BINNENLAND. schouwd, omdat zij zich bevinden in het door het vuur aangetaste gedeelte. Tweede telegram. Volgens mode- deeling der mijudirectie te Konigshiitto redde zich het gehecle, ongeveer honderd man sterke personeel dor Köuigsgrube döor een zijsohacht. Het aantal der dooden «is drie; bedwelmd zijn bij de twintig parso- nen. De oorzaak van den brand is onbekend. vEen eigen neef van wijlen den Ame- rikaanschen milliardenbezitter Jay Gould is in het hospitaal te Los Angeles (Californië) als een doodarm zwerver overleden. Kameroverzicht Tweede Kamer. Bij de Woensdag voortgezette behan deling van het wetsontwerp op de bevorde ring der zeemacht verdedigde de minister van marine, de heer Wentholt, tegenover de heer Thomson het ontwerp en stelde in het licht, dat de torpedobooten van den l&atsten tijd door hun grooter tonnenmaat en grootere snelheid meer zeemanschap eischen dan vroeger het geval was. Van daar, dat deze vaartuigen in de vaart een goede oefenschool zijn om voor bevordering in aanmerking te komen. Bovendien zal een commandant van een groot schip voor af wel--in de gelegenheid geweest zijn om met een dergelijk schip te manoeuvreeren. De riviervaartuigen worden geenszins in dienst gehouden om voor officiersbevorde ring een ruime gelegenheid te openen. Na aanneming van dit ontwerp is de minister voornemens deze riviervaartuigen niet voor bevordering te laten medetellen. De heer Hugenholtz bestreed het wetsontwerp, evenals de heer Thomson. Na het debat van den heer Jansen (den Haag) en de minister, werd verworpeq met 37 te gen 33 stemmen het amendement-Thomson, om niet door den minister te laten bepa len, welke schepen behooren tot de actieve oorlogsbodems, waarop een bevorderings brevet kan worden behaald, maar dit in de wet neer te leggen. Het wetsontwerp is daarna ongewijzigd aangenomen. Zonder discussie of stemming is verder goedgekeurd het wetsontwerp voor onteige ning van eigendommen voor de verbreeding van een deel van hot Rokin, enz. te Am sterdam. Voorts is goedgekeurd de wijziging van de Gemeentewet betreffende wat tc ver staan is onder „krijgsman in werkelijken dienst." Interpellatie over werk loosheid. De heer Troelstra, interpelleeren- de,. stelde de volgende vragen Denkt de regeering maatregelen te ne men ter bestrijding van de heerschende werkloosheid, bijvoorbeeld door aanstelling van werklieden bij staatsbedrijven, het la ten uitvoeren van werken, of het verhaas ten van de uitvoering van werken, waar mede reeds een aanvang is 'gemaakt, ver mindering van werktijd van arbeiders in die bedrijven en bij die werken gebezigd, waar deze werktijd een zeker maximum overtreft, en aanstelling van meerdere ar beiders f Of welke andere maatregelen van actu- eelen aard zijn van de regeering te ver wachten f Denkt de Regeering maatregelen te ne men tot leniging van den nood door de thans heerschende werkeloosheid teweegge bracht, of is zij bereid de Gemeentebestu ren, die voor dat doel geld noodig hebben, door uitkeering. van eene extra-bijdrage uit 's Hij ksschatkist daartoe in staat te stel len! De interpellant betoogde, dat het zich laat aanzien, dat de werkloosheid in den komenden winter nog veel grooter zal zijn dan ooit te voren. Daarom had spreker het zich tot plicht gerekend hierop de aan dacht der Regeering to vestigen, om zoo doende maatregelen te verkrijgen tot leni ging van den nood en om te komen tot eene duurzame regeling tot beteugeling van de werkloosheid. Ook in andere landen heerscht werkloos heid. Het is dus een internationaal ver schijnsel, en daarom te meer zijn maatrege len en eene regeling noodig. Ten bewijze van zijn betoog beriep spre ker zich op aan hem door