M°. 333. Tweede Blad. 3'* Jaargang. Vrijdag 26 Mei 1905. BINNENLAND. STADSNIEUWS. -ken. «RSFOORTSCH DAGBLAD. ABONNEMENTSPRIJS Per 8 maanden voor Amersfoortf 1.25. Idem franco per poBt- 1./5. Afzonderlijke nummers- 0.05. Deze Courant verschijnt Dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Advertentiën, mededeelingen enz., gelieve men vóór 10 uur morgens bij de Uitgevers in te zenden. Uitgevers: VALKHOFF 6 C<>. Utrechtschestraat I. Intercomm. Telephoonnummer 66. f.1*. - 0.1S. PRIJS DER ADVERTENTljjSf:" Van 1—5 regels Elke regel meer Groote letters naar plaatsruimte. Voor handel en bedrijf bestaan voordeelige bepalingen het herhaald adverteeren in dit Blad by abonnement. Kc circulaire, bevattende de voorwaarden, wordt op toegezonden. aus, nrich lotei waar iOOO 100 allt e u b/d pe? IDgt Hit Wat onafgedaan bleef. Bij het uiteengaan van de Tweede Ka mer der Staten-Generaal zijn nog onafgedaan gebleven de volgende wetsontwerpen, betref- I fend© instelling van landbouwradenonteigening van een gedeelte van de Boerhavestraat (Oly- phantspad) tc Amsterdam ten behoeve der Staatsspoorweg aldaar wijziging van de jaarwedden der griffiers bij de rechterlijke colleges en gerechten enz. uitvoering van art. 96 der Grondwet (ver- eeniging van ambten met het lidmaatschap van de Staten-Generaal) afschaffing der Staatsloterij wijziging en aanvulling der wet tot rege ling van het middelbaar onderwijs voorziening tegen hinderlijke of schadelijke waterverontreiniging gedeeltelijke herziening en aanvulling der wettelijke bepalingen omtrent de personeele belasting (vervallen van den grondslag haardsteden)" wijziging en aanvulling van bepalingen omtrent huur van dienstboden en werklieden ena. (Arbeidscontract) wijziging van de rechtspleging voor land en zeemacht en van de provisioneele instruc tie voor het Hooge Militaire Gerechtshof verhooging van de begrooting van Buiten- landsche Zaken voor 1904, met betrekking tot den consulairen dienst in Zuid-Afrika; nadere wijziging en aanvulling van de wet tot voorziening tegen besmettelijke ziekten; wijziging van het burgerlijk wetboek (wet op het bewijs); bepalingen tot bescherming van den ar beid; voorstel-Druoker c.s. tot verandering van het Ille en IVe hoofdstuk der Grondwet, (samenstelling van de Staten-Generaal) Voorstel-Troelslra c.s. tot verandering van het. lie, Ille, IVe, Ve, VIÏo en Xle hoofd stuk en de additoneele artikelen der grondwet, wijziging van de gemeentewet (gemeentelijke bedrijven en comptabel Ijeheer^ zekerheidstelling door gemeente-ambtena ren; vaststelling eener nieuwe Tarief wet verhooging en wijziging van de begroo ting van binnenlandsche zaken voor 1904 (centrale middelbare technische school); nadere wijziging van de wetten, regelen de: de uitoefening der geneeskunst, en de voorwaarden voor de bevoegdheid van arts, tandmeester, apotheker enz. wijziging van de grens tusschen de ge meente 'sGravenhage en de gemeenten Voorburg en Wassenaar wijziging van het burerlijk wetboek betref fende het. onderzoek naar het vaderschap; aanvulling en wijziging van de wet tot re geling van het militair onderwijs bij de land macht wijziging en aanvulling van het wetboek van strafrecht; verhooging van den accijns op het gedistil leerd aanvulling van do wet tot. regeling van de brievenposterij wijziging van de Ongevallenwet 1901, (re gelende schadeloossstellingen) verplichting tot verzekering tegen gelde lijke gevolgen van ziekte, kraam en overlij den; wijziging van art. 75 en intrekking van art. 86 van het reglement op het beleid der regeering van Ned.-Ind'ië; en wijziging van art. 109 van dat reglement; verzekering van personen, werkzaam in het zeevisschersbedrijf tegen de geldelijke ge volgen van bedrijfsongevallen verplichtingen en bevoegdheden van de mi litaire macht tot hulp van het burgerlijk ge- zag; wettelijke maatregelen tot regeling der ad ministratieve rechtspraak goedkeuring van het vestigingsverdrag met uitschland verzekering van werklieden in landbouw bedrijven tegen bedrijfsongevallen verzekering tegen do geldelijke gevolgen van invaliditeit of oudeniom regeling van het octrooirecht voor uitvin dingen verhooging en wijziging van de marine-be grooting voor 1905, met betrekking tot do reorganisatie van het korps mariniers; regeling dor visscherijen goedkeuring van de verdragen met Por tugal lo. tot grensregeling op Timor en 2o. tot onderwerping van geschillen aan het Hof van Arbitrage wijziging van de oorlogsbegrooting voor 1904; vaststelling van het slot der Indische re kening over 1901 en van het slot der rekening van Suriname van dat jaar. Voorts nog het heden ingekomen wetsont werp tot het geven van uitvoering aan het verleden jaar tot. stand gekomen tractaat be treffende het internationaal privaatrecht (huwelijksrecht, voogdij, enz.). Ook bleven nog onafgedaan verschillende regeeringsinlichtingen op adressen, alsmede de volgende motiesvan de heeren van Kol c.s. betreffende de beëindiging van den At- jeh-oorlogvan Fokker c. s. omtrent exploi tatie van spoorwegen door den staat; Druc- ker, betreffende pension nee ring van gemeen te-ambtenaren en Troelstra c. s. omtrent het kosteloos geven van lager onderwijs. Vereeniging „Opleidings schip. Het volledige comité van uitvoering der „Vereeniging Opleidingsschip voor ver waarloosde jongens", is nu als volgt samen gesteld: H. .T. Oalkoen, burgemeester van Edam; mr. A. van der Ebt, te Leiden, (secretaris)F. J. H. Evers, directeur van het St. Nicolaas-Gestidht, te Amsterdam; mr. J. A. van Hafel G.Azn., advocaat te Am sterdam jhr. J. A. Röell, gop. vice-admiraal te 'sGravenhage (voorzitter); F. J. Schaalje, adj.-redacteur van het Ned. Zeewezen, to 'sGravenhage; dr. J. Th. de Visser, lid der Tweede Kamer, en mr. J. EI. Worst, advo caat, beiden te Amsterdam. De heeren mr. J. Simon van der Aa en A. L. Boelen, hebben gemeend geen deel uit te moeten maken van het comité om geen verder voedsel te geven aan de mcening, als zou het er om te doen zijn minderwaardige elementen uit rijksopvoedingsgestichten enz. op te nemen en ook om van het schip kunst matig jongens te brengen in de marine. Zij blijven echter werkzaam als adviseurs van hot comité. Hibld. Mr. W. H. de Beaufort over den politieken toestand in Nederland. Gistereu trad mr. W. H. de Beaufort, oud-minister van buiten la, ndfcch©. zaken, can- didaat der liberalen in het district Amers foort, alhier in een© openbare vergadering op. Wij laten hier een overzicht van zijne rede volgen. Wanneer men bijna 40 jaren met bewust zijn het staatkundig leven in zijn land heeft medegeleefd en bijna 30 jaren een werkzaam aandeel heeft genomen, dan wordt men bij een terugblik getroffen door de groote ver anderingen. Veertig jaren geleden was de verhouding der partijen geheel verschillend van thans. Conservatieven en liberalen stre den met elkander. Een conservatief ministerie trachtte twee maal in twee jaren door ontbinding een meerderheid te ver krijgen. A^n de antirevolutionaire partij als regeeringspartij dacht niemand. De antirevo lutionairen waren toen, met uitzondering van Green van Prinsterer en Keuehenius, een fractie van de conservatieve partij. Hoorde men destijds de conservatieven, dan vernam men veel van de gevaren, die van die zijide der liberalen dreigden, maar