Ten einde liet eerste bewezen te achten zal moeten vaststaan lo dat beklaagde Overhorst inlichtingen heeft gegeven speciaal dat hij deze gaf op een oqgeublik dat Van Vaalen nog met van elders wist dat Drost 'bij hem een wissel zou aanbieden of had aangebeden; 2o dat hij, bij het geven der inlichtingen het opzet had daarmede den moord, althans de berooving gemakkelijk te maken en to bevorderen 3o dat het opzet tot den moord althans van de 'berooving bestond bdji Van Vaalen op het cogenblik dat de mededelingen wer den gedaan door Overhorst. Nu wil Pl. er allereerst op wijzen dat niet ten laste is gelegd medeplichtigheid omdat Overhorst bewerkt zou hebben dat de wissel over Drost zooi loopen, als dit dan wettig en overtuigend mocht zijn bewezen, j dan kan hij op grond hiervan nog niet ver oordeeld worden wegens medeplichtigheid. Hier is sloohts ten laste gelegd het geven van inlichtingen. Wat dit nu aangaat: de wetenschap dat Drost zou, komen daarop komt het wel aan, maar niet in de eerste plaats. In de eerste plaats toch moet vast staan, dat daaromtrent inlichtingen zijn gegeven. Ovorhorst is Donderdagmiddag bij Schaap geweest en daar is over den wissel gespro ken. De verklaring van Schaap voor de rechtbank was niet pertinent of de wissel Donderdag of Vrijdag was afgegeven, maai"* zelfs indien gezegd is dat Vrijdag de wissel zou worden aangeboden dan staat vast dat Overhorst deze inlichting eerst heeft beko men in den namiddag vaar den 14en Novem ber. Teu einde nu het bewijs te leveren dab do 4e beklaagde aan den lsten en 2en in lichtingen heeft gegeven betreffende de aan bieding van deu wissel dan moet bewezen worden dat Van Vaalen en Overhorst elkaar gesproken hebben tusschen Donderdag en Vrijdagmorgen. Nu heeft Pl. onder de ge tuigenverklaringen daaromtrent niets kun nen vinden. De bediende van Van Vaalen heeft ontkennend geantwoord op de vraag of Overhorst Donderdag bij Van Vaalen was geweest, ook de tapper van Helmondt wist er ten aanzien van zijn café, waar Van Vaaien en Overhorst anders veel kwamen, ook niets van. Het eenige wat overblijft is de verklaring van Van vaalen zelf in dien zin, doch Pl. meent dat de verklaring van een medebeklaagde, vooral waar diens toere kenbaarheid niet vaststaat, geen gewicht ïu de schaal mag leggen. Het samenzijn van Drost en Overhorst te Doorn op Vrijdagmiddag mist alle beteeke- nis daar toen Van Vaalen al dooT zijn vrouw wist dat Drost er geweest was. Op Maandag te voren, toen Overhorst ook bij Schaap is geweest (in zijn functie van wissellooper, gelijk is gebleken) kon Overhorst ook nog geen inlichtingen geven, daar toen nog niet vaststond', wanneer de wissel zou worden gepresenteerd. Ja, er stond zelf nog niet eens vast of er een wissel zou zijn. Punt 1 is dus geheel onbewezen. Ten tweede moet vaststaan dat bekl. bij het geven der inlichtingen het opzet had den moord althans de berooving te bevor deren Het O. M. construeert dit opzet uit 4 dingen Het vele samenzijn van Van Vaalen en Overhorst in do laatste weken vóór 16 No- vomber Het z.g. bewerken dat Schaap den wis sel op Van Vaalen niet over Overhorst, maar over Drost zou laten loop en. Het feit dat Overhorst na, den dood van Drost van Van Vaalen geld heeft aangeno men. De. .scène bij de Korkhofsloot- op Zondag morgen, waaruit zou moeten volgen dat Over horst van den moord zou afweten. Voor zoover het vele samenzijn betreft, moet men een splitsing maken in twee perio den die vóór en die n a den 5en Nov Voor den 5en November bestond immers nog het plan, blijkens de verklaring van Van Vaa len tegenover zijn vader, Overhorst to be- rooven Het plan bot berooving va,n Drost was toen nog niet gesmeed. Waarneer Pl. in den laatsben tijd perso