aspii ant-conducteur te Utrecht; G. H.
Haanen, arbeider-remmer te Venlo; M. W.
D. Kroeze, treinsmid te Amsterdam; G. A.
Go timers. reserve-hulppoetser te Rotterdam
Maas. allen wegens betoonde eerlijkheid.
x- - Du aanvaring dei eb el-
dost room". Voor don Raad van Tucht,
te Amsterdam is Donderdag in behandeling
genomen de scheepsr&mp welke indertijd de
Soheidestroomtrof.
De rajup van de „Scheidfc* roomhet
grooto stoomaohip van de Hollandse he
Stooaiibcotmaatschajpij, ligt allen nog
vereoh in het geheugen.
Dit zeeschip dan wera gébouwa m 1903,
on was in LMecember i.i. op ziju 101e re'S
van Amsterdam naar Plymouth. In <l©n
tiadht van 7 op 8 Üeoemier Kreeg het met
een ®wareoi Z u id - Westei storm te kampen,
die de boot opaweeptle tegen net Bngeusohe
zeolsohip „Fcuiarshirenat naai" Honden
koers zet te. Ue gebeele zijde van de Schel -
deetroom werd over ue hoogte van den bo
venkant van het brugoek au tot twee voet
benedeai de waterlijn, n er meld. zoodat een
stortvloed binneaidrong iu dten steenkolen-
bunker. L'e vuren waaien binnen een uur ge
doofd, de machines tooiden stil en de Ka
pitein, wijlen J. "I. Gerritsen, meende zijn
iKXlcan elk «ogenblik te zul Ion tien zinken,
zoodat hij het raadzaam oordeelce het schip
te ver Laten.
De bemanning zocht haai' heil in de
sloep, dio echter spoedig de hooge zeeën
omsloeg. Di fc&pdtcan^ de donkeyman J. A.
Koikaneior, u» stoker li. Sadm, de tremoner
O. Huisman ,de tweede maohinist P. Boord -
son, de matroos Ia. Mokmia cn de stuuxe-
maiiaieerling van den Berg verdronken
Veertien leden der bemanning werden ge-
rvddrie hunner sprongen op de „For
farshire'over.
De „Saheldeetrcom werd later te Dover
binnengebracht
Voor den Raad vun Tucht werd ge
hoord do weedie stuur maai B. bakker van
Ameland, die tijdens iet ongeluk op de
brug stond De kapitein was daar toen niet
aanwezig, hij was even naai- ai ju kajuit ge
gaan om iets oj) de 1 aart na zien
Bakker werd, hoewei .,e president bij voor
baat constateerde, dat hem geen blaam kan
treffen, met onder cede gehoord.
De secretaris las de o kende scheepsver-
klaring voor, waaruit we bovenvermelde 'Dij-
zonderheden gelicht heoben. i>akker vol
hardde bij deze verklaring - mj deelde mede
onmiddellijk den kapitein te hebben geroe
pen, toen hij plotseling aan oakboordszijde
roode vuren zag. De kapitein gal' onmiddel
lijk vier de geheele bemanning verlof om
het soliip te verlaten B. heeft eohter niet
uit zijn mond'gehoord welk oumiddelijik ge
vaar dat verlaten van het schip z. i. nood
zakelijk maakte Hot is echter mogelijk, dat
uo kapitein zich daarover heeft uitgelaten.
B. zag echter zelf gevaar omdat de machi
nekamer en de bunkem vol water liepen
zoodat naar allen sahijn het schip spoedig
zou zinken uoewed de boot de heele be
manning kou bevatten, zijn allen er niet in
gegaan, omdat enkelen moesten blijven c<m
do boot te vieren Daartoe bleven 5 man,
o.a. do eerste stuurman. Teen de boot ge
vierd was, stootte ze zóó togeci het schap-,
dat do ooiitergeblevencm er ni in konden
komen, wat tot hun geluk strekte daar ze
spok'-aag omsloeg. Twee areaikeling-ni zijn aan
boord teruggehaald, vier spoelden levend,
aan, de anderen vond/ronkenNadat het
schip, op do pier gestrand weder vlot ge
komen en daarna door het vallen van het
water weer vastgeraakt was, verliet men het
sohip, omdat het weer wederom streker
worif. De reddingboot oneagdte weg te gaan,
het schip lag stootende, en daarom meende
men dat het niet aanging er den nacht op
dGor tie brengen.
