9. Beuoeuiiug van eon onderwijzer bij het
openbaar lager onderwij».
Benoemd wordt A Gaasbeek te Putten
met algemeene stemmen.
De Voorzitter betuigt dank aau de stom-
opnemers voor de genomen moeite.
10. Vaststelling van de jaarwedden van
personeel bit het openbaar lager onderwijs.
Voorgesteld wordt de jaarwedden van per
soneel bij het openbaar lager onderwijs
Voorgesteld wordt de jaarwedde van mej-
G Th. W. Mezger te bepalen op f 750 en die
van mej. E. L. M. Siumige op f 825.
Wordt z. h. o. conform besloten.
11. Bouwverordening met rapporten van
cïe vergadering der afdeelingen en antwoord
van B en W
Aigeinecne beraadslagingen worden niet
gevoerd.
De artt. 1—3 worden z h. o. vcorloopig
goedgekeurd.
Art. 4.
De heer Hev 1 i ge r s. Mijnheer de voor
zitter, het is mij niet duidelijk of men in do
derde alinea moet lezen ..een gezin" of „één
gezin.' Dat is niet opgëhelderd. Het maakt
eenig verschil.
De Voorzitter De bedoeling is, dat
eenc woning is ieder afgezonderd gedeelte van
een gebouw, dat door één enkel gezin be
woond wordt.
De heer Heyligers. Verder lieb ik be
zwaar tegen do definitie, die van een straat
gegeven wordt- Volgens die definitie zou ook
een water straat zijn. Dat kan niet de be
doeling zijn. Ik kan mij daarmee niet ver
eenigen. Ik. handhaaf het voorstel, dat in de
eerste afdeelmg is gedaan.
De Voorzitter. De omschrijving, die
hier gegeven wordt aan het. begrip ..straat'
is dezelfde, die voorkomt in de verordening op
de straatpol it ie. Het is wenschelijk de be
paling daarmede in overeenstemming te
houden. Dat is het denkbeeld, dat bij. B.
en W. Iheeft voorgezeten.
De heer Heyligers. Dan zou men moe
ten voorstellen ook de verordening op de
sfcraatpol itie te veranderen. Maar het gaat
niet aan eene definitie te geven van eene
straat, waarin gezegd wordt, dat een. 6traat
wat ei' is.
Da Voorzitter. Wilt u uw voorstel
formuleeren
De heer Heyligers. Ik stel voor het
artikel te lezen, zooals in de eerste afdleeling
is voorgesteld
De heer Plomp. Mijnheer de voorzitter,
de heer Heyligers zegt..Zooals de eerste af-
deeling heeft voorgesteld." Ik wil dat rectui-
ceoreni; het moet zijn; zooals in de eerste
afdioling door een lid. is voorgesteld. Andere
ledent waren het daarmee niet eens. Wan
neer het voorstel wordt) aangenomen, dan
moet de goheele verordening in overeenstem
ming; gebracht worden met het nieuwe be
grip van straat. lm de door den heer Heyli
gers voorgestelde bepaling komen lang niet
alle begripsnamen voor, die de ontwerp-ver
ordening kent. Ik geloof, dat de heer Heyli-
gei goed zou doen, dit voorstel niet in te
dienen.
De heer Heyligers Mijinibeer de voor
zitter, ik zou gaarne willen weten welke be
gripsnaunen in mijn voorstel niet voorkomen.
De bepaling blijft precies dezelfdealleen
wordt er uitgelaten, dat ook een. water straat
kan zijn, omdat men dat moeielijk kan zeg
gen-
De Voorzitter. Ik moet opmerken,
dat er niet staat, dat een water eene straat
is. maar alleen, dat onder eene straat een
water kan worden vorstaau.
De heer Visser. Het geval kan zich
voordoen, dat op eeu water gebouwd wordt.
Daarvan zijn voorbeelden in onze gemeente.
De heer Heyligers. Ik wil de vergade
ring niet ophouden uit Rechthalberei. en zal
dus geen voorstel doen. Maar ik meen te moe
ten zeggen, dat de bepaling aoo onzin is
De heer Gerritsen. Niet over dit be
langrijk onderwerp wensch ik het wooid,
mijnheer do voorzitter, maar om eene vraag
t« doen. Straks is medegedeeld, dat er een
adres is ingekomen van belanghebbenden. Als
wij aan de artikelen toekomen, waarop dat
adres 'betrekking heeft, zal het dan aan de
orde worden, gesteld
De Voorzitter. De heeren hebben al
len dat adres ontvangen.
