de uitspraak van Hock© aan, dat schokken daarvoor voldoendè zijn, in casu de opgewekte vrees door het bero vingsplan. Acht de rechtbank derhalve een der ten laste gelegde feiten bewezen, dan zal onher roepelijk een entslag van rechtsvervolging moeten worden uitgesproken. Trouwens al was er maar een zwakke twij fel mf gel ijk, of Van Vaalen ten tijde van den dood van Drost in een abnormale gees- testoe'tand verkeerde, geen veroordeel ing zou mogelijk zijn, indien niet de Officier aantoonde, dat hij in die dagen wel volko men toerekenbaar was. Pi. beroept zich op de woorden van prof. Simons p de vergadering van het Fsycli. Juf. Gezelschap op de bijeenkomst van 16 Februari 1907 gesproken. PI. beroept zich hierbij op een arrest van het Hoog Mil. Gerechtshof. PI. concludeert ten slotte dat het de rechtbank moge behagen Van Vaalen vrij te sproken, omdat de bekentenis van een lijder aan hysterisch delirie niet a!s bewijs kan gelden en een ander bewijs niet gele vérd ie, subsidiair «dat de rechtbank dear beklaagde moge bewaren voor twintig ja-ren gevangenisstraf, omdat de beklaagde even tueel niet in een gevangenis, doch in een ge sticht thu:s behoort. Mr. E. W H. D uy z i ngs, de verde diger van den beklaagde Van Ee, verkrijgt thans het woord. PI. begint met een woord van hulde voor de moeite die mr. De Vides, die aanvankelijk als verdediger was toege voegd, zich heeft gegeven om zich voor te bereiden voor zijne taak. Tot zijn leedwe zen heeft mr. De Vries door omstandighe den, aan de rechtbank bekend, de taak moeten neerleggen. PI. heeft haar opgevat, maar daar hij eerst in den loop van de vorige week de* taak op zich genomen heeft, zal hij zich zeer moeten beperken en zal de verdediging van beklaagde Van Ee niet zoodanig zijn als zij bij betere voorberei ding had kunnen zijn. In deze zaak staat slechts ééne zaak on- omstootelijk vast. Hendrik Drost is dood en is gestorven door gewelddadige middelen. Maar van de talrijke getuigen, die gehoord zijn, is geen enkele bij het feit tegenwoor dig geweest. Daardoor bestaat de grootst mogelijke onzekerheid omtrent de wijze waarop het feit is gepleegd. Beklaagde Van Vaalen heeft bekentenis sen afgelegd, die niet alleen betrekking hebben op zijn aandeel in de zaak, maar ook op dat van zijn mede-beklaagde Van Ee. Maar die bekentenissen moeten ten opzichte van v. Ee rechtens buiten beschouwing blijven, als zijnde afkomstig van een mede- beklaagde. Ook overigens 'hebben zij geens zins overtuigende kracht èn door de alge- meene onbetrouwbaarheid van de door dezen beklaagde, soms zelfs in hypnose, af gelegde verklaringen, èn omdat zij op be paalde punten positie gelogenstraft zijn. PI. noemt daarvan verschillende voorbeelden, o. a. de bewering van v. V., dat v. E. bij hem gebleven is tot half drie, waarmee in strijd is de verklaring van een getuige, dat v. E. tusschen een uur en half drie bij hem geweest is. PI. wil zich niet aan onderstellingen wa gen omtrent het gebeurde, maar vraagt: Waarom zou niet het feit door Van Vaalen alleen gepleegd zijn? Hierop wijzen zelfs do sporen, die op het overhemd van v. Vaa len bevonden zijn; die zijn blijkbaar ver oorzaakt door nagels, hetgeen onmogelijk zou zijn, als Van Vaalen slechts de han den had vastgehouden. Zeer bezwarend is voor Van Ee de ver klaring van getuige Wolleswinkel. Dat is niet te loochenen. Maar het Wetboek van Strafrecht legt den rechter uitdrukkelijk op te letten op de waarde van de verklaringen der getuigen. Daarbij moet acht gegeven worden op de beweegredenen, die daarop in vloed hebben uitgeoefend, ook op de levens wijze en de omstandigheden der getuigen. Al is het nu eene onaangename taak, een getuige