voor de jongens en in don winter voor de meisjes te groot is. Dit bezwaar wordt wel minder, maar het wordt niet opgeheven, in de regeling van de C. v. T. Naar aanleiding daarvan, en omdat het voorstel van het. hoofd van de herhalings school niet ia het voorstel van het college van. B. en W., waardoor liet derde jaar in plaats van acht maanden zes maanden zal krijgen, zou ik gaarne willen, dat B. en W. bij de vaststelling van het leerplan er op indachtig waren, dat de jongelieden in die laatste zes maanden datgene meekrijgen waarvan zij het meeste genot hebben in ad ministratieve betrek kingen. Van teekenen 'ben ik een groot voorstander als roddel om het voorstellingsvermogen te ontwikkelen, maar het kan m. i. voor het derde jaar als leer vak vervallen. Ik zal mij echter daarover geen oordeel aanmatigen, maar wil dè zaak in de aandacht van B. en W. aanbevelen, opdat die laatste zes maanden zooveel mo gelijk in de beoogde richting benuttigd kunnen worden. De heer H e y 1 i g o r s. Mijnheer de voor zitter, ik ben het ook niet eens met de be wering van B en Walsof de door de oomi- missie van toezicht voorgestelde regeling vol komen zou beantwoorden aan de bezwaren van het hoofd van het herbalingsonderwijp. Als men handelt, overeenkomstig het voorstel van de commissie van toezicht, dan zal de regeling alleen tegemoet komen aan het be zwaar ten opzichte van de jongens in, het eerste en tweede leerjaar en ten opzichte van de meisjes in het derde leerjaar. Wat het hoofd van het hcrhalingsonderwijs wil ophef fen, is de groote tuseahenruimte tussdhen de leerjaren. Die tueschenruimte .bedraagt zes maanden, en zon voor de jongens van het derde leerjaar en voor de meisjes van het eerste en tweede leerjaar blijven bestaan. Dat is het groote bezwaar van het hoofid der sdhool. Daaraan, woitdt maar gedeeltelijk tege moet gekomen, en dat maakt het voor mij bezwaarlijk voor dit voorstel te stemmen. De Voorzitter. Wilt u een nieuw voorstel doen? Be heer Heyligers. Neon, mijnheer de voorzitter, ik zou wenschen, dat het voorstel van het hoofd van het. heihalingsondetrwijp werd aangenomen. De heer Ge losse. Mijnheer de voorzit ter. in den brief van, den districts-sohoolop- ziener is aangegeven, dat de- jongens voortaan zullen hebben 22 maanden onderwijs in een driejarigen cursus en de meisjes 20 maanden*, dat is onderscheidenlijk 4 en 2 maanden meer dan vroeger, hetwelk eene verbetering is. Nu kan er geilet worden op den wensch, dat. in het laatste jaar gerekend wordt met wat de leerlingen behoeven, die later zuillen komen in administratieve betrekkingen: Daarmede kan wellicht bij het vaststellen van het leerplan, voor het derde jaar rekening gehouden worden, en op die wijze zal ook voldaan worden aan een wensch van het hoofd der school. Nu geeft de heer Heyligers de voor keur aam het plan van het hoofd der school boven dat van de commissie van toezicht Maar het hcofd van de hexhaflingsschool heeft zich geheel vereen'gd met het advies van do oommissie. Wanneer mi het hoofd geen be maar maakt tegen de in dat advies voor gestelde regeling en daarbij nog wat minder zal worden uitgegeven, dan komt het mij' voor, dat er geen ernstig bezwaar tegen die regeling kan bestaan. Er zal zooveel mogelijk worden tegemoet gekomen aan de wenschen, die ten, opzichte van het leerplan zijn uitge drukt, maar overigens meenen B. en W. bij hun voorstel te moeten persisteeren. De heer Plomp. Mijnheer de voorzitter, ik moet erkennen, dat ik meer het gevóélen van den heer Heyligers ben toegedaan, dat het voorstel vani het hoofd! der herhalings school het beste is. Het hoofd zegt niet, dat hij zich verecnigt niet het plan van de oom. (missie van toezicht. Wanneer hiji zich daar bij neerlegt., dan geschiedt dat meer uit be leeidiheid, dan omdat hij dit werkelijk ge- •vvenscht acht. Hij ajegb ui zijn1 advies: „Mocht dus het voorstel van ondergetee- kendc om redenen door de commissie in hare missive nader omschreven, niet voor ver- wezcn'lijking vatbaar blijken, dan zou ae voorgestelde wijziging alleszins aanbeveling verdienen, daar ook deze regeling voor een groot gedeelte te gemoet komt aan de be zwaren, die ondergeteekende in zijn sdhrijven van 2 November 1904 onder uwe aandacht heeft gebracht." Ik heb in dén brief van de commissie van toezicht gezocht naar de reden, die voor de superioriteit van dat plan zou zijn aan te voeren, maar ik heb <ke reden niet kunnen vinden, niets anders dan dat het plan goed- koopcr is. De schoolopziener erkent, dat het voorstel van het hoofd der school beter is dan dat van de commissie van toezichtHij zegt: „lk meen dan ook het voorstel der com missie niet even voldoende a's dat van het •hooiu van het hcrhalingsonderwijs te mogen noemen." Wanneer nu erkend wordt, dat het plan van hét 'hoofd der herhalingsschool beter ie dan dat van de commissie van toezicht, dat door B. en- W. wordt aanbevolen, dan komt het mij voor, dat de raad beter doet om een stapje verder te gaan in de richting, die door ons allen wordt geweusdht. Dei heer van, Duinen. Mijnheer de voorzitter, ik wil nog wijzen op een be zwaar, waarmee de commissie van toezicht, naar ik vermoed', rekening zal hebben ge houden,, wat de jongens betreft. Wanneer de leerlingen in het derde jaar zijn zij zijn dan 15 a 16 jaar dan is het uiterst moeielijk om, zoodra de dagen langer worden, de jongens naar de schoolbanken te krijgen. Ik vermoed, dat dit bij» de commissie van. toezicht een van de redenen geweest is, waarom zij haar voorstel heeft gedaan, want dat is een bezwaar, dat niet weg! te cijferen io. Gedurende de twee eerste leerjaren zijn de leerlingen jongerdan gaat het, gemak kelijker; an aar in het derde cursusjaar kun nen de jongens moeielijk in de werkplaatsen gemist- worden, wanneer de dagen langer wor den. Ik vermoed, dat de commissie daarmede met het ontwerpen van haar plan rekening zal hebben gehouden. De heer Heyligers. Mijnheer de voor zitter. daarmede is nog niets gebeurd voor de meisjes van het eerste enl tweede jaar. Daar blijft de tusechenrurmte van zes maan den tusschen de leertijden bestaan. De voor gestelde regeling komt allecni ten goede aan dér jongens van het eerste en tweede en aan de meisjes van het derde jaar. Voor de overige leerlingen blijft de tussenruimte van zes 'maanden. Ik blijf er bij; dat die termijn te lang is. De heer Ce 1 o s s e. Mijnheer de voorzitter, wat de heer Heyligers gezegd heeft over de •meisjes van het derde leerjaar, slaat op heit koe-konderwijs. Daarvoor is eene regeling ge troffen, waarbijl wat vroeger wordt begonnen en wat later geëindigd. Wat de jongens be treft, is de opmerking van den heer van Dui nen met onjuist, dat zij in het derde leerjaar niet meer zoo gemakkelijk uit de werkplaats kunnen w'orden gemist. Nu is het waar, dat het voorste' van de commissie van toezicht eenigszins afwijkt van dat van het hoofd der herhalingsschool. Maar de schoolopziener heeft gieeni bezwaar tegen het voorstel van de com missie; hij verklaart ten slotte, dat hij ziciii cr mee kan vereendgen. Het voorstel van het hoofd kost iets meer, maar wat de oommissie voorstelt, schijnt voldoende te zijn terzet is er niet tegen. De Voorzitter. Dé heer Heyligers efcelt voor de door het hoofd van de herhar lingsschool ontworpen regeling in te voeren. Ik zal dat voorstel in omvraag brengen. Bij stemming wordt het voorstel van den heer Heyligers aangenomen met 7 tegen 6 stemmen. Tegen stemden de heeren Hamers, Veis Heyn, Visser, Kleber, Oostterveen eni Celosse. De Voorzitter. Tengevolge van deze beslissing zal art-. 5 van de verordening lui den zooals het door het hoofd der school ontworpen is. Dat is de eenige wijlziging, die in de verordening wordt gebracht. 2. Voorstel tot liet. vragen van tijdelijke vrijstelling om aan meisjes gedurende de middaguren hcrhalingsonderwijs te geven. Bij koninklijk besluit van 10 September 1902 werd dezo vrijstelling verleend tot het einde vani den cursus 1904/1905. Voorgesteld! wordt de vrijstelling opnieuw aan te vragen voor drie jaren. Wordt. z. h. o. conform besloten. 3. Adres van vrachtrijders betreffende de bezorging van cokes en andere vrachten voor de gasfabriek. Het adres verzoekt- wijziging te brengen in de bezorging van cokes en, het rijden van vrachten voor de gasfabriek. B. en W. stellen voor dit verzoekschrift ter afdoening aan B'. en W., in overleg met de gascornmissie, terug te zenden. De heer Gerritsen. Mijnheer de voor zatter, ik kan mij met het antwoord van B. en W. op dit adres niet geheel vereenigen. Wanneer hier werkelijk twijfel bestaat of het vraohtrijdeu voor de gasfabriek een on derwerp van besteding kan uitmaken, met andere woorden, wanneer men vreest' dat eene aanbesteding geen effect zal sorteer en, dan is het billijk, dat eene eerlijke proef geno men wordt met wat door deze rekwestranten wordt gevraagd. Het is onbillijk als men aan één inwoner dat vervoei- geeft en alle ande ren, die hetzelfde vak beoefenen, passeert. Men zou hier hetzelfde kunnen doen wat met andere zaken gebeurt. De levering van schoolbehoeften en van drukwerk, alles wat niet voor publieke aanbesteding vatbaar is, wordt geguud aan de hier gevestigde nering doenden, de oen na den ander, ieder cp zijn beurt. Wanneer gebleken was, dat deze re kwestranten minderwaardig zijn, dan zou den zij. zeer zeker niet in aanmerking kun nen komen om de vrachten van de gasfa briek te vervoerenmaar dat kan alleen blij ken door het nemen van eene eerlijke proef. Dan zal men dat ondervinden. De leden van dezo vergadering, die in zaken zijp, zullen er zeker iets voor-voelen, dat, als men meent evengoed als een ander in staat te zijn om werk voor de gemeente te verrichten en dat werk aan dien andere wordt opgedragen, die daarmede bevoorrecht wordt, dat hoogst on aangenaam is voor degenen, wie het aangaat. Ik zeg: Als het een artikel geldt, dat niet voor aanbesteding vatbaar is, dan is het hard voor de menschen, wanneer zij gepas seerd worden ten bate van een enkelen be voorrechte. Ik zal geen voorstel doen, maar ik geef B. en W. in overweging de zaak nog eens goed te overwegen, en ik hoop dat daar van liet gevolg zal zijn, dat er een eerlij|ke proef zal worden genomen om het bezorgen van cokes eens aan anderen te gunnen voor een half jaar of een jaar. In ieder geval komt het mij voor, dat B. en W. thans niet billijk zijn tegenover de concurrenten van den tegenrwoord igem vrachtrijder. De Voorzitter. Ik moet- den heer Ger ritsen opmerken, dat B. en W. de zaak van alle kanten hebben bezien "en haar rijp heb ben overwogen, alvorens dit voorstel aan de vergadering te dcén. B. en W. zij)n tot de conclusie gekomen, dat het werkelijk in het belang van de gemeente is het nemen van een besluit in deze zaak over te laten aan 'Bi en W. in overleg met de gascornmissie. Ik geloof niet, dat er aanleiding zal bestaan tierug te komen op dé bestaande regeling en

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad | 1905 | | pagina 6