"BINNENLAND. Be beambte, die met de seirrtoestellen was belasts verklaarde het onmogelijk, dat dit telegram zijne bestemming zou bereiken en h,4 kwam dan ook niet te New-York, maar te Cleveland, in Ohio, aan, vanwaar men de verdoolde dépêche langs de draadgeleiding naar Nerw-York overseinde Men weet nog niet recht, hoe het verschijn sel is te verklaren. Kameroverzicht Tweede Kamer. Vergadering van Donderdag 30 Maart- Geopend 10$ ure. Intcrpellati e-V a n-K o 1 over het aftreden van den Minister van Bui- tonlacdscho Zaken en het beheer van het departement van, Bmtoulandsclie Zaken. De heer Vaulvol zegt dank'voor het hem vorleende verlof, dat gelegenheid geeft licht te brengen in deze zoo belangrijke zaak. Hij hoopt dat op een eerlijke vraag een eerlijk antwoord zal gegeven worden, dau kan deze interpellatie vlot van stapel loopen. De vra gen zijn gesteld eerlijk en zonder eenige poli- t' !re bedoeling, trouwens dezerzijds kan geen sprake zijn van jacht naar ecu ministers baantje. (Gelach). Toen men noch van rechts noch van links de interpellatie aan scheen te willen, heeft de soc.-dem. partij gemeend liaht te moeten vragen. Spr heeft zijne inlichtingen geput uit Het Vaderland. Den conduitestaat van den minister Van Lynden heeft Spr. niet ouder de oogen gehad. (Gelach). Waar geen ander antwoord versoheen op hetgeen in Het Vaderland stond, dan een communiqué in de Standaard, dat uit den aard der zaak voor Spr. geen groote waarde heeft, restte hem mCt anders dan zich rechtstreeks tot de Reg. te wenden, gelijk hij dan ook tkans doet. De vragen luiden als volgt lo. Zijn de berichten juist, dat onder dit ministerie inbreuk werd gemaakt op de vroe ger bestaande zelfstandigheid der hoofden van het departemeut van Buitenlaudsche Zaken? a. Door aan den ministerraad op to dra gen het goedkeuren van alle instruction voor onze gezanten in het buitenland b. Door den gezant bij de Noordsahe of andere rijikeu eene belangrijke opdracht to geven in strijd met de instructies van den dcnartementschef c. Door de benoeming van den Secretaris- Generaal te onderwerpen aan de goedkeuring van den Raad van Ministers? d. Door onzen gewezen gezant te Con- stantinopel als adviseur den Minister ter zijde te stellen; een adviseur, die feitelijk het heft in liauden kroeg en de vrijheid be perkte van den verantwoordelijken raadsman der Kroon? En zoo ja, welke waren do bevoegdheden van deze i .gezant ter beschikking'' en door wie of wien zijn deze vastgesteld? Verrichtte hij zijn diensten om niet, en zoo neen, uit welken begrootingspost werden de daaraan verbonden uitgaven géAêkt? 2o. Is het al of niet juist, dat door het Koninklijk besluit van 23 October 1901, no. 75 tot wijziging en lierzicuiug van het Regle ment van orde van den ministerraad a. de minister-president in verschillende gevallen de leiding van onze Buitenlaudsche aanrakingen in handen nam, o. a. in ver band met dan Tra nsv aaloorlog, en de feiten sub 1, b, c, d vermeld? b. dat deze van genoemde qualiteit ge bruik maakte, om persoonlijke onderhande lingen te voeren met buatenlandsohe regee- ringspersoneu)? c. En is er iets van waar, dat aldus op sommige reizen besprokingen hebben plaats gehad om een nauwere aansluiting te bewer ken van België en Nederland bij Duitsch- land 3o. Kan eenig geloof worden gehecht aan de geruchten, dat het aftreden van deu minis ter van Buitenlandsche Zaken in verband staat met zijne houding hetzij tegenover Japan, dan wel tegenover Rusland geduren de den nu heerschendcn oorlog? En zoo ja, is de minister bereid daarover inlichtingen te verstrekken? 