vakbonden ver strekte inlichtingen. Men bemoeit zich hier wel met politieke crisissen, neemt voor verschillende zaken maatregelen, maar op het gebied van werk loosheid, waarbij het wel en wee van dui zenden arbeiders betrokken is, doet de re geering niets en laat men maar Gods water over Gods akker loopen. In de openingsrede wordt door de Re geering de misstand geconstateerd, maar zij heeft het blijkbaar bij het constateeren gelaten. Spreker vroeg hoe de Regeering in dezen hare verantwoordelijkheid denkt te dragen, en of zij zich tevreden stelt met hetgeen tot dusver gedaan is. Spreker oordeelde noodig, dat eene en quête, in zeer ruimen zin opgevat, worde ingesteld in verband met de werkloosheid. De Minister van Binnenlandsche Zaken, de heer Heemskerk, erkende dat de werk loosheid een der treurigste verschijnselen in het menschelijk leven is. Maar deze be spreking kan natuurlijk niet tot resultaat hebben het aanwijzen van een middel tot voorkoming van het euvel, of tot volledige leniging van uit werkloosheid voortkomen de nooden. Omtrent den omvang en de oorzaak der werkloosheid heeft de Minister nog geen bevredigend licht gekregen. Uit de tot dus ver ingekomen inlichtingen van Gedepu teerde 8taten kwam de Minister tot de con clusie, dat ten plattenlande over 't alge meen geen werkloosheid heerscht, en zeer zeker niet erger dan vroeger. Wel meende de minister, dat in sommige groote steden voornamelijk in de bouwvakken groote werkloosheid heerscht. Ten opzichte van des interpellants eerste vraag deed de minister opmerken, dat reeds zeer vele staatswerken in uitvoering zijn j andere kunnen spoedig in uitvoering wor den genomen. Aan vermeerdering van het aantal werklieden valt daarbij niet te den keu. De regeering verhaast zooveel moge lijk den bouw van werken en nieuwe wer- keu te doen aanvangen. Misschien zou indien zich daartoe werkkrachten aanmeld den de ontginning in Limburg ietwat kunnen worden uitgebreid. Voor de gemeenten is het gemakkelijker om z.g. noodstandswerken te doen uitvoe ren. Uitzicht op vermindering der arbeidstij den voor arbeiders bij rijksbedrijven be staat er niet. Die arbeidstijden zijn doel matig geregeld en kunnen met het oog op werkloosheid niet gewijzigd worden. Ten opzichte der tweede vraag antwoordt spreker, dat de werkloosheidsverzekering in ons land nog niets beteekent en weinig resultaat oplevert, waar de ongeorganiseer de werklieden niet meeverzekerd kunnen worden. Slechts een uitkeering komt mits dien in aanmerking, werkverschaffing is steeds mislukt. Het optreden der overheid kan ten gevolge hebben, dat de weldadig heid zich terug trekt, zulks is niet wensche- lijk. Vloeien uitkeeringen gemakkelijk bij werkloosheid in groote gemeenten, dan wordt daarheen de trek te sterk. Wie zich tegen protectionisme verklaren, kun nen hier geen tijdelijke beschermingsmaat regelen verlangen. Tot emigratie moet de prikkel blijven bestaan. Er kan een oogenblik komen waarop van regeerings- wege moet ingegrepen'^orden, maar hoe minder, hoe voorzichtiger, hoe later, hoe beter. Spr. wil dan ook geen enkele ^toezeg ging doen. Steun aan de gemeenten is onnoodig waar de gemeenten over eigen financiën be schikken. De quaestie der vakvereeni- gingen heeft daarmee ook niets te ma ken, het euvel .der werkloosheid zal wel nooit verdwijnen. De vergadering is verdaagd tot Donder dag 11 uur. Berichten. De Staatscourant van Donderdag 15 October bevat o. m. de volgende Kon. be sluiten op verzoek eervol ontslagen wegens lang- durigeu dienst de kapiteins J. J. A. Ver- brugge, J. A. F. Keetell, respect ievèl ijk van het 7e en. het 5e reg. infanterie en de kapi tein der infanterie op non-activiteit L. Th. H. baron