2
ling van dit voorstel geschiedt, is reeds an
derhalf jaar geleden hier voorgekomen. Toen
is van den kant van verschillende heereu, die
tegen het grootere plan waren, gezegd, diat
als men met het kleinere plami hier kwam,
zi'i daarvoor zouden zijp. Maar nu zij dat in
hun oog betere plan kunnen krijgen, zijn
dezelfde hecren er voor om de zaak op de
lange baan te schuiven. Want dat wordt met
de verzendiug naar de afdeelingen beoogd.
Vandaar, dat ik mij ten sterkste tegen uitstel
van de behandeling moet verklaren. Want
tot een ander resultaat kan de aanneming
van het voorstel van den heer Hamers niet
leiden'.
De heer Plomp. Mijnheer de voorzitter,
de heer Gerritsen komt met groote woorden,
maar hij zou beter hebben gedaan als hij met
argumenten was gekomen. Ook ik ben van
meening, dat wij dit plan nu niet terstond
kunnen behandelen. Bi. en W. zijn aanvanke
lijk voorstanders geweest van het kleine plan.
Zij zijfc' later hier gekomen met een voorstel
om het groote plan te steunen. De meerder
heid van deze vergadering heeft zich ook
daarvoor verklaard, maar dat is niet tot uit
voering gekomen. In October 1004 is een
nieuw rekest ingekomen om subsidie voor de
oprichting van eene school, volgens het klei
nere plan. Dat rekest is) om adviesi aan B. en
W. gezonden. B. en W. hebben de zaak gedu
rende eemge maanden aangehouden'. Eerst
na de oproeping voor deze vergadering is
hun advies gekomen, en ira zal de Baad on
middellijk moeten slikken wat B. en W. hem
voordienen. De heer Gerritsen vindt dat best.
Maar ik kan mij volkomen vereenigen, met
de redeneering, dat een© dergelijke wijze van
behandeling het zelfs voorstanders van de
industrieschool moeielijlk moet maken om aan
het voorstel van B. em W. hunne stem te
geven.
Het gaat daarbij) ook niet aan om op
zoo gemakkelijke wijze te beschikken over
het geld van de gemeente. Men zal
zeggen„In 1903 is het grootere plan
aangenomen." Maar sints 1903 is de finan-
cieele toestand van de gemeente nog veel el
lendiger geworden. Ik zal even in herinne
ring brengen de vermeerdering van de vaste
uitgaven, die sedert 1902 zijn gevoteerd. De
uitgaven zijp sints dat jaar toegenomen voor
liet bestuur der gemeente met f 2000, voor
d© politie met f 6000, voor hooger onderwijs
met f 4000, voor middelbaar onderwijs met
f 6000, voor lager onderwijs met f 12,000,
voor armwezen met f 6000, voor rente en
aflossing met f 12,000, voor reiniging met
f 5000. Dat maakt te zamen f 53,000. Daar
tegenover staat, dat de inkomsten zijn toege
nomen de opcenten van de grondbelasting
met f 2500, de opcenten van het personeel
met f 2500, de inkomstenbelasting met
1' 14,000, d© uitk.eerin.geni van het Rijk met
f 10,000, de reiniging met f 2000. De geheele
toeneming is dus f 31,000. Wij hebben sedert
eeno straatbelaating gekregen, die bij de laat
ste begrooting weder met 50 pet., is verhoogd
en nu opbrengt f 11,000. Daardoor komen
wij tot f 42.000. Derhalve komen wij op de
hoogere vaste uitgaven f 11,000 te kort.
Waardoor krijgen wij die? Doordat wij in
komsten van de gasfabriek, die vorige jaren
voor buitengewone uitgaven werden besteed,
sinds 1904 hebben gebruikt als vaste inkom
sten. Als wij dat. niet hadden gedaan, dan
zou de inkomstenbelasting verhoogd moeten
zijn. Wanneer wij nu nagaan, dat van het
geld, dat in 1905 geleend is, in 1906
aflossing moet worden betaald en dat uit
dien hoofde reeds f 7500 in het volgend jaar
meer ongedekt zal zijn, wanneer wijj verder
in het oog houden, dat de uitgaven altijd d©
neiging hebben om zich nit te breiden, dan
vind ik, dat wij de financieele gevolgen van
de aanneming van het voorstel van B. en W.
wel duchtig onder de oogen mogen zien.