4o. Kan de Regeering eenige mededeeüng doen omtrent den vermoede lij ken duur van het interimaat door den minister van marino uitgeoefend? 5o. Wat is er waar van de loopendc ge ruchten, als zou de tegenwoordige interi maire toestand nog eenigen tijd worden be stendigd, om het optreden van het tegen woordige hoofd van het departement van Binnenlandsche zaken als minister van Bui- teulandsche zaken mogelijk te make a Bij de toelichting tot die vragen verwijst Spr naar hetgeen in de bladen is gezegd over deze quaeatie. Spreker zet vervolgens uiteen, dat hei geen thans is voorgevallen, een unicum in de geschiedenis is. Slechts eenmaal is zoo iota voorgekomen en nooit heeft een minis ter zich zoo op den voorgrond gedrongen als minister Kuyper. In ons land is geen plaats voor een Staatsministerie en een minister president. En hoe hooft dr. Kuyper dat mi nister-presidentschap uitgeoefend? Weer be- roopt Spr. zich op hetgeen in de bladen daaromtrent is gezegd. Op welke wijze en met welken rechtstitel heeft dr. Kuyper zich aangeboden aan do Staten te Berlijn, Londen en Brussel? Hoe heeft hit toegang gekregen tot dio hoven? Te Brussel, bi; Koning Leo pold, was het niet moeielijk. Deze toch houdt evenveel vau premiers als van premières. De Voorzitter verzoekt Spr. zich in andere bewoordingen uit te drukken. De hoor Van Kol bedoelt volstrekt niet iets onaangenaams to zeggen. Het is bekend, dat Koning Leopold een beschermer is van kunstenaars en kunstenaressen. Vorder wijst Spr op het ingrijpen van dr. Kuyper in den Transvaalschen oorlog on in andere gewich tige zaken. Wij beleven zegt Spr. moei lijke tijden en hij noemt het roekeloos om in deze tijden het beboer van het departe ment van buitenl. zaken op to dragen aan minister Ellis, een rond zeeman, maar onge schikt voor diplomatiek gekonkel. Dfe Minister van Binnenl. Za ken (dr. Kuyper) gaf op de door interpel- lant gestelde vragen het volgende antwoord: Mijnheer do Voorzitter! Do geachte Inter - pellaut hoeft door tijdige mededcoding van de vragen, dio hij wouschto te doen, de ge legenheid verschaft liet op dio vragen te geven antwoord vooraf vast te stellen. Mede namens mijne ambtgenooten heb ik de eer van dit antwoord hierbij mededoeling te doen. Door don geachten afgevaardigdo zijn vijf hoofdvragen gesteld. Do eerste betreft de zelfstandigheid van het Hoofd van het Departement van Buiten- landscho Zaken, en splitst zich in vier afzon derlijke vragen. Do eerste van dezo vier is, of onder dit Ministerie aan den Ministerraad is opgedra gen „het goedkeuren van alle instructiën voor on zo gezanten in het buitenland." Hierop dïene tot antwoord, dat in het Reglement van orde voor den Musterraad, dat den 19den Mei 1854 in werking trad, blijkens art. 2 bepaald werd, dat do Raad van Ministers beraadslaagt en beslist over gewichtige instructiën, aan de gezanten te verstrekken, en dat in het thans geldend reglement gelijke bepaling is overgenomen. Aau het goedkeuren door den Raad van alle iustrustiën, die aan onze gezanten verstrekt worden, schijnt nimmer te zijn gedacht, en ook nu zou de Regeoriug zulk eeno bepaling zoor stellig verkeerd, ongeraden en onuit voerbaar achten. Do tweede der vier afzonderlijke vragen is. of door den Raad ..aan den gezant bij de Noorsche of andere Rijken, eene belangrijke opdracht gegeven, in strijd met- de instruc tiën var. den Departementscbef." Hierop luidt het antwoord, dat noch door den Raad, noch door een der tegenwoor dige zeven Ministers aan den Gezant bij de Noorsche Rijken of bij eenig ander -lijk iedert het optreden van dit Kabinet ooit