"BINNENLAND.
Be beambte, die met de seirrtoestellen was
belasts verklaarde het onmogelijk, dat dit
telegram zijne bestemming zou bereiken en
h,4 kwam dan ook niet te New-York, maar
te Cleveland, in Ohio, aan, vanwaar men
de verdoolde dépêche langs de draadgeleiding
naar Nerw-York overseinde
Men weet nog niet recht, hoe het verschijn
sel is te verklaren.
Kameroverzicht
Tweede Kamer.
Vergadering van Donderdag 30 Maart-
Geopend 10$ ure.
Intcrpellati e-V a n-K o 1
over het aftreden van den Minister van Bui-
tonlacdscho Zaken en het beheer van het
departement van, Bmtoulandsclie Zaken.
De heer Vaulvol zegt dank'voor het hem
vorleende verlof, dat gelegenheid geeft licht
te brengen in deze zoo belangrijke zaak. Hij
hoopt dat op een eerlijke vraag een eerlijk
antwoord zal gegeven worden, dau kan deze
interpellatie vlot van stapel loopen. De vra
gen zijn gesteld eerlijk en zonder eenige poli-
t' !re bedoeling, trouwens dezerzijds kan geen
sprake zijn van jacht naar ecu ministers
baantje. (Gelach).
Toen men noch van rechts noch van links
de interpellatie aan scheen te willen, heeft
de soc.-dem. partij gemeend liaht te moeten
vragen. Spr heeft zijne inlichtingen geput
uit Het Vaderland. Den conduitestaat van
den minister Van Lynden heeft Spr. niet
ouder de oogen gehad. (Gelach). Waar geen
ander antwoord versoheen op hetgeen in Het
Vaderland stond, dan een communiqué in
de Standaard, dat uit den aard der zaak voor
Spr. geen groote waarde heeft, restte hem
mCt anders dan zich rechtstreeks tot de Reg.
te wenden, gelijk hij dan ook tkans doet.
De vragen luiden als volgt
lo. Zijn de berichten juist, dat onder dit
ministerie inbreuk werd gemaakt op de vroe
ger bestaande zelfstandigheid der hoofden
van het departemeut van Buitenlaudsche
Zaken?
a. Door aan den ministerraad op to dra
gen het goedkeuren van alle instruction voor
onze gezanten in het buitenland
b. Door den gezant bij de Noordsahe of
andere rijikeu eene belangrijke opdracht to
geven in strijd met de instructies van den
dcnartementschef
c. Door de benoeming van den Secretaris-
Generaal te onderwerpen aan de goedkeuring
van den Raad van Ministers?
d. Door onzen gewezen gezant te Con-
stantinopel als adviseur den Minister ter
zijde te stellen; een adviseur, die feitelijk
het heft in liauden kroeg en de vrijheid be
perkte van den verantwoordelijken raadsman
der Kroon?
En zoo ja, welke waren do bevoegdheden
van deze i .gezant ter beschikking'' en door
wie of wien zijn deze vastgesteld?
Verrichtte hij zijn diensten om niet, en
zoo neen, uit welken begrootingspost werden
de daaraan verbonden uitgaven géAêkt?
2o. Is het al of niet juist, dat door het
Koninklijk besluit van 23 October 1901, no.
75 tot wijziging en lierzicuiug van het Regle
ment van orde van den ministerraad
a. de minister-president in verschillende
gevallen de leiding van onze Buitenlaudsche
aanrakingen in handen nam, o. a. in ver
band met dan Tra nsv aaloorlog, en de feiten
sub 1, b, c, d vermeld?
b. dat deze van genoemde qualiteit ge
bruik maakte, om persoonlijke onderhande
lingen te voeren met buatenlandsohe regee-
ringspersoneu)?
c. En is er iets van waar, dat aldus op
sommige reizen besprokingen hebben plaats
gehad om een nauwere aansluiting te bewer
ken van België en Nederland bij Duitsch-
land
3o. Kan eenig geloof worden gehecht aan
de geruchten, dat het aftreden van deu minis
ter van Buitenlandsche Zaken in verband
staat met zijne houding hetzij tegenover
Japan, dan wel tegenover Rusland geduren
de den nu heerschendcn oorlog? En zoo ja,
is de minister bereid daarover inlichtingen
te verstrekken?