De heer Visser. Ik kan er bijvoegen,
dat het adres in de afdeelingsvergadenng is
voorgelezen.
De Voorzitter. Bij de besprekingen in
de afdeelingen is met het adres rekening ge
houden.
Die heei- Gerritsen. Ik meende, dat het
eeu nieuw adres was.
De heer Visser. Het is het adres, dat
door de leden ontvangen is.
De heer van E s v e 1 d. Mijnheer de voor
zitter, aan het slot van art. 4 staat wat on
der rooilijn en onder rooiing wordt verstaan.
Ik meen, dat de verordening op dat punt wel
eenige aanvulling behoeft. Wanneer bij de
oude verordening de bouwer er rekening mee
gehouden had, dat hij 6 Moter moest blijven
uit de as van den weg, dan meende hiji, dat
hij aan het voorschrift van de verordening
had voldaan. Op dergelijke wijze is dikwijls
gebouwd. Wij hebben daarvan treurige staal
tjes, waarbij do gevel dwars en schuin op
den weg is komen te staan. Van morgen nog
was ik toevallig op een terrein, waar men
bezig was een huis te bouiwen. Ik zag aan
den aanleg, dat men ging bouwen schuin op
den weg. Ik vind dat eene wijtze van, bouwen,
die de straat ontsiert; men hangt op die
wijze af van de grillen van den eigenaar, wien
dat maar weinig profijt kan opleveren. Nu
is in de Utrechtsche bouwverordening van
rooiing eene betere definitie gegeven, waar
door het onmogelijk wordt schuin en dwars
te bouwen. Dat heeft mij er toe geleid een
voorstel in te dienen om nog eene kleine wij
ziging aan de bepaling toe te voegen. De
redactie van de Utrechtsche verordening zegt,
dat de rooiing mioet worden vastgesteld in
dier voege, dat de gevellijn van het gebouw
met die der daarnaast gelegen gebouwen een
gelijkmatig beloop krijgt, overeenkomstig de
richting van de straat. Onze verordening be
vat deze bepaling niet, .zoodat men hier schuin
en dwars op den weg kan bouwen. Onze stad is
in dat opzicht werkelijk eenig. Ik wil daarom
voorstellen aan het slot van het artikel te
lezen De aanwijzing der rooiing geschiedt in
dier voege, dat de gevellijn van het ge
bouw een gelijkmatig beloop verkrijgt met
de rooilijn.
Mijn buurman, de heer van Eek, zegt, dat
het moet zijn „evenwijdig aan de rooilijn".
Dat is misschien eene verbetering.
De heer K 1 e be r. Mijnheer de voorzitter,
ik geloof, dat in t geen de heer van Esveld
wenscht, voldoende wordt voorzien bij, art. 12.
Dat verbiedt anders te bouwen dan met in
achtneming van de door B. en W. aangegeven
rooiing.
De heer van Esveld. Neen, daardoor
wordt niet in mijn bezwaar voorzien.
De heer Veis H e y n. In art. 12 staal -.
„Het is verboden een gebouw of een gedeelte
van een gebouw op te richten of de grond
slagen van gebouwen of gevels te maken an
ders dan met inachtneming van de door B.
en W. aangegeven rooiing."
De Voorzitter. Ik ben het eens, dat
er niet behoeft- te worden vooraten in 't geen
de heer van Esveld wenscht. De zaak is vol
doende geregeld. Als het' geachte lid zijn
voorstel handhaaft, dan verzoek ik hem dat
schriftelijk in te dienen. Ik wil nog mede-
deelen. dat- naar mijne meening het juist- de
sierlijkheid kan bevorderen, als de huizen
niet allen op eene lijn behoeven te staan.
De heer van Esveld. Dat behoeft ook
niet belet te worde» met mijn voorstel.
De heer K 1 e b'e r. Mi jnheer de voorzitter,
zou 't met beter aijn art. 4 voorloopig aaa
te houden, totdat art. 12 aan de orde is?