Dienaangaande ondervraagdzegt stuur
man Bakker te .Oclcovia, dat de .For far-
shiie" later teruggekeerd en weer wegge-
zei ld is, zonder ht lp te verleenen.
Raadslioer Luitjis vroeg dien 2eai stuur
man of liet niet beter ware 3eweeet achter
uit te latcai slaan door een schroef, dan
was het schip venmoeaelijK eerder loegeko-
iiu.il dan door hit omgooien var, het roer.
Bakker hooft daai aan n ot gedacht. Ook
vroeg de heer L. of er wel voldoende aanlei
ding bestond het schip te verlatendaar er
toch altijd van den wa-1 af hulp kon worden
verleend. Raadefoker Allirol vroeg of Bak
ker achteraf niet meent dat de manoeuvre,
welke hij die Soheldestroom onmiddelijk
had doen makeni. min gelukkig «as.
Het onderzoek werd èesohorst
Brand. Donderdagmorgen omstreeks
half tien ontstond door onbekende oorzaak
te Wierden, O., brand in do woning, toe-
behoorende aan J. H. A-'vink, bewoond
door don landbouwer J, H. Olthuis, in do
Lage Egge in die gemeente. De brand nam
doo*- den grooten voorraad 1 ooi on stroo
zoo snel in omvang toe, dat bijna niets kou
gered worden. Eeuigc meubelen en enkele
koeien konden nog uit het brandend© per
ceel verwijderd worden. Een koe, een kalf
en negen varkens kwamen in do vlammen
om. Het huis was verzekerd voor f 2500, de
inboedel, oogst cn vee voor f 1780
Gisternacht omstreeks 3 uur is de grooto
boerdorij ,,De Keurc" te IJpelo, gem. Wier
den (O.), afgobrand. De eigenaar mot vrouw
en kinderen zijn in nachtgewaad ternauwer
nood het vuur ontkomen Naar schatting
zijn omstreeks een twintigtal dieren omge
komen; oen paard, gisteren aangekocht,
kwam mede om. Door den sterken mist werd
do brand eerst laat opgemerkt.
Te Spierdijk bij Berkhout is afgebrand
de grooto boerderij van de wed. D. van
Kampen. Een koe en drie hokkeliiigen zijn
omgekomen. Ongeveer f700 aan bankpapier
zijn ia de vlammen opgegaan.
Telegraafstoringen. Tenge
volge van den mist en den rijpgroei op de
telegraafdraden, is, naar men verneemt, van
de hoofdstad uit elke telegrafische gemeen
schap gestoord met. Frankrijk, België en
Hamburg. Met Duitschland kan slechts met
één lijn worden gewerkt.
In het binnenland gaat alles ook ver
traagd, terwijl Amsterdam des middags
reeds elke verbinding kwijt was met Lei-
muiden, Sassen hei m, Purmerend, Delft,
Buwum «u Enschedé. Tel.
De aanvaring der Harwtchboot.
De vermiste passagiers weder terecht.
Dc speciale verslaggever van het Utr.
Dagblad meldt over de terechtbrenging der
passagiers van de ..Amsterdam'' het vol
gende
D« special*» verslaggever van het Utr.
Dagblad schreef over de terechtbrenging der
passagiers het volgende
De sneltrein van 6.50 nam mij mede.