verdacht te maken, pi. mag dat- in dit geval, bij dezen hoofdgetuige tegen van Ee, niet nalaten. Welke 'beweegredenen Wolleswinkel heb ben bewogen, is slechts te gissen. Maar mogelijk is het, dat hij tegen Van Ee een wrok had. Misschien heeft hij de vrouw in haar man willen treffende vrouw van v. Ee heeft vroeger bij Wolleswinkel ge diend, die hij toen oneerbare voorstellen heeft gedaan, waarmee hij niet is geslaagd. Pl. schetst Wolleswinkel als een zeer onbe- trouwbaren getuige, een man van zeer on gunstige reputatie, een grooten scharrelaar. Van zulk een man, een aartsleugenaar en bedrieger, mag het niet afhangen, of Van Ee misschien voor zijn gansche leven achter de tralies zal gaan. Tot staving van Wolleswinkel's onbe trouwbaarheid haalt PI. o. a. aan, dat ter wijl het feit gepleegd is Zaterdag om 1 uur, die getuige zijne verklaringen heeft afge legd Dinsdag daarvolgende. Hoe hij aan de wetenschap van vele bijzonderheden kwam, is niet zoo bevreemdend; in het Utrechtsch Dagblad komen tal van bijzonderheden om trent dc zaak voor den dag voordat Wolles winkel zijne verklaringen aflegde. PI. gaf toe, dat in de verklaringen van dien getuige 'belangrijke aanwijzingen zitten, maar er is geen overtuigend bewijs uit te putten. Van Ee is gezien op de fiets van Drost; dat is door hem erkend. Maar die fiets heeft hij weggebracht op verzoek van Van Vaalen. Hij heeft de fiets verstopt op bui tengewoon zorgelooz© wijze; zij is gevonden in een zijlaan, vlak langs den weg. Is het aan te nemen, dat hij dat gewichtige over- tudgingsstuk op die manier zou hebben ge borgen, als hij zelf nauw bij de zaak be trokken was? Dat hij geld heeft aangeno men voor het wegbrengen van de fiets, is erkend, maar dat hij daarvoor een zoo be langrijk bedrag heeft aangenomen, is niet vreemd; met door misdrijf verkregen geld wordt royaal omgesprongen. Verschillende opgaven, die door Van Ee tijn gedaan, zijn niet meer te controleeren na den langen tijd, die reeds is verloopen. PI. beklaagt zich er over, dat nog altijd do verdediging achter staat bij het O. M-, dat van liet begin der vervolging af er den neus in heeft, terwijl de verdediging een afgegraasd veld vindt als zij er bij komt. Van Ee zegt verschillende personen te heb ben geziendie kunnen zich niet herinne ren, dat zij hem hebben gezien. Het is mo gelijk, dat -hij verzinsels heeft verteld; maar als hij al zijne opgaven heeft- gefin geerd, dan hoeft hij daarbij met- allerlei eigenaardigheden rekening gehouden. Dat zou wijzei) op cene groote geraffineerdheid, waannee echter niet te rijmen is het- zich blootgeven aan een onbetrouwbaar persoon als Wolleswinkel en de nonchalance waar mee de fiets is weggeborgen. Is Van Ee de man om zulk een feit te plegen? PI. wijst er op, dat Van Ee niet ongunstig bekend staat. Een betrouwbaar persoon, ambtenaar bij de Kosmos, heeft- PI. verklaard, dat hij Van Ee nooit tot dit misdrijf in staat had geacht. Van Ee kon geen konijn slachten en liep weg als er een geslacht werd. Met zijne vrouw leefde hij zeer gelukkig. Beklaagde Kors moet gezegd hebben, dat hij aan Van Ee niets had voor zijne plannen, omdat deze een lafaard was, die voor het minste gerucht wegliep. Zou zoo iemand in staat zijn op klaarlichten dag een ander van het leven te berooven? Afgezien van de verklaring van Wolles winkel, zijn er geen directe getuigenverkla ringen tegen Van Ee, niets dan vermoeden* en gissingen. Aan alles is a posteriori eene 'beteekenis gehecht, die er niet aan toe kwam, zooals PI. aantoont ten aanzien van sommige, zoogenaamd geheime gesprekken. Dat er afgesproken was Drost te dooden kan, volgens PL, nooit worden volgehou den Wel was er afspraak om