eenige belangrijke of niet belangrijke op dracht gegeven is, laat staan eenige opdracht in strijd met de instructiën van don Depar tementschef. De derde der afzonderlijke vragen huut, of de benoeming van de Secretarissen-Gene raal onderworpen is aan de goedkeuring van den Raad van Ministers. Op deze vraag is het antwoord te vinden in art. 1 van het Koninklijk besluit van 23 October 1901 no. 75, waaruit blijkt, dat de Secretarissen-Generaal en de Directeuren- Generaal van alle acht Departementen thans opgenomen zijn onder de hooge staatsambte naren, voor welker voordracht aan do Kroon do medewerking van den Raad meer bepaal delijk vereischit is. Deze wijziging ie in 1901 door alle minis ters, ook door den afgetreden minister, aan de Kroon aanbevolen en later gecontrasig neerd, en voorts toegelicht op bldz. 6 va,n de Memorie van. Antwoord in zake de alge- meene beschouwingen der Staatsbegrooting voor 1902, gericht aan de Eerste Kamer. De vierde vraag eindelijk onderzoekt, of do gewezen gezant te Comstantinopel den minister van Buitenlaudsche Zaken als advi seur „ter zijde is gesteld", aoodat „deze het heft in handen kreeg on de vrijheid boperkte van den verantwoordelijken raadsman der Kroon"; voorts welke zijn© bevoegdheden waren, en door wie of wien dieze zijn vast gesteld, alsook of hij zijne diensten om niet bewees, en zoo neen, uit welken post der begrooting de uitgaven gedekt zijn, Hierop dien© ten antwoord, dat naar aan leiding van enkele voorgekomen aangelegen beden, waarover als rakende onze betrekkin gen met buitenlaudsche mogendheden, geene verdere inlichtingen, van wat aard ook, kun nen verstrekt worden, de Raad van Minis ters den minister van Buitenlandscho Zaken eenparig verzocht heeft, voortaan zich te ver zekeren van het advies van een geroutineerd diplomaat, en dat daarop de minister van Buitenlandsche Zaken zich persoonlijk tot den van zijnen post to Constantinopel terug geroepen gezant, den heer Yen Weckherlin, heeft begeven, en hem heeft uit-genoodigd hom des noodig van advies te willen dienon dat deze hierbij geen aanstelling ontving en dat geen bevoegdlied en voor hem zijn vastgesteld, maar dat de heer You Weakher- lin zich terstond willig en bereid verklaarde om 's lands belang in dieze te dienen, en zulks zonder dat daarbij door I»em eenig boding van salaris gesteld ia De tweede hoofdvraag houdt in, of de wij ziging van het reglement van orde voor den ministerraad er toe geleid heeft, dat „do Minister-President in verschillende gevallen de leiding van onze buitenlandsclie aanrar kingen in handen naan, o. a. in verband met don Transvaal-oorlog en de feiten sub 1, b, c, d vermeld." Hierop diene tot antwoord, dat het regle ment geen „Minister-President" kent, al leen een minister, die voorzit in den Raad, maar zonder dat zulks hem oenigo qualiteit buiten den Raad verleent dat wat de Trans- vaal-aangelegenheden betreft, de minister var Binnenlandsclie Zaken in 1902 te Lon den zich bevindende, noch met de Britsoho regeering, noch met eenig Britsch regeerings- persoon ook maar eenige ontmoeting heeft gezocht of gehaddat het onder lb genoem de, gelijk boven reeds is verklaard, g:en feit, maar eeno op dwaling berustende veronder stelling is; dat het voorstel aan den Raad voor de benoeming van een secretaris-gene raal bij het departement van Buitenlandsche Zaken geheel buiten don minister van Bin nenlandse!» Zaken is omgegaanen dat laatstgenoemde wel don heer Von Weckher lin dank heeft gezegd voor zijne bereidwil ligheid om 's lands belang te dienen, maar hem „noch uitgesnoodigd noch