2
van de betrokkene zelf niet veel is verdui
delijkt."
Ik begrijp niet boe de afdeeling van den
Bond tot eene dergelijke verklaring als het
adres bevat is gekomen. Er zijn geen rap
porten er is geen vingerwijzing, dat niet
gehandeld is iu het openbaar belang. Hoe
is de onderwijzeres er toe gekomen om naar
aanleiding van 'hare gesprekken met. den
wethouder en met den burgemeester haar
ontslag te vragen Wanneer het. waar
is, dat er geen feiten aanwezig zijn, dan
moet dat nopen tot de opvatting, dat de
verklaring juist is, die in het adres voor
komt, dat de onderwijzeres het werken aan
deze school moede was. Maar onverschillig
i zij haren werkkring moede was of niet, is
het een feit, dat zij is weggegaan zonder
dat hare rechtspositie geschonden is; zij
heeft vrijwillig ontslag gevraagd. De rechts
positie van de onderwijzers is geregeld in
de wet; zij kan eerst dan geschaad worden,
wanneer er iets officieels is gebeurd. Maar
eene officieele daad is niet geschied; er is
dus geen sprake van schending der rechts
positie.
Aanneming van het adres voor ken
nisgeving1 ware de meest voorzichtige
wijze van handelen geweest, omdat niet
duidelijk is of de afdeeling van den
Bond handelt op verzoek van de be
trokken onderwijzeres. Zij had aan de
zaak geen ruchtbaarheid gegeven, maar
de bond heeft gemeend haar in 't. openbaar
te moeten behandelen. Het is duidelijk, dat
tegen een dergelijken aanval B. en W. zich
in het openbaar moeten verweren eu
de betrokken ambtenaar daardoor in
het gedrang zou komen. Nu komt het
mij voor, dat in het stuk van B. en
W. duidelijk is uiteengezet wat de drijf
veren wan B. en W. zijn geweest. Zij heb
ben geene officieele 'behandeling van de zaak
gewild om den betrokken ambtenaar te spa
ren. Wilde men dat doen, dan was het niet
noodig, dat er officieele bewijzen waren.
Het spreekt van zelf, dat als die waren ge
vraagd, er officieel gevolg aan gegeven
moest worden. En dat hebben B. en W.in
het belang van de onderwijzeres, willen
voorkomen.
Deze handelwijze van B. en W. is m. i.
goed te keuren, en de raad zou onverstan
dig handelen, als hij B. en W. daarin niet
steunde. B. en W. zouden alleen officieel
geageerd hebben, als de betrokken persoon
dat had verlangd. Maar die vond zelve zwij
gen wenschelijkDaaiibij 'had het kunnen
blijven, als de afdeeling van den Bond ge
daan had wat wenschelijk geweest was en zich
in hare tent had teruggetrokken. Maar de
Bond heeft gemeend dat niet te moeten
doen. Hij vindt, dat de schoolopziener enz.
gehoord had moeten zijn. Ik voor mij vind
het heel verstandig, dat dit niet is ge
schied, omdat hier vrijwillig is gehandeld
bij het vragen van ontslag. En wanneer de
Bond vertelt, dat aan verschillende scholen
geen verschillende onderwijzers moeten zijn,
dan is hij m. i. niet. in het juiste spoor.
Het spreekt, dunkt mij. van zelf. dat de
onderwijzers in de verschillende scholen zich
moeten aanpassen aan de leerlingen, en ik
geloof gaarne, dat in de scholen, die be
zocht worden door kinderen van meer ge
goede ouders, de onderwijzers een moedel'ijker
taak hebben dan in de scholen, die voor
kinderen uit de volksklasse bestemd zijn.
Juist 'het verschil, dat tusschen de scholen
bestaat, kan maken, dat het voor een on
derwijzer moeielijk is in eene bepaalde
school zijne taak te vervullen en ik kan
dus zeer goed begrijpen, dat B. en W. tot
deze onderwijzeres gezegd 'hebben-. ,,Gij
zijt op eene andere school meer op uwe
plaats."