hem te be rooven. Enkel berooving was het doel. De beschuldiging van voorbedachten raad is dan ook onhoudbaar; hoogstens kan worden volgehouden, dat impulsief de hand aan Drost geslagen is. Wie van de twee dat heeft gedaan, is niet uit te maken; maar in ieder geval kan er hoogstens vermoeden zijn op doodslag; vermoeden op moord s uitgesloten. Dat do dood is veroorzaakt door worgini, is niet bewezen. De deskundigen zeggen dat acute stik'king de oorzaak is geweest van den dood. Prof. Spronok zegt, dat het vol strekt niet noodig is, dat de dood doo" worging moet veroorzaakt zijnhet kan heel goed op andere wijze zijn geschied. De chloroform is niet de oorzaak geweest van de verstikking, volgens de verklaring van prof. Wefers Bettink; alleen zou het kan nen zijn dat de dood er door is bespoedigd. Ook hier dus geen bewijs. Dat Van Ee geld heeft aangenomen, kan als bewezen worden aangenomen, niet- echter dat hij met voorbedachten rade heeft meegewerkt om Drost te dooden. PI. verklaarde ten slotte, dat hij noch van de schuld, noch van de onschuld Van Ee is overtuigd. Maar zelfs al bestaat er bij de rechters de overtuiging van de schuld, zal het wettig bewijs van de schuld niet zijn te leveren, omdat geen wettig bewijs is samen te stellen uit hetgeen hier is voorgebracht tot staving van bet ten laste gelegde. PI concludeert dus tot vrij spraak. Daarna wordt de zitting geschorst tot Zatr.irdagavond 7 uur. (Zitting van Zaterdagavond). Te 7 uur Zaterdagavond werd de zitting, die des namiddags, nadat mr. Duijzings zijn verdediging ten 'behoeve van beklaagde Van Ee had gevoerd, was geschorst gewor den, hervat. De belangstelling van het pu bliek was nog niet verminderdde tribu nes waren geheel gevuld, op de gereserveer de banken merkten wij nu ook ©enige da mes op. Van de getuigen waren er vele teruggekomen, om de verdediging voor Kors en Överhorst te hooren. In de zaal brandde spaarzaam het gloed- lioht van de twee kronen, in den aanvang van den avond een mat effect gevend door het daglicht dat nog door de ramen naar binnen viel. De merels in den tuin zongen hun avondlied wat weemoedig klonk in deze omgeving, waar aller oog gevestigd was op de mannen, waarvan er één ge vangenisstraf tegen zich had hooren eischen voor het gehee 1 e leven, dat nog zoo lang zou kunnen zijn, gevangenisstraf tot den dood toe Van Vaalen zat roerloos, onafgebroken starende op den grond, de zwarte kleine oogen uren ackteroeu gericht op één punt, niets deed hem van houding veranderen; Van Ee was ouder den indruk van de tegen hem gerequireerde straf, zijn zak doek hield hij voor oogen gedrukt- en af en toe trilde z'n lichaam en zuchtte hij; Kors was weer onverschillig als te voren en liet zijn blik gaan van de advocatenbank en de perstafel naar de rechters, terwijl Över horst- de ©enige was die gestadig wist te luisteren naar wat gesproken werd. Vóór den aanvang van de zitting keek Kors om, naar de tribunes, zoodat een veldwachter hem aan moest tikken om 'in te beduiden voor zich te kijken. Presies te zeven uur trad de rechtbank binnen en werd het woord gegeven aan m r. Van Noppen als verdediger van den beklaagde Kors. Pleiter wensebte zijn pleidooi niet te be ginnen, zonder eerst voor de rechtbank te hebben herinnerd aan de ernstig© ziekte, die mr. Abbing, de eerst aan Kors toege voegde advocaat, verhinderd had, zich van deze hem opgedragen taak te kwijten. Een zware ziekte was de overmacht, waarvoor mr. Abbing moest wij keu, aan anderen overgevend, wat hij zelf zich voorgesteld had te zullen volbrengen. Wat de verdediging nu betrof, ten be hoeve van Kors te voeren, zou pleiter zich n; r aanleiding van het verzoek der recht bank, zooveel doenlijk bekorten, en in zoo veel mogelijk bek nopten vorm aan dit col lege mededeelen wat hij als verdediger in het midden meende te moeten brengen. Kors is o. m. ten laste golegd: medeplich tigheid, door het verstrekken van chloro form. Maar in hun rapport zeggen de des kundigen, die de lijksectie verrichtten, dat de uitwerking van de chloroform als vergift zeer gering is geweest- en de bewusteloos heid van het slachtoffer niet heeft kunnen veroorzaken niet het toedienen der chloro form kan de stikking hebben bespoedigd, wel de wijze waarop die is toegediend. Intusschen blijft het de vraag: Is de ten laste gelegde medeplichtigheid bewezen, is eveneens de heliug van dezen beklaagde be wezen. De officier van justitie meende blij kens zijn uitvoerig requisitoir, dat beiden, de medeplichtigheid èn de heling, wettig en overtuigend waren bewezen, maar pleiter vraagt, zich nog steeds af, waar is het be wijs van de medeplichtigheid en waar is het evenzoo het bewijs van de heling? On danks een nauwkeurige bestudeering van het lijvige dossier dezer zaak, heeft pleiter die bewijzen niet vermogen te vinden; de hoogst verdienstelijke wijze waarop de in structie is gevoerd waarvoor pleiter gaarne hulde brengt aan den rechter-com- missaris mr. dr. Schepel heeft die be wijzen, waarnaar pleiter vraagt, niet kun nen aanbrengen. Eu daarom had pleiter met groote belangstelling uitgezien naar de openbare behandeling van dit proces en met met minder belangstelling naar het requisi toir van den geacliten vertegenwoordiger van het Openbaar Ministerie. Edoch dit requisitoir heeft pleiter met klimmende ver bazing aangehoord, te meer waar uit de door de getuigen ter terechtzitting afgelegde ver klaringen zonneklaar de onschuld van be klaagde Kors aan de hem ten laste ge legde feiten is aan het licht geko men. De vraag toch is: heeft de chloro form van Kors gestrekt tot het volvoeren van de misdaad en heeft Kors geweten dat zijn handeling, het geven van die chloro form, bevorderlijk moest zijn voor het ple gen van het misdrijftevens is het de vraag: heeft Kors f 300 van den buit ge kregen en zoo ja, heeft bij dan geweten, dat dit geld was van misdrijf vorkregen, heeft hij van dat geld de herkomst geweten? Kors is op den dag van den moord te Am sterdam geweest, Kors is aan den avond van dien dag in bet oierhuis van Van Vaa len geweest en Kors heeft 's Maandags en kele personen betaald. Ziedaar alles awt men van het aandeel van deze beklaagde in de zaak weet. Het is goed er nog eens aan te herinneren, dat de chloroform niet de ver stikking van Drost heeft ten gevolge gehadde wijze waarop de toediening van chloroform heetft plaats gehad heeft mogelijk de verstikking bespoe digd. Welke chloroform is het slacht offer toegediend Men heeft dienaan gaande niets anders dan de verklaring van Van Vaalen, die verkeerde in hystenschen droomtoestand, althans hystericus was. Men kan dus niet als bewezen aannemen, dat dc bewuste chloroform is geweest de chloro form van Kors. Een tweede vraag isheeft Kors geweten dat het verstrekken van chloroform bevorderlijk was aan het mis drijf en heelt hij zulks gewiiu Pleiter neemt voor een oogenblik aan, dat de chloroform inderdaad was van Kors, maar is deze be klaagde dan bekend geweest met het plan van Van Vaalen en Van Ee? Op dit punt der aanklacht tegen Kors bezit men slechts de verklaring van de juiirouw, met wie hij in ongeoorloofde verstandhouding leefde, de juffrouw uit Amsterdam. Maar uit baar verklaringen blijkt, dat Kors acht weken vóór den moord aan deze getuige een vage mededeel ing dec-d en mag men dus wel aan nemen dat wat toen besproken is, geenerlei verband hield met dit misdrijf, niets bad te maken met dit misdrijf, niets had te ma ken met d'it moorddadig voornemen. Bo vendien, het gewicht dezer getuigenverkla ring is niet groot, is zelfs zwak te noemen; tusschen haar en dezen beklaagde bestond een intieme verhouding en wat deze getuige verklaart, is dus geenszins als volstrekt ver trouwbaar to accepteeren. Haar inlichtin gen zijn te minder geloofwaardig, waar vast staat dat tusschen Van Vaalen en Kors nimmer groote vriendschap heeft be staan, in elkanders gezelschap zijn ze niet gezien, dat wijzen verschillende getuigen verklaringen uit. Ik wijs ten eerste op de verklaring van getuige van Hehnondt, van wiens herberg Kors ©en geregelde beeoeker was; wel hoort ge van samenkomsten van Kors en Van Ee, hetgeen in geen enkel opzicht bevreemding behoeft te wekken wanneer men in aanmer king neemt, dat Kors en Van Ee reeds 4 jaren, aooale men dat op Zeist uitdrukt, vrienden zijn, waaraan Kors, naar men pJ. mededeelde, voor een groot deel zijn slechte reputatie te danken heeft, en dat het feit, dat- de vrouw uit Amsterdam, wier verhou ding ten aanzien van Kors gieen nadere om schrijving behoeft, die eerst bij Van Ee en toen bij Kors in pension is geweest, vooral de laatste tijd ecu nog gmootere toenade ring tusschen Van Ee en Kors tot stand bracht elf een duidelijke plausibele verkla ring oplevert voor de bij van Helmond fluisterend gevoerde gesprekken. Daarin ligjc niets verdachts, wel hoort mem be zoeken van Van Vaalen en Överhorst, dan aangeduid als Hannes. Wel verklaart van Helmond, dat een enkele keer bij hom samen kwamen Van Ee, Van Vaalen en Överhorst- maar nim mer hoort men van samenkomsten Van Vaalen, Överhorst ©n Kors of Van Vaalen Van Ëe en Kors. In de tweede plaats wijs ik u op de ver klaringen van Joseph Plnelix en van Wil lem Daipré, immers zij verklaren hoe 14 dia gen voor het feit, Van Vaalen, Van Be en Överhorst in de herberg van Van Vaalen zaten to tieren en to razen, en boe die drie later eensgezind naar boven giugieai. Maar Kors zoekt gij te vergeefs ook bij deze combinatie. In de 3e plaats wijs ik u op de verkla ring van getuige Harskamp, die be- sclirij ft hoe ongeveer 10 dagen voor het ple gen van liet ten laste gelegde feit samen waren in Van Vaaleii's herberg, Van Vaa len, Van Ee, Överhorst en een jongen, ver moedelijk Drost, hoe die drie vreemd de den etc. Maar ook nu ontbreekt Kors. In de 4e plaats neem ik u de geschiede nis van de aangifte van het kind van Över horst, wederom zijn het Van Vaalen, Van Ee en Överhorst, niet Kors. In de 5e plaats herinner ik u aan de ge tuigenis van H. van Wandelen, hoe om streeks September Överhorst bij hem infor meerde naar de 'bedragen die hij incasseer de en hoe daarna Van Vaalen diens gezeJ- scbap zocht. Van Kors merkt gij wederom niets. Er is meer, wanneer men de gehpele ge schiedenis van de chloroform en wat er mede in verband staat nagaat, dan zien we dat Kors op 24 October 30 gram chloroform koopt, om te dienen voor het dooden van een hond, dat hij aan apotheker Van Berk een verhaal doet van een ziekte, die zijn honden hebben, brand, schurft of de Amersfüortsclie, zooals Kors die noemt, ter wijl wij uit de verklaringen van Jannetje van Oosten zien, dat op dat oogenblik, en bovendien daarvoor, zijn honden werkelijk de schurft hadden, waarvan ze daarna, zoo als bij die ziekte gewoonlijk pleegt te ge schieden, langzaam zijn hersteld. Kors vertelt, dt Van Vaalen, toen bij, Kors, de chloroform niet meer noodig had, wijl zijne honden vooruitgingen, Van Vaa len deze hem het gebruik van de chloroform heeft gevraagd om een hond te dooden en dat hij de chloroform aan Van Vaalen heeft verstrekt. Uit de verklaring van Van Vaalen ter te rechtzitting, of wanneer we die verklaring eenvoudig eiiniineeren, uit de getuigenis van Van Vaalen's knecht Willem Vos blijkt, dat Vau Vaalen ook werkelijk een zieke hond had, een hond die aan toevallen leed dit gebeurde omstereks 29 of 30 October. En wanneer u vervolgens in uw herinne ring terugroept, de verklaring van Joris Van Vaalen, beklaagdes vader, dan ziet ge daaruit, dat op 4 November Hendrik van Vaalen als het ware wordt vervolgd door een bepaalde gedachte ,iets vreeselijks in zijn oogen. Wat hij eindelijk aan zijn vader bekent, ii.l. dat een looper van een bank, die tegen over hem woonde, het plan had gemaakt om wanneer hij eens eeai fllinke som gelds bij zich had, die dan te verliezen in bet park, waar Van Vaalen dan dat geld zooi vinden, etc. etc., is in verband met de andere ge noemde omstandigheden inderdaad van groot belang. Wel speelt dus ook zelfs, nadat Van Vaalen chloroform in zijn zak heeft, van Vaalen door het hoofd een plan, om op oneerlijke wijze aan geld te komen, een plan om te moorden. Om Drost te berooven, daarvoor vindt men geen aanwijzing. Dat v. Vaalen dus 6 dagen te voren chloroform heeft gevraagd aan Kors, om Drost te doo den of bewusteloos te maken, is ten eenen- male onwaarschijnlijk. Het onmogelijke daarvan springt nog meer in bet oog, wanneer men denkt aan de verklaring van Johanes Smoorenburg, vroeger apothekersbediende, thans desinfec- teur, die hier ter terechtzitting 2 maal en nog wel de 2e maal na een terechtwijzing van beklaagde Van Vaalen, uitdrukkelijk heeft verklaard, dat op 5 November, teen hij uit den boekwinkel van Marsman kwam. Van Vaalen hem om chloroform vroeg, wat door hem werd geweigerd. Had nu werkelijk ©enigen tijd te voren, toen van Vaalen Kors om chloroform had gevraagd, bij van Vaalen reeds het plan be staan. om die chloroform met een misdadig oogmerk te gebruiken, met name het te ge bruiken voor de feiten, thans aan hem en van Ee ten laste gelegd, en had Kors daar van geweten, wenu daai zou men, wanneer men meende dat de door Kors gegeven hoe veelheid te klein was of wanneer deze \va6 vermorst, eenvoudig tot Kors gegaan zijn om een nieuw© hoeveelheid te krijgen. Het feit, dat men moeite deed de chloroform van elders te krijgen, toont duidelijk en on- oinstoótelijk aan, dat Kors van de geheel© machinatie, zoo die toen al bestond, niets heeft geweten, dat Kors nimmer heeft ge weten, dat liet. verstrekken door hem aan Van Valen bevorderlijk zonde zijn aan de aan de le en 2e beklaagde ten laste gelegde misdrijven, dat Ivors dus ook nimmer die bevordering kaïn hebben gewild. A-au alle hier boven genoemde feiten, zoo ieder afzonderlijk als in onderling verband met elkander beschouwd, waaruit zonneklaar volgt, dat van medeplichtigheid in deze geen sprake kan zijn, kan de verklaring van de vrouw uit Amsterdam niets veranderen of wijzigenimmers niet alleen is haar verkla ring niets zeggend, zijn dit vage praatjes, maar bovendien zijn ze onbetrouwbaarniet zonder reden heeft de wet de getuigenis van menschen, die in een bepaalde verhou ding tot elkaar staan, van nature minder vertrouwbaar geacht en of nu die verhou ding is eene die volgens de wet is geoor loofd, of dat die niet is geoorloofd, doet er weinig toe. De mindere vertrouwbaarheid, die daarvan het gevolg is, blijft dezelfde, daar buitendien aan die verklaring nog wei nig geloof is te hechten. Alzoo in 't kort samen vattende wat pl. hierboven vermeldde, kwam hij tot deze con clusie de verklaring van de vrouw uit Amsterdam is vaag, niets zeggend, onbetrouwbaar. De getuigenverklaringen toouen omaanstootelijk aan, dat Kors nimmer van een afspraak heeft geweten, nimmer