aangesteld" heeft. Voort-9 wordt in hetzelfde verband ge vraagd, of de minister van Binnenlandscno Zaken gebruik heeft gemaakt van zijne quali teit van Minister-President, om persoon lijk onderhandelingen te voeren met buiten landsche rogeeringspersonen." Hierop diene tot antwoord, dat do minis ter van Binnen landiA.he Zaken in zijne quali teit van voorzitter van den ministerraad nooit eenige onderhandelingen met buiten landscho regeeringspersonon gevoerd heeft; nooit buiten af zich onder anderen titel dan dien van minister van Binnenladsche Zaken heeft aangediend of eenig bezoek heeft afge legd En eindelijk, dat nimmer door den mi nister van Binnenlandsclie Zaken eenig© be spreking in het buitenland is gehouden, ccn „een© nauwere aansluiting van België en Nederland bij Duifcsohland te bewerken". De derde vraag bedoelt te onderzoeken of do geruchten waarheid behelzen, dat het af treden van den minister van Buitenlandscho Zaken in verband staat met zijne houding tegenover Japan en Rusland gedurende den nu heerschenden oorlog. Te dien opzichte zij verwezen naar art. 94, 2de lid, der Grondwet Het belang van den Staat laat een antwoord op deze ^raag niet to«. Op de vierde vraag, of eenig© mededeeling kan worden gedaan „omtrent den vermoede- lijken duur van het interimaat, thans door den minister van Marine uitgeoefend", luidt het antwoord, dat het in de bedoeling ligt dit- interimaat, zoodra zulks mogelijk blijkt, te doen eindigen. Op do vijfde vraag eindelijk, of het in do bedoelig ligt het interimaat nog eenigen tijd te bestendigen, ten einde te zijner tijd een overgang van den minister van Binuenland- sche Zaken naar het departement van Bui tenlandsche Zaken mogelijk te maken, ligt het antwoord reeds in het antwoord gegeven de vorige vraag, terwijl er kan bijgevoegd t do minister van Binnenlandsche Zaken, wat hem persoonlijk aangaat, tot zulk een overgang, ook al werd dezo liem aangeboden, niet gemogen zou zijn. Hierbij zij opgemerkt, dat de door den geachten interpellant gestelde vragen voor een deel niet den indruk maken van geheel te liggen binnen het kader der interpellatie, tot het houden waarvan de Kamer toestem ming heeft verleend, en veeleer ©enigermate het karakter dragen van een hooren van den minister van Binnenlandsche Zaken op fei ten en vraagpunten. Heeft de regeering ge oordeeld desniettemin in het onderhavige geval de beantwoording ook van deze vra gen niet te moeten ontwijken, zoo maakt zij hierbij toch het uitdrukkelijk voorbehoud, dat zij niet zou willen geacht worden hier mede oen precedent te hebben gesteld, waar door haar de vrijheid zou bonomen zijn om voortaan op zoodanige inquisitoriale vragen het antwoord schuldig te blijven. De heer Schaper komt op tegen de qualificatie der vragen, die de Minister in quisitoriaal noemde. Waarom, vraagt Spr., een man aan het hoofd van Buitenlandsche zaken geplaatst, zoo incapable, dat hij de hulp moest inroe pen van een ervaren diplomaat. Getuigt het van deferentie voor de Volksvertegenwoordi ging, om haar te laten werken met een Min. van Buitenlandsche zaken, die zelf hulp noo dig heeft. D© heer Van Kol is teleurgesteld, dat zij, die er ineer van weten, hier zwijgen. Do Minister is hem meegevallen (Een stem wel wel). Wij zijn zegt Spr. gebonden aan 's Ministers antwoord. Spr. maakte zich slechts tot tolk van de grieven, die in de bladen hebben gestaan. Nogmaals treedt Spr. in eene uiteenzetting dier grieven en hij vraagt den Minister om op enkele punten dui delijker te zijn. Spreker houdt vol, dat dr. Kuyper de lei ding der Boerenzaak in handen heeft gehad en daardoor de Boeren een oneervolle vrede heeft becorgd. Spreker wensobt Nederland geluk, dat dr. Kuyper geen minister van Buiten landtehe zaken wil' worden1. De heor Van Karnebeek releveert uit 's Ministers antwoord de verklaring, dat nooh het feit van te zijn geweest formatuur van het kabinet, noch de bevoegdheid Te ontleenen aan het voorzitterschap van d-en ministerraad, de bevoegdheid geeft aan den minister, om zdch met buitenlandsche aange legenheden te bemoeien. Het was van bet grootste belang, dat dit werd vastgeste'd. De heer D r u c k e r zegt dat men van de linkerzijde huiverig was om tot eene interpel latie over te gaan, omdat men slechts of kon gaan op de couranten die dagelijks prikkelden tot eene interpellatie. Nu d,ie gehouden is wil spreker met alle bescheidenheid zeggen, dat de bezorgdheid, die in den lande bestond, wel in alle opzichten is weggenomen dtoor 's min. antwoord. Nog is niet duidelijk; waarom de min. van buitenlandsche zaken in Februari en in Maart is verdwenen. Hier in de Kamer is niet geble ken dat men, voor den zomer, aan het minis- teriëele leven van den heer V Lynden een einde wilde maken. Nadat hij 3J jaar het be leid der zaken had gevoerd hoe dan ook is zijn plotselin verdwijnen een raadsel en het is een raadsel gebleven. De vraag blijft bestaanwaarom is Minister van Lynden weggegaan Spr. vraagt ten slotte wat dé bevoegdheid was van den heer von Weckherlim, hioo de uit- noodiging tot hem is gericht en eene aanvul ling van hetgeen de min. heeft gedaan of niet gedaan1 op zijne buitenlandsche reizen. De Minister antwoordt dat die regee ring in comité generaal geen woord meer zou hebben kunnen zeggen dan zij gedaan heeft. De vragen van den heer Van Kol heeft de minister duidelijk beantwoord, naar hij meent De minister heeft niets geweten van het sluiten van een arbitrage-contract met Dene marken. Het verhaal van het opdringen van een secretaris-generaal aan den minister Mei- vil, is van a tot z ontwaar. In 1901 is de minister geheel voor particuliere 'zaken naar Londen geweest. De Minister van Bui tenlandsche Zaken heeft in de Trans- vaal-aangelegenheden, in 1902 een Nota aan Engeland gericht met goedvinden en mede weten van den geheelen ministerraad. De benoeming van een adviseur aan het departement van buitenlandsche zaken is ge schied in een regel matigen ministerraad. Over de bevoegdheid van dien adviseur kan do minister zich niet uitlaten. Wat zijn reizen betreft, de minister ~il gaan en staan, waar hij verki'ht, en ontvangen en bezoeken wie hij goeddunkt. Lte heer Lieftinck. Ge hebt nog gelijk. De M i n i s t e r verklaart ten slotte ook als minister van binnenl. zaken nooit met eenig regeeringapersoon in het buitenland onder handelingen te hebben gevoerd. De beraadslagingwordt gesloten, en, der Regeering dank gezegd voor de gegeven in lichtingen. Onderwijsnovelle. De algemeen© beraadslaging wordt voort gezet. De heer Goeman Borgesius vervolgt zijne rede, Dinsdag onderbreken, en betoogt dat ook do minister van financiën in deze een woordje hoeft mee te spreken. Gisteren hoorden wij hier dien bewindsman verklaren, dat er nog ©en aantal suppletoir© begrooti n- gen te wachten zijin, en ondanks het accres der middelen, het tekort toe moet nemen. Consequent zou hieruit moeten volgen dat dé minister van financiën i uiverig zou zijn om nog meer millioonen voor het bijzonder on derwijs te geven De heer Ter Laan en anderen, die nog meer subsidie wilden geven, zouden als zij op den Kneuterdijk wonen, er wel eens anders over denken dan zij nu doen. Zij mogen bedenken dat er nog