In het vroege morgenuur doorsneden wij
de witberijpte velden, waarover het dag
licht flauw begon te dagen De knotwilg
langs den slootkant deed zijn takken buigen
tot ongekende pracht t Gezicht, op de rus
tige, in winterslaap liggende landen on lor
het zacht-donze kleed «-as een onbeschrijf
lijk genot, voor het oog, <lat van uit dan
spoortrein blikte over al 't wit rondom
maar het hart was reeds ginds, daar ver aan
den Hoek, bij de menschen, die wellicht
ver in zee, in barre kou en mist zwalkto-i
in een sloep, tevergeefs ti; litende in den
zwaren nevel do kust te bereiken, verkee-
rende in doodsangst bij het onzekere, dit
hun lot was. En waar de ochtendbladen
geenerlei tijding hadden gebracht, en met
den dag van heden 'iet derde etmaal aan
brak na de aanvaring, ontzonk bij menig
een de hoop op redding van e rond dooien
de passagiers van het stoomschip Amster
dam" der Harwichlijn
De trein ging me veel te langzaamtus-
schcn hier en Rotterdam werd zeker wel
tienmaal gestopt voor onveilige signalen,
bracht ieder blokhuis langs de nan ons op
onthoud, wat vooral na Gouda ons prikke
lend kwam plagen. De mist, die nu en dan
scheen op te trekken, was in het volgend
moment, weer dikker dan te voren, het ging
als het ware op en neer, maar veel beter
werd het niet Vandaar de omziohtighei-l
van het. treinpersoneel, dat in den nevel de
seinen niet kon zien. Dank zij een -it-
nemende correspondentie moet te Rotter
dam een klein uur worden gewacht op de
eerstvolgende aansluiting naa- den Hoek,
waar wij to 9.16 naar toe boemelden, ieder
station en iedere halte volgens de dienst
regeling gelegenheid geend voor L: en uit
stappen. Voor wie geduld kon oefenen, was
deze reis als geknipt; te 7 uur van Utrecht
vertrokken, kwam men togen 11 uur aan
den Hoek van Holland aan. Juist «en de
trein onder de kap stoomde, brak de zon
door de wolken en itak de wind ietwat op.
Over de witte duinen glansde e°n roze mor
gengloed, het teere goudlicht sprankelde op
het babbelend water in dc haven. De reizi
gers stormden het bureau van den
stationchef binnen om te vernemen wat de
jongste tijding van de pieren bad gebracht.
Eu voor velen was het teleurstellend ant
woord van ,,nog niets'' als een persoon
lijk leod.^De och tend boot van de Harwieh-
lij was niet aangekomen, maar zou ver
moedelijk spoedig worden gesignaleerd, daar
enkele grooto schepen het hadden gewaagd
van uit zee den Waterweg binnen te val
len. Inderdaad zag men een drietal buiten-
landsche zeestoomers langzaam naderen, en
den steiger van de Harwichboot paseeren.
Een stoomslocp -oer langszij en riep met
den scheepsroeper of niets bekend was van
de passagiers van de Amsterdam", waar
op over het stille water het ontkennend sein
van de commandobrug echoöde en «-eg-
stierf. Aan den uitkijk" bij de Berghaven
verdrongen zich honderden nieuwsgierigen
hier werden de in net ziiht komende boo
ten aangekondigd en zoo mogelijk tegemoet
gevaren om te worden gepraaid. Maar na
het drietal buitenlanders, Jat naar Rotter
dam was doorgegaan, bleef het langen tijdi
stil en staarde men in de richting van de
zeeVan den duinkant hoorde men
zwak het eentonig geloei van den misthoorn,
die onafgebroken zijn waarschvwingssignaal
over de golven zond. Middelerwijl waren
drie booten de haven uitgegaan, om op
nieuw den breeden kring an scheper., die
vóór den Waterweg in zee lagen geankerd,
te doorkruisen. Z. K. H. de Prins der
Nederlanden was op dc ,,Caland", een
stoomsloep van den looosdien b, naar zee
ge-gaan, teneinde als het kon, een tocht te
maken langs de kust met Scheveningen als
punt van landing; de „Gouwnee" was met
de ,,Hellevoetsluis" eveneens den haven
mond uitgevaren, om Jaarna ieder in eigen
richting, op zee te kruisen en de schepen
te bezoeken, die men in den nog st^ds
zwaar hangenden nevel zou kunnen ontdek
ken. Een geweldige menschenmassa had zich
op de Noorderpier verzameld, om met kij
kers gewapend naar zee te turen, waa men
in den morgen op eeuigeu afstand nog nk'-s
kon onderscheiden. Toch werd het al lich
ter en lichter, boorde de zon zich telkens
meer weg door de novelen, die door den
niet sterken wind nu en an van het strand
werden weggevaagd, maar even later weder
langzaam het verloren terrein kwamen in
nemen. Van uit zee klonk somwijlen het
somber gefluit van een ver verwijderde
boot, welk signaal aanstonds werd gevolgd
door het klagend geluid van den misthoorn.
Zoo bleef de toestand geruimen tijd.
Maar op eenmaal, het zal twaalf uur zijn
geweest, stormde een jongen 1 t stationsge
bouw binnen, uitschreeuwende dat do
„Gouwzee" met den vlag ii top aan het
havenhoofd «'as gesignaleerd en opstoomen-
de was naar de Harwichsteiger. De menschen
in de restanratiezaal vlogen s door elec-
triciteit getroffen op en holden het station
uit naar het plankier van de Engelsche boot.
Iedereen liet zijn werk m de f .iek en rende
naar buitenuit hot dorp, waarheen het
bericht door wielrijders was gebracht, kwa
men de bewoners in zwermen aangeloopen,
blootshoofds, zonder jassen of mantels, voor
het aantrekken waarvan :nen zich geen tijd
had gegund. De tijding dat de „Gouwzee"
naar binnen kwam, had de menschen ge-
electrisoerdalles stroomde naar de aanleg
plaats van de Harwichboot, onder het roe
pen van: „De Gouwzee komt, ze zijn ge
red". Ik stond vooraan op den steiger, op
den uitersten rand. Daar doemde in de
mistige verte langzaam de Harwichboot op,
de mailstoomer die 's ochtends 11 5 uur had
moeten binnenkomen»n achter de Har
wichboot aan kwam de „Gouwzee met de
driekleur iu de mast- Toen de schepen do
Berghaven passeerden, steeg i 't de menigte
aan den „Uitkijk" een geestdriftig hoera
omhoog, dat aan boord van de „Gouwzee"
met langaangehouden gejuich ..erd beant
woord Er was geen twijfel meer, de passa
giers van de „Amsterdam" waren allen ge
red. Op den steiger verdrongen de men-
sohen zich, om de binnenkomende Harwich
boot te bestormen, die statig in het zonne
licht kwam aanstevenen en ten slotte aan
liet plankier meerde. De „Gouwzee" bleef
achter de Harwichboot liggenhet was
laag water en daarom moesten de opvaren
den over do mailboot aan wal komen. Den
reizigers, die de Engelsche boot verlieten,
«erd geen tijd gegund om aan .nd te stap
pen Familieleden van de lang vermisten
baanden zich met geweld een toegang tot
het schip, snelden de loopplank over om het
eerst bij do geredden te kunnen zijn. Over
do verschansing van het achterschip werden
ze op de „Gouwzee" toegeroepen, mot hoer
den en zakdoeken toegewuifdhet gejubel
aan weerszijden was niet van de lucht. Men
schreide en lachte tegelijk, uit geluk van
het wederzien, dat men eigenlijk al had
opgegeven. Het was een aandoenlijk oogen-
blik, dat velen, die er \an ï-iorgen aan den
Hoek getuige van waren, wel nooit zullen
vergeten.