nen ontmoette weJke hem vroegen wien der beklaagden hij verdedigde, em het antwoord luidde Overhorst", dan was het stereotiepe gezegde ,,o, da,t is de „auctor intellectua lis." Die publieke opinie is Zaterdagmor gen door het O. M. bekrachtigd, maar Pl. boweert dat deze geheele complotten smeder ij niets dan fantasie is. Eerder zon Pl. willen aannemen, waar Van Vaalen in ongunstige financieel© posi tie verkeerde, dat deze ze hooft uitgedacht, of misschien wel een derde onbekende, maar Pl, gelooft niet dat Overhorst aan het plan debet. is. Het samenzijn na 5 NovemberWat dit betreft zet Pl. uiteen, dat Overhorst hierbij geen actieve maar een lijdelijke rol heeft gespeeld. Van Vaalen, Van Ee en Kors hebben 'liet plan eerst later medegedeeld, het plan is buiten hem omgegaan. Hij is er eerst latei* bij gekomen. Het plan is niet van hem uitgegaan. Zelfs ind'en Overhorst het plan had uitgedacht, dan behoorde dit zooals trouwens ook door den O. v. J. ju ridisch uiteengezet is in zijn requisitoir tot het gebied der niet strafbare wijze van uitlokking en kan dit hier buiten beschou wing blijven. Pl. releveert in dit verband even do ver klaring van giet. Harekamp. Pl. wil niet afdingen op de goede trouw van den getui ge, de man zal hebben gehandeld onder den invloed der publieke opinie. Bij eene nauw keurige beschouwing maakt deze verklaring een zotten indVuk. Tien dagen vóór don juoord zou in het oafé van Van Vaalen luid zijn gesprokentoen Harskamp binnen kwam. verstomde het gesprek, Zie je wel, wiordt gezegd, dus waren ao aan het smoe zen. Met booze plan non heeft dit echter niets te maken, want wat vertelt men erbij? Dat behalve Van Vaalen, Ovorhorst en Van Ee ook oen jongen aan het tafeltje zat, dei in alle opzichten leek op Hendrik Drost. Dus dan zou men in tegenwoordigheid van Drost den jongen zelf gewaarschuwd hebben dat hij voor hen in alle opzichten voorzichtig mjoeet zijn Het O. M. put eveneens bet opzet uit de ruiling van net rijwidl. Die ruiling heeft- plaats gehad op 29 October, dat is dus nog een week voor de samenkomst- van Joris van Vaalen met zijn zoon, toen nog niet het plan bestond tot berooving van Drost. Dus kan de ruiling van het rijwiel niet zijn uitgelokt ter uitvoering van het. plan tot benooying, want daarvoor zou in de eerste plaats het plan hebben inbeten bestaan. Overhoort is bij Schaap geweest on wel op 14 Nov. Pleiter heeft bij Schaap's ver hoor uitdrukkelijk de vraag gesteld Wie is er begonnen met te spreken over het af geven van een wissd En Schaap heeft hier op uitdrukkelijk verklaard dat liij er over begonnen is. Want daar hij geen betaling, had gekregen van Van Vaalen, was het natuurlijk dat hij over de ruilling van het rijwiel sprak. Aillles wat destijds is geschied, ligt thans vanzelf ten e»nenmale in het duister, maar wat is ook natuurlijker dan dat Van Vaalen aan Overhorst heeft ge vraagd ,.Ik word zoo vervolgd dioor Schaap. Heb jij bij Schaap al iets verno men of hij er werk van zal maken", waar op Ovwhoret zal hebben geantwoord: Ja-, betaal maar gauw, want hij heeft gezegd dat- hij een wissel op je zou afgeven."' Dat klinkt meer aannemelijk, dan dat hij zou ge zegd hebben „Zeg, ik heb nu het zaakje netjes in orde. Drost komt morgen bij je." En dat Overhorst niet uit louter nieuws gierigheid zoowel op 11 als op 14 Nov. bij Schaap kwam, blijkt- daaruit, dat hij op die data een wit-sel vanwege Labouchorc Oyens en Co-'s bank bij Schaap had aan te bieden. Hij kwam dus in functie. Wat het aannemen van geld door Over horst aangaat, Pl. acht deze constructie meer geloofwaardigVan Vaalen en Over horst waren zoo vaak samendat eerstge noemde zal gedacht hebben„Als Over horst- hoort van den moord op Drost, dan