van Boeoop, met benoeming van den kapitein Keetell tot compagnies-com mandant in het 29e landweer-district; benoemd tot 2e luitenant de plaatselijke adjudant te Bergen op Zóom, sergeant- majoor-instructeur C. H. Rinsma, van hot 9e regiment infanterie; benoemd tot reserve le luitenant bij het 5e regiment infanterie de reserve 2e luite nant J. H. van Burkoan; benoemd bij de landweer-infanterie in hunne tegenwoordige districten tot le lui tenant de 2e luitenants A. M. Juten, van he 40e, L. Ekkert, van het 15e, M. Dijkstra van het 36e, A« van Ackooy, van het 19e, P. Baretta van het 32e, A. Leegstra van het 31e, J. Stollc van het 16e, A. Hazenbroek van het 29e, J. Remking van het 10e, J. B. Schummer, van het 44e, M. Nieften en K. Gulikers, beiden van het 43e, N. Langen* huijsen van het 43e, R. Tadema van het 37e en J. Stoop van het 16e landweer-dis trict. met 27 October a. s. wordt: do kapitein ter ze© R. O. J. Verschoor eervol ontheven van het bevel over Hr. Ms. wachtschip to Willemsoord do kapitein ter zee S. Woldringh eervol ont heven van het bevel over Hr. Ms. wachtschip te Amsterdam het bevel over Hr. Ms. wachtschip te Willems oord* opgedragen aan den kapitein ter zee S. Woldringh liet bevel over Hr. Ms. wachtschip te Amster dam opgedragen aan den (kapitein-luitenant ter zee E. E. Dullemond; vergunning verleend tot het aannemen en dra gen der versierselen van commandeur in de orde van Hertog Peter Friedridh Ludwig van Olden burg, hom geschonken door Z. K. H. den Groot hertog van Oldenburg, aan don kapitein ter zee W. A. Mouten. Nadat H. M. do Koningnn Dinsdag namiddag ten patleize Heit Loo den terug- roepdngsbrief van den gezant van Groot- Bribtaivnie on Ierland in ontvangst had ge nomen, werd door Hare Majesteit heit Groot kruis der Huisorde van Oranje Nassau aan Sir Henry Howard verleend. Do minister van justitie, mr. Nelis- sen, begaf zich gisteren, vergezeld van den heer Dresselhuijs, administrateur, ohef der IIIo afdeeling aan zijn departement, naar Doetrnchenit?t het brengen van een be- a>ek aan hert Rijkéopvioedingstgestscht de Kruisberg, terwijl morgen de minister het Rijksopvoedingsgesticht te Avereest zal be zoeken Hr. Ms. gezant bij het Belgische Hof jhr. van der 8taal. kcort heden van zijn zomerverlof naar Brussel terug. De nieuwbenoemde gezant bij de Noord-Amerikaansche staten, de heer Lon don, is op zijn post to Washington aange komen. De afgetreden Engelsche gezant, Sir Howard, gisteren van Het Loo in de Resi- dentio teruggekomen, verlaat morgen voor goed de Residentie en vertrekt aanvanke lijk naar Twickel. Nederland en de Berner conventie. Reuter meldt uil Berlijk In de gisleren gehouden vergadering der tweede internationale conferentie wx»r do herziening der Bernor-Conventie inzake het auteursrecht, logden do vertegenwoordigers der niet aangesloten starten verklaringen af. Mr. Snijder van Wissenkerkc zette uiteen, dat in do openbare moening in Nederland eoo kentering merkbaar was ten gunste der aansluiting aan de conventie. Aaji do Staten-Generaal is eon daartoe strekkend voorstel onderworpen, vóór welker aanne ming men de resultaten der huidige confe rentie afwacht. Wijziging Militiewet 190 7. In verband met de wensohelijkheid, dat ter geonoetikoming aan het incomplact van vrijwilligers bij de bereden korpsen, het ^vrijwillig verblijf onder de wapenen van militieplichtigen bij die korpsen te bevor deren, is bij Kon. Besluit het volgend© be paald j Aan miliciens van de korpsen van het wapen der cavalerie en van die der bere den artillerie, wien, ingevolge artikel 112 der militiewet 1901 Staatsblad no. 212 van 1901 zooals dit artikel luidt inge volge do Wet van 5 December 