Het was mij bekend, dat onder de ver
miste passagiers van do Amsterdam" zich
ook bevond de heer A. R. o Jong^ student
in de theologie te dezer stede en met het
doel, bij redding van Je schipbreukelingen
onzen stadgenoot onmiddellijk te kunnen
interviewen over wat zich n de laatste
dagen had afgespeeld, had ik mij van mor
gen naar den Hoek begevenhet geluk
diende mij, dat zoo kort reeds na mijn aan
komst het heuglijk bericht van de redding
uit ze© werd gebracht. De heer De Jong,
dio door zijn vader aan den Hoek mocht
worden verwelkomd, stelde zich onmiddel
lijk beschikbaar, om Joor een „terribel fel
low" als wij krantenmenschen nu eenmaal
zijn, te worden ondervraagd. Dank zij deze
grooto bereidwilligheid, was ik in staat on
derstaande bijzonderheden op te teekenen,
die onze lezers, dus als uit d"n mond van
een der schipbreukelingen vernemen. Ik!
vattd, wat de heer de Jong mij mededeelde,
samen in het volgende relaas:
Toen ik mij Dinsdagnacht te Harwich
aan boord begaf, was het uitstekend weder;
de maan stond mooi aan den hemel, van
mist was eenvoudig geen sprake. Daar ik
niet goed tegen de waimte van de cabine
kon, begaf ik mij dadelijk na het bergen
van mijn bagage aan dek en bleef daar,
totdat de boot ongeveer e-n r.ur de haven
ha.l verlaten. Er was niemand van de pas
sagiers te zien, ze sliepen allen in hunne
hutten; ik denk dat er een kleine honderd
reizigers waren. De zee was buitengewoon
kalm, wind viel er niet te bespeuren, zoo
dat ik het een mooie zeereis noemde. Ik
ging, na aldus een uur op het dek te heb
ben vertoefd, naar mijn hut en trachtte wat
te slapen, waartoe ik mij gekleed ter ruste
legde. Hoe het kwam weet ik niet, maar ik
kon den slaap niet vatten, sto 1 dus op en
ging ten tweede male v at aan het dek heen
en weer loopen, om, min of megr koud ge
worden, daarna opnieuw naar beneden te
gaan. Het was nu wel wat ï.evelig gewor
den, maar volstrekt niet erg. Terw:jl ik lag
op de rustbank, hoorde ik i i stoomfluit om
do minuut seinen geven, waaruit ik op
maakte dat er sterke mist ::.oest zijn opge
komen tegelijkertijd veelde ik ho de snel
heid van de boot werd minderd en niet
langer met „full speed" werd gevaren.
Het was toen omstreeks half vier. Ik begaf
mij wederom naar boven, naar dek en ont
waarde daar een reusachtig dikke mist, er
viel geen tien meter in zee iets te zien. Do
boot liep met verminderde snelheid door
na verloop van eenigen tijd kwam ons een
visschersschuit terzij, Jie wij rakelings pas
seerden. Et was zoo'n verbazende mist, dat
ik op het achterdek staande, den kop van
het schip niet kon zien Van de passagiers
was niemand aan dek dan ik, allen sliepen
gerust door. Inmiddels begon de equipage
een loopplank gereed te leggen en begreep
ik, dat de toestand niet geheel zonder ge
vaar was Op zee was letterlijk geen steek
te zien.
Maar opeens ontdekte ik vlaik voor den
boeg van het voorschip twee lichten, blijk
baar va,n een boot, die in onzen weg was
giekomen, maar geenerlei signaal met de
stoomfluit had gegeven. Ik hoorde hoe van
deze boot menschen ons tegensohreeuwden
maar eer ik verder goed wist wat er ge
beurde, schoof de Harwichboot tegen de an
dere aan, om met de boeg daarna langs de zij
van het aangevaren schip te schuiven. Het
was in enkele oogenblikken gebeurdwaar
ik op het voorschip had gestaan, was ik
eenige meters opzijde gesprongen, omdat ik
begreep, dat een botsing moest volgen. De
schok was nog al hevig, maar toah niet zóó
erg, of ik bleef op de been. Toch werd een
der passagiers door de botsing uit zijn kooi
op den grond geworpen en schrokken allen
in hunne hutten wakker. De aanvaring was
gepaard gegaan met een hevig gekraak; de
Amsterdam liep eohter door. Een der aware
ijzeren pilaren, waarop het bovendek steunt,
was geheel krom gebogen, wel een bewijs
dat de stoot 'met kraoht was aangekomen.
De boot stopte nu, en liep terug. Aan het
aangevaren sohip is gevraagd of assistentie
werd rerlangu, maar het antwoord daarop
gevolgd, heb ik niet gehoord. Het Week dat
de onbekende boot voor anker lag iu »ee.
De passagier» van d« Amsterdam waren in-
tusschen aan dek gekomen, sommigen ge
kleed, anderen engekleed Ven een paniek
was geen quaestie, de redaigers waren met
Je «quipage volstrekt kalm es bedaard. Som
migen onzer hadden «en reddingsboei om
gedaan, maar op die mededeeling der beman
ning dat nic het minste gevaar duohtte,
deden we die weer af. Zóó volmaakt kalm
waren de passagiers, dat sommigen weder
naar beneden gingen om zich verder te klee-
den. Later is gebleken dat men de reizigers
de boeien lveeft laten afdoen om ze geheel
en al gerust te stellen en vooral kalm te
houden, want toen men den raad gaf de
boeien niet te gebruiken, stond er reed's
water in dc machinekamer. Een ha.lf uur ie
toen verloopen, rustig en bedaard, in wel
ken tijd de menschen zich kalm hebben ge
kleed, wel een bewijs dat van opschudding
aan boord geen sprake was. De gezagvoer
der commandeerde, na het verstrijken van
dat half uur ongeveer, dat de mannen aan
de booten moesten komen Het bekende oom-
mando „man aan boot". Men werd toen
wel gewaar, dat de toestand nu niet zoo ga.n-
sohelijk zonder gevaar was en deed daarom,
altijd nog kalm en bedaard, de reddings
boeien opnieuw om. Ook de vrouwelijke
passagiers behielden hun kalmte en
gaven geen blijk van buitengewone opwin
ding. Met de gordels om zijn we in de boo
ten neergelatenons laten afzakkende langs
een touw dat aan de verschansing was be
vestigd; de dames gingen natuurlijk het
eerst. De m..chines stonden toen stildoor
het water in de machinekamer had men ze
stop moeten zetten. Het afzakken in de
sloepen wa sniets beangstigenade zee was
zoo effen als een spiegel, er was geen noe
menswaardige schommeling op het water.
Sommige vroegen of /e hun bagage mee
mochten nemen in de reddingbooten,
maar dat kon niet worden toegestaan, zoo
dat ook ik mijn bagage aan boord liet;
voor ik in de sloep ging, ben ik nog even
naar beneden geweeet in mijn hut, waar ik
toen het water reeds in de kajudtsgangen zag
staan. Er waren reizigers die gtroote waar
den bij zich hadden in tassohen eoi hun werd
veroorloofd die mede te nemen. In onze
sloep namen er 23 plaate, o. w. 5 dames.
Toen wij er allen in waren, werden de bou
wen losgemaakt en dreven wij de ze© in.
De kapitein bleef met een paar man der
équipage aan boord der Harwiahboot. Ik
moet er nog bij vertellen, dat mij, toen ik
voor het laatst in mijn hut kwam, door
iemand van de bemanning werd toegeroe
pen „upstairs" te gaa.n, want dat er thane
groot gevaar dreigde; inderdaad was het
zeewater nu gerezen tot de gangen der ca
bines. Toen wij afd'reven, zagen wij twee
andere sloepen van onze boot in oqze nabij
heid en Jtonden wij door den nevel, flauw
een stoomboot zien, waarheen zioh die beide
andere sloepen begaven. Wij zagen ae er al
thans heenroeden. Onze sloep werd, beetuurd
door een man der équipage, die aanstonds
het commando nam. Door vier personen
werd met de riemen geroeidzij werden
om ©en zekeren tijd afgelost, want het roei
en in volle zee is zeer vermoedend, vooral
voor hen die dit werk niet gewend zijn. Na
een paar slagen te hebben gedaan, zageai wij
lichten, twee verschillende lichten; blijk
baar lag er een chip in onze onmid
dellijke nabijheid. Maar in het vol
gende moment had de mist weer alles om
huld en zagen we niets meer van de lich
ten, waren we alles kwijt. Het waa pdkke
donker om ons heenin een minuut fcijds
had de dikke mist alles en alles aan
ons oog onttrokkengeen handbreed vooruit
was te zien.