zal hij bi grijpen dat ik er meer mee te doen heb laat ik hem f 100 geven." Dat is natuurlijk laakbaar, maar ook hier is niet do minste aanwijzing van medeplichtigheid. En nu het laatste punt der oonstruotie van het opziet dioor het O. M. Het gebeurde aan de Kerkhofsloot op Zondagmorgen 17 November. Er wordt gezegd dat Overhorst op dien morgen uit zijn huis gekomen is en toen gezegd heeft, voor iemand nog wist wie er verdrenken was, dat het de jo.uge Drost was. Hieruit wordit geconstrueerd, dat Overhorst toen meer van de zaak heeft geweten Wat dit betreft, hij heeft er zeker wel van geweten. Hij heeft ziélf bekend om half zeven Zaterdagavond oen bankbiljet van Va.n Vaalen te hebben ontvangen, en zal dus wel ©enigszins geweten hebben wat met Drost was gebeurd of zou gebeuren. Maar ook dit beeft niet-s met medeplichtig heid te maken. Het afweten van den moord vóór deze geschiedde is hieruit niet af te lei den Pl. komt thans tot het derde punt van zijn pleidooi, dat het opzet voor den moord of de berooving moest bestaan bij Van Vaa len toen hem de mededeel in g werd gediaan door Overhorst. Pl. moet daarbij natuurlijk uitgaan van de z. i. onjuiste veronderstel ling dat Overhorst de inlichtingen aan Van Vaalen heeft gegeven Van Vaalen is ontoerekenbaar of toere kenbaar. Aangenomen zijne ontoerekenbaar heid. dan vlgt daaruit tevens het niet be staan van het opzet een moord of berooving te plegen Daarmede vervalt ook de medeplichtigheid van .Overhorst. Neemt men zijn toerekenbaarheid aan, dan is de vraag welk opzet heeft bij van Vaalen bestaan? Luce clarius is gebleken, volgens Pl., in den loop der openbare terechtszit- ting, dat voor den 16en November bij van Vaalen geen opzet t-ot moord heeft bestaan. Moord söhijnt in deze geheel uitgesloten mocht echter het opzet tot doodslag op het laatste oogenblik bij van Vaalen zijn opge komen, dan is Overhorst ook hieraan niet medeplichtig, daar dit opzet zeker niet be stond ,op het oogenblik, dat de inlichtingen zouden zijn verstrekt. On'der verwijzing naar de behandeling der zaak, betoogde pl., dat aanvankelijk slechts het plan heeft bestaan, liet opzet is ge richt ge'wcest op het ledigen van het taschje met bankpapier uit de portefeuille van Drost, dus diefstal, niets meer. Een bij .den dader later opkomend opzet echter heeft geen invloed op de strafbaar heid van den medeplichtige, die slechts ver antwoordelijk kan gesteld wordon voor be vordering van het opzet, dat reeds bestond op liet oogenblik dat de inlichtingen werden verstrekt. Pl. haalde hierbij een arrest aan va-n den H. R„ d.d. 13 Juni 1898 Weekbl. 7145, een artikel van mr. Del Campo in het Tijdsein*, v. Strafrecht en het werk van Simons. Komende tot de heling, daarvan acht Pl. zeer uitvoerig het bewijs geleverd en zal hij er geen juridische gronden tegen aan voeren. Ten dien aanzien refereert Pl. zich aan het oordeel der rechtbank. Voor de toemeting van straf wensoht Pl. er de rechtbank op te wijzen, dat Overhorst algemeen goed bekend stond, hij heeft leen blanco strafregister uit den dienst. Voorts legt Pl. enkele brieven over, waarin Over- horst's goed gedrag wordt bevestigd. Ten slotte wijst Pl. er op, dat bekl., die in deu beginne pertinent heeft ontkend, op die absolute ontkenteuis eerst tegenover den verdediger is teruggekomen. Een zijner familieleden heeft hij bovendien gesproken na de sluiting der instructie en deze ver zocht zijn vrouw te doen weten dat hij be kend had, zonder te z/sggen waarin die be kentenis bestond. Hij deed haar verzoeken alles eerlijk en ronduit te vertellen wiat zij wist. Zij .heeft toen eene verklaring afge legd, welke pi*ecies klopte met bekl.'s be kentenis, waarvan baar de inhoud ten ©enen male onbekend was. In die verklaring komt niets voor water op wijst, dat voor 16 Nov. plannen wiareu gemaakt tot berooving van Drost. Pl. concludeert, dat de beklaagde slechts schuldig is aan heling en dat hij niet debet is aan de medeplichtigheid, waarvoor hij zal moeten worden vrijgesproken. Thans was het woord aan den subst.-offi cier van justitie mr. A A. baron van der Feltz, tot het voeren van zijn repliek. Het O. M. stelde voorop rekening te wFllen houden met de liooge eischen dezen dag reeds aan de rechtbank gesteld, doch an derzijds niet den schijn te willen geven geen 1 waarde te hechten aan hetgeen gezegd was j door de verdedigers, voor wier gratuite verrichten arbeid Spr. verklaarde alle ap- preciatie te hebben. Spr. -acht het niet. noodig zijn standpunt opnieuw uiteen te wetten, dit acht hij in eerste instantie reeds voldoende toegelicht. Bovendien eens zal men het toch niet worden. Men late de be slissing ten slotte over aan de rechtbank, die op stuk van zaken alleen te oor deel en heeft. Zijn repliek zal Spr. daarom alleen aanwenden tot hel weerleggen van enkele onjuistheden, door de verdedigers begaan. Allereerst komt ,Spr. tot hetgeen door den verdediger van Van Vaalen is aangewend. j Met alle waardeering, voor hetgeen deze, evenals spreker leek -op het gebied der psy chiatrie, te berde bracht, meent het O. M. diens geheel© beschouwing over Van Vaa- len's toestand tijdens en voor zijn detentie niet behoeven te vc'l-gen. Wat de vraag der simulatie aangaat, de deskundigen ad hoe, op welke -aannemelijke gronden deze ook hunne opinie mogen baseeren, blijven toch 1 ook menechen, die aan simulatie blootstaan, j Merkwaardig blijft Spr'., hoe na de. ont- i mastering van Van Vaalen de deskundigen al'les voor waar aaunemen wat deze zegt. j Het oordeel over den toestand van Van Vaalen tijdens 'hij de misdaad pleegde, heb- hen de deskundigen niet krachtens eigen J waarneming, neen het is een vermoeden op verklaring van anderen en dat dit vermoe den naar het inzien van Spr. onjuist is, heeft deze niet op losse gronden beweerd. De vereischte aan deskundigen in het alge meen gefsteld is, evenals deze deskundi "yen hadden moeten doen, alle gedragingen, feiten en handelingen van den be'wusten per soon in onderling verband te beschouw -n. Spr. wijst weer op de voo^vorg, welke van Vaalen getoond heeft bij de voorbereiding der daad, de volkomen herinnering daar aan, welke de mogelijkheid van een Wm' aan- den droomtoestand uitsluiten. Op het rapport van een tweetal beëedigde deskundigen, die in een dergdlijk geval zidk een verstandelijk overleg hij hysterischen droomtoestand niet mogelijk achten, beroept Spr. zich niet, maar hij citeert er uit, zoo als ook de verdediger citaten aanhaalt. Men heeft het O. M. tegenge'worpen, dat de bekentenis van een lijder aan hysterisch delire geene bewijsmiddel is; warmee* zulk een bekentenis door tal van omstandigheden wordt bevestigd, dan is ze dat volgens Spr. wel. Men kan hystericus zijn zonder 'n droom toestand te verkeeren en dan zeer overlegde stappen doen. De eenige conclusie die dan overblijft is, dat zulk een persoon gemak keiijker als een normaal individu tot een slrafbare handéliug overgaat. Wat bekl. van Ee aangaat, en de tegen dien beklaagde ingebrachte verklaring, door getuige Wolleswinkel, de inlichaingem te Zeist, bij do politie oVer deze getuige inge wonnen, luiden niet ongunstig, doch eens aangenomen dat W. een onbetrouwbaar per soon is, dam blijft er nog oen klein boekje over, waarop alle intwij fel trekking van diens getuigenverklaring afstuitzijne mededee- ling aan dè politie omtrent de inibowaar- geving van ge'ld door van Ee bij bode Veen- hof, een verklaring afgelegd op een dag, dat- hij zulks niet van elders weten kon. Nie mand wist er iets van, de justitie niet, zelfs de pers niet, en dat zegt wat, merkt het O. M. op. Komende tot het pleidooi ten behoeve van den beklaagde Kors gevoerd, merkt de of ficii* van justitie op, dat het napport van professor Spronck c. s. niet bevat d i e voor stelling van zaken, zooals mr. van Noppen het heeft willen doen voorkomen. Er staat in dat rapport iets geheel anders Mr. van Noppen schudt van neen. De officier van justitie: „Schudt nu maar niet van neen, want wij kunnen het desnoods nog eens hooren voor lezen en professor Spronck is zelve in de zaal, zoodat die het ten overvloede nog weer eens zou kunnen bevestigen". De dood van bet slachtoffer is niet ingetreden door de toediening van de chloroform, maar de verstikking is er door bespoedigd. En méér is ,voor medeplichtigheid niet noodig. Som migen van de geachte tegenpleiters hebben een bijzondere handigheid om verklaringen uit hun verband te rukken. Als ik eens zou willen trachten het bewijs van schuld van een beklaagde zóó gemakkelijk te forraulce- ren als de verdediging vaak tracht dat be wijs te ontzenuwen, dan zou ik menig hard woord daarvoor moeten hooren. Maar als ik die verklaringen beschouw in onderling .ver band en samenhang, dan valt het gewicht dier verklaringen, ondanks alle .aanvallen daar tegen gericht, heusch nog al mede. Als j ik bij voorbed dwijs op de verklaringen van I de juffrouw uit Amsterdam, met wie Kors i een ongeoorloofde verstandhouding onder- hield, en ik citeer nit die verklaring: een j slag slaan met van Ee een kantoor- looper als slachtoffer chloroform gebrui ken met de buit samen (t. w. Kors en j die juffrouw) gaan naar bet buitenland niet verwonderd zijn als er spoedig iets gaat i gebeuren enz. enz., mij dunkt, dan is de zaak nog al duidelijk j De verdediger schudt ontkennend. Do officier van justitie: „We zijn nu aan de getuigenverklaring van de j juffrouw uit Asmterdam bezig en niet met I professor Spronck". j Er is verder nog gezegd, dat Kors 8 weken j vóór den moord met de vrouw uit Amster- I dam ter loops sprak over een slag slaan en dat dit gesprek dus bezwaarlijk verband kon houden met de misdaad, die acht weken later voorviel. Als men excerpten maakt uit verklaringen van getuigeu, dan moeten die excerpten goed gemaakt worden. Was dit gebeurddan had men niet over het hoofd gezien, dat Kors op 15 November, dus één dag voor den moord, met die vrouw een gesprek had, waarin hij zei, dat het plan 1 van den slag slaan, n u vasten vorm bad aangenomen. Als de uitslag van het feit strookt met de mededeelingen van Kors aan die juffrouw in Amsterdam, dan is het ten laste gelegde met die buitenrechtelijke be kentenis bewezen. Komende tot het pleidooi van mr. van Woelderen, merkte het O. M. op, dat men bij eon zaak als deze moet uithalen wat er uit te halen is en er uit laten, wat niet bewezen of niet strafbaar is. Had 'liet O. M. ten laste gelegd de bewerking van een veranderden loop van deu wissel, al war© dit zelfs geweest door een gepersuadeerden vriend te smeeken een anderen wissellooper te kiezen, dan zou dit geen strafbare vorm van uitlokking geweest zijn. Bovendien be stond er toch een zelfstandig handelende, zelfdenkende Schaap, van wien toch ten slotte de uitslag afhankelijk was. Wat de door Overhorst verstrekte inlichtingen aan gaat, en het door 'den vei*dediger van Over horst betoogde, dat die inlichtingen speciaal hadden moeten zijn .gegeven op een oogen blik, dat van Vaalen nog niet van elders wist, dat Drost bij hem een wissel zou aan bieden, merkte het O. M. op, dat zulks niet noodig was. Niet noodwendig is, dat zon der die inlichtingen het fe'it niet zou hebben plaats gehad. Dat is ook de leer van den leermeester van den verdediger, Simons, en van Noyons en van Hamel. De hoofdzaak is, 1 dat die inlichtingen er voor gediend hebben. Verbaasd was het O M. kennis te nemen van een nieuwe leer, welke hem tot dusver i onbekend was, namelijk dat er geen straf bare medeplichtigheid zou zijn bij ontoe- j rekenbaarheid van den hoofddader. Ten slotte zet het O. M. uiteen, dat de niet strafbare auctor intellectualis later de strafbare medeplichtige kan worden. Mr. Gerlings kreeg daarna weder 't woord. Pl. begon met op te merken dat hij niette genstaande het vei* gevorderde uur, liet zijne plicht achtte gebruik te maken van het recht aa.n de verdediging toegekend om het laatst het woord te voeren, diit- des te meer waar beschuldiging en verdediging in menig opzicht verschillen. In de eerste plaats acht te de officier zijn repliek niet noodig, en was hij van meening dat déze slechts diende om op de onjuistheden van de kant der ver- I dediging aangevoerd, te wijzen. Pl. achtte zijn depliek wel noodig, al was 't alleen om 1 tót t laatst toe met. alle kracht de geuite onjuiste opvatting te bestrijden en verder om mede te deelen, wat hij in zijn pleidooi had weggelaten, voor zoover hij meende dat het aan de rechtbank moest worden meege deeld. i Pl. merkt op in verband met de opmer king van dten officier dat de deskundigen de dupe. kunnen zijn van de gepleegde simula tie, dat het Pl. niet kan worden kwalijk 1 genomen dat hij zoo lang bij het vraagstuk der simulatie stil stond! Pl. wijst op de verklaring door Goossen afgelegd in de in structie; als men, zoo zegt Pl., leest dat die landlouper in Meerenberg is geweest en dat hij vele krankzinnigen heeft gezien en dan ook kan zeggen dat Van Vaalen niet krank zinnig is, maar een simulant, dan moet men toch wel de gedachte krijgen dat deze land louper als deskundige zal worden voorge bracht vervolgens herinnert Pl. er aan beo de landloopers voor de rechtbank meer den indruk van beklaagden dan van deskundi gen maakten, dè één wist niets meer, de an der heel weinig, hun geweten ging spreken. Pl. verwijst naar Krafft Ebing, die zegt dat vele ongelukkigen als Van Vaalen in latei*e tijden anders zullen beschouwd wor den. Pl. heeft de gedachte gehad dat men vroe ger een man als Van Vaalen, die ongevoe lige plekken op zijn lichaam heeft, behekst zou verklaren en op den brandstapel zou brengen; thans zegt men, volgens Pl. de man simuleert, stop hem in de gevangenis. Aan Pl. is de juistheid van deze gedachte gebleken toen hij 't zelfde vond bij Jelgèts- ma Hysterie, welke plaats Pl. citeert. Terwijl Pl. nu dè officier daarover niet gesproken heeft, weg laat beschouwingen over den wil die hij aan de hand van Geyer had willen geven, wijst Pl. op het rapport van de Staatscommissie2 ingesteld bij K. B. van 31 Juli 1902 No. 30, vooral wat daarin vermeld staat over simulatie. Pl. deelt verder mede dat hij in tegen stelling met den officier 2 verschilpunten tusschen beschuldiging en verdediging op merkt, lo de bekentenis dto'or iemand lij dende aan hysterisch dielir© is niet als bewijs middel te gebruiken; 2o er bestond ten tijde van 't plegen van het feit bij Van Vaalen ©en hysterischen droomtoestand. Zeis wil Pl. toegeven dat dit niet vast staiat, doch een vermoeden is volgens Pl. voldoende veroordeeling» uit te sluiCen. Pl. beroept zich o. a. op Van Hamel en zou het op prijs stellen indien dè rechtbank des noodig de nog steeds aanwezige psychia ters nogmaals zou willen hèoren over het door Pl. betr. de toestand van Van Vaalen mi doge deelde. Pleiter bestrijdt de meening als zoude dè deskundigen klakkeloos alles voor waar heb ben aangenomen, ook dat uit de voorzorg dbor Van Vaalen bij' het plegen va/n het feit misschien in acht genotoen en zijne herinne ring daarna eene droomtoestand zouden uiit- uitsluiten Pl. bestrijdt weder 't argument do©r den officier aan dat geheimzinnige rapport van 2 onbekende deskundigen ontleend; Pl. kent dat rapport niet en kan er dus geen waarde aan toekennen die deskundigen, kunnen niet worden uitgespeeld tegen dè géhoorde des kundigen, bovendien wijst Pl. er Op dat d© vergelijking met Pl.'s citeeren niet opglaiat, want als Pl. citeert geeft hij op waar 't te vinden is. Met 't oog op den tijd wil Pl. slechts nog deze conclusie voordragen, welke PI. reeds voor 't requisitoir van den officier had opgesohreven en welk© stount op de door Plaangehaalde werken Onafhankelijk van de hysterische droom toestand. blijft over, de hysterie van den bekl. Een der hoofd verschijnselen van dè hysterie, de verhoogde suggestibiliteit hebben de deskundigen met beslistheid kunnen aan wijzen. Het bevel van Van Ee om dien jon gen de handen vast te houden, heeft hij, Op grond van die suggestibiliteit, terwijl de schrik een ondersteunend moment vormde, moeten opvolgen, zijn wil was te dien opzichte niet vrij en op dien grond is bekl. in elk geval ontoerekenbaar te achten. Terwijl pleiter dank zegt aau de rechtbank voor de attentie waarmede zij op dit late uur naar liet pleidèoi van pleiter heeft geluis terd, (pleiter maakt dè opmerking dait lang luisteren mceielijker is dan sptoken), ein- digt zijn pleidooi met de woorden dat hij vol vertrouwen in de rechtvaardigheid der zaak, de uitgespraak te geinoet ziet. Mr. Duy zings, hierna kort duplice© rende, constateert met genoegen, dat zijne pogingen, om den getuige- Wolleswinkel af te breken, zoodat, zooals de officier opmerkte, cr geen stuk van over was gebleven, niet ij del zijn geweest. Immers de officier beroept zich niet er op, dat de genoemde getuige zijne verklaring onder eed© heeft afgelegd, doch dat er één hoekje is, dat. niet opgegehelderd kan worden en dat aannemelijk maakt, dat Wolleswinkel niet getogen heeft, nl. de in- •bewaring geving van het geld loor Van Ee aan Veenliof. Hij geeft gaarne toe, dat dit een zwak punt der verdediging is, doch het zou te mooi zijn, indien zijn betoog op alle punten even sterk was. Alleen is het onbe wezen, dat Wolleswinkel hiervan op de hoog. te heeft kunnen zijn, zooals dat van de an. dero door Wolleswinkel vertelde bijzonder heden bewezen is. Niet bewezen is, dat Wol. leswinkel van die bewaargeving niet heeft kunnen weten dan door Van Eè zelf. Iminerj Van Vaalen heeft in de instructie verklaard, dat Van Ee hem daarover gesproken heeft daar Zondagochtend de#hand is gelegd o Van Vaalen, moet dit dus gezegd zijn vóó dien rijd en dit bewijst, dat Zondagochten en hoogstwaarschijnlijk Zaterdagavond de be waargeving geen geheim meer was tussche Van Ee en Veenhof. Verder, daar Van Ee, Veenhof en Wol leswinkel met hun drieën bij elkaar zijn ge weest op de Neudo, en Wolleswinkel de beide anderen heeft zien praten, is het wel mogelijk, dat hij zelfs gezien heeft, dat Van Ee het geld aan Voenhof in bewaring gaf. In ieder geval is niet vol te houden, dat Wolleswinkel niet op andiere wijlz© bedoeld punt heeft kunnen weten dan door Van E zelf. Pl. volhardde ten slotte, aannemende, da noch heb feit, zooals het in de diagvaardin; is ten laste gelegd, noch de schuld van Vai Ee daaraan wettig is bewezen, bij zijn* 's middags genomen conclusie tot vrijspraal van Teunis van Ee. Ook M r. V a n Noppen maakte ge bruik van de gelegenheid tob dupliek. Het O. M had gesproken van onjuiste weer gave van verklaringen en tegelijkertijd dei indruk willen vestigen alsof verkeerde ex oerpten uit. die verklaringen waren gemaakt. Deze bewering nu ging