1903 Staatsblad no. 293 vergund wordt onder de wapenen te blijven of te komen, zonder zich als vrijwilliger te verbinden, wordt eene premie van f 15 toegekend voor elke 3 maanden, aldus in werkelijken dienst doorgebracht. Voor zooveel die miliciens, hiervoren be doeld, zich verbonden hebben tot een on afgebróken vrijwillig verblijf van ton min ste drie maanden, wordt hunne .soldij niet met 5 doch met 7 cent per dag verhoogd. Er is eene wijziging gebracht in de k'tedicg van het leger in Nederlandsok Indië, zoomede in hert schoeisel, terwijl te vens bepaald is dat de voorschriften betref fende de k'eeding, de uitrusting en de be- vapering der militairen van hot leger in Nederiaudsch Indië, mutatis mutandis mede van toepassing zijn voor de landmacht in West-Indië. De invoering zal geleidelijk ge schieden me«t dien verstande, dat zij uiterlijk op 1 Januari 1912 zal zijn a%eloopen. Het ontslag te Amsterdam. De belangstelling van het publiek voor de gisterenmiddag gehouden gemeenteraadszit ting was enorm. Hoewel de zitting als ge woonlijk te één uur begon, stonden om half elf de mensolien oip den Oudeuzi jdë Voor burgwal in vijfdubbele rij al queue te ma- keu en hun aantal groeide daarna met de minuut. De beambten van het stadhuis vingen klokke één met de uitreiking van de volgnummers voor de publieke tribune aan, welke niet uitmunt door buitengewone grootte. De zestig beschikbare plaatsen wa ren natuurlijk in een ommezien uitgegeven; eenige agenten van politie moesten de op dringende menigte met geweld terug hou den. Op straat werden de tribunekaartjes verkwanseld aan de meest biedenden. Men zag met graagte een rijksdaaTder voor een toegangsbewijs betalen en naar den eisch des tijds zorgde een handig photograaf voor de vereeuwiging van dit moment van Am- sterdarosohe agitatie. Een inspecteur van politie waakte op de publieke tribuno, waar wij ook eenige dames zagen, voor de hand having van de stipste orde. Op de agenda van den raad prijkten niet minder dan 51 adressen en adkaeeie-betui- gingen in verband met het dezer dagen in den lande zoo druk besproken ontslag van de drie gemeente-ambtenaren. De vergade ring ving eerst tegen kwart voor twee aan. Men kent d© quaestion bruiante. Burg. en Weths. ontsloegen de ambtenaren Buriks, •Gulden en Smit in verband: met artikelen, opgenomen an het' orgaan der, gemeente ambtenaren „Het Prinsenhof", welke arti kelen getiteld waren: „Erger dan Rus sisch" en „Een slecht lokaal", voor welke artikelen deze clrie ambtenaren als redacteu ren van „Het Prinsenhof" verantwoordelijk waren te stellen. Door de raadsleden Wi- baut en Ketelaar waren naar aanleiding van dit ontslag interpellaties aangekondigd, waarvan de tekst in ons blad werd vermeld en die, kort samengevat, aldus zijn te for muleeren Welk gemeentebelang heeft B. cn W. er toe geleid dit ontslag te geven? Zijn B. en W. bereid de ontslagenen weder in gemeentedienst op te nemen? Nadat de burgemeester onder ademlooze stilte de aangekondigde interpellaties had voorgelezen, stelde hij voor beide interpol - 1 anten aan het* einde der zitting gelegenheid te geven het woord te voeren. Hiertegen had niemand bezwaar, zoodat conform werd besloten. Tegen half vier, na afloop der agenda, kwamen de interpellaties aan de orde. De heer Ketelaar vestigde de aan dacht op het geven van ontslag zonder de betrokken ambtenaren te hebben gehoord, zonder ©enigen anderen vorm van proces, een handeling die spreker aanvankelijk niet wenschte te gelooven, maar die hij wel Voor waar moest aannemen, toen do bladen wel dra het ontslag en de wijze waarop dit was gegeven, kwamen bevestigen. Een algemeen© ontroering is daarop in den lande gevolgd niