4
ka.ii dus iiiet meegaan met liet voorstel vaai
den heer van Esveld. Wij moeten, dunkt mij,
afwachten totdat de gemoederen wat meer
bedaard zijn. Op dijfc oogenblik zullen wij
goed doen de commissie, die de heer van Es
veld benoemd! wil zien, stilletjes thuis te
laten.
De heer Rolandus Hagedoora.
Mijnheer de voorzitter, ik heb met zeer veel
belangstelling de rede van den heer Visser
gehoord. Maar een enkel punt in zijne mede-
deelingen heeft mij erg verbaasd. Hoe het
mogelijk is, dat een werkman naai- een sana
torium gezonden wordt, als hij niet ziek is,
begrijp ik niet. De geachte wethouder zeide,
dat dit was gedaan uit vrees omdat hij an
ders ziek zou worden. Is 't misschien geschied
uit vrees omdat hij anders zou dood gaan?
Dat zou ik kunnen begrijpen. Dit is iets,
waarin de heer Visser zich moet vergissen.
In een sanatorium worden gjeen gezonde raen-
schein opgenomen. Dat mag niet.
Dte zaak, waarop het hier aankomt, moet,
naar mijne meoning, op eene andere wijze
bekeken worden. Men moet dat op zeer een
voudige wijze doen. Ik heb zeer geappre
cieerd wat B en W. in hun rapport hebben
vermeld! omtrent het toekennen van verlof
met behoud van loon en de uitbetaling van
het volle loon in geval van, ziekte. Zoo be
hoort het te gaan Dat is best Wij willen
het allen zoo. Maar dat hoeft nu plaats
bij wijze van welwillendheid. En dat is niet
de toestand* zooals die moet zijn. De werk
man heeft zijne rechten even goed als wij.
De rechtstoestand moet geregeld' worden
Men wil welwillend zijn, terwijl men moet
zorgen voor eene omschrijving van rechten
en plichten. Wanneer wij zien, dat de regee
ring bezig is verschillende zaken, die hier
mee in verband; staan, te regelen voor de
toekomst, dan "blijkt daaruit, dat dit van
hcogerhaud erkend wordt. De rechtstoestand
van de werklieden moet geregeld! worden.
Wanneer daarvan gesproken wordt ais van
eene reuzentaak, welnu de leden van de
commissie, aan wie dit zal worden opgedra
gen, zullen moeten weten of dit eene reuzen
taak is en of zij" haar willen op rich nemen.
Ik ben dUs voor het voorstel. Wanneer
Amersfoort de eerste gemeente was, die be
proefde zulk een reglement samen te stellen,
dan zou er misschien bezwaar ziju. Dat is
echter niet het. geval. Dioor u, mijnbeer de
voorzitter, werd Maastricht genoemd, waar
een reglement bestaat. Ik weet, dat er een
bestaat te Zaandam, en er zijn nog meer
gemeenten die er een hebben.; dat weet ik
zeker. De werklieden, dlaarop heb ik het oog.
De amntenaren, waarvan het voorstel ook
«preekt, zou ik willen loslaten. Ik voel het
meest voor de werklieden'. Wil men eene
regeling nnaken vjoor die werklieden, dan
geef ik toe, dat dit eene bron kan zijn van
moeielijkhoclen. Maar wanneer wij de rechts
positie van de werklieden' willen regelen,
dan is dat iets, wat wij tot stand kunnen
brengen.
De Voorzitter. Ik moet er op wijpen
dat B. en W. bet denkbeeld van eene der
gelijke regeling volstrekt niet verwerpen. Zij
stellen alleen voor de behandeling af te
wachten van de wetsontwerpen, die zijn' in
gediend of toegezegd. Wanneer de wetgever
dè zaak geregeld heeft., die voor zijne reke
ning komen, dan. kan men beoordeelen wat
verder nog geregeld moet worden.
