If 353. Eerste Blad.
6" Jaargang;.
Zaterdag 7 Maart 1908.
BUITENLAND.
FEUILLETON.
DE SVENSSONS.
AMERSFOORTSGH DAGBLAD
ABONNEMENTSPRIJS:
Psr 3 maanden voor Amersfoortf 1.35.
Idem franco per post- 1.75.
Afzonderlijke nummers- 0.05.
Deze Courant verschijnt Dagelijks, met uitzondering van
Zon- en Feestdagen.
Advertentiën, meded eelingen enz., gelieve men vóór 10 uur
's morgens bij de Uitgevers in te zenden.
Uitgevers: VALKHOFF C°.
Utreohtschestraat 1. Intercomm. Telephoonnummer 66.
PRIJS DER AD VERTEN TI ËN:
Van 1—5 regelsf 0.75.
Elke regel meer- 0.15.
Groote letters naar plaatsruimte.
Voor handel en bedrijf bestaan voordeelige bepalingen tot
het herhaald adverteeren in dit Blad bij abonnement. Een#
circulaire, bevattende de voorwaarden, wordt op aanvraag
toegezonden.
Kennisgevingen.
Burgemeester en Wethouders van Amersfoort,
Brengen ter kennis van de ingezetenen, dat
ingevolge de wet van 8 November 1815 (Staats
blad 51), alle vorderingen ten laste van het Rijk,
van de Provincie of van de Gemeente, over het
jaar 1907, vóór den Isten Juli e.k. moeten wor
den ingediend bij de autoriteiten door wie de
bevelen tot het doen van leverantiën zijn ge
geven en dat de belanghebbenden, die van de
tusschenkomst des Gemeentebestuurs wenschen
gebruik te maken, tot inlevering van hunne
vorderingen ten laste van het Rijk of van de
Provincie, hunne deelaratiën vóór den 30sten
Juni aanstaande ter Secretarie belmoren in fe
leveren
Amersfoort, 5 Maart 1908.
Burgemeester en Wethouders van Amersfoort,
De Secretaris, De Burgemeester,
J. G. STENFERT KROESE. WUIJTIERS.
NATIONALE MILITIE.
Oproepkng van Verlofgangers
in w e r k e 1 ij k e n dienst.
De Burgemeester van Amersfoort maakt be
kend, dat de in deze Gemeente gevestigde ver
lofgangers, wier namen hieronder zijn vermeld,
bij deze, ieder tegen het achter zijnen naam
aangegeven tijdstip, krachtens art. 111 der Mili-
tiewet 1901, in werkelijken dienst worden opge
roepen
WILLEM BOTTENBURG
dag van opkomst 30 Maart 1908, van de lichting
1904, behoorendo bij het le Regiment Veld-
Artillerie (Treinafdeeling), in garnizoen te
Utrecht.
GERARD BOVEE,
dag van opkomst 30 Maart 1908, van de lioht'ng
1904, behoorendo bij het le Regiment Veld-
Artillerie (Treinafdeeling), in garnizoen te
Utrecht.
KAREL JAGTENBERG
dag van opkomst 30 Maart 1908, van de lichting
1904, behoorendo bij het le Regiment Veld-
Artillerie (Treinafdeeling), in garnizoen te
Utrecht.
De opgeroepen verlofgangers zullen zorg dra
gen, dat zij zich, ieder op den voor hen aange
geven dag, in uniform gekleed en voorzien van
hun verlofpas (zakboekje), alsmede van. al de
bij hun vertrek niet groot-verlof medegenomen
voorwerpen van kleeding en uitrusting, bij hun
korps aanmelden, en wel des namiddags vóór
vier uur (de miliciens-telegrafisten vóór een
uur), of, indien dit met 't oog op den duur der
reis niet mogelijk is, zoo spoedig doenlijk daar
na. Zij, die binnen het Rijk woonplaats heb
ben, behoeven hun reis niet eerder aan te van
gen dan op den dag voor de opkomst bepaald.