4o. Kan de Regeering eenige mededeeüng
doen omtrent den vermoede lij ken duur van
het interimaat door den minister van marino
uitgeoefend?
5o. Wat is er waar van de loopendc ge
ruchten, als zou de tegenwoordige interi
maire toestand nog eenigen tijd worden be
stendigd, om het optreden van het tegen
woordige hoofd van het departement van
Binnenlandsche zaken als minister van Bui-
teulandsche zaken mogelijk te make a
Bij de toelichting tot die vragen verwijst
Spr naar hetgeen in de bladen is gezegd
over deze quaeatie.
Spreker zet vervolgens uiteen, dat hei
geen thans is voorgevallen, een unicum
in de geschiedenis is. Slechts eenmaal is zoo
iota voorgekomen en nooit heeft een minis
ter zich zoo op den voorgrond gedrongen als
minister Kuyper. In ons land is geen plaats
voor een Staatsministerie en een minister
president. En hoe hooft dr. Kuyper dat mi
nister-presidentschap uitgeoefend? Weer be-
roopt Spr. zich op hetgeen in de bladen
daaromtrent is gezegd. Op welke wijze en
met welken rechtstitel heeft dr. Kuyper zich
aangeboden aan do Staten te Berlijn, Londen
en Brussel? Hoe heeft hit toegang gekregen
tot dio hoven? Te Brussel, bi; Koning Leo
pold, was het niet moeielijk. Deze toch houdt
evenveel vau premiers als van premières.
De Voorzitter verzoekt Spr. zich in
andere bewoordingen uit te drukken.
De hoor Van Kol bedoelt volstrekt niet
iets onaangenaams to zeggen. Het is bekend,
dat Koning Leopold een beschermer is van
kunstenaars en kunstenaressen. Vorder wijst
Spr op het ingrijpen van dr. Kuyper in den
Transvaalschen oorlog on in andere gewich
tige zaken. Wij beleven zegt Spr. moei
lijke tijden en hij noemt het roekeloos om
in deze tijden het beboer van het departe
ment van buitenl. zaken op to dragen aan
minister Ellis, een rond zeeman, maar onge
schikt voor diplomatiek gekonkel.
Dfe Minister van Binnenl. Za
ken (dr. Kuyper) gaf op de door interpel-
lant gestelde vragen het volgende antwoord:
Mijnheer do Voorzitter! Do geachte Inter -
pellaut hoeft door tijdige mededcoding van
de vragen, dio hij wouschto te doen, de ge
legenheid verschaft liet op dio vragen te
geven antwoord vooraf vast te stellen. Mede
namens mijne ambtgenooten heb ik de eer
van dit antwoord hierbij mededoeling te
doen.
Door don geachten afgevaardigdo zijn vijf
hoofdvragen gesteld.
Do eerste betreft de zelfstandigheid van
het Hoofd van het Departement van Buiten-
landscho Zaken, en splitst zich in vier afzon
derlijke vragen.
Do eerste van dezo vier is, of onder dit
Ministerie aan den Ministerraad is opgedra
gen „het goedkeuren van alle instructiën
voor on zo gezanten in het buitenland."
Hierop dïene tot antwoord, dat in het
Reglement van orde voor den Musterraad,
dat den 19den Mei 1854 in werking trad,
blijkens art. 2 bepaald werd, dat do Raad
van Ministers beraadslaagt en beslist over
gewichtige instructiën, aan de gezanten
te verstrekken, en dat in het thans geldend
reglement gelijke bepaling is overgenomen.
Aau het goedkeuren door den Raad van alle
iustrustiën, die aan onze gezanten verstrekt
worden, schijnt nimmer te zijn gedacht, en
ook nu zou de Regeoriug zulk eeno bepaling
zoor stellig verkeerd, ongeraden en onuit
voerbaar achten.
Do tweede der vier afzonderlijke vragen
is. of door den Raad ..aan den gezant bij de
Noorsche of andere Rijken, eene belangrijke
opdracht gegeven, in strijd met- de instruc
tiën var. den Departementscbef."
Hierop luidt het antwoord, dat noch door
den Raad, noch door een der tegenwoor
dige zeven Ministers aan den Gezant bij de
Noorsche Rijken of bij eenig ander -lijk
iedert het optreden van dit Kabinet ooit
eenige belangrijke of niet belangrijke op
dracht gegeven is, laat staan eenige opdracht
in strijd met de instructiën van don Depar
tementschef.