de gevaarlijkste persoon was de toenmalige afge vaardigde van Gouda, de welsprekende oud- predikant. Voor een calvinistische democra tie waren de conservatieven uitermate be vreesd. Thans is diezelfde man minister-pre sident. Alles wat in Nederland nog conser vatief is steunt hem met kracht, en de calvi nistische democraten steken do oorlogstrom pet tegen hem. Destijds woedde de school strijd, die tot dei wet van Mackay van 1889 duurde. Bij de hevige actie tegen die school wet onder leiding van Groen van Prinsterer was het hoofddoel van den strijd wegneming van het woord „christelijk" uit de schoolwet. Volgens Groen was dit woord een onzedelijk woordenspel, een onheilig bedrog. Beets en Cliautepie de la Saussaye verlieten de ver eeniging voor Chr. Nat. Schoolonderwijs, om dat zij het op dit punt met Groen oneens waren. Thans hebben de volgelingen van Groen reeds tweemaal d© onderwijswet in hun geest gewijzigd., maar de woorden „chris telijke deugden' zijn in de wet blijven staan. Een ander punt van aanval was de uitdruk king „Christendom boven geloofsverdeeld heid", door Thorbecke gebruikt. Dat heette een dor, een dood', een krachteloos beginsel. Thans is de gemeenschappelijke wortel, waar uit de regeeringspartij gegroeid is, juist dit christendom hoven geloofsverdeeldheid. Spreker wil het verlcdene verder laten rusten en zich bepalen bij het gebeurde in de laatste jaren. De verkiezingen van 1901 gaven de meerderheid aan de clericalen. Onze tegenpartij wil dien naam niet aanvaarden toch is hij ue geijkte term geworden, en in derdaad niet geheel onjuist, wanneer men ziet, dat niet alleen de leidler der partij, maar ook velen der leidende mannen tot den gess- telijken stand hebben behoord of nog behoo- ron. Geheel afgescheiden van de richting zijn er, nadat het nieuwe bewind optrad, dade lijk allerlei dingen gebeurd, die wezen op een nieuwen koers. Vooreerst de verandering in het reglement voor den ministerraad. Er werd meer invloed aan den ministerraad, ge geven en er werd een vaste president aange wezen voor den ministerraadl. Noch Thorbecke, noch Heemskerk had dit ooit begeerd. Alleen van Hall, maar het heeft slechts zeer kort geduurd. Fransen v. d. Putte heeft reeds dadelijk tegen deze nieuwigheid gewaarschuwdhet werd toen verdedigd als ten weinig beteekenende verandering. Men heeft echter spoedig gezien, dat het verder reikte dan men zich voorstelde, allereerst door de bemoeiingen van den president met huiten]andsclie zaken. Men mag wel aanne men, dat 'het ongelukkige conflict met den min. van buitenl. zaken hoofdzakelijk aan deze bemoeiingen te wijten is geweest. De buitenlandsche zaken moeten geheel zelfstan dig door het hoofd van dat departement wor den bstuurd. Bij de interpellatie-van Kol heeft de oud-minister van Karnebeek dit op uitnemende wijze in 'het licht gesteld. Wan neer een ander minister in de buitenlandsche zaken ingrijpt, kan de minister zelf moeielijk zijn collega desavoueeren tegenover het bui tenland. Een der eerste daden van dien min.-presi dent is geweest zijne reis naar Parijs en Lon den ten behoeve der Zuid-Afrikaansche aan gelegenheden, die zelfs in het Huis der Lords is besproken, en die gevolgd is d"oor de nota, welke indirect, tot de onderwerping der Zuid- Afrikaansche Republieken heeft geleid. Men heeft daardoor Engeland een dienst bewezen en aan het bloedvergieten een einde gemaakt. Toch heb ik deze tusschenkomst betreurd. Dat onze hald'haftige stamgenooten, die al les tot zelfs wat hun het dierbaarst was het leven hunner vrouwen en kinderen, voor het behoud hunner onafhankelijkheid heb ben over gehad, de