Het is in het algemeen wen&chehjk, dat de op-
geroepenen zich op den laatsten dag vóór hun
vertrek naar het korps, des voormiddags tus-
schen 10 en 12 uur, ter Gemeentesecretarie aan
melden, voorzien van hun zakboekje, ten einde
zoo noodig in hot bezit te worden gesteld van
de vereischte vervoerbewijzen en pass^gebiljet-
ten en tot hot desgewenscht in ontvangst ne
men van daggeld, een en ander voor zooveel zij
daarop recht hebben, en tevens om, zoo zij die
gewenscht achten, inlichtingen te bekomen aan
gaande de reis.
De verlofgangers echter, voor de laatste maal
met groot-verlof vertrokken na 15 Maart 1904,
die alleen per spoor- of tramweg moeten reizen
en in wier zakboekje aanwezig is een op wit pa
pier gedrukt en mot rooden inkt ingevuld ver-
voerbewijs, behoeven zich niet ter Gemeente
secretarie aan te melden, doch begeven zich
rechtstreeks naar het station van vertrek en
stellen aldaar hun zakboekje ter hand aan den
stationsbeambte, met de uitgifte van plaatsbe
wijzen belast. De verlofgangers behooren er op
indachtig te zijn, dat hun het zakboekje wordt
teruggegeven, alsmede d® strook van het ver-
voerbewijs, aangezien deze strook hun geduren
de de reis moet dienen als plaatsbewijs.
Verlofgangers, die, hoewel hun reis aanvan
gende per spoor- of tramweg, een gedeelte van
het traject moeten afleggen per stoom boot of
die op hunne reis van één of meer veren moe
ten gebruikmaken, moeien zich steeds naar de
Gemeentesecretarie begeven tot het in ontvangst
nemen van de vereischte vervoerbewijzen en pas
sagebiljetten.
Het is noodig zich ten minste een half uur
vóór liet vertrek van den trein of tram aan het
station to bevinden.
Behalve op vrij vervoer, voor zoover de reis
geschiedt binnen het Rijk, heeft de verlofgan
ger, die niet woont in de plaats van opkomst,
voor den dag van opkomst recht op een dag
geld van f 0.25. Het is niet noodig dit daggeld
ter Gemeentesecretarie te vragen; aan hem,
die het in zijne woonplaats niet heeft ontvan
gen, wordt het na aankomst bij het korps uit
betaald.
Ingeval ziekte of gebreken de opkomst moch
ten verhinderen, moet hiervan zoodra doenlijk
door o verlegging van eene op gezegeld papier
geschreven en gelegaliseerde geneeskundige ver
klaring ter Gemeentesecretarie blijken. Geldt
het verlofgangers, aan wie wegens onvermogen
eene ongezegelde verklaring is afgegeven, dan
kan deze aldus, ter verzending aan wien be
hoort, ter Gemeentesecretarie worden ingele
verd. Betreft het verlofgangers aan wie, in ver
band met eene vorige oproeping in werkelijken
dienst, door denzelfden geneeskundige reeds
eene verklaring is uitgereikt, dan kan ook voor
niet-onvermogenden liiet eene ongezegelde en
niet-gelegaliseerde verklaring worden volstaan.
Na hun herstel vervoegen zij zich onverwijld bij
hun korps.
Hij, die zonder geldige reden niet voldoet aan
deze oproeping, wordt, na daartoe verstrekte
machtiging van den Minister van Oorlog, als
deserteur afgevoerd.
Hij; die zonder geldige reden zich te laat bij
het korps aanmeldt, maakt zich strafschuldig.
Het niet-ontvangen eener bijzondere oproe
ping ontheft een verlofganger geenszins van
zijne verplichting tot opkomst in werkelijken
dienst, daar de openbare kennisgeving eenig
en alleen als bewijs geldt, dat hij behoorlijk is
opgeroepen
Den verlofgangers, die, op grond van kost
winnerschap, vermeenen in de termen te ver-
keeren tot het erlangen van ontheffing van
bovenbedoelden werkelijken dienst of van eene
geldelijke vergoeding, wordt aangeraden hun
verzoek daartoe bij voorkeur ongeveer zes weken
vóór hunne opkomst aan de Koningin te doen.