Daartoe nu leenen d© afdeelingsvergaderin-
gem zich beter, dan wanneer hier de zaak ter
stond behandeld em afgedaan wordt.
Eindelijk schijnt het mij toe, dat de wijze
waarop het besluit is geredigeerd zelfs voor
standers wel zal doen aarzelen daaraan hun
ne stem te geven.
De heer Jorissen. Mijnheer de voorzit
ter, ik moet protesteeren tegen wat door den
heer Gerritsen is gezegd, dat met- de verzen
ding naar de afdeelingen bedoeld wordt de
zaak in den doofpot te doen. Hoe weet de
heer Gerritsen dat? Dat zijp praatjes, waar
van geen bewijs is bijgebracht. Wanneer wij
wenschen de zaak in de afdeelingen met ernst
te bespreken, dan gebeurt dat niet om haar
in den doofpot t© doen. Wanneer d© heer
Gerritsen geen betere argumenten ten gunste
van het voorstel kan bijbrengen, dan zou hij
beter doen t© zwijgen. De heer Gerritsen
zegt, dat er haast 'bdj de beslissing is, maar
wij hebben nog nooit gehoord, dat hiji op be
spoediging heeft aangedrongen.
De heer Gerritsen, Ik was toen geen
lid van den raad.
De heer Jorissen. Toch langer dan van
gisterenWaarom stelt men' den raad voor
een zoo korten termijn om te beslissen? De
heer Gerritsen, die reeds eenige maanden weer
lid is van deze vergadering, heeft niets ge
daan om de behandeling te bespoedigen. Wan
neer wij nu voorstellen de zaak naar de af
deelingen t© zenden, dan gaat het niet aan
van den heer Gerritsen, te zeggen, dat wiji de
zaak in den doofpot willen doen.
De heer Hamers. Mijnheer de voorzitter,
ik ben het volkomen) eens met wat de heer
Jorissen gezegd heeft tot verdediging van
mijn voorstel tegen d© bestrijding, die het
heeft gevonden bij' den heer Gerritsen; ik
sluit mij daarbij' geheel aan. De heer Gerrit
sen zeide nog: „Vroeger waren de heeren
voorstanders van het kleine plan". Het is
waar; ik was destijds voor dat plan. Maar
toen was daarvoor het geld te vinden. Dat
is nu niet het geval. Dat is voor mij de
groote reden, waarom ik nu bezwaar heb tegen
dat plan. Als er geen geld is, dan kunnen
wij t' niet betalen. D© heer Gerritsen zegt,
dat er geen tijid ia voor behandeling in de
afdeelingen. Met 1 Mei moet de school ge
opend worden. Maar dat kan toch wel ge
beuren. De behandeling in de afdeelingen
behoeft eene spoedige al doening niet in den
weg te staan. Als do afdeelingen vlug wor
den bijeengeroepen, dan kan het ontwerp-be-
sluit best nog vóór 1 Mei weer in de verga
dering gebracht worden.
De heer Veis Heyn. Mijnheer de voor
zitter, ik zal ook heel gaarne het voorstel
steunen» om de zaak naar de afdeelingen te
verzenden. Met wat tot verdediging daarvan
gezegd is, stem ik gaarne in. Bovendien moet
ik.opmerken, dat de heer Gerritsen sprak
van een subside, die door het Rijk is ver
leend. Ik weet daar als raadslid niets van.
De afdeelingsvergadering zal eene gunstige
gelegenheid geven om ons daarover in te
lichten.
De heer C e 1 o ss e. Mijnheer de voorzitter,
het komt. mij voor, dat deze zaak hier zoo
herhaaldelijk en zoo in den breede behandeld
is, dat het werkelijk niet noodig is haar nu
nog weer naar de afdeelingen te verzenden.
Wij hebben het kleine plan en ook het groot©
plan beiden hier vroeger behandeld. Het
groote plan is nu van de baan en het kleine
plan wordt door het dagelijksch bestuur ge
steund. Ik weet werkelijk niet wat men daar
over nu nog zal spreken. Wat aangaat de
finaucieele zijde van het plan, uit de rede
van den heer Plomp is gebleken, dat men
daarvan ook geheel op de hoogt© is. De zaak
is dus volkomen rijp om nu te worden afge
daan.
Behalve de bezwaren, die reedis werden ge
noemd, is er tegen uitstel van de beslissing
nog dit bezwaar, dat vóór 15 April de aan
vrage om subsidie van de Provincie bij Ged.