wapenen moesten neder- leggen, was te voorzien. Maar had die Neder- landsche regeering daarvoor hare bemidde ling moeten verkenen? Ik bewtijfel of het toen verrichte al heeft do regeering de gevolgen misschien niet geheel voorzien wel door de geschiedenis haar tot verdien ste zal worden aangerekend. De gevolgen van de verdere bemoeiingen in het buitenland van den minister-president kennen wij niet. Volgens de dagbladen heeft hij besprekin gen gehouden met verschillende vorsten en staatslieden, den Keizer van Duitschland, den Koning van Italië, den Koning van Sak sen en den Koning va België en met ministers van verschil lende landen. Blijkens het ant woord van den minister van binnenlandsche zaken bij de interpellatie-van Kol schijnt hij dergelijke ontmoetingen te zoeken en dan niet „over koetjes en kalfjes" te spreken. Spr. heeft Nederlandsche staatslieden gekend, die zooveel het met de internationale beleefd heid strookt© dergelijke ontmoetingen ontwe. ken. Er kan zoo licht een woord worden ge zegd, dat verkeerd wordt begrepen, een hof felijke betuiging kan als een belofte worden beschouwd. Dien schroom (kent de tegen woordige minister-president niet. Wanneer hij nu maar aan onbeschroomdheid behoed zaamheid paart maar voorzichtigheid in het spreken behoort niet tot zijin op den voor grond tredende eigenschappen. Spr. acht dan ook dezen nieuwen koers in het buitenlandsch beleid een zeer gevaarlijken koers. Een tweede punt, waaruit verandering van regeeringspraktijik blijkt, is die verhouding tot de Kroon. Spr. wensoht goed' begrepen te worden. Verre van hem om de regeering te beschuldigen van republikeinsch© of anti- monarchale neigingen of van gebrek aan, eer- b'ed jegens de persoon van de Koningin. Hij wijt het meer aan een zekere onervarenheid in de regeeringspraktijk, achteloosheid in de vormen, misschien ook een te hooge mate van zeil vei trouwen. I>r. Kuyper heeft geen eigenlijke staatsmansloopbaan achter z;ch hij heeft als godgeleerde en journalist in Neder land een zeer hooge plaats ingenomen. Hij is eenigen tijd lid der Kamer geweest, maar was daar steeds in de oppositie en wel laatste lijk de leider van de heftigste oppositie tegen de regeering. Daardoor heeft hij het hooge gewicht van eeni correcte constitutionele re geer ligs-p,raktijk niet leeren inzien, en aan de voor een bewindsman zoo noodigo inachtne ming der vormen geen, w'aard'e leeren 'hech ten. Met groote verbazing herinnert Spr. zich nog, eens te hebben gelezen zijne uiting tegen een buitenlandsch journalist „Ik zal een schip naar Antwerpen zenden." Het zenden van oorlogsschepen naar een buitenlandsche haven kan alleen geschieden op voordracht van den minister van marine, met- speciale machtiging van 'het hoofd vani den staat. De m'nister van binnenlandsche zaken zendt geen schepen uit In het buitenland geven dergelijke uitingen een verkeerden, indruk. Maar ook in het binnenlandsch bestuur bij gewidhtjge beslissingen heeft de minister zich tegen de vormen vergrepen. Bij de ontbinding der Eerste Kamer in het vorige jaar, een regeeringsdaad van bijzonder groot belang, is zulk een spoed gemaakt, dat het allen schijn had alsof de tijd tot overweging niet aan de Koningin mocht", worden gelaten. De minis ter gaf daardoor aanleiding tot de bekende uiting van den heer Troelstra, dat het waai' karakter van het koningschap als ornament, als uithangbord der parlementaire meerder heid, nooit zoo naakt was tentoongesteld. De verdedigiug van den minister, dat men zoo spoedig moest handelen, omdat het reissci- zoen was aangebroken, was al bijzonder on gelukkig. Wanneer er gewichtige landsbelan