Dat verzoek kan op ongezegeld papier worden
geschreven cn moet rechtstreeks aan Hare Ma
jesteit worden gezonden. Frankeering is niet
noodig. Wenscht men alleen voor eene gelde
lijke vergoeding in aanmerking te komen, dan
kan deze bij ongezegeld en ongefrankeerd ver
zoekschrift aan den Minister van Oorlog worden
gevraagd. Overigens wordt ten deze verwezen
naar de afzonderlijke publicatie betrekkelijk
Kostwinners", en kunnen zoo noodig nadere
inlichtingen mondeling worden gevraagd ter
Gemeente-secretarie, eiken werkdag tusschen 10
en 12 uur voormiddags.
Amersfoort, den 5. Maart 1908.
De Burgemeester voornoemd,
WUIJTIERS.
Politiek Overzicht.
De naasting van «len Congostaat
door België.
De vrede is gesloten tusschen den Koning
der Belgen en zijne ministers over de voor
waarden, waaronder de Congostaat. de groot-
sche stichting van Koning Leopold, zal over
gaan in het bezit van den Belgischen staat.
Het vredesverdrag is, in den vorm van eene
additioneele overeenkomst, die het reeds
aanhangige naastingsverdrag op verschillen
de punten wijzigt, bij de Kamer ingediend
Wij heblben de wijzigingen, die de oor
spronkelijke overeenkomst heeft ondergaan,
reeds medegedeeld. De hoofdzaak is, dat de
groote steen des aanstoots, het kroondomein,
die staat in den staat, verdwijnt. Het woult
staatsdomein, en als zijn bijzonder eigenden
behoudt de Koning alleen over eene opper
vlakte van 40,000 H.A. in Majumba, waar
hij bezig is met proefnemingen om koffie- eu
cacao-plantagcs aan te leggen. Dat is voor
een proefveld eene respectabele oppervlak
te, maar vergeleken met de reusachtige uit
gestrekheid, die als kroondomein was ge
reserveerd, is het betrekkelijk toch maar
eene kleinigheid.
De bezittingen van liet kroondomein gaat
over aan den Staatde bezittingen in Afri
ka, onroerende goederen en aandeelen in on
dernemingen, aan de kolonie, de onroerende
goederen in Europa aan den Belgischen
staat. Ook die aan de Azuurkust, waarvan
de Koning gedurende zijn leven het vrucht
gebruik behoudt. Maar met de rechten wor
den ook de verbintenissen overgenomen, die
het kroondomein heeft aangegaaneen fonds
van 45 millioen francs moet dieaien om de
uitvoering te verzekerou van de reeds in
gang zijnde werkeneen tweede fonds van
50 millioen, betaalbaar in 15-jaarlijksche ter
mijnen, de eerste van 3,800,000, de volgende
van 3,300,000 frs., zal besteed worden aan
nog te maken werken in de Congo en •doel
einden van openbaar nut ten behoeve van
de koloniebouwen van gasthuizen en van
scholen voor negers, toelagen aan de mis
siën, uitzending van wetenschappelijke zen
dingen, enz. Dit fonds zal, als bewijs van
nationale danklbaarheid, ter beschikking van
den Koning gesteld worden; de Koning, en
na zijn dood zijne opvolgers, zullen de be
stemming aanwijzen, die aan deze gelden
zal worden gegeven.
De overeenstemming, die verkregen is, be
paalt zich niet enkel hiertoe, maar strekt
zich ook uit tot het organieke regeerings-
reglem-ent voor de kolonie, dat bij de Ka.-
mer aanhangig is. De regeeriag' zal in dit
wetsontwerp wijjzigingen aanbrengen in den
zin van een nauwer toezicht van België op
bet bestuur der kolonie, met name uit finan
cieel oogpunt. Daar over verluidt verder
nog, dat aan den Koning slechts de benoe
ming van de minderheid der leden van den
kolonialen raad voorinhouden zou blijven,
terwijl de meerderheid der leden door het
parlement zou worden aangewezen. Voorts
zouden in het wetsontwerp bepalingen
worden opgenomen, om liet beginsel
der bescherming van de ir landers tot
zijn recht te brengen, waardoor men vol
doening hoopt te versohaffen niet alleen aan
de oppositie in België maar ook aan de open
bare meening in Engeland.
