3 'krachtens gebleken behoefte en den toeloop der leerlingen voor volgende jaren noodza kelijk mocht blijken." Dit is dus niet een ■besluit, om een subsidie van f 1750 te ver- leenen, maar wij zullen beginnen met f 1750 te geven en nemen tevens aan wat later volgen zal. Daarom is dit wel degelijk eene zaak, die in de af deelingen moet besproken worden. Als men subsidie geeft, dan moeten daarvoor behoorlijke voorwaarden gesteld worden. Bet is ook niet juist, wanneer men zegt: „dat de gemeente ontheven zal zijin van de •uitgaven, die thans gedaan worden voor het herhalings-onderwijp aan me'sjes, welke zon der aftrek der restitutie van het Rijik dit jaar zeker wel bij de duizend gulden en op den duur ongetwijfeld veel meer zullen be dragen dan aan subsidie voor de industrie ën huishoudschool zouden benoodigd zijn." Ik begrijp dat niet. Het heele herhalings- onderwijs, ingericht volgens het idee van het hoofd van dat onderwijs, kost f 1900. Wan neer nu in enkele vakken aan de meisjes geen onderwijs gegeven zal worden, dan be grijp ik niet hoe dat f 1000 zal kunnen sche len voor de gemeente. Ik ben om al deze redenen sterk voor het voorstel, om de zaak eerst eens grondig in de afdeelingen te be handelen. De heer Ce losse. Mijnheer de Voorzit ter, als ik mijl niet bedrieg, dan is nu alleen aan de orde het voorstel om de zaak naar de afdeelingen te verzenden. Men kan daar nu de heele zaak bijl halèn, maar dat lijkt mij toch niet wensehelijk. Al de punten, die de heer Kleber aanvoerde, kwamen te pas als de zaak zelve aan de orde is. Ik wil nog even opmerken, dat mijtn bezwaar niet beantwoord is, dat het bestuur van de in dustrie»- en huishoudschool den 15en April bij Ged. Staten moet zijn met zijne aanvrage om een provinciaal subsidie en dat het dit niet kan doen als het geen zekerheid heeft omtrent de beslissing over het subsidie van de gemeente. De heer Kleber. Mag ik daarop even antwoorden, mijnheer de Voorzitter? Ik vind de handelwijze» van B. en W. zeer zon derling. Men komt bij: den raad met een voorstel en verlangt, dat dit in alle haast zal worden afgedaan, terwijl men zelf maan den heeft laten verloopen, alvorens advies uit te brengen. Dat gaat. niet op. Wijl heb ben Donderdag de oproeping tot de vergade ring gekregen eneerst Vrijdagmiddag zijk ons de stukken gezonden. Dan kan men niet zeggenEr moet direct gedecideerd worden, er is haast bij de beslissing. Hoe beschouwen B. en W. den raad toch eigenlijk? De Voorzitter. Indien de noodzake lijkheid ware gebleken spoediger advies in te dienen, zouden B. en W. dat zeker niet heb ben nagelaten. Eerst uit een schrijven van het bestuur der Vereeniging Industrie- en Huishoudschool van 31 Maart 1.1. bleek, dat vóór 15 April eene beslissing van den raad noodzakelijk was, ter verkrij(ging van een provinciaal subsidie. Ik begrijp overigens niet, hoe men kan meenen, dat er in het voorstel van B. en W. geen voorwaarden aan het subsidie van de gemeente zijn verbonden. Er zijtn een aan tal voorwaarden in opgenomen; ik weetniet welke voorwaarden men nog meer zou wil len stellen. Er zijn bepalingen gemaakt om het toezicht te verzekeren, en voorts ai die voorwaarden opgenomen, die men noodig achtte. In 1903 is de zaak in de afdeelingen zeer breedvoerig besproken. Ik zou daarom mee nen, dat er geen bezwlaar kan zijn om dit voorstel, dat van minder verre strekking is, dadelijk af te doen. De raad houdt overi gens de koorden van de beurs vast. Er wordt nu alleen voorgesteld een subsidie van f 1750 te verleenen. Maar dat sluit niet in, dat de raad later, bijl vergrooting van de school, ook gebonden is meer geld! te geven. Integendeel de raad blijft tegenover toekom stige uitbreidingsplannen geheel vrij die al dan niet te steunen. Die heer Oosterveen. Mijnheer de Voorzitter, ik heb over het plan, dat voor de industrie- en huishoudschool is ingediend, ook ernstig nagedacht. Toen het vorige plan, dat niet is uitgevoerd, hier behandeld werd, was ik nog geen lid van deze vergadering. Nu op dit oogenblik een plan aanhangig is en nu uit de besprekingen blijkt, dat om subsidie te krijgen van de Provincie de aan vrage voor 15 April moet worden ingediend, terwijl de regeering wil, dat de industrie- en huishoudschool den len Mei in werking treedt, voel ik geen vrijmoedigheid om de zaak naar de afdeelingen terug te zenden. Over de kwestie van de industrie en huis houdschool is reeds veel gesproken. Ik heb daarom tot mijne verwondering gehoord, dat jnen zich niet op de hoogte heeft kunnen stellen. Het plan dat is voorgesteld, heeft tri; zeer toegelachenik voel er veel voor het volk praktisch meerwaardig te ma- keni en meen, dat dit ontwerp een goede maatregel is op het gebied van het vakonderwijs. Ook de regeering bevor dert dat onderwijs, dat krachtig kan bijdra gen tot verbetering van ons productief ver mogen. Daarom kunnen en mogen wij niet de ontwikkeling van het vakonderwijs tegen houden. Wanneer wij een goede inrichting van het vakonderwijs kunnen bereiken, dan is dat wel eenige inspanning en ook een gel delijk offer waard. Men heeft gesproken van het draagvermogen der gemeente. De cij fers welke genoemd zijn, kan ik nu niet be- oordeelen. Maar zeer zeker ben ik van meening, dat wij voor deze nuttige in stelling subsidie uit die gemeentekas kunnen geven. In de vorige zitting werd iets gevraagd voor de verbetering van het her- halingsonderwijs. De commissie van toezicht was van oordeel dat men met een uitgave van circaj f 200 kon volstaanmaar de raad heeft gemeend, dat het beter was het denkbeeld van het hoofd van het herhalingsonderwijb geheel te volgen, en heeft f 400 toegestaan. Na hebben wij hier iets, wat op het gebied van liet practische onderwijs valt en waar van alle richtingen kunnen profitereen. Nie mand wordt buitengeslotengegoeden en minder gegoeden kunnen er evenzeer van ge nieten. Ik geloof, dat wijl gerust aan zulk eene instelling ondersteuning mogen geven. Ik zal gaarne mijne stem aan het voorstel van B. en W. geven en meen, dat wiji wijs zullen doen daartoe te besluiten. De heer J orissen. Mi in heer de Voor zitter, als ik goed begrepen heb waarom gij tegen de verzending van de zaak naar de af deelingen zijlt., dan is dat omdat er haast bij het werk is. Heb ik den heer Gerritsen goed begrepen, dan ligt de schuld daarvan bij den minister en niet bij B. en W. Maar kunnen wij dat helpen Moet de raad daarom ingaan op heb denkbeeld om de zaak overhaast af te doen? Het schijnt nu weer te moeten gaan zooals in het vorige jaar, toen de begrooting aan de orde was. Die moest op den laatsten October bij Gedeputeerde Staten zijn, en daarom moest, toen de stemmen staakten over bet voorstel om den post voor subsidie van de industrie- en huishoudschool te schrap pen, er direct overgestemd worden en over vijf minuten eene spoedeiscliende vergadering worden belegd. Wanneer er haast bij de be slissing is, dan neemt dat niet weg, dat de raad tijd moet hebben om de zaak behoorlijk te overwegen. Wij hebben nu een geheel an der plan voor de inrichting van de school ont vangen dan wij vroeger onder oogen hebben gehad. Het gaat dus niet aan te zeggen, dat de zaak vroeger reeds behandeld is. De zaak, waarover wij nu hebben te beslissen, is eene geheel andere dan het vroegere plan. De heer van Eek. Mijnheer de Voorzit ter, ik wil even antwoorden op de redenee ring van den lieer Jorissen, alsof er tegen strijdigheid is tusschen uwe opmerking, dat de zaak van vroeger voldoende bekend is, en de opmerking van den heer Gerritsen, dat er haast is bij de beslissing, omdat de regee ring zoo lang op haar antwoord heeft laten wachten. Beido opmerkingen bevatten waar heid, maar wanneer het eene waar is, dan sluit dat niet uit, dat ook het andere juist is. Het voorstel van B. en W. is laat ingediend, omdat het besluit van de regeer ing tot goed keuring van het nieuwe plan eerst laat geko men is. Maar dat sluit niet uit, dat over deze zaak in 1903 en ook later vele beschouwingen geleverd zijn. Ik ben daarom vast over tuigd, dab de afdoening van de zaak niet behoeft te worden vertraagd. Ieder van ons weet nu reeds of hij voor of tegen het" voor stel van B. en W. zal stemmen. Daarom i9 het niet noodig dit voorstel naar de afdee lingen te zenden. Ik althans ben daar tegen. In stemming gebracht, wordt het voorstel van den heer Hamers tot verzending van de zaak naar de afdeelingen, verworpen met 9 tegen 7 stemmen. Voor stemden do heeren Jorissen, Plomp, Hamers, Veis Heyn, van Kalken, Kleber en Visser. Het voorstel van B. en W. komt hierna in behandeling. De heer van Kalken. Mijnheer de Voor zitter, voor- en tegenstanders kunnen zich om trent deze zaak heel kalm houden. Men heeft niet noodig zich op te winden of een gat inj de lucht te slaan. De vraag is alleen Wat is gewenscht voor de gemeente? Ik zal niet d'e nuttigheid van een industrie- eu huishoud^ school voor meisjes ontkennen. Maar wij heb ben ook naar eene andere zijde te zien. Wij hebben te vragen of wij rechtvaardig hande len tegenover de gemeente, als wij eene nieu we inrichting helpen op touw zetten en daar voor geld. geven uit d'e gemeentekas, terwij 1 men aan den anderen kant zaken, die sints lang vragen om verbetering, laat liggen zonden er iets aan te doen. Toen in het vorige jaar de begrooting behandeld werd, heeft men za ken, die noodzakelijk moeten worden verbe terd, moeten laten blijven in den bestaanden slechten toestand, oirüdat er geen geld voor beschikbaar was. Men heeft zich op het ge bied van de openbare werken met lapwerk moeten tevreden stellen, niettegenstaande dó straatbelasting met 50 pet. is verhoogd. Wij hebben trottoirs, waar geen hardsteenen ban den langs liggen. In den Bisschopsweg is de bestrating schandelijk slecht en ontbreekt de verlichting. Dergelijke toestanden bestaan op meer punten in de gemeente, zonder dat men daaraan iets doet. Als die zaken in orde wer den gemaakt, zooals dat behoort, dan zou dat zóó veel geld vorderen, dat men het niet zou kunnen betalen of de belastingen zou den moeten worden verhoogd. En daartegen ziet de raad op; men wil liever niet, dat de belastingen hooger worden opgevoerd; men wenscht, dat de gemeente ook door het cij fer van de belastingen aantrekkelijk zal bliji- ven voor vreemdelingen. Dit alles in aan merking nemende, geloof ik, dat wij het voor en tegen van dit voorstel ernstig moeten over wegen. Wij moeten ons afvragen of wij ver antwoord zijn nieuwe zaken op touw te zet ten, wanneer bestaande toestanden niet ver beterd kunnen worden omdat er geen geld voor is. Wanneer noodigc dingen uit gebrek aan geld achterwege moeten blijven, dan zou het groote dwaasheid zijn geldl te besteden voor nieuwe zaken, die tot de luxe-zaken moe ten worden gerekend. Wij zullen verstandig en rechtvaardig handelen, door ons daarvan te onthouden. Ik geloof hiermede voldoende gezegd te hebben om te doen uitkomen, dat

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad | 1905 | | pagina 7