Staten moet worden ingediend. Wanneer wij
dus heden dje zaak niet ten einde brengen,
dan kan diat onmogelijk meer gebeuren. Ik
zou dus in overweging geven, dat de heeren
hier te berde brengen wat zaj| zich van vroe
ger van de zaak herinneren. Als de zaak
naar d© afdeelingen wordt gezonden, dan zal
het niet meer mogelijk zijn haar tijdig af te
doen.
De heer Veis Heyn. Mijnheer de voor
zitter, mag ik vragen waarom er zoo lang
gewacht is vanwege het bestuur met het geven,
van de noodige inlichtingen'. Diaarmee is van
October tot April gewacht en nu moeten wijl-
binnen enkele dagen beslissen.
De heei' Gerritsen. Majkheer de Voor
zatter, ik kan hierop antwoorden, dat juist
voor tien dagen het besluit van den minister
tot. goedkeuring van het plan van de school
is ingekomen. Daarop is al dien tijd ge
wacht, B. en W. konden met geen voorstel
hier komen, voordat het plan was goedge
keurd. Ziooals het stuk nu daar ligt, is het
in overeenstemming met wat de minister
wil.
De heer vanDuiinen. Mijnheer de voor
zitter, ik heb geen vroegeren strijd, over de
industrie- en huishoudschool meegemaakt.
Nu de raad in principe besloten "heeft tot
subsidieering van zulk een school en destijds
het geld daarvoor er was, vind ik het vreemd
dat men nui den raad terug wil doen treden.
Vroeger was men voor een plan a's nu wordt
voorgesteld nu is men er tegen. Wanneer
ik de verschillende redevoeringen nalees, die
vroeger zijn gehouden over deze zaak, dan
zie ik, dat de grootste oppositie in 1903 ge
voerd werd tegen het groote plan, dat men
toen wilde uitvoeren. Maar bijna algemeen
was de ingenomenheid met het denkbeeld tot
stichting van eene industrie'- en huishoud
school. De redevoeringen bewijzen het.
Protesten van sommige leden.
De heer van Duinen. Ik voor mij kan
mij moeielijk vereenigen met uitstel van de
beslissing. De zaak is van alle kanten beke-
keu en kan, dunkt mij', zeer goed worden
afgedaan.
De heer Kleber. Mijnheer de Voorzit
ter, ik) ben ook voor de verzending van de
zaak naar de afdeelingen. Ik zal niet de ap
preciatie beantwoorden, die de heer Gerrit
sen gaf vau de bedoeling van het voorstel
om de zaak in de afdeelingen te behandelen.
De heer Gerritsen beweert wel eens meer
dingen, zonder ze te bewijzen. Ik zeul ookl
kunnen insinueeren en van de leden, die
tegen de verzending naar de afdeelingen zijn,
kunnen zeggen: „De neuzen zijn geteld;
daarom moet nu de zaak uitgemaakt wor
den." Ik zal dat echter niet ^oen. De zaak
zit vast de heer Plomp heeft daarop te
recht gewezen op den financieelen toe
stand van de gemeente. De geachte wethoui-
dei is daarover wel wait luchthartig heen-
geloopen. Maar het geheele ontWerp-besluit
is met de meeste luchthartigheid in elkaar
gezet. Men spreekt van het groote en van
het kleine plan. Maar wij zullen beginnen
met ons te binden tot liet geven van subsi
die In het vorig besluit is sprake geweest
van, voorwaarden. Nu niet. Wij zullen f 1750
geven, maar, zonder daaraan voorwaarden
te verbinden. Nu weten wij allen, dat als men
eenmaal a gezegd beeft, men ook b zal moe
ten zeggen. Men begint met te zeggen, dat
de vereeniging tot het besluit is moeten ko
men de school op kleiner voet*op te zetten,
dan aanvankelijk, was beraamd, maar dat
moet enkel dienen om ons aan liet lijntje te
krijgen. Wij' zuillen toch het groote plan krij
gen. Er staat in-het adres: „dat het bestuur
zich voorstelt de school in werking te stel
len met de aanvangsklassen der dag- en
avondschool en met cursussen voor koken,
handwerken, verstellen en strijken, en de
eigenlijke omvang der school eerst zal kun
nen beoordeeld worden en verdere plannen
aan de goedkeuring uwer vergadering onder
werpen, wanneer versterking der middelen