De vraag is nuHoe zal de houding van
de volksvertegeniwoo "'dïging aiji. Het oor
spronkelijke naaetingsontwerp stuitte, zoo-
als bekend is, op verze ook onder de katho
lieke partij. Eene minder nog door haar
aantal dan door het persoonlijk gezag hare
leden zich onderscheidende groep der katho
lieke leden 'had zich algescheiden van de
meeiderheid en toonde zich ongezind om
den Koning ter wille te zijn. Het optre
den van den heer Schollaert als minister
president na het overlijden van zijn voor
ganger de Trooz heeft de gelegenheid ge
schonken om de eensgezindheid onder de
r.ieerderheid in het parlement te herstellen.
De groep-Beernaert zal zich, naar verluidt,
niet het gewijzigde ontwerp vereenigen.
De meerderheid is dus door -lit regeerings-
vcorstel verzekerd. Maar eene zaak van zoo
ingrijpend gewicht moet met het werk zijn
van eene enkele politieke partij. Hoe is de
stemming bij de oppositie? Volgens de Indé-
pendanoe Beige is die niet ongunstig voor
het gewijtzigde ontwerp. Het "blad brengt
hulde aan minister-president Schodlaert voor
het beleid, dat hij heeft aan den dag ge
legd en spreekt de verwachting uit, dat het
naastingsplan, zooals het nu luidt, den op
rechten steun zal hebben van een aanzien
lijk deel der linkerzijde en dat de appositie
zich zal bepalen tot hen, die onverzettelijk
tegen het beginsel zeil van de koloniale
politiek zijn. De Indépendance Beige- voegt
daaraan toe: „Dat is het beste resultaat,
dat men zou kunnen wenschen, en die over
eenstemming, op gezonde begi'«telen geves
tigd, strekt om te bewijzen, dat België rijp
is om met het volle prestige, dat gewenscht
is,'de koloniale rol te spelen, die het staat
kundig genie van den Koning voor het land
heeft weg£ 1
Duitschland.
De Oldenburgsehe Landddag heeft een
wetsontwerp aangenomen, waarbij het voor
den Rijksdag geldende kiesrecht voor de
verkiezingen voor den Landdag wordt inge
voerd. Het ontwerp kan echter pas wet wor
den, wanneer ook'de volgende Landdag het
aanneemt.
De brief van den Duitschen Keizer.
Londen, 6 Maart. Aanmerkelijke
sensatie is hier gewekt door de mededeeling
van den militairen medewerker van de Ti
mes in het nummer van heden, dat da Duit
sohe keizer aan Lord Tweedmouth, eerste
lord van de Admiraliteit, een brief had ge
zonden over de Britsohe en Duitsohe mari
tieme staatkunde. In dien brief wordt ge
tracht invloed uit te oefenen ten bate van
Duitschland op den minister, op wien de
verantwoordelijkheid rust voor de marine-
begrooting.
De conservatieve bladen vragen publica
tie van den brief ©n van het antwoord van
Lord Tweedmouth en protesteeren tegen het
geheim houden van de zaken, de marine be
treffende, wa.nneeir de gewone, oflfjloieele
kanalen open staan voor den Keizer.
De secretaris van Lord Tweedmouth deel
de mede, dat Maandag a.s. een verklarvig
over het, gebeurde zal worden afgelegd in
het Heerenhuis. Lord Tweedmouth had hem
intusschen gemachtigd mede te deelon, dat
de brief van zuiver persoonlijken aard was
en geen betrekking had op de begrooting
van marine.
In het Lagerhuis deed minister Asquith
bij het einde der zitting van heden de vol
gende mededeelingHet is een feit, dat
Lord Tweedmouth op 18 Februari een brief
heeft ontvangen va.n den Duitschen Keizer
het was echter een uitsluitend particuliere
en persoonlijke mededeeling, vervat in de
meest vriendelijke bewoordingen.
Het antwoord van Lord Tweedmouth was
eveneens particulier ©n niet officieel en noch
van dien brief, noch van het antwoord is
mededeeling gedaan aan het kabinet. „Met
het oog op sommige opmerkingen, die schij
nen gemaakt te zijn", zoo vervolgde de mi
nister, „voeg ik hieraan toe, dat reeds al
vorens de brief was gekomen, het kabinet
zijn eindbeslissing had oenomen over de ma-
rinebegrooting voor dit jaar.'' (Algemeene
toejuichingen.)