Ik kan mijl dus vereenigen met het voor
stel, dat ten aanzien van dit adres is ge
daan Maar omdat de Bond gevraagd heeft,
dat dc Taad zich uitdrukkelijk zal uitspre
ken, is het voor den raad wenschelijk diat te
doen. Daarom zou ik, in afwijking van het
voorstel van B1. en W., de volgende motie
willen Voorstellen
De.raad der gemeente Amersfoort:
Gezien het adres der afdeeling Amers
foort en omstreken van den Nederlandschen
bond van onderwijzers en de naar aanlei
ding van het adres gewisselde stukken;
spreekt als zijne meening uit, dat de
rechtspositie van den betrokken ambtenaar
niet is geschonden
•keurt de daarin besproken handelingen
van twee leden van het dagelijksch bestuur
der gemeente goed;
besluit het adres voor kennisgeving aan
te nemen."
Er is nog een andere reden, waarom ik
meen, dat eene uitspraak van den raad ge-
wenedht is. Wij zijn de vertegen w'oor-
digers Van eeno gemeente van meer dan
20.000 zieden. Wij hebben getoOnd de
kinderkleeren ontwassen te zijn. Dan
behoort ons gedrag dienovereenkomstig te
zijn. Waar het getal ambtenaren der
gemeente jaarlijks toeneemt, daar is het
onze plicht B. en W. 'behulpzaam te
zijn en moeten wij, als eene klacht
van ambtenaren ons bereikt en die
klacht duidelijk blijkt niet gegrond te zijn,
dat uitspreken. Dit zijn de redenen, die mij
bewegen mijne motie voor te stellen.
Komt in de motie van den heer Plomp,
hieiboven vermeld.
'Behoorlijk ondersteund, maakt deze motie
een onderwerp van beraadslaging uit.
De heer Gerritsen. Mijnheer de voor
zitter, ik kan mxiji volkomen vereenigen met
de conclusie van het rapport van B. en W.
Ook mij is dit adres van den Bond niet
sympathiek geweest. B. en W. hebben
menscbd ijk gehandeld tegenover de on
derwijzeres, en het- gemeentebelang ge
diend. Ik zou over' een paar punten
gaarne nog eesnige inlichting ontvangen.
In de eerste plaats over deze zinsnede:
In tusschen worden de klachten van ouders
menigvuldiger en bereikten leden vani
ons college." Was den wethouder van on
derwijs daarover iets bekend In de tweede
plaats staat op pag. 3„Voor het. vragen
van schriftelijke rapporten was vóór het op
treden van de Bondsafdeeling geen enkele
reden, nu de onderwijzeres hare tekortko
mingen geenszins tegensprak." Ik ben het
daarmee niet eens. Ik meen, dat die ambte
lijke rapporten vroeger hadden moeiten zijn
ingekomen. De zaak is door B. en W. op
volkomen bevredigende wijze behandeld
Maar als een dergelijk geval zich weer voor
doet, en moeielijkheden ontstaanwat dan?
Dan zijn er geen feitelijke rapporten, op
grond waarvan men kan handelen Dat zou
te betreuren zijn de zaak kan dan lang
duren. Ik geef daarom in overweging, dat
aan de ambtenaren, die in zulke zaken B'.
en W. van advies moeten dienen, de last
zal worden gegeven om, als zoo iets weer
voorkomt, B. en W. tijdig daarvan kennis
te geven. Dan kunnen B. en W. sterker
staan en beter handelen.
De heer Oei os se. Mijnheer de voorzitr
ter. de beide vragen van den heer Gerritsen
wil ik met een enkel woord beantwoorden.
Er is gevraagd of het den wethouder van
onderwijs bekend was, dat deze onderwijze
res minder geschikt was. Ja, dat was mij)
reeds eenigen tfjd bekend. De orde in hare
klasse liet veel te wensohen over en het
onderwijs kwam daardoor niet tot zijn
recht. Verschillende omstandigheden zijn
mij bekend geworden, die deden zien, dat
de bezwaren zicb in toenemende mate deden
voelen in plaats van beter, werd het min
der. De klachten namen. toe. Nu zal de heer
Gerritsen 't met mij eens zijn, dat als dit
bet géval' was, het. daJgteTijksch bestuur
moest overgaan "tot den maatregel, dien het
genomen heeft.