gen moeten behartigd worden, dan gaat een staatsambtenaar niet op reis. Zeer terecht, heeft de 'heer Van Houten er op gewezen, dat de minister aan de Koningin niet eens den tijd heeft gelaten om de redevoeringen van de heeren Van Boneval Faure en van Wei deren Rengers, die de ontbinding heetten te hebben noodig gemaakt, in de Handelingen te lezen. De zaak, die het geldt, is waarlijk zeer ernstig. In een const'tutioneele monar chie moet men de plaats, die de vorst in neemt, in het oog der natie niet tot kleine verhoudingen terugbrengen. Ook bij de bekende Overijsselsche verkie zingsgeschiedenis heeft- de minister de goede r-aktijk miskend, door het hem door den commissaris gezonden voorstel niet ter ken nis van de Koningin te brengen. Had een liberaal minister hetzelfde gedaan, lfït ver wijt zoude hem zeker getroffen hebben van autocratische minachting van 'het Koning schap. Deze geheel© Overijsselsche geschiede nis is een staaltje geweest van een zoo zon- derling beleid, als onder geen vorig bewind zoude mogelijk zijn geweest. De zaak kon al leen door de wet worden geregeld, zoo hield de regeeriug vol. Toen echter de Prov. Sta ten, die door den minister, als waren zij ambtenaren en geen verkozenen des volks, van plichtverzuim en ongeboorzaamhe'd wa ren beschuldigd, tot de verkiezing van leden der Eerste Kamer overgingen, zonder zich om de voorgestelde wet te bekommeren, toen liet de regeering het wetsontwerp in den steek. De nieuwe koers is ook merkbaar in de benoemingen. Idereen, die met aandacht de benoemingen onder deze regeering heeft gadegeslagen, zal wel getroffen zijn door deze beide verschijnselendat de invloed van de officieele adviseurs geheel nul, die van niet- officieele adviseurs zeer groot is, en dat de godsdienstige denkwijze, veel meer in aanmer king wordt genomen dan vroeger. Het best is hierover de voorstanders van het ministerie aan het woord te laten. Als voorbeeld kan dienen de uiting van den heer de Savornan Lohman bij de laatste begrootingsdiscussies, en die van den anti-revolutionairen dagblad schrijver de Vries, onlangs in de dagbladen vermeld. De wetgevende arbeid van deze regeering kan ook niet geprezen worden. De drankwet wordt algemeen beschouwd als zeer gebrek kig en voor toepssing bijna onvatbaar. Men troost zich, dat onze rechters en ambtenaren verstandige menschen zijn, maar dat is een ongelukkige troost. Wat de beide onderwijs wetten betreftover h«t Hooger Onderwijs waren bijna geen klachten. Herziening scheen onnoodig, maar de minister wilde zijne in stelling, die nu 25 jaren bestaan heeft, de Vrije Universiteit, op denzelfden voet bren gen met de rijksuniversiteiten. Nu geeft de wet op het H. O. daarvoor een voorbeeld in de gemeentelijke universiteit te Amsterdam, die ook op gelijken voet wordt behandeld met de rijks-universiteiten. Maar aan deze voorwaarde zoude de Vrije Universiteit, die drie faculteiten (waarvan twee slechts voor een deel bezet) bezit, niet kunnen voldoen. Voor deze instelling werd derhalve een veel gemakkelijker te vervullen eisch gesteld. Zij werd in eene geprivilegieerde positie geplaatst en daarenboven nog in aanmerking gebracht voor een staatssubsidie, men kan ook moei lijk zeggen, dat deze wet een christelijk karakter heeft; zij opent gelegenheid <>m hetzelfde te verkrijgen aan allerlei instellin gen, ook aan zulke, die op niet-christeüjken grondslag staan. De nu onlangs behandelde wet op het L. O. heeft- tot merkwaardig gevolg, dat nu de pacificatie, zooals men die noemde, van 1889 jebroken is. Spreker heeft nooit veel opgo :iad met deze pacificatie, -hij had de pacifi catie liever willen