Keulen, 6 Maart. Een telegram uit
Berlijn aan de Köln. Ztg. zqgt omtrent den
brief van dor Keizer aan Lord Tweedmouth
dat er hier slechte sprake kan zijn van een
particulieren brief, die onmogelijk de strek
king kan hebben gehad om ©enigerlei in
vloed uit te oefenen op de Engeloohe bqgToo-
ting van marine. Het is veel ee»r waarschijn
lijk dat de brief opkomt tegen verkeerde
meeningen, die in Engélan-d omtrent den
vlootbouw van Duxtachland worden ver
spreid.
Londen, 7 Maart. Alle bladen Leve
ren commentaren op den brief van den Kei
zer aan Lord TweedmouthDe' Telegraph
zegt, dat zij. dtie den brief gelezen hebben,
wefks karakter algemeen bekend was in ze
kere kringen voor hij den Times bereikte,
ladhen om de verklaring door de Times er
over gegeven.
De Telegraph zegt dat de brief een ge
meenzaam gestéld document was zooals
de eene vriend aan den anderen schrijft
na het bezoek van den Keizer aan Engeland
on teleurstelling uitdrukt over den toon
der oritieken op de Duitsohe vlootplannen.
Het blad zegt ten Slotte, dat persoonlijke
opmerkingen in den brief de publicatie er
van ongewenscht maken
De brief van den Duitechen Keizer aan
lord Tweedmouth, welke inmiddelè van par
ticulieren en vriendscli appel ijlken aard is
gebleken, zoo zelfs dat lord Tweedmoutih het
niet eens noodig geacht heeft van dit
schrijven of het antwoord er op het Kabi
net in kennis te stellen, heeft de Times weer
eens een harer békende hatelijke artikelen
in de pen gegeven, waarmede het blad
klaarblijkelijk een drieledig doel heeft wil
len bereikeneen aanval op het gehate
ldlbeiale ministerie, een middel tot voorko
ming van de beperking der vlootuitJbrei-
ding en last not least een nieuwe bijdrage
tot de oude reeks verdadhtnuftaogen van
Duitsohland
Ziehier hoe het blad zich over dien vree-
se lijken brief uitlaat:
„Deze brief zal bij de bewoners van ona
land gevoelens van pijnlijke verbazing en ge
rechtvaardigde verontwaardiging opwekken.
Wij kunnen de bevestiging gewen van de
gedane verklaring, volgen» wen» de Keizer
onlangs een brief aan Lord Tweedmouth,
minister van de Engelsohe marine, heeft
geridht omtrent de Duitsche en de Engel
sohe marine en dat deze brief ook beant
woord is.
Niemand zal gelooven, dat de Keizer den
brief heeft "geschreven met een andere be
doeling dan om werkzaam te zijn in het
belang van Duitschland. De Keizer voert
den titel van admiraal der Britache vloot.
Indien deze titel echter kan strékken om de
bemoeiing van een buitenlandach vorst in
onze binnenlandsohe aangelegenheden door
geheime aanvragen, gericht aan het hoofd
van oen ministerie, van 'hetwelk de natio
nale veiligheid afhangt, te rechtvaardigen,
dan zou het zaak zijn zoo spoedig mogelijk
een eindï te maken aan zulk soort dynaati-
sche onderscheidingen.
Nemen wij eens aan, dat Koning Bduard,
die een even houdbaar voorwendsel heeft
om ziah in de Duiteche zaken te mengen,
een soortgelijken brief of een van anderen
aard omtrent regeerings-aangelegenheid aan
lh$t hoofd van het Duitsche ministerie van
oorlog of marine had gericht, welke hou
ding zou men dan in Duitsohland aanne-
imen? Door het geheele land zou een kreet
•van woede en afkeuring opgaan, en de ge
heele wereld zou het er over eens zijn ge-
Namr het Mumdseh
84 D»OK
PU. W IJ i X A IV.