In de tweede plaats werd gevraagd waar
om geen schriftelijke rapporten zijn ge
vraagd, voordiat het adres van den Bond!
inkwam. Ik kan daarop antwoorden, diat. het
nlooif zi:lo ver gekomen is, dat ambtelijke
rapporten zijn noodig geworden. Wanneer er
eenigo reden van ontevredenheid is over een
onderwijzer of onderwijzeres, dan tracht
men eerst zelf werkzaam te zijn om den
toestand te verbeteren. Als dat niet lukt
en het noodig wordt te overwegen of er
ontslag moet worden gegeven, dian eerst ia
de tijd 'gekomen voor het vragen van ambte
lijke rapporten. Zoolang er uitzicht was, dat
de zaak in der minne te regelen zou zijn en
de betrokken onderwijzeres elders eene
betrekking zocht, die moer in overeen
stemming was met hare krachten, hetwelk
haar is gelukt, was het niöfc noodig rappor
ten over te leggen. Wanneer het zoover
komt, dat er een voorstel tolt ontslag moet
worden gedaan, dan is het iets anders. Maar
een dergelijk voorstel is nooit gedaan; al
tijd is getracht de zaak in der minne te be
handelen in het belang van 'het onderwijs
en van de betrekken persdon.
Ik kan mij geheel vereenigen met de
motie van den heer Plomp. Wat door dat
geachte lid is gezegd, was volkomen juist en
sluit zdcth volkomen aan bijl 't geen door B.
en W. is opgemerkt. 'Het is voor het dage
lijksch bestuur aangenaJanm, da.t uit den raadi
eene stem opgaat om te Verklaren, dat de
handelwijze, door B. en W. ter goeder
trouw en in het. 'belang der zaak gevolgd,
door den raad wordt goedgekeurd.
De heer G e r r itsen. Mijnheer de voor
zitter, alleen nog een enkel woord naar aan
leiding van hetgeen het laiatst. door den
heer C'elosse is gezegd, waarmee ik 't niet
eens ben M. i. is het noodzakelijk, dat B.
en W aüs zulke gevallen zioh voordoen,
daarover dadelijk ambtelijke rapporten krij
gen. Deze z -\k is uitstekend dbor B. en W.
in orde gebracht. Maar als 't eens niet goed
gegaan was, dan hadden B. en W. een
dess er kunnen ov'erleggen, van den begin
ne af; men was data niet enkel! aangewe
zen op rapporten van dien laatsten tijid'. B.
en W. «ouden dan veel" sterker staan dan
nu.
De heer Ce losse. Mag ik nog even
antwoorden, mijnheer de voorzitter? Ik
moet er nogmaals op wijzen, diat het nooit
zoover gekomen is, dat er ambtelijke rap
porten zijn noodig geworden. Dat zou eerst
noodig geweest zijn all!s anderen er in ge
moeid waren gewerden. Elr was volkomen
overeenstemming tussdhen dó cintdierwijizie-
res, het dagelijksch bestuur en heit hoofd!
der school De zaak is geheél in der minne
geregeld tot aller genoegen.
De heer Veis Heyn. Mijnheer de
voorzitter, ik heb weinig meer te zeggen.
De heer Celosse heeft reeds gezegjdl, wat. ik
Imeeude t>e moeten zeggen. Als er officieele
rapporten waren geweest, dan zou de zaak
officieel zijn geloopen. in de lijjn, die de
Bond hoeft aangegeven. Als B. en W. dat
niet hebben gewild, dan is dat omdat zij in
het be'ang van de betrekken onderwijzeres
hebben gehandeld- Ik ben B. en W. dank
baar, dat zij zoo hebben gehandeld. Ik zal
gaarne mijne stem. geven aan. de motie vam
den heer Plemp, die van de zaak eene uit
steken Jc uiteenzetting heeft, gegeven
Dc Voorzitter. Het is ook mij zeer
aangenaam geweest de goedkeuring te ver
nemen die de handelwijze vam B. en W.
in den naad heeft gevonden. Ik behoef
daar mijnerzijds weinig meer bij te voegen.
Wat de heer Plomp heeft gezegd over het
standpunt van B. en W. drukt, geheel mnjm
gevoelen uit. Ik had hetzelfde willen zeg
gen er zal dat niet herhalen. Tiwee leden
van het dagelijksch bestuur worden in het
adres vooropgezet. Het spijt mijj, dat ik
er niet bij ben. Ik heb evenveel schuld als
mijne ambtgenooten, als er van schuld ka»