In de sloep hadden wij intrusv 1 'i e kist
open gemaakt, waarin het kompas is gebor
gen, dat in iedere reddingssloep aanweaag be
hoort te zijn. Wij vonden verder in die kist
een lamp met olie en een pak lucifers, alles
behoorlijk ingepakt. De Lamp weigerde eoh
ter te branden, ondanks alle moeite daartoe
aangewend; we deden spiritus in de peer,
maar al onze inspanning bleef tevergeefs.
De lamp kon niet branden, was blijkbaar
onklaar. Het woer was zóó buitengewoon
kalm, dat we een lucifer konden houden bij
het kompas, zonder dat de vlam uitwoei.
Wij stuurden onze sloep aan de hand van
het compas in de richting van de kust, waar
van we volgens deskundige berekening één
uur stoomens verwijderd waren. Levensmid
delen waren niet in de kist aanwezig. Wij
roeiden geregeld voort, anderhalf uur lang;
wel hoorden wij booten in onze omgeving,
hoorden wij fluiten en bellen, maar zien
konden wij niets, absoluut niets.
Het roeien bij vorst en mist is een koude
liefhebberij op zee, dat hebben we onder
vonden. Na, zooals ik zei, anderhalf uur
ruim, te hebben gedobberd, langzaam voort
bewogen door de riemen, werden in den
nevel opnieuw twee lichten ontdekt. Wij
riepen in koor uit alle macht in de richting,
waarüi we het lichtschijnsel zagen, en god
dank, werd ons roepon gehoord. Aan boord
van den onbekenden boot werd een toeken
gegeven dat men on6 had bemerkt; met
alle krachteinspanning roeiden wij op het
licht toe en kwamen daardoor terzijde ran
♦en groot© «toomvoot, die voor anker lag.
Onmiddellijk werden van <le \*ereohanaing
touwen neergelaten, die we moesten opvan
gen, wat niet makkelijk was, want door het
wisselend getij slingerden de ons toegewor
pen touwen nu estne vóór, dan weer achter
aan de sloep, maar gelukkig kregen we hou-
vfl#t ©n trokken we ons stevig naar de boot
toe, zoodat we ten slotte vast aan zij kwa
men te liggen. Met behulp van touwladders
klommen wij teg^en de verschansing op, de
dames eerst, d© hoeren daarna. Wij bloken
ons aan boord te bei-inden van ©en „Noor-
sethen ertsboot, de „Songa" genaamd, kapi
tein Erland, een Noor, die ons met groot©
liefje ontving en dadelijk de meeete harte
lijkheid beweee. De ertsboot was geladen
met 7000 ton erts, kwam van Bergen, had
Rotterdam tot bestemming en had reeds 2
daggen op deze plaats voor anker gelqgen,
omdat de zware mist het onmogelijk maakte
den Waterweg binnen te loopen. De oqui-
page, die ons allervriendelijkst tegemoet
trad, bestond uit twintig man. Wij hébben
dus slechts een klein© twee uur in onze red
dingssloep op zee doorgebracht. Dat we toen
reeds een boot ontdekten is ons geluk ge
weeet, want als we langer dan tien uur op
ze© hadden moeten blijven dobberen bij zóó'n
mist en vorst, zonder voldoende kleeding en
zonder «enig voedsel vooral, dan waren we
ongetwijfeld dood gevroren. Het was onge
veer zeven uur Woensdagmorgen toen we
aan boord van de „Sanga" kwamen.