geen minister van financiën is, die ae milüoenen uit de lucht kan halen. Allerminst is die noodzakelijkheid) door de Regeering aangetoond en het gaat den Staat' toch wel degelijk aan, hoe het Staats geld gebruikt wordt. Hoe is het te verdedi gen, vraagt. Spreker, om zooveel meer geld uit te geven aan die bija. scholen, die dit niet noodig hebben voor de verbetering van hun onderwijs en het voor andere doelein den wellicht zullen gebruiken. Spr. zou in d wet willen schrijven, dat een deel van de kosten moeten blijven voor rekening van de christelijke liefdadigheid. De heer V e r h e y betuigt zijne sympa thie met de openbare school, die veel heeft gedaan en nog doet voor onze volksontwik keling vooral op het platteland. Onderlinge waardeetnng wordt er in de jeugd geleerd en verdraagzaamheid gekweekt. Niet zander bezorgdheid ziet Spr. dan ook de aanneming van dit ontwerp tegemoet, dat beoogt die openb. school te ondermij nen. Wederom komt Spr. terug op do lichaamsoefeningen en wijst hij op het L _t der gymnastiek op de scholen. De heer Staalman wenscht zijn stem te mot-iveeren voor dat wetsontwerp, dat brandhout op het vuur is. Met spanning in den lande is do behandeling tegemoet gezien en Spr. verheugt er zich over, dat wij thans zoover zijin gekomen. De bloed van het chris telijk onderwijs heeft Spr.'s sympathie. De toekomst van het volk schuilt in het kind, en waar het kind moet geleerd worden dat God de bron i9 van alle kennis ©n weten schap. De overzijde zegt welgeeft het kind wat des kinds is, maar Spr. houdt vast aan de verplichting der ouders om het kind op te voeden in de kennis der leer van God. Spr. vraagt van de linkerzijde de eerbiedi ging van dat standpunt. Thans vraagt de rechterzijde voor haar kinderen datgene,- waarop zij naar billijkheid en recht aan spraak heeft. Uitvoerig bestrijdt Spr. de bewering van velen der linkerzijde, dat de bijzondere sohool onverdraagzaamheid kweekt. De heer Schokking verklaart voor het ontwerp te zullen stemmen, hoewel hij be hoort tot hen, die er niet onverdeeld mede zijn ingenomen, omdat de oplossing gezocht wordt op een zijweg in plaats van op den hoofdweg. Spr. aanvaardt dit wetsontwerp al het betore tegenover het mindere goede dat bestaat. Naar aanleiding van een ingekomen adres drong de heer Drucker bij den minister van Waterstaat aan op vrijdom van port voor Arbeidsbeurzen bij eeno wijziging der Postwet. Heden, te 10 uur voortzetting. Berichten. Do Staatscourant van Vrijdag 31 Maart 1905, bevat de volgende Koninklijke besluiten benoemd tot ambtenaar van het O. M. bij het kantongerecht te Zutphen mr. A. Brants, thans als zoodanig te Alkmaar tot ambtenaar van het O. M. bij het kan tongerecht te Alkmaar, mr .J. L. Steenlack, thans kantonrechter-plaatsvervanger, advo caat-procureur té Zutphen; op verzoek eervol ontslage nals adjunct commies bij het departement van justitie mr. J. A. Philips©. toegekend de eere-medaille der Oranje- Nassau-orde in zilver aan W. Jaski, helle baardier bij het gemeentelijk handelsentre- P-t te Amsterdam en, aan H. Jesse, werk man bij den dienst der publieke werken van de gemeente Amsterdam; in brons aan J. Schaap, arbeider in dienst bij mr. J. H. Franssem van de Putte, op den huize „Schaer- weide" onder Zeist. eervol ontslagen uit den dienst de luitenant ter zee 2e kl. H. W. Verkerk op verzoek eervol ontslagen uit den mili tairen dienst de reserve-2e-ludtenant jN- A. Stutterheim, van het 6e regiment infanterie benoemd tot assistent-drukker bij de topo grafische inrichting de tijdelijke assistente drukker bij die inrichting