Zij was er nu zoo gerust op, dat haar zoon
zich in den vreemde best alleen kon redden,
natuurlijk wanneer er van thuis gezorgd
werd dat hij leven kou,, zoodlat de vrees
in dat "opzicht hare veerkracht niét meer in
spanning hield. Zij had droevige uren waar
in zij haar leven dioéliloos begon te vinden en
zich vergeleek bij een uurwerk, waarvan de
veer gebroken isen als ziji dan zoo over het
een en ander peiusdle, dacht zij vaak mot
angst aan sommige mensohen, die dood en
verwezing tegemoet gingen juist toen zij, na
een lange en bezwaarlijke taak te hebben v<y
bracht, op een tijd van rust hadden gehoopt.
Maar in 't geheim wachtte zij toch voortdu
rend op het oogenbldk dat haar zoon haar
weder noodig zou heblben. misschien meer
d)an ooit. Zij behoefde slechts een blik te
slaan op haren echtgenoot en zijne hulpbe
hoevendheid' naar lichaam en geest, om da
delijk weder in te zien hoe noodig zij voor
Ihèm althans was.
Juist had zij weder een blief van Thareten
ontvangenITijj toonde daarin duidelijk dat
hem niets ontbrak dlan geld. En nu was
de ziekte van baron Ludhrig erbij gekomen
en het aarzelend antwoord van dokter Lars
op hare vraag of het gevaarlijk was: „Neen
dat niet bepalald; maar hij is zeer, zeer
zwak."
Zij werd bang, zooails eene vrouw met een
warm hart- worden kan, wanneer zij inziet
dat haar "lieveling gevaar dreigjt Het is
vreemd, maar toch waar't vrouwelijk hart
maakt somtijds weinig verschil tusschen har
telijk bewonderende en medelijdend teedere
gevoelens, althans wanneer deze niet in het-
zölfde gemoed met elkander in botsing so
men en vaak treft het gevaar, van een
wezen dat hare zorg zoo noodig heeft, te zul
len verliezen., nog zwaarder dan de vrees den
steun in haar leven te moeten missen, al
was die steun ook tevens haar liefste schat.
Aan een ziekbed, waar geen orgaan op
een© door de wetenschap te bepalen wijze is
aangedaan, of eene eigenlijke ziekte het
lichaam in boeien slaat, zien de oogen van
de liefhebbende mensdhen in de naaste om
geving van den lijder vaaik sdherper dan die
van den arts.
Baron Ludvig verergerde. Niet dat hij
meer pijn leed, maar hij verzwakte op een
onrustbarende wijze en mevrouw Sigrid
beefde voor het verlies van dit leven, dat n
de oogen va n anderen zoo weinig beteeken -
de, ja eigenlijjk zonder eenig nut Voor
iemand, geleefd werd. Maar voor haar wa»
dit leven het eeoiige, waarin .zij alleen, in
de geheéle iwereld, zonneschijn en tevre
denheid had weten te brengendat zij. go-
héél hlad vervuild en dat aan haar fwas ge
wijd geweest, met een onlbegrensd vertrou
wen Zoo groot en onvoorwaardelijk was
zijn vertrouwen op 'baar oordeel, in dingen
Van het dagelij'ksdli lövon, maar ook bij
ernstige vraagstukken die het hart raak
ten, ail 3 dit zelden bij mensdhen van meer
der ontwikkelde geestvermogens gévonden
■wordt.
Door de omstandigheden wtas barones
Sigrid, die atoo lang jong gebleven was, nu
in een verbazend korten tijd een oulde
vrouw geworden. Dokter Lars kon haar
r»ragend aanzien, telkens als hij haar echt
genoot bezocht en dan gaf hij haar onge
merkt ook zijn vriendsdbappelijken raad.
Toen dit zoo een paar wéken geduurd had,
vercdheen hij op een mooden avond van Mei
bij de Svenssons en begon eerst- op zijn ge
wonen schertsenden toon
„Ik weet wél dat hier in Skralby bemin
nelijker heeren zijn, maar zou juffrouw
Slvensson desniéttegiciiMaande er niets tegen
hébben met den ouiden dokter morgen
ochtend naar de vrienden op S'undéby te
rijden
Die vraag was in den loop van dit jaar
reeds herhaalde keeren gedaan en maar
zelden met een vroolijik, volmondig „Dat
■wil ik gaarne!" beantwoord geworden.