er in betrokken is geweest; de geschiedenis van de chloroform, ge toetst aan de getuigen verklaring bevestigt dit. Niet alleen is dus het aan Kors ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, maar wanneer men al de hier boven aange haalde verklaringen in hun ouderling ver band beschouwd, blij'kt overtuigend dat Kors onschuldig is, althans aan de hem thans ten laste gelogde feiten. Onmogelijk zal dan ook een veroorüeeling van Kors ten aanzien van do medeplichtigheid kunnen volgen. Voor de heling is in het geheel geeu bewijs aangevoerd. Bij Kors bestond geen motief om het geld van Drost te bemachti gen. Waren do andere beklaagden in gel de! ijlk© moeielijlkllieden, van Kors kou dit niet worden gezegd. Met zijin betalingen was hij niet tenachter, dat heeft de rechtbank kunnen hooren van getuige Westening en getuige de Leeuw uit Zeist, die mededeelde dat Kors hen geregeld betaalde en dé beta ling©.. gedaan na 16 November niets bij- zonders was. De officier zeideOmdat Kors te Amsterdam op de plaats, waar al wat ,,loe" is in die stad, zich vereenigt, daar za« hij wel met het bankbiljet van f 300 Drost ontnomen,- geweest zijn om het te wisselen" maar die gevolgtrekking neemt p'eite" niet gaarne voor zijn rekening. Het is een gevolgtrekking, slechts berustend op de „heilige overtuiging" van den ambte naar van het O. M. Maar de heilige over tuiging' is nog nimmer een bewijsmiddel, laat staan een wettig bewijsmiddel geweest en meer bewijs als die overtuiging is er niet. Bovendien daartegenover staat de positieve verklaring van Snel, dat Kors wel degelijk het bewuste geld heeft geloond. Mr. Van Noppen concludeerde ten slotte tot vrij spraak van beklaagde Kors, onschuldig als hij is aan het hem ten laste gelegde. De president: ,,De rechtbank acht het weiischelijk prof. 9pronck nog een in lichting te vragen." Prof Spronck komt nogmaals als deskun dige voor. De president: ,,De rechtbank stelt het op hoogen prijs, dat U na zoo'n langen dag bereid is opnieuw mededeelingen aan haar te verstrekken. Volgen6 het rapport van de schouwing, moet er in de hersenen van het lijk 32.2 gram chloroform zijn ge vonden Kunt U ons ook inlichten, of deze hoeveelheid kan zijn binnengedrongen na dat de verslagene reeds was overleden?" Prof. Spronck: ,,Dat acht ik niet aannemelijk na den doodik ben de over tuiging toegedaan, dat die chloroform is toegediend tijdens er nog leven was in het slachtoffer." Mr. Ger lings: ,,Ik zou naar aanlei ding van deze mededeel ing de vraag willen stellen of do deskundige het aannemelijk acht, dat het voor een leek bon schijnen alsof de dood reeds was ingetreden Prof. Spronck: ,,Dat acht ik niet waarschijnlijk, met het oog op de acute stik king. Eveneens wordt getuige Wplleswmókel verzocht nog eens voor te komen. De president: ,U hebt ons reeds uit voerig medegedeeld wat Van Ele u des Za terdags van den moord vertelde. Wanneer is U voor het eerst in deze zaak gehoord?" Get. Wolleswinkel: „DinsdagB daarop, het zal 'half een 's middags geweest zijn, door twee heoren rechercheurs." De president: ,Hadt u er toen al iets van in de courant gelezen?" Get. Wolleewinckel: ,,Neen, ik had er niets over gelezen. Zondags kwam mijn zwager Van den Brink uit Zeist bij mij aan huis en vertelde dat er daar zoo'n vreeselijk© moord had plaats gehad, waarbij Van Ëe betrokken was. Hij vertelde dat speciaal daarom, wijl Van Ee gehuwd is met een vrouw, die vroeger bij' ons diende. Ik was niet thuis en hoorde 'saivonds van mijn vrouw, dat m'n zwager er was ge weest." De president: ,,En liadt je er vóór dien tijd al met je vrouw over gesproken?" Get. Wo 11 es w i n cke 1„Neem, ik had er wel over gedacht, boe