A. J. Beek. benoemd tot gedelegeerden der Ned. regee ring voor het in September te Milaan te hou den 10e Internationale Scheepvaartcongres, de heer Ph. H. van der Sleijden, oud-minis ter van waterstaat en lid voor Nederland in de Permanente Internationale commissie voor scheepvaart congressen te dm Haag; H. Wort- man, ingenieur van den rijkswaterstaat le kl. te Amsterdam, J. Nelemans. ingenieur R. W. le kl. te Terneuzen en buiten bezwaar van den lande A. Deking Dura, hoofdingenieur van den Prov. Waterstaat van Overijsel te Zwolle. benoemd tot betaalmeester te Amsterdam de heer H. A. Sijpkens, thans betaalmeester te Croningen; benoemd tót ontvanger der registratie en domeinen te Heerenveen, de lieer H. F. Julius, thans ontvanger bij dat dienstvak te Gulpen Z. K. H. de Prins der Nederlanden vergezeld van een adjudant, bracht gis* 'ren onverwacht een bezoek aan de Scheven, i »- sche havenwerken. Z. K. H. werd rondgeleid door den directeur, den heer Baklor. Ook het station der draadlooze telegrafie werd geruimen tijd door den Prins bezichtigd. De zaakgelastigde van Zweden en Noorwegen, graaf Strömfelt, die eenige dagen te 's Graveuhage vertoefde, vertrekt heden, Vrijdag, weder naar Brussel. Siam. De „St.-Ct." no. 77 bevat een Kon. besluit van 3 Maart 1905, houdende vaststelling van nadere bepalingen aangaan de het tarief, voor zooveel het oonsulaire res sort het Rijk Siam betreft, voor do verrich tingen, bedoeld in art. 17 der wet van 25 Juli 1871. Dezelfde „St.-Ct." bevat een Kon. besluit ter vervanging, voor zooveel het consulaire ressort het Rijk Siam betreft, van de bij Kon. besl. van 19 September 1872 vastgestel de tarieven van gerechtskosten door nieuwe. Inspecteurs voor de Hinder wet. Naar de N. R. Ct. verneemt, heeft de minister van waterstaat het gevoelen van de Gedeputeerde Staten dér onderscheiden pro vinciën gevraagd omtrent een wijziging der Hinderwet, om te -omen tot de aanstelling van inspecteurs, ter ondersteuning van de gemeentebesturen voor het toezicht op de behoorlijke naleving dier wet. Mem schrijft uit 's Graven'hage De interpellatie van den afgevaardigde Van Kol over het aftreden van minister Mei- vil van Lynden, werd gisteren in de Tweede Kamer gehouden ten aamhoore van eivolle tribunes. In de zijloges zag men tal van dames uit de diplomatieke en adellijke krin gen der stad en o. a. de attache's van het kabinet van Buitenlandsche zaken, den secre taris der Japansche legatie Otori, en den Commissaris der Koningin mr. Patijn. Uit Sliedrecht wordt nader gemeld, dat de candidatuur van mr. T!h. Heemskerk voor de Kamerverkiezing gesteld is met 54 stemmen tegen 50 op den heer H. de Wilde, Staten- en gemeenteraadslid te 's Gravemhage. Door de plaatselijke anti-revolution- naire kiesvereeniging te Oud-Beierland is het aftredend lid voor Ridderkerk, baron Van der Borch van Verwolde voorloopig candidaat gesteld voor de Tweede Kamer met 47 tegen 35 stemmen op het Statenlid H. O. Vegtel. Zij, die tegen de candidatuur Van der Borch bezwaar hadden, stelden daarop den eisoh, dat aan deze candidatuur de voorwaarde zou worden verbonden, -at hij,, evenals de heer Van Löben Seis, voor zidh tusschen het Kamerlid-maatschap en het lidmaatschap van Gedeputeerde Staten een© keuze te doen. De an ti-r e v. par tij. Meer dan 600 kiesvereenigingen zijn t'ians bij het Centraal Comité der anti-rev. partij aangesloten, en niet minder dan ongeveer 3500 aanvragen kwamen bij het bureel van het Centraal Co mité in om de Députaten-vergadering bij te wonen. Het nu bereikte cijfer overtreft zeer verre het cijfer, dat bij de vorige