zoeken door tegemoetko ming zooveel mogelijk aan grieven tegen de openbare school dan door subsidieering van het bijzonder onderwijs. Hij heeft nooit ge twijfeld aan de goede trouw van hen, die deze >acifica,tie als het eind van den schoolstrijd lescho'uwden, maar wel altijd gevreesd, dat de voorstanders van het bijzonder onderwijl sterken drang zouden uitoefenen op hunne staatkundige leiders om steeds meer van den Staai te vragen. Blijven zij de macht in de Staten-Generaal behouden, dan kan men zeker zijn, dat nog veel meer zal worden gevraagd. Men zal niet rusten voordat de kosten van het bijzonder onderwijs geheel ten laste van den -Staat zullen zijn gebracht. Reeds bij; deze wet wordt meer gegeven dan noodig is en wel aan do frater- en zuster scholen. Een katholiek 1M der Tweede Ka mer heeft dit- erkend en gevraagdHinderen die kloosters en kapellen de heeren soms? Zij hinderen Spr. volstrekt niethij eerbie digt den goddsdienstzin van andersdenken den, maar hij vindt het onbillijk, dat boven het budget van eeredienst subsidies door den Staat voor kapellen en kloosters worden ge geven. Die Limburgsche onderwijzers aan ge meentescholen, blijkens hun adres, vreezeii, dat in hunne provincie het lcekenonderwijö geheel door het onderwijs van kloosterlingen zal verdrongen worden tengevolge van deze wet. Indien de R. C. aan de kloosterscholen de voorkeur geven, den wenscht Spr. dat zij volkomen vrij worden gelaten. 'Bij den strijd, die in Frankrijk tegen de congregaties is ge voerd, zoude hij niet aan de zijde van Com bes, maar aan die der kloosterlingen hebben gestaan. Hij verlangt voor de congregaties geheel en al dezelfde vrijhe'd, die andere ver- eenigingen bezitten, maar geen geprivilegi eerde positie. De Staat moet niet door zijne subsidies pressie uitoefenen ten behoove van de kloosterscholen Er zijn nog wetsvoorstellen mged'cnd, die groote reden lot bezorgdheid geven. Maar de grootste bezorgdheid bij Spr. wekt 'het eigon- lijike beginsel van deze regeering; de reden an haar bestaan, naar hare uitlatingen en die harer voorstanders is, dat zij is een chris telijke regeering. Niemand zal bezwaar heb ben tegen een christelijke regeering; het is maar de vraag wat men onder de benaming christen als staatkundige partijnaam ver staat. Het gebruik van den naam van chris tenen als partijnaam doet terugdenken aan de laatste jaren der achttiende eeuw1, toen er een partij was, die zich patriotten noem de. Zij bedoelden mot dien naam, dat zijl al leen patriot:sch waren en hunne tegenstan ders geen liefhebbers van het vaderland. Zoo i& het ook met het, woord christelijk; het is om de antithese te doen. De voorstan ders van het ministerie zijn alleen christe nen, de anderen zijn paganisten. Het is eene aanmatiging, dat R.-Katholieken, Christelijk Gereformeerden en van de andere gezind ten zij, die op katholieken en anti-revolutio nairen stemmen, alleen aanspraak maken op den naam van christenenIndien dit mi nisterie bij, uitsluiting christelijk is en de vorige waren het niet, dan moet dit toch blijken doordien vorige regeeringen onchris telijke bestanddeelen in de wetgeving heb ben gebracht. Miaar dan zou deze regeering zich hebben moeten beijveren om die be- starddeelen te doen verdwijnen; daarvan ia echter" nimmer iets gebleken. >r. acht het een geluk voor een volk, wanneer er geen strijd wordt gevoerd over f elcofszaken, geen godsdiensttwisten woe- c en. De tegenwoordige Pres. Min. denkt daar anders over, blijkens zijne uitlating in de Kamer, toen hij sprak over een vroegere periode van dofheid en lamlendigheid, die nu Goddankhad plaats gemaakt voor een