niet op, want wat Pl. aanhaalde uit het rapport van professoi Spronck, werd daaruit woordelijk overge schreven. Het O. M. zal zeggen, dat ooi rit afschrift onjuist kan zijn, maar dan merkt pleiter toch op, dat de door hem ge geven voorstelling van zaken inderdaad staat te lezen in het rapport van professoi Sprorok c. s. Da.t de getuige uit Amster dam, de bewuste juffrouw, zou hebben ver k'aard gehoord te hebben va.n een plan tot bewusteloos maken, is niet door deze ge- tuige gezegd, nooh toen zij in Amsterdan door de politie werd géhoord, noch toen zij hare verklaring voor den reekter-commis- saris aflegde, noch toen zij ter te rechtzitting werd ondervraagd. Binnenkort zou er iets gebeuren" zei ze, maar di verklaring is al zéér vaag. Dat Kors f 30Q van c'e buit zou hébben gekregen is zeci onaanremelijik, omdat de feiten daarmede i; strijd zijn. Immers, een der Zaterdagmorgei gehooide getuigeu ti décharge heeft- ver klaard, dat hij Vrijdags vóór den moori naar Amsterdam gingMet welk doel Me het doel de juffrouw, kennis van Kors, me tri te deelen. dat- deze haar niet langer finan- tieol kon steunen. Was zulk een boodschap noodig als Kors leefde in het vooruitzicht 1 a-ags daarop voor weinig moeite op eens f 301 te ontvangen Daarom bleef pleiter bij zijn conclusie, dat hier vrijspraak moest volgen Mr Va n Woelderen beantwoordde het ironisch getinte speechje van het O. M Al waren al de manipulaties van Overhorst bewezen, dan ligt hierin nog niet mede pliehtigkeid volgens de dagvaarding. Hei moet bewezen zijn dat de inlichtingen zijn gegeven tusschen Donderdagmiddag en Vrij dagmorgen, anders zijn het geen inlichtin gen meer. Wanneer Overhorst latex* bij Van Vaalefl is gekomen, zeggendeDaar is van ochtem bij jou een wissel gepresenteerd", dan wis Van Vaalen dit immers al uit eigen weteu schap Pl. betoogt verder, dat art. 50 Wetib. vai Straf v. niets afdoet aan het feat, dat slecht medeplichtigheid kan bestaan, als er opzie bij den dader aanwezig is, hetgeen in hc geval van ontoerekenbaarheid niet kan. Pl. betwistte ten slotte te hebben betoogd dat de niet strafbare auctor intellectual' niet als medeplichtige kon worden vercor deeld. Het O. M. heeft dat ten onrechte ge distilleerd. Pil. is zich van dit betoog nie bewust want hij zou het er zelf niet me* eens zijn. Ook in het arrest van den H. R wor b daarover niet Na beëindiging der re- en duplieken we1.** den beklaagden gevraagd of dezen nog iets ix hun belang hadden aan te voeren. Alleen Van Ee rees oip en verzocht de: rechter* bij het toemeten der straf te deu ken atn het tot zijnen- vrouw en kinderen. De andere beklaagden antwoox*dden me! een kort: „Neen, edelachtbare!" De president doelde alstoen mede dat i( rechtbank de uitspraak had bepaald op Za terdag 6 Juni des namiddags half twee. 1 Me; eer korten slag viel des voorzitter? - ramcr en langzaam verliet het publiek d° l gerechtszaal waar de „Zeister moordzaak' was berecht en waarop over 14 dagen p nieuw de beklaagden zullen worden binnen' geleid cm de uitspraak der rechtere te ver nemen I De drukke Zaterdagavond, was oorzaio 1 d'at de menigte om het tuinhek in de Haan i burgerstraat geschaard, dichter was dar anders Tien uur weerklonk het naderen* 1 geratel van den celwagen die een oogenblil' later den tuin binnenreedMet- korte ti-:£ j scheupoozen werden de beklaagden één voo. j één naar de celwagen gevoerd. 1 En terwijl duizenden op deze avond me'c volle teugen van den heerlijken schat dei t vrijhïid genoten, voerde door de avond druk ke straten, de sombere gevangeniswageu dj 1 vier mannen, in de kracht van hun ieveu| t naar de eenzaamheid der cel. I

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad | 1908 | | pagina 4