vergadering in 1901 werd bereiktover bet algemeen blijkt dat de organisatie der partij in dé perióde na 1901 nog heel wat vooruit is gegaan. (Std.) Bii beschikking van den minister van binnenlandsche zaken is, voor het tijdvak van 1 April 1905 tot en met 31 Maart 1906, benoemd tot hoofdverpleegster aan 's Rijks kweekschool voor vroedvrouwen te Rotter dam, mejuffrouw H. de Boeir, aldaar. In hare vergadering van 30 Maart 1905 heeft d© Algemeen© Rekenkamer benoemd tot eerste-klerk uij het ooilege, J. Braunstahl en H. F. C. Berckenkamp, thans tweede-klerk, en tot tweede-klerk, L. Stapel, C. N. Visser, J. W. Vise© en A. J. D. Broer, allen te 's Gravenhage. Bij miinisterieele beschikking is. met in gang van 16 April a e., benoemd bij het hoofdbestuur der posterijen en telegraphic tot eerste-klerk, J. C. de Bruyn, thans eerstei- klerk bij de Algemeen© Rekenkamer. Tot gemeentet-ontvanger te Doesburg is benoemd' de heer J. R. Kist, te Lochem. De heer Marcel dé Jongh, directeur der gasfabriek en waterleiding te Enschedé, is benoemd tot directeur-ingenieur der lichtfa briek te Luik. Zw. Ct. In den ouderdom van 59 jaar is te 's Gravenhage overleden ds. A. H. Gezelle Meerburg, emeritus-predikant bij de Geref. kerken. Ds. Gezelle Meerburg deed in 1868 zijn candidiaats-examen aan de Tlieol. school te Kampen en was achtereenvolgens als predi kant werkzaam te 's Gravendeel, Almkerk, Baarn, Nijmegen, Groningen, Delft en Wa tergraafsmeer. 1 Mei 1902 legde hij zijn ambt neder en vestigde zich metterwoon te 's Gra venhage. De schilderij „Huiswaarts" van Jozef Israels, werd heden door de firma Buffa te Amsterdam aan een bekenden kunstverzame laar aldaar verkocht. Volgens het Vad. zou het doek f 50.000 hebben opgebracht. Rijks-Academie van Beel dende Kunstpn. In het gebouw der Rijks-Academie van Bleeldernde Kunsten te Amsterdam zal, te beginnen op Maandag 5 Juni 1906, plaats heMSen het examen, be doeld in art. 11 dér wet van 26 Mei 1870, gevolgd door een prijskamp in de beeld houwkunst als bedoeld in art. 12, le lid, dier wet. Do eischen voor het examen zijn uitvoe rig vermeld in de St.-Ct. no. 76. Het straatvuil van Amster dam. Woensdag werd de gemeente Lands meer bezocht door dr. Blooker, wethouder vau Amsterdam, den directeur van den Rei nigingsdienst en eenige leden van den Raad. liet doel was: het instellen va i een onder zoek naar de mogelijkheid om de groote plas sen aldaar te dempen met straatvuil uit de hoofdstad. Uit de dierenwereld. In een bos twijgen bij Kampen is reeds een lijster- nestje gevonden met vijf eieren. De Noord-Brabantsche Bank. De Arnhemsche rechtbank heeft de vorde ring ontzegd van de Noord-Brabantsche bank op de nalatenschap van wijlen den directeur Souman, ter somma van f 223,914.97. De za.ak-G r at am a. In de instruc tie, geopend tegen de gebroeders Gratama, vroeger te Leeuwarden, zijn gisteren naar de Leeuw. Ct. meldt door den rechtercom missaris aldaar, de chefs der vroegere firma, weder gehoord. De moord op den Haag- schen kastelein. Onder nog grooter belangstellingsbetoon uit het publiek, vooral van dames, dan bij de behandeling voor do rechtbank, diende gisteren voor het gerechts hof te 's Gravenhage het appèl van den stu- cadoor L. M. Denker, door de rechtbank veroordeeld tot 5 jaren gevangenisstraf we gens mishandeling met doodelijken afloop van den kastelein van Ekelen, op de Groote Markt aldaar. Men herinnert zich dat de officier van justitie bij de behandeling dér zaak in eer sten aanleg, wegens doodslag, 12 jaren ge-

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad | 1905 | | pagina 2