3
liggen wij (hier aoowat 'in heb midden. Do
gevolgtrekking ligt dus voor de 'hand, dat
de Amersfoortsche werfcliieden wel niet- bot
de allerbesten ziullen tadhooren. Heb moge
niet zoo erg zijn als de heer Salomons 't
heeft uitgedrukt, maar een grond van waar
heid -ligt er toch wel in.
Do heer van Es void. Mijnheer de
Voorzitter, do adressanten wensohen een
avondcursus in het vakteékenen te geven.
Ik zou mij zeer moeten vergassen, als niet
het onderwijs dn het vakboeken en laan de
ambachtsschool voldoende gegeven wordt.
De jongelieden, die de amlbachtsschool heb
ben verlatem, hebben dus onderwijs in vak-
teekencn niet noodig. De bedoeling moet
dus zijn, cursussen to geven voor oudere
werklieden, van wie blijkt, dat zij in hunne
jeugd te weinig geleerd hebben. Ik wil dat
réleveeren om te doen uitkomen, dat de
heer Salomons zk?h vergist omtrent de strek
king van het verzoek. Dit onderwijs aal
niet noodig zijm voor de jongens, die aan de
ambachtsschool hunne opleiding hébben ge
had, maar voor imenschen van rijperen leef
tijd, die in hunne jeugd te kort gekomen
zijn en dat nu wenschen in te halen.
De Voorzitter Tot aanvulling van
wat reeds is aangevoerd tot toelichting van
het praeadvies van B. en W., wil ik even
opmerken, diat het mijne overtuiging blijft,
dat men hier te doen hoeft met' een adres,
waarin sprako is van avondcursussen voor
volwassen werklieden, niet voor jongelieden.
De heer Salomons. Mijnheer de voor
zatter, wanneer ik straks gezegd heb, dat
deze cursussen alleen bestemd: zijn voor
jongelieden, die de ambachtsschool bezocht
hebben, dan heb ik mij: verkeerd uitge
drukt. Mijne bedoeling is, dlat zij ook voor
zuiko jongelieden zullen dienen. Ik heb zes
tien jaren lang eene teekenschool gehad, en
kan dus ©enigszins beoordeelen of er be
hoefte aan teekenonderwijs bestaat. Ik heb
ook jongens, die de 'ambachtsschool bezocht
hadden, op mijne teekenschool gehad en
heb altijd kunnen merken, dat als die jon
gens een jaar of twee de school verlaten
hadden, zij veel ten achter waren gekomen.
Het is raoeielijk in ons Land, bij gebreke
van een technicum, jongelieden, die vooruit
willen, verder te brengen. Van do am
bachtsschool komende, moet het onderwijs
in het vakteekenen direct voortgezet wor
den. Dat kan men niet, of men moet gaan
op een© particuliere teekenischoolen die
is dikwijls niet, zooals zij zou moeten zij,11.
Men is van meening, dat jongelieden niet
van d'eze avondcursussen kunnen profiteo-
nan. Maar wanneer men 't den meusdhen
gemakkelijk maakt, dan zullen deze cursus
sen veel gebruikt worden. Er zullen ge
trouwde menschen onder zijn, maar ik ge
loof, dat zij ook veel gebruikt zullen worden
■door jongelui, die aan kle 'ambachtsschool of
op andere wijze bij het vak komen.
In stemming gebracht, wordt met 10
tegen 3 stemmen, de heeren Ruys, Salomons
en van Kalken, conform het praeadvies
besloten
10. Voorstel van B. en W. bot het aan
gaan van eeno tijdelijke geldleening, be
dragende hoogstens f 50.000, af te lossen
vóór 1 Juli 1908, tegen oen© rente van ten
hoogste 6 pet.
Wordt z. h. o. oonform besloten.
11Behandeling va n eene reclame in
zake straatbelasting (dienst 1907).
Wordt z. h. conform het advies beschikt.
12. Voorstel tot het verleenen va.n af
schrijving en restitutio van plaatselijke
directe belasting naar het inkomen wegens
vertrek en overlijden (dienst 1907).
13. Voorstel van B. en W. tot het doen
van eene betaling van f 10 uit het artikel
Onvoorziene uitgaven (dienst 1907).
De V oorzitter. De uitgave moet
geschieden voor het opmaken van twee
insignes van gémeenteboden
Wordt z. h. o. conform besloten.
14. Vporstellen van* B. en W. tot het
doen van af- en overschrijvingen, respec
tievelijk groot f 150, f 500 en f 250, op de
begrooting voor 1907.
Wordt z. h. o. conform besloten.
15. Voorstel van B. en W. tot bet ver
leenen van een subsidie van f 450 aan de
commissio voor kindervoeding.
Worclt z. h. o. conform besloten.
16. Voorstel van B. en W. tot verlenging
van het verlof, verleend aan den onderwij
zer A. M. van den Broek, tot 1 Maart 1908
met behoud van jaarwedde en met machti
ging aan B. en W. om in het onderwijs te
voorzien
Wordt z. h. o. conform besloten.
17. Voorstel van B'. en W. tot ver
lenging van liet verlof, verleend aan den
Teeraar W. N. Coenon, tot het einde van
den loopenden cursus met .behoud van jaar
wedde en met machtiging om B. en W. om
in 'het onderwijs te voorzien.
De heer Rol an dus Hagedooru.
Mijnheer de voorzitter, ik heb hooren ver
luiden, dat er kana bestaat op eeno ver
gadering met gesloten deurenIk zou gaarne
■de behandeling van deze zaak willen aan
houden, totdat, die geheime vergadering
heeft plaats gehad, om daarna een besluit
te nemen in de openbare vergadering.
Do heer Plomp. Ik geef in overweging
dit punt aan het einde van de agenda te
plaatsen
De Voorzitter. Het denkbeeld is toch
niet hierover in de besloten vergadering een
besluit te nemen? 'Dat zal moeiélijk gaan.
De heer Rol an dus H age door n.
Mijnheer de voorzitter, ik heb reeds gezegd,
dat ik het besluit niet wenschte te nemen
in de besloten vergadering, maar wel dat de
zaak in eene vergadering met gesloten deu
ren behandeld zou worden.
De Voorzitter. Kunnen de heeren
zich daarmede vereenigen?
Wordt z. h. o. besloten deze zaak als
laatste punt op do agenda te plaatsen.
18. Voorstel van B. en W. tot 'het geven
van eervol ontslag, op verzoek, aan den on
derwijzer P. Stuurman (school 2e soort) met
ingang va.11 15 Februari 1908.
Wordt z. h. o. conform besloten.
19. Voorstel van B. en W. tot het geven
van eervol ontslag en pensioen aan den ar
beider J. Hartogsvcld tot een bedrag van
f 110.
Wordt z. h. o. conform besloten.
20. Voorste! vail B. en W. tot het geven
van pensioen aan G. Dekker, adjunct-com
mies ter secretarie.
Het voorstel strekt tot het verleenen van
een pensioen van f 689, subsidiair het pen
sioen te bepalen op f 379.
De hoer Plomp. Mijnheer de voorzit
ter, ik vind 'het oen geluk, dat de gemeente
Amersfoort eene pensioen verordening heeft
voor hare ambtenaren en dat- daarbij is be
paald, dat er behalve wanneer de leeftijds
grens is bereikt, ook nog andere bijzondere
gevallen zijn', waarin pensioen kan worden
verleend. Maar heb is onze plicht om in
ieder geval, dat zich voordoet, te onder
zoeken of er reden- bestaat om pensioen toe
te kennen, en zoo ja, onder welk artikel
van do verordening dat geval moet worden
gerangschiktIk wil even in herinnering
brengen, welke de gevallen zijn, die onze
verordening kent. In de eerste plaats ver
leent het "bereiken van de leeftijdsgrens aan
spraak op pensioen. In de tweede plaats is
bepaald, dat als 11a tien jaren dienst iemand
ongeschikt geworden is om dien verder te
vervullen, pensioen kan worden verleend.
In de derde plaats hebben wij de bepaling,
dat als de ongeschiktheid het gevolg is van
het verrichten van werkzaamheden in en
door uitoefening van den dienst, de bereke
ning van het pensioen op eene andere wijze
geschiedt. De verordening vordert in die
gevallen eene met redenen omkleed© ver
klaring van twee geneeskundigen. De ge
wone wijze van berekening is 1/60 van
de middeasom van het genoten trak
tement tot een maximum van 5 van
dat traktement. Maar als iemand in do
omstandigheid verkeert, dat hij in en door
den dienst ongeschikt geworden is, dan
krijgt hij 3 van zijn traktement als pen
sioen, onverschillig hoe lang hij de gemeen
te heeft gediend.
Dat is volkomen te billijken. Als aan een
ambtenaar een ongeluk overkomt in en door
de uitoefening van zijn dienst, waardoor hij
ongeschikt wordt om do gemeente verder te
dienen, dan is de dienst oorzaak van zijne
ongeschiktheid en moet de gemeente de ge
volgen daarvan dragen. -Maar omdat het
verschil in de wijze van berekening van het
bedrag van het pensioen zoo groot is, moe
ten wij in ieder geval, waarin sprake is van
toepassing der verordening, goed onderzoe
keu wat is gebeurd.
Wanneer ik nu heb geval, dat ons
bezig houdt, toets aan de bepalingen
der verordening en aan de verklaringen,
die zijn overgelegd, dan komt het mij
voor, dat 1. er geen bermen zijn om
pensioen te verleenen, 2. als de raad hier
omtrent eene andere meening heeft dan ik,
er zeerzeker geen reden is om het advies
van B. en W. te volgen en dezen ambte
naar te pensioneeren volgens art. 2d, maar
dat er hoogstens sprake van kan zijn om
pensioen toe te kennen volgens art.. 2 c. Uit
de verklaringen van de deskundigen, die
den heer Dekker hebben onderzocht, blijkt,
dat een van hen verklaart, dat Dekker ten
govölge van zijn geschokt zenuwgestel onge
schikt is voor zijne bètrekking, doch zonder
dat hierbij wordt opgemerkt of dit voor al
tijd zal zijn. De andere twee deskundigen
zeggen, dat hij zeer zeker zijne betrekking
gedurende het le jaar niet zal kunnen waar
nemen, dat het hoogst twijfelachtig is of
hij zijne betrekking ter secretarie weer za!
kunneD bekleeden, maar het niet onwaar
schijnlijk is, dat hij na verloop van tijd
wel eene andere betrokking zal kunnen
waarnemen. ,Maar wanneer men nu de ver
klaring van de 2 deskundigen, door de ver
ordening gevorderd, leest, kan men dan
zeggen, dat zij met redenen omkleed
zich zoo hebben uitgelaten, dat het voor
ioder duidelijk moet zijn, dat hij onge
schikt is om mettertijd zijne betrekking
waar te nemen Ik kan dat er niet
uit lezen. En dan is er m. i. geen enkele
réden om aan Dekker pensioen te verleenen
Mocht de raad er anders over denkeu,
dan is de vraag: Kaar welk lid: van art. 2
moet Dekker worden gepensioneerd/ Hoe
B. en W. er toe gekomen zijn, dat in dit
geval lid d moet worden toegepast, kan ik
mij niet voorstellen. B. en W. meenen, dat
Dekker ongeschikt geworden is in en door
den dienst. Mijne opvatting is geheel an
ders. Dekker is ongeschikt geworden voor
den dienst, maar het feit, waardoor hij dat
geworden is, heeft niets te maken met het
begrip „in en door den dienst". Hoogstens
kan men zeggen, dat hij ongeschikt gewor
den is gedurende den dienst. Lid d kan hier
dus in geen geval worden toegepast.
De heer Gerritsen. Mijnheer de voor
zitter, ik onderschrijf geheel wat door den.
lieer Plomp is gezegd. Ik kan mij, niet voor
stellen, dat er één lid is, die na het lezen
van de rapporten der doktoren zal zeggen,
dat Dekker ongeschikt is geworden voor
het verrichten van werk in do toekomst.