De derde der afzonderlijke vragen huut,
of de benoeming van de Secretarissen-Gene
raal onderworpen is aan de goedkeuring van
den Raad van Ministers.
Op deze vraag is het antwoord te vinden
in art. 1 van het Koninklijk besluit van 23
October 1901 no. 75, waaruit blijkt, dat de
Secretarissen-Generaal en de Directeuren-
Generaal van alle acht Departementen thans
opgenomen zijn onder de hooge staatsambte
naren, voor welker voordracht aan do Kroon
do medewerking van den Raad meer bepaal
delijk vereischit is.
Deze wijziging ie in 1901 door alle minis
ters, ook door den afgetreden minister, aan
de Kroon aanbevolen en later gecontrasig
neerd, en voorts toegelicht op bldz. 6 va,n de
Memorie van. Antwoord in zake de alge-
meene beschouwingen der Staatsbegrooting
voor 1902, gericht aan de Eerste Kamer.
De vierde vraag eindelijk onderzoekt, of
do gewezen gezant te Comstantinopel den
minister van Buitenlaudsche Zaken als advi
seur „ter zijde is gesteld", aoodat „deze het
heft in handen kreeg on de vrijheid boperkte
van den verantwoordelijken raadsman der
Kroon"; voorts welke zijn© bevoegdheden
waren, en door wie of wien dieze zijn vast
gesteld, alsook of hij zijne diensten om niet
bewees, en zoo neen, uit welken post der
begrooting de uitgaven gedekt zijn,
Hierop dien© ten antwoord, dat naar aan
leiding van enkele voorgekomen aangelegen
beden, waarover als rakende onze betrekkin
gen met buitenlaudsche mogendheden, geene
verdere inlichtingen, van wat aard ook, kun
nen verstrekt worden, de Raad van Minis
ters den minister van Buitenlandscho Zaken
eenparig verzocht heeft, voortaan zich te ver
zekeren van het advies van een geroutineerd
diplomaat, en dat daarop de minister van
Buitenlandsche Zaken zich persoonlijk tot
den van zijnen post to Constantinopel terug
geroepen gezant, den heer Yen Weckherlin,
heeft begeven, en hem heeft uit-genoodigd
hom des noodig van advies te willen dienon
dat deze hierbij geen aanstelling ontving
en dat geen bevoegdlied en voor hem zijn
vastgesteld, maar dat de heer You Weakher-
lin zich terstond willig en bereid verklaarde
om 's lands belang in dieze te dienen, en zulks
zonder dat daarbij door I»em eenig boding
van salaris gesteld ia
De tweede hoofdvraag houdt in, of de wij
ziging van het reglement van orde voor den
ministerraad er toe geleid heeft, dat „do
Minister-President in verschillende gevallen
de leiding van onze buitenlandsclie aanrar
kingen in handen naan, o. a. in verband met
don Transvaal-oorlog en de feiten sub 1, b, c,
d vermeld."
Hierop diene tot antwoord, dat het regle
ment geen „Minister-President" kent, al
leen een minister, die voorzit in den Raad,
maar zonder dat zulks hem oenigo qualiteit
buiten den Raad verleent dat wat de Trans-
vaal-aangelegenheden betreft, de minister
var Binnenlandsclie Zaken in 1902 te Lon
den zich bevindende, noch met de Britsoho
regeering, noch met eenig Britsch regeerings-
persoon ook maar eenige ontmoeting heeft
gezocht of gehaddat het onder lb genoem
de, gelijk boven reeds is verklaard, g:en feit,
maar eeno op dwaling berustende veronder
stelling is; dat het voorstel aan den Raad
voor de benoeming van een secretaris-gene
raal bij het departement van Buitenlandsche
Zaken geheel buiten don minister van Bin
nenlandse!» Zaken is omgegaanen dat
laatstgenoemde wel don heer Von Weckher
lin dank heeft gezegd voor zijne bereidwil
ligheid om 's lands belang te dienen, maar
hem „noch uitgesnoodigd noch aangesteld"
heeft.
Voort-9 wordt in hetzelfde verband ge
vraagd, of de minister van Binnenlandscno
Zaken gebruik heeft gemaakt van zijne quali
teit van Minister-President, om persoon
lijk onderhandelingen te voeren met buiten
landsche rogeeringspersonen."