De heer Rolanidus Hagedoorn
Mag ik hierop even antwoorden, mijnheer
de voorzitter. Wij weten nog niet eens, wan
neer misschien het wetsontwerp op de ge
meente-bedrijven zal inkomen. Wanneer het
zal worden behandeld en vastgesteld', weten
wij nog minder. Op die manier schuift men
te veel op zaken, die misschien eerst over
jaren wet worden. Het wetsontwerp op de
ziektevereeuiging is ingediend. Laat ons aan
nemen', dat het over twee jaren wet zaj) wor
den. Wanneer wij nu in dien tijd aan 't werk
giaair, dau zullen de menachen inmiddels
steun hebben gekregen in het arbeidscontract
Indien er dan in het door de gemeente vast
gestelde arbeidscontract iets mocht zijn, dat
strijdig is met de wet, dan wordt dat punt
aan de wet aangepast. Dat gaat uiterst een
voudig; het kan worden gedaan door eene
enkele stemming, waarbij ieder zich neerlegt.
Wij hebben zoo juist gezien, welk een een
voudig werk bet is, de instructiën van de
drie gemeente-opzichters te maken. Wanneer
er een enkel artikel van het arbeidscontract
mocht zijn, dat verandering behoeft om in
overeenstemming gebracht te worden met de
wet, dan is dat een werkdat zeer weinig
tijd vordert.
De heer Viseer. Mijnheer de voorzitter,
de heer Hagedoorn is geschrikt door 't geen
ik heb medegedeeld over dieu werkman, die
verlof heeft gekregen tot voorkoming van
ziekte. Ik kan slechts herhalen, dat de ge
neesheer heeft, geadviseerd den man verlof
te geven, omdat hij, in contact, was geweest
met zijne vrouw en zijne kinderen, die aan
tuberculose waren gestorvendaarom was het.
ncodig, dat hij. een tijdlang in eene andere
omgeving kwam. Ik heb dat beschouwd als
een verlof tot voorkoming van ziekte. Nu ik
echter van een geneesheer hoor, dat hij zich
niet kan voorstellen, ct'at daarvoor verlof
wordt verleend, beloof ik den lieer Hage
doorn, dat ik in 'it vervolg scherper onder
zoek zal doen in zulke gevallen.
De heer Jorissen. Mijnheer de voor
zitter. nu zal ik ook moeten beginnen. Ik
heb indertijd geadviseerd om aam den werk
man, die hier wordt bedoeld, verlof te geven.
Ik zou dein heer Visser den raad willen' geven
liet rapport nog eens in te zien. Verder mag
ik hier niet gaan. 'De heer Visser voelt zich
daardoor misschien sterk. Ik wil alleen nog
dit zeggenDe man moest weg, wilde hij
behouden blijven,
De heer Visser. Ik blijf er bij hij was
niet ziek..
De heer Jorissen. Heb is maar dfe
kwestie wat u ziek noemt. Maar ik mag hier
niet verder gaan.
De heer Visser. Ik zal 't nog eens in
zien.
Dte heer van Esveld. Mijnheer dë voor
zitter, de heer Visser verwondert zich, dat ik
dit voorstel heb ingediend, Ofschoon; ik als
lid van de commissie voor de gemeeutereini-
ging wist hoe de werklieden behandeld wor
den. Wat ik ini de commissie zag em onder
vond, heeft mijl ook dezen kant opgedreven.
Wanneer de directeur daar komt vragen:
Ik heb een werkman', die zoo lang ziek ge
weest is; mag ik hem zijn loon verder uit
betalen? clan is dat geen gezonde toestand.
Ik heb, toen voor de onderwijzers bepalingen
gemaakt waren tot regeling van de uit
betaling van traktement bij ziekte, direct
in de commissie gezegd ,,Dat moet ook
gelden voor heb werkvolk." Maar dat is
geen geschreven wet. Het is een gunst., die
de commissie uitdeelt aan de werkliedenter
wijl de onderwijzers een recht genieten. Dat
maakt een groot verschil.
De heer Hagedoorn wil de ambtenaren van
de regeling uitsluiten, omdat voor dezen' de
regeling meer moeielijkheden aal geven. Maar
waarom zouden wij den ambtenaren niet even
goed recht doen toekomen' als den werklie
den? Misschien gaat het bij de ambtenaren
wat beschaafder toe, maar zij, verkeeren in
dezelfde conditie; zij moeten ook afhangen
van de gunst van hun cbef. Het is mogelijk,
diat er .wat. meer moeite aan verbonden is,
voor hen de zaak te regelen. Maar ik kan
mij toch moeielijk voorstellen, waarom dat
voor de ambtenaren moeielijker zou zijn dan
voor de anderen. In allen geval zal bet nut
tig zijn, als de oommissie een onderzoek in
stelt. Dan kunnen wij weten hoe het in dë
verschillende takken van dten gemeentedienst
toegaat. Wij weten daarvan nu niets afhet
gaat buiten ons om.
Verder heeft de burgemeester ons gerust
gesteld. Hij zegt; .,B. en W. wenschten ook
do „aak ite regelen. Zij zouden 't gaarne doen,
maar willen afwachten waf. 't Rijk zal doen.
Maar waarom moeten wij zoolang wachten?
Er kan een audër ministerie komen, en dan
ligt de zaak. Laat' ons beginnen, met. de zaak
in onze eigen huishouding te regelen. Waar
om zullen wij hier niet hetzelfde doen wat
wij gedaan hebben' bij het lager onderwijs?
Dè onderwijzers behoeven niet bevoorrecht
te zijn boven alle anderen. Voor hen kon
den wij wel maatregelen nemen. Maar voor
do anderen wordt niets gedaan. Zij werden
geregeerd uit het vuistje. Dat kon misschien
vroeger, toen het aantal ambtenaren gering
was. Maar thans, nu wij een groot aantal
ambtenaren hebben gekregen, moeten wij eene
vaste regeling 'hebben, die voor allen gelijke
lijk gelden. In iedèren tak van dienst moe
ten bepalingen gemaakt worden, overeenko
mende met de soort van dienst
De heer Gerritsen. Mijnheer de voor
zitter. ik zal zeer kort zijn. De zaak is vol
doende besproken. Ik wil alleen zeggen, dat
wanneer ik den tegenstander geweest was
van den heer van Esveld, ik na de woor
den van den wethouder van openbare wer
ken veranderd zou zijn in een voorstander.
Die heeft ons laten voelen hoe vele gunsten er
tegenwoordig worden uitgedeeld. Zelfs is er
een geval voorgekomen, dat drie maanden
verlof is verleend met behoud van trakte
ment aan iemand, van wien men dacht,
dat hij ziek kon worden. Dat heeft bij mij
een anderen indruk gemaakt, dan dat hef.
zeer noodig is, dat er aan dat bewijzen van
gunsten een einde komt. Vandaag komt
een vriendje vragen en die krijgt, heb; mor
gen komt iemand, die den directeur, om
liet platweg te zeggen, pest, en dan gebeurt
het niet. Dat moet niet voorkomen; de g-e
nieente moet tegenover iederen ambtenaar
of werkman, wie heb ook zij, gelijk handelen
Wanneer ik in liet advies van B. en W.
lees, dat gemiddeld ieder werkman een ver
lof van vier dagen met behoud van loon
heeft genoten, dan vind ik dat heel mooi.
Maai" de gemeente heeft tegenover hare
werklieden andere verplichtingen dan een
particulier? Zij' moet zorgen dat het werk
goed gedaan wordt en dat er geen onaan
gename dingen gebeuren. Heb verlof met
'behoud van' loon moet voor de werklieden
geen gunst zijnzij moeten dat kunnen
krijgen zooals zij dat willen hebben. Wan
neer een ambtenaar met verlof gaat, dan
laat hiji zich niet zeggen: „Gij kunt het
krijgen, wanneer ik ui kan missen." Dat
moet aan een werkman ook niet gezegd wor
den. Als een werkman moet wachten om
met verlof te gaan, totdat het den directeur
gelegen komt, dan kan 'het zijn, dat als de
directeur tot hem zegt: „Nu kunt gij verlof
krijgen," het den man niet convenieert
Het moet voor de werklieden een recht zijn,
dat zij die vier dagen verlof krijgen, wan
neer dat hen past. Wanneer de regel geldt,
dat de directeur zegt.: „Ik wi'l u wel verlof
geven maar op den tijd, die mij past," dan
moeten dergelijke ouderweteche toestanden
worden opgeruimd. Ik zal daarom gaarne
meegaan met het. voorstel van den heer van
Esveld.
De heer V ieeer. Mijnheer de voorzit
ter, de heer Gerritsen heeft hier leeringen
verkondigd, die hij, als hij ze moest toepas
sen, zelf niet zou aandurven. Wanneer een
ambtenaar verlof wil hebben, dan vraagt
hij, wannneer hij dat kan krijgen. En als
zijn chef hem dan zegt„Ik kan u op dien