Meest altijd kwam Thilda met uitvluchten
aan en ook nu begon zij
„Lieve, beste dokter, in deze week gaat
het onmogelijk. Het is vreeselijk vriende
lijk van u, maar wij hebben het juist zoo
geducht druk dat..."
Reeds bij. hare eerste woorden had dok
ter Lars zijne zware wenkbrauwen gefronst
jammer dat hare witte tint dit fronsen
voel minder indrukwekkend maakte dan
hiji meende en hoopte en toen Thilda
tot zoover gekomen was, viel hij haar in
de rede
„Luister eens, mijn lcindJe moet bo-
grijpen dat 'het geval er nu zoo bij staat
dat jij hen niet noodig hebt, maar zij jou.
Kunt ge morgenochtend om elf uur
.zijn, om er een paar weken te blijven? Alfe
er Later nég het een of ander is. wat je
daar ginds wil gebruiken, dan kan dit na
gezonden worden
.Dank je ThildaJe lieve oogen hébben
mij al het ware antwoord gegeven. Zoo,
aegi nu maar aan je moeder dat het heusch
niet, anders kon en zeg aan je vader den
latinist-, dat er hier moest gevolg gegeven
worden aan oen ,cibo-recept"van zijn
vriend Sköldgren."
De natuur rondom Ons kan in eene
sterke tegensl elilling met onze gemoedsstem
ming veikeerensoms bloedt ons 'hart ter-'
wijl de natuur lachtde dichte nCveflén
'hangen als zware wolken op ons en de
lente zingt haar lied, heb nieuwe leven ont
spruit en de Meizon étraalt. Dat licht en
dat leven is eerst pijnlijk voor de treuren
de oogen, maar toch geloof ik dat er ge
nezende kracht van uitgaat.
GDe lente was dit jaar heerlijk schoon op
Sundeby Zij deed ijverig haar .best om de
minder verkwikkelijke dingen liefderijk te
bedekken. Dc oude dokter neuriede een
studentenliedje en het jonge meisje, dat
naast hem zat, werd ook verfrischt door
de lekkere lucht van bosdh en zee, hoewél
zij zich oud gevoelde en niet begrijpen bon
dat het nog niet langer dan tien jaTen ge
leden was, dat zij, dit -allee voor het eeret
genoten had
De eigenares van de pllaate en Sveneöon
ThilMIa stonden tegenover elkander in de
eeftkamer op Stora SuriBeby. Toen zij- el
kander hier voor het oerst ontmoet hadden,
was de eene een mooie, krachtige vrouw
gdweeét en de andere een kind. Thans .had
de vrouw den herfst voélen naderen en de
witte vlokjes bij de slapen waren de voor
boden van den winter. Daarentegen was
in het kind een nieuwe vrohw ontwaakt
en toen Thilda hare oogen met hartelijke
deelneming tot haar opélOeg, trék het- hart
van barones Sigrid meer dan ooit naar
haar voormalig pleegdochtertje, dat nu zoo
zelden meer over haar drempel kwam.
Al«s onwillekeurig gevolg gevende aan
een inwendige behoefte, omhelsden rij el
kander en weenden zij tezamen ween
den, zonder zidhzelf rekenschap te geven
waarom, zonder een woordi van ldadht of
Verwijt. Maar tbare tranen wisohten voor
altijd het domme oude wapenschild uit; zij,
gevoelden 't beiden dat dit nooit iineer eene
scheiding zou bunnen maken tusschen eene
ÖhJUsson en eene Slvensson.
Geen zweem van een verwijt omdat zij
zoo zelden kwam werd gehoord, en Thilda
kon niet beloven haar leven te beteren, nu
niemand haar bechuldigde. En geene van
beiden wfist. dat er iets was dat zij bo
ven alles ief haddien. wat dien band tus
schen haar vormde; toch gevoelden zij het,
dat zij elkander nu nooit weder zouden los
laten
Wordt vervolgd