Hierop diene tot antwoord, dat do minis
ter van Binnen landiA.he Zaken in zijne quali
teit van voorzitter van den ministerraad
nooit eenige onderhandelingen met buiten
landscho regeeringspersonon gevoerd heeft;
nooit buiten af zich onder anderen titel dan
dien van minister van Binnenladsche Zaken
heeft aangediend of eenig bezoek heeft afge
legd En eindelijk, dat nimmer door den mi
nister van Binnenlandsclie Zaken eenig© be
spreking in het buitenland is gehouden, ccn
„een© nauwere aansluiting van België en
Nederland bij Duifcsohland te bewerken".
De derde vraag bedoelt te onderzoeken of
do geruchten waarheid behelzen, dat het af
treden van den minister van Buitenlandscho
Zaken in verband staat met zijne houding
tegenover Japan en Rusland gedurende den
nu heerschenden oorlog.
Te dien opzichte zij verwezen naar art. 94,
2de lid, der Grondwet Het belang van den
Staat laat een antwoord op deze ^raag niet
to«.
Op de vierde vraag, of eenig© mededeeling
kan worden gedaan „omtrent den vermoede-
lijken duur van het interimaat, thans door
den minister van Marine uitgeoefend", luidt
het antwoord, dat het in de bedoeling ligt
dit- interimaat, zoodra zulks mogelijk blijkt,
te doen eindigen.
Op do vijfde vraag eindelijk, of het in do
bedoelig ligt het interimaat nog eenigen tijd
te bestendigen, ten einde te zijner tijd een
overgang van den minister van Binuenland-
sche Zaken naar het departement van Bui
tenlandsche Zaken mogelijk te maken, ligt
het antwoord reeds in het antwoord gegeven
de vorige vraag, terwijl er kan bijgevoegd
t do minister van Binnenlandsche Zaken,
wat hem persoonlijk aangaat, tot zulk een
overgang, ook al werd dezo liem aangeboden,
niet gemogen zou zijn.
Hierbij zij opgemerkt, dat de door den
geachten interpellant gestelde vragen voor
een deel niet den indruk maken van geheel
te liggen binnen het kader der interpellatie,
tot het houden waarvan de Kamer toestem
ming heeft verleend, en veeleer ©enigermate
het karakter dragen van een hooren van den
minister van Binnenlandsche Zaken op fei
ten en vraagpunten. Heeft de regeering ge
oordeeld desniettemin in het onderhavige
geval de beantwoording ook van deze vra
gen niet te moeten ontwijken, zoo maakt zij
hierbij toch het uitdrukkelijk voorbehoud,
dat zij niet zou willen geacht worden hier
mede oen precedent te hebben gesteld, waar
door haar de vrijheid zou bonomen zijn om
voortaan op zoodanige inquisitoriale vragen
het antwoord schuldig te blijven.
De heer Schaper komt op tegen de
qualificatie der vragen, die de Minister in
quisitoriaal noemde.
Waarom, vraagt Spr., een man aan het
hoofd van Buitenlandsche zaken geplaatst,
zoo incapable, dat hij de hulp moest inroe
pen van een ervaren diplomaat. Getuigt het
van deferentie voor de Volksvertegenwoordi
ging, om haar te laten werken met een Min.
van Buitenlandsche zaken, die zelf hulp noo
dig heeft.
D© heer Van Kol is teleurgesteld, dat
zij, die er ineer van weten, hier zwijgen. Do
Minister is hem meegevallen
(Een stem wel wel).
Wij zijn zegt Spr. gebonden aan
's Ministers antwoord. Spr. maakte zich
slechts tot tolk van de grieven, die in de
bladen hebben gestaan. Nogmaals treedt Spr.
in eene uiteenzetting dier grieven en hij
vraagt den Minister om op enkele punten dui
delijker te zijn.
Spreker houdt vol, dat dr. Kuyper de lei
ding der Boerenzaak in handen heeft gehad
en daardoor de Boeren een oneervolle vrede
heeft becorgd. Spreker wensobt Nederland
geluk, dat dr. Kuyper geen minister van
Buiten landtehe zaken wil' worden1.
De heor Van Karnebeek releveert
uit 's Ministers antwoord de verklaring, dat
nooh het feit van te zijn geweest formatuur
van het kabinet, noch de bevoegdheid Te
ontleenen aan het voorzitterschap van d-en
ministerraad, de bevoegdheid geeft aan den
minister, om zdch met buitenlandsche aange
legenheden te bemoeien. Het was van bet
grootste belang, dat dit werd vastgeste'd.
De heer D r u c k e r zegt dat men van de
linkerzijde huiverig was om tot eene interpel
latie over te gaan, omdat men slechts of kon
gaan op de couranten die dagelijks prikkelden
tot eene interpellatie. Nu d,ie gehouden is wil
spreker met alle bescheidenheid zeggen, dat
de bezorgdheid, die in den lande bestond, wel
in alle opzichten is weggenomen dtoor 's min.
antwoord.
Nog is niet duidelijk; waarom de min. van
buitenlandsche zaken in Februari en in Maart
is verdwenen. Hier in de Kamer is niet geble
ken dat men, voor den zomer, aan het minis-
teriëele leven van den heer V Lynden een
einde wilde maken. Nadat hij 3J jaar het be
leid der zaken had gevoerd hoe dan ook
is zijn plotselin verdwijnen een raadsel en
het is een raadsel gebleven. De vraag blijft
bestaanwaarom is Minister van Lynden
weggegaan
Spr. vraagt ten slotte wat dé bevoegdheid
was van den heer von Weckherlim, hioo de uit-
noodiging tot hem is gericht en eene aanvul
ling van hetgeen de min. heeft gedaan of niet
gedaan1 op zijne buitenlandsche reizen.
De Minister antwoordt dat die regee
ring in comité generaal geen woord meer zou
hebben kunnen zeggen dan zij gedaan heeft.
De vragen van den heer Van Kol heeft de
minister duidelijk beantwoord, naar hij meent
De minister heeft niets geweten van het
sluiten van een arbitrage-contract met Dene
marken. Het verhaal van het opdringen van
een secretaris-generaal aan den minister Mei-
vil, is van a tot z ontwaar. In 1901 is de
minister geheel voor particuliere 'zaken naar
Londen geweest. De Minister van Bui
tenlandsche Zaken heeft in de Trans-
vaal-aangelegenheden, in 1902 een Nota aan
Engeland gericht met goedvinden en mede
weten van den geheelen ministerraad.
De benoeming van een adviseur aan het
departement van buitenlandsche zaken is ge
schied in een regel matigen ministerraad. Over
de bevoegdheid van dien adviseur kan do
minister zich niet uitlaten. Wat zijn reizen
betreft, de minister ~il gaan en staan, waar
hij verki'ht, en ontvangen en bezoeken wie
hij goeddunkt.
Lte heer Lieftinck. Ge hebt nog gelijk.
De M i n i s t e r verklaart ten slotte ook als
minister van binnenl. zaken nooit met eenig
regeeringapersoon in het buitenland onder
handelingen te hebben gevoerd.
De beraadslagingwordt gesloten, en, der
Regeering dank gezegd voor de gegeven in
lichtingen.
Onderwijsnovelle.
De algemeen© beraadslaging wordt voort
gezet.
De heer Goeman Borgesius vervolgt
zijne rede, Dinsdag onderbreken, en betoogt
dat ook do minister van financiën in deze
een woordje hoeft mee te spreken. Gisteren
hoorden wij hier dien bewindsman verklaren,
dat er nog ©en aantal suppletoir© begrooti n-
gen te wachten zijin, en ondanks het accres
der middelen, het tekort toe moet nemen.
Consequent zou hieruit moeten volgen dat dé
minister van financiën i uiverig zou zijn om
nog meer millioonen voor het bijzonder on
derwijs te geven De heer Ter Laan en
anderen, die nog meer subsidie wilden
geven, zouden als zij op den Kneuterdijk
wonen, er wel eens anders over denken dan
zij nu doen. Zij mogen bedenken dat er
nog geen minister van financiën is, die ae
milüoenen uit de lucht kan halen.
Allerminst is die noodzakelijkheid) door
de Regeering aangetoond en het gaat den
Staat' toch wel degelijk aan, hoe het Staats
geld gebruikt wordt. Hoe is het te verdedi
gen, vraagt. Spreker, om zooveel meer geld
uit te geven aan die bija. scholen, die dit
niet noodig hebben voor de verbetering van
hun onderwijs en het voor andere doelein
den wellicht zullen gebruiken. Spr. zou in
d wet willen schrijven, dat een deel van de
kosten moeten blijven voor rekening van de
christelijke liefdadigheid.
De heer V e r h e y betuigt zijne sympa
thie met de openbare school, die veel heeft
gedaan en nog doet voor onze volksontwik
keling vooral op het platteland. Onderlinge
waardeetnng wordt er in de jeugd geleerd en
verdraagzaamheid gekweekt.
Niet zander bezorgdheid ziet Spr. dan ook
de aanneming van dit ontwerp tegemoet,
dat beoogt die openb. school te ondermij
nen. Wederom komt Spr. terug op do
lichaamsoefeningen en wijst hij op het L _t
der gymnastiek op de scholen.
De heer Staalman wenscht zijn stem
te mot-iveeren voor dat wetsontwerp, dat
brandhout op het vuur is. Met spanning in
den lande is do behandeling tegemoet gezien
en Spr. verheugt er zich over, dat wij thans
zoover zijin gekomen. De bloed van het chris
telijk onderwijs heeft Spr.'s sympathie. De
toekomst van het volk schuilt in het kind,
en waar het kind moet geleerd worden dat
God de bron i9 van alle kennis ©n weten
schap. De overzijde zegt welgeeft het kind
wat des kinds is, maar Spr. houdt vast aan
de verplichting der ouders om het kind op
te voeden in de kennis der leer van God.
Spr. vraagt van de linkerzijde de eerbiedi
ging van dat standpunt. Thans vraagt de
rechterzijde voor haar kinderen datgene,-
waarop zij naar billijkheid en recht aan
spraak heeft.
Uitvoerig bestrijdt Spr. de bewering van
velen der linkerzijde, dat de bijzondere sohool
onverdraagzaamheid kweekt.
De heer Schokking verklaart voor het
ontwerp te zullen stemmen, hoewel hij be
hoort tot hen, die er niet onverdeeld mede
zijn ingenomen, omdat de oplossing gezocht
wordt op een zijweg in plaats van op den
hoofdweg. Spr. aanvaardt dit wetsontwerp al
het betore tegenover het mindere goede dat
bestaat.
Naar aanleiding van een ingekomen adres
drong de heer Drucker bij den minister
van Waterstaat aan op vrijdom van port
voor Arbeidsbeurzen bij eeno wijziging der
Postwet.
Heden, te 10 uur voortzetting.
Berichten.
Do Staatscourant van Vrijdag 31
Maart 1905, bevat de volgende Koninklijke
besluiten
benoemd tot ambtenaar van het O. M. bij
het kantongerecht te Zutphen mr. A. Brants,
thans als zoodanig te Alkmaar
tot ambtenaar van het O. M. bij het kan
tongerecht te Alkmaar, mr .J. L. Steenlack,
thans kantonrechter-plaatsvervanger, advo
caat-procureur té Zutphen;
op verzoek eervol ontslage nals adjunct
commies bij het departement van justitie mr.
J. A. Philips©.
toegekend de eere-medaille der Oranje-
Nassau-orde in zilver aan W. Jaski, helle
baardier bij het gemeentelijk handelsentre-
P-t te Amsterdam en, aan H. Jesse, werk
man bij den dienst der publieke werken van
de gemeente Amsterdam; in brons aan J.
Schaap, arbeider in dienst bij mr. J. H.
Franssem van de Putte, op den huize „Schaer-
weide" onder Zeist.
eervol ontslagen uit den dienst de luitenant
ter zee 2e kl. H. W. Verkerk
op verzoek eervol ontslagen uit den mili
tairen dienst de reserve-2e-ludtenant jN- A.
Stutterheim, van het 6e regiment infanterie
benoemd tot assistent-drukker bij de topo
grafische inrichting de tijdelijke assistente
drukker bij die inrichting A. J. Beek.
benoemd tot gedelegeerden der Ned. regee
ring voor het in September te Milaan te hou
den 10e Internationale Scheepvaartcongres,
de heer Ph. H. van der Sleijden, oud-minis
ter van waterstaat en lid voor Nederland in
de Permanente Internationale commissie voor
scheepvaart congressen te dm Haag; H. Wort-
man, ingenieur van den rijkswaterstaat le kl.
te Amsterdam, J. Nelemans. ingenieur R. W.
le kl. te Terneuzen en buiten bezwaar van
den lande A. Deking Dura, hoofdingenieur
van den Prov. Waterstaat van Overijsel te
Zwolle.
benoemd tot betaalmeester te Amsterdam
de heer H. A. Sijpkens, thans betaalmeester
te Croningen;
benoemd tót ontvanger der registratie en
domeinen te Heerenveen, de lieer H. F.
Julius, thans ontvanger bij dat dienstvak te
Gulpen
Z. K. H. de Prins der Nederlanden
vergezeld van een adjudant, bracht gis* 'ren
onverwacht een bezoek aan de Scheven, i »-
sche havenwerken. Z. K. H. werd rondgeleid
door den directeur, den heer Baklor.
Ook het station der draadlooze telegrafie
werd geruimen tijd door den Prins bezichtigd.
De zaakgelastigde van Zweden en
Noorwegen, graaf Strömfelt, die eenige dagen
te 's Graveuhage vertoefde, vertrekt heden,
Vrijdag, weder naar Brussel.
Siam. De „St.-Ct." no. 77 bevat een
Kon. besluit van 3 Maart 1905, houdende
vaststelling van nadere bepalingen aangaan
de het tarief, voor zooveel het oonsulaire res
sort het Rijk Siam betreft, voor do verrich
tingen, bedoeld in art. 17 der wet van 25
Juli 1871.
Dezelfde „St.-Ct." bevat een Kon. besluit
ter vervanging, voor zooveel het consulaire
ressort het Rijk Siam betreft, van de bij
Kon. besl. van 19 September 1872 vastgestel
de tarieven van gerechtskosten door nieuwe.
Inspecteurs voor de Hinder
wet. Naar de N. R. Ct. verneemt, heeft de
minister van waterstaat het gevoelen van de
Gedeputeerde Staten dér onderscheiden pro
vinciën gevraagd omtrent een wijziging der
Hinderwet, om te -omen tot de aanstelling
van inspecteurs, ter ondersteuning van de
gemeentebesturen voor het toezicht op de
behoorlijke naleving dier wet.
Mem schrijft uit 's Graven'hage
De interpellatie van den afgevaardigde
Van Kol over het aftreden van minister Mei-
vil van Lynden, werd gisteren in de Tweede
Kamer gehouden ten aamhoore van eivolle
tribunes. In de zijloges zag men tal van
dames uit de diplomatieke en adellijke krin
gen der stad en o. a. de attache's van het
kabinet van Buitenlandsche zaken, den secre
taris der Japansche legatie Otori, en den
Commissaris der Koningin mr. Patijn.
Uit Sliedrecht wordt nader gemeld,
dat de candidatuur van mr. T!h. Heemskerk
voor de Kamerverkiezing gesteld is met 54
stemmen tegen 50 op den heer H. de Wilde,
Staten- en gemeenteraadslid te 's Gravemhage.
Door de plaatselijke anti-revolution-
naire kiesvereeniging te Oud-Beierland is het
aftredend lid voor Ridderkerk, baron Van
der Borch van Verwolde voorloopig candidaat
gesteld voor de Tweede Kamer met 47 tegen
35 stemmen op het Statenlid H. O. Vegtel.
Zij, die tegen de candidatuur Van der Borch
bezwaar hadden, stelden daarop den eisoh,
dat aan deze candidatuur de voorwaarde zou
worden verbonden, -at hij,, evenals de heer
Van Löben Seis, voor zidh tusschen het
Kamerlid-maatschap en het lidmaatschap van
Gedeputeerde Staten een© keuze te doen.
De an ti-r e v. par tij. Meer dan 600
kiesvereenigingen zijn t'ians bij het Centraal
Comité der anti-rev. partij aangesloten, en
niet minder dan ongeveer 3500 aanvragen
kwamen bij het bureel van het Centraal Co
mité in om de Députaten-vergadering bij te
wonen.
Het nu bereikte cijfer overtreft zeer verre
het cijfer, dat bij de vorige vergadering in
1901 werd bereiktover bet algemeen blijkt
dat de organisatie der partij in dé perióde
na 1901 nog heel wat vooruit is gegaan.
(Std.)