lioht te bren gen m deze zaak. Ik dacht bij me zelf, als het vaar is wat Van Ee me heeft verteld, dan moet ik de zaak aan het licht brengen. Mijn vrouw zei toen ook Zondagp,,je mag het niet onder je houden." Waarop ik haar antwoordde: „Dat is ook mijm plan niet. Ik zaï naar mr. Parijn gaan, de burgemees ter van Zeist, om het hom te vertellen." De president: „Heeft je vrouw er ook nog verder over gesproken Get. Wolleswinkel. „Néén". De president: „Dus vóór Dinsdags hadt je geen courant gelezen?" Get. Wolleswinkel: „Neen, ik heb aUeen een telegram gelezen, dat er een moord te Zeist was gebeurd. Ik liCb wel een krant in m'n handen gehad misschien, maar van den moord heb ik daarin niets gelezen. Ik heb geen tijfd om een krant heeleraaal te lezen." Bekl. Van Ee (die dit verhoor scherp had gevolgd en toen voor het eerst van den avond de zakdoek voor zijm oogen wegdeed) „Wollcswinckel heeft dezer dagen gezegd, dat ik dien Zaterdag met hom in een café hier te Utrecht ben geweest, maai' dat is beslisu onwaar. Ook is niet waar, dat ik met hem oaer den moord heb gesproken en even min is waar, dat ik bode Veen hof f het geld heb gegeven, bet balende uit mijn linker binnenzak. De jas die ik toen aan had is bij me thuis en ik weet haast zeker, dat er in die jas niet eene ©en binnenzak is. Dat zou kunnen worden nagekeken." De president: „Maar op dit ver hoor van Wolleswinkel, waar bet n u om gaat, heb je dus niets aan te merken?" Van Ee: „Neen, verder niet." Van Ee gaat weer zitten in den linker hoek van de bank, de zakdoek voor oogen. Mr. Duyzings: „Dan constateer ik nu, dat Wolleswinkel twee dagen noodig beeft gehad om te beslissen de zaak aan het licht te brengen." Get. Wolleswinckel: „Mijnheer de president, mag ik dat even toelichten? Toen Van Ee mij vertelde iemand vermoord te hebben, dat het lijk in den kelder lag, dat hij een jongen gewurgd had, was het mij of het ©en drama was of earned iest uk. Ik ging voor oen winkel staan op de Neude en zei tot nie zelfwat heb je gehoord En ik herhaalde hetf 400 buit, een jongen kapot in de kelder, gewurgd enz. Als het waar is, dacht ik, wat Van Eo me heeft ver teld, dan klaag ik hem aan, vast en zeker. Ik herinnerde me, hoe hij zeide: „We zijn met ons drieën geweest." En in verhand daarmede weer, dacht ikals het verhaal waar is, zullen jullie wol gauw in de kast zitten En dat bleek ook zoo te zijn. Ik had Zondags het voornemen naar den burge meester van Zeist te gaan. 's Maandags was ik verhinderd en juist werd ik den Dinsdag daarop al door de hoeren rechercheurs on dervraagd." De president: „Vroeg u ook, wie dio anderen waren, mot wio hij den moord had gepleegd?" Get.. Wolleswinkel: „Neen, dat heb ik niet gevraagd." Het woord was thans aan den ver- diger van Överhorst, mr. R. van Woelderen, die allereerst de hoop uitsprak dat do rechtbank op dit avond uur nog de noodige opgewektheid en frisch- heid van geest zou bezitten tot het aanhoo- ren van hetgeen pleiter in het belang van den 4en beklaagde zou ten berde brengen. Wat het requisitoir aangaat, er is één punt, waarbij Pl. zich gaarne aansluit en dat is de hulde, gebracht aan den rechter commissaris mr. Schepel. Zoowel van de zijde van de verdediging als van het O. M. komt deren een woord van dank toe, want mr. Schepel heeft ook in groote mate gelet op de belangen der beklaagden. Hetgeen Överhorst is ten laste gelegd be staat uit twee deelen lo medeplichtigheid aan het strafbare opmet van den len en den 2en beklaagde, door het geven van inlich tingen 2o heling, bestaande in het aanne men van Van Vaalen van een bankbiljet van f 100.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad | 1908 | | pagina 3