De heer van Es veld. Dat geeft niet wat
ik bedoel. Do bepaling van art. 4 is de alge-
meene bepaling wat onder rooiing ia te ver
staan.
De heer Heyligers. Mijnheer de voor
zitter, ik zou gaarne willen hooren hoe de
Utrechtsche bouwverordening de zaak regelt.
Dat hier eene afwijkende wijze van bouwen
gevolgd wordt in vergelijking met andere ge
meenten, heb ik nooit opgemerkt. Wanneer
men wil voorschrijven om evenwijdig te bou
wen aan de richting van de straat, dan moet
men onderscheid maken tusachen het bouwen
in de kom van de gemeente en daar budteiu.
Het zal heel moeielijk zijn daaraan de hand
te houden.
Die heer van Esveld. Neen, dat is niet
zoo moeielijk.
Het amendement van den heer van Esveld
wordt ondersteund en komt dus in behan
deling.
De heer v a n. E c k. Mijnheer de voorzitter,
ik zou gaarne van den voorsteller nog ophel
dering ontvangen, wat hij bedoelt met het
beloop van de rooiing. Ec begrijp dat nog
niet goed.
De heer van Esveld. Dat zijn de woor
den van de Utrechtsche verordening.
De heer van Eek. Maar wat bedoelen
die woorden?
De heer Plomp. Zouden wij niet liever
bLijiven bij onze eigen verordening, en- de be
grippe» daar gegeven aau rooilijn en rooiing?
Die Voorzitter. Het voorstel van den
heer van Esveld is in behandeling.
De heer van Esveld. Mijnheer de voor
zitter, ik liefb met een architect gesproken
over eene bepaling, dat de rooilijn moet zijn
6 M. uit liet- hart- van de straat. De bouwer
moet niet kunne» bouwen zooa-ls hij wil. Hij
kan, nu de huizen zetten zooals men ze ziet
aan de Puntenburgerlaan op den hoek, scheef
en dwars op den weg. Zulk bouwen versiert
de straat- niet. Die deskundige vond het
ook leelijk. Hij zeide, dat men dien hoek
kan maakeereiis door er coniferen te planten.
Maar het lijkt mij veel veiliger te bepalen,
dat zoo niet mag worden gebouwd. Nu heeft
de bouwer daartoe het recht. Eet is beter
de bepaling zoo te maken, dat er geen mis
standen behoeven te worden gemaskeerd.
De heer van Eek. Bedoeld word denke
lijk, dat moet worden gebouwd evenwijdig
aan de rooilijn. Dat komt mij beter voor dan
i» het beloop van de rooilijn. Dat doet de
bouwer ook als bij op de rooilijn, bouwt. Wan
neer men zegt-: „in het beloop", dan moet
per se de rooilijn worden gevolgd.
De heer Plomp. Wordt onder evenwijdig
ook veretaan: dezelfde lij»?
De heer van Eek. Ja.
De heer Plomp. Dat wist ik niet.
De heer C e 1 o s s e. Mijnheer de voorat-
ter, in art. 12 staat, dat bij het aanwijzen
van dc rooiing B. en W. zich houden aau
de rooilijnen, die door den Raad zijn vast
gesteld. Die rooilijnen dienen dus B. en W.
tot richtsnoer bijl het geven van de rooiing.
Dan vinden wij in de eerste alinea de bepa
ling, dat het verboden is een gebouw op te
richten of de grondslagen van gebouwen of
gevels te maken anders dan met inachtne
ming van, de door B'. en W. aangegeven
rooiing. Nu is het- moeielijk aan te nemen,
dat het dagelij ksch bestuur toestemming zal
geven om le bouwen op vreemdsoortige wijze
ten opzichte van de rooilijn. Er zal niet meer
worden toegestaan te bouwen op de wijze,
zooals aan den Soesterweg, hetgeen als voor
beeld is aangehaald. Daaraan konden wiji niets
doen. Maar nu is de zaak in handen van.
B. en W. en goed geregeld. Het dagelijksch
bestuur zal zorgen, dat de voorschriften, die
de verordening geeft, worden, nagekomen.
De heer Veis H e y n. Mijfnheer de voor
zitter, wat de heer van Esveld wil, is geheel