Bii beschikking van den minister van
binnenlandsche zaken is, voor het tijdvak van
1 April 1905 tot en met 31 Maart 1906,
benoemd tot hoofdverpleegster aan 's Rijks
kweekschool voor vroedvrouwen te Rotter
dam, mejuffrouw H. de Boeir, aldaar.
In hare vergadering van 30 Maart 1905
heeft d© Algemeen© Rekenkamer benoemd
tot eerste-klerk uij het ooilege, J. Braunstahl
en H. F. C. Berckenkamp, thans tweede-klerk,
en tot tweede-klerk, L. Stapel, C. N. Visser,
J. W. Vise© en A. J. D. Broer, allen te
's Gravenhage.
Bij miinisterieele beschikking is. met in
gang van 16 April a e., benoemd bij het
hoofdbestuur der posterijen en telegraphic
tot eerste-klerk, J. C. de Bruyn, thans eerstei-
klerk bij de Algemeen© Rekenkamer.
Tot gemeentet-ontvanger te Doesburg
is benoemd' de heer J. R. Kist, te Lochem.
De heer Marcel dé Jongh, directeur der
gasfabriek en waterleiding te Enschedé, is
benoemd tot directeur-ingenieur der lichtfa
briek te Luik.
Zw. Ct.
In den ouderdom van 59 jaar is te
's Gravenhage overleden ds. A. H. Gezelle
Meerburg, emeritus-predikant bij de Geref.
kerken.
Ds. Gezelle Meerburg deed in 1868 zijn
candidiaats-examen aan de Tlieol. school te
Kampen en was achtereenvolgens als predi
kant werkzaam te 's Gravendeel, Almkerk,
Baarn, Nijmegen, Groningen, Delft en Wa
tergraafsmeer. 1 Mei 1902 legde hij zijn ambt
neder en vestigde zich metterwoon te 's Gra
venhage.
De schilderij „Huiswaarts" van Jozef
Israels, werd heden door de firma Buffa te
Amsterdam aan een bekenden kunstverzame
laar aldaar verkocht. Volgens het Vad. zou
het doek f 50.000 hebben opgebracht.
Rijks-Academie van Beel
dende Kunstpn. In het gebouw der
Rijks-Academie van Bleeldernde Kunsten te
Amsterdam zal, te beginnen op Maandag 5
Juni 1906, plaats heMSen het examen, be
doeld in art. 11 dér wet van 26 Mei 1870,
gevolgd door een prijskamp in de beeld
houwkunst als bedoeld in art. 12, le lid, dier
wet.
Do eischen voor het examen zijn uitvoe
rig vermeld in de St.-Ct. no. 76.
Het straatvuil van Amster
dam. Woensdag werd de gemeente Lands
meer bezocht door dr. Blooker, wethouder
vau Amsterdam, den directeur van den Rei
nigingsdienst en eenige leden van den Raad.
liet doel was: het instellen va i een onder
zoek naar de mogelijkheid om de groote plas
sen aldaar te dempen met straatvuil uit de
hoofdstad.
Uit de dierenwereld. In een
bos twijgen bij Kampen is reeds een lijster-
nestje gevonden met vijf eieren.
De Noord-Brabantsche Bank.
De Arnhemsche rechtbank heeft de vorde
ring ontzegd van de Noord-Brabantsche bank
op de nalatenschap van wijlen den directeur
Souman, ter somma van f 223,914.97.
De za.ak-G r at am a. In de instruc
tie, geopend tegen de gebroeders Gratama,
vroeger te Leeuwarden, zijn gisteren naar
de Leeuw. Ct. meldt door den rechtercom
missaris aldaar, de chefs der vroegere firma,
weder gehoord.
De moord op den Haag-
schen kastelein. Onder nog grooter
belangstellingsbetoon uit het publiek, vooral
van dames, dan bij de behandeling voor do
rechtbank, diende gisteren voor het gerechts
hof te 's Gravenhage het appèl van den stu-
cadoor L. M. Denker, door de rechtbank
veroordeeld tot 5 jaren gevangenisstraf we
gens mishandeling met doodelijken afloop
van den kastelein van Ekelen, op de Groote
Markt aldaar.
Men herinnert zich dat de officier van
justitie bij de behandeling dér zaak in eer
sten aanleg, wegens doodslag, 12 jaren ge-