We zaten dus nu aan boord van de
„Songa"', waarvan de kapitein, een gentle
man in den volsten zin des woordö, ons met
groote jovialiteit in onzen nood hielp. Hij
en zijn bemanning lieten niets na, om het
ons aangenaam te maken en het heeft ons
dan ook werkelijk aan niets ontbroken. Ik
ipoet u zeggen, het was ons een pak van het
hart, veilig en wel op een schip te zitten;
het vooruitzicht op zee te moeten zwalken,
met alle gevaren bij zulk weer daaraan ver
bonden, had ons niet geringe vree® ingeboe
zemd. Onze gezondheidstoestand liet niets
te wenschen over, met uitzondering van één
lieer en dame, waarvan de eerste koortsver
schijnselen vertoonde, laatstbedoelde zich,
denkelijk tengevolge van den angst, onplei-
zierig gevoelde. Wij waren met z'n tweeën
Hollanderseen heer uit Nijmegen en m ij n
persoontje, voor het overige waren het alle
vreemdelingen Met kapitein Erland de
gezagvoerder van de „Tonga", spraken wij
Engelsch en Duitsch. Het eerste werk dat
thans te doen viel, was een slaapgelegen
heid in orde te maken voor de 5 dames.
Kapitein Erland stond voor hen dadelijk
zijn eigen hut af, die voor do vrouwelijke
passagiers werd in orde gemaaktieder
hunner kreeg een eigen krib, zoodat de da
mes magnifiek verzorgd waren. De heeren
werden verdeeld in twee groepenmet ons
elven kregen wij huisvesting in een kamertje
van ongeveer 6 meter in het vierkant. De
kok aan boord zette aanstonds verschillende
gerechten op het vuur, teneinde den inwen-
digeu mensch te kunnen versterken. Wij
kunnen verklaren het uitstekend te
hebben gehad, zijn bovenstbest gevoed en
allerprettigst behandeld. Niets was den No
ren te veel. De eerste dag op de „Songa"
verliep, zooals U begrijpen zult, in verve
lende eentonigheid; de mist werd als het
kon, voortdurend dikker, de bel aan boord
bleef onophoudelijk luiden ter waarschuwing
voor eventueel passeerende schepen. Wij
hoorden dat gebel links en rechts op an
dere booten maar iets te zien was er
niet. Natuurlijk waren wij uiterst be
nieuwd naar het lot van de andere opva
renden van de „Amsterdam", deden we al
onze best eenig spoor van hen te ontdekken,
maar er hing zóó'n verbazend diohte nevel,
dat wij op het dek van de „Songa" die lich
ten in de masten van de boot niet konden
zien. 't Was een allerzonderlingst gevoel
zich geheel en al afgesloten te zien van de
gemeenschap en toch te weten dat aan alle
kanten booten en schepen ons omringden.
Het liet zich aanzien, dat wij de eerste
dagen op deze plaats in zeé zouden moeten
blijven, want eenige omstandigheid, die op
verandering van weer duidde, was niet te
bespeuren. De „Songa" lag trouwens reeds
twee dagen voor anker vóór wij aan boord
werden opgenomen. Het ergste was wel voor
ons, geen telegrammen te kunnen sturen
naar het vaste land, ter geruststelling van
familieleden, die natuurlijk in doodelijken
angst over ons zouden verkeererMaar daar
viel niets aan te doen, we moesten ons wel
schikken in ons lot. Kapitein Erland vond
't véél te gewaagd naar den Waterweg op
te stoomen, daartoe moest het weer eerst
heel wat opklaren. Den eersten nacht is er
niet veel geslapen, hoewel we allemaal moe
warensommigen waren op stoelen inge
dommeld, maar de meesten lagen languit
op den grond van de kajuit, met een over
jas of colbert opgerold tot kussen. Van eeö
deken tot dekking was geen sprake. In min
of meer ongemakkelijke houding heb ik
eenige uren geslapon, maar daarmede was
het in den nacht van Woensdag op Donder*
dag ook gedaan. Donderdag brak aan met
oenzelfden dikken, ondoordringbare^ mist,
kijk op verandering was er niet. We kwa
men eens aan dek, gingen weer zitten in de
kajuit, liepen dan weer een uurtje langs de
verschansing, keken in zee naar den mist,
keken in de lucht naar den mist, maar zagen