pe riode van tegenstellingen, van strijd en wor steling, waardoor een rijk leven is opge bloeid. De Min. noemt dat differentieering. Ale^ echter die differentieering leidt tot splitsing tusschen burgers van een land' in christenen en paganisten, tot godsdiensthaat, tot verdachtmaking van den godsdienstzin van staatkundige tegenstanders, tot aanmoe diging van schijnheiligheid, dan zou Spr. lievei die periode van dofheid maar terug- wenschen. Ten slotte de vraagwat zal er geschieden, wanneer de linkerzijde de meerderheid mocht erlangen'? Men stelt de vreeselijjkste vooruit zichten aan de natie voor. Vooreerst: er zal dan een socialistische regeering komen. Heb is onbegrijpelijk, dat ernstige mannen met dien vogelverschrikker manoeuvreereni Tus schen liberalen en socialisten bestaan, op eco nomisch en staatsrechtelijk gebied een onover komelijk verschil. Liberalen willen zooveel mogelijk de fnd;vidueele vrijheid eerbiedigen. Socialisten kmnmen hunne idealen alleen ver wezenlijken door den meest absoluten staats- dwang. Liberalen trachten den maatschappe- lijken vrede te bewaren door de belangen der verschillende klassen zoo veel mogelijk met elkander te verzoenen. Socialisten achten den klassenstrijd onmisbaar, ten einde ten slotte aan één klasse het overwicht te verzekeren. Liberalen beschouwen het bijzonder eigendom als den grondslag van de maatschappijn Socia listen wllen alle bijzonder eigendom ophef fen en het tot collectief eigendom van de gemeenschap maken. Indien 'de libetralen bocialiatihch gingwm regeeren, zouden aii een tal hunner begin selen moeten prijsgeven en met pak en zak tot de socialisten overloopen. Trouwens, de socialisten geven genoeg te kennen, dat zij niets voor verwezenlijking unner denkbeel den van de liberalen verwachten. Er wordt een ander bezwaar geopperd, dat grootier schijn van waarheid heeft; De libe ralen zijn te veel verdee' l. Het is een fout geweest van de liberalen, dait men dikwijila de onderlinge verschilpunten veel meer in het licht heeft gesteld dan wat hunno ge meenschappelijke overtuiging is. Verschil van inzicht zal men bij zelfstandig denkende men schen altijd aantreffen. Ziet men echter thans de programma's in der verschillende schakee ringen van de liberale partij, dan zal men wel moeten erkennen, dat er ital van hervor mingen zijn, waarover eenparig gedacht wordt. Een rogeering, die al die hervormin gen tot stand zoude willen brengen, zoude zeker wel meer dan vier jaren noodig hebben eer zij aan de hervormingen wa9 gekomen, waarover verschil bestaat. Toen het ministerie van 1897 optrad^ wa ren de leden daarvan ook niet alle precies van hetzelfde gevoelen over alle mogelijke zakentoch heeft dat ministerie vele hervor mingen kunnen ,tot stand brengen en het verschil van meening heeft nimmer tot moei lijkheden geleiddie moeielijikheden beston den alleen in de verbeelding van de staatkun dige tegenstanders. De liberale partij kan met vertrouwen zeg gen Zie op ons verleden. De heer De Savor- nin Lohman heeft onlangs de meening uitge sproken, dat de liberale partij meent, dat zij alleen bekwaamheid heeft om te regeeren. Aan een dergelijke zelfoverschatting is Spr. vreemd en hij vertrouwt alle liberalen met hem. Wij bewcrcn niet het monopolie te be- zitteni opi het gebied van regeering en wet geving, maar wel gclooven wij, dat wat de liberale partij sedert 1848 op het gebied van regcering en wetgeving heeft geleverd, haai eenig recht gecfit om aanspraak te maken op bet vertrouwen der natie in de toekomst. (Het debat in het eerste blad.)

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad | 1905 | | pagina 1