogheid? U hebt gezegd,
dat n mij eens het- Bedje va» „MooriRood-
ruit", wier "beeld ik, cooaLs u- weet, op het
doek denk te "brengen, als 't mij lukken wil,
op mij» atelier zoudt voorzingen."
„Ja, dat heb ik gezegd en ik moet het dus
doen ook," antwoordde de prinses, „hoewel ik
tot mijn spijt die belofte wel wat al te ondoor
dacht heb gedaan. Mijfn stem is niet sterk en
ik vrees, dat ze door al die gordijnen en ta
pijten wel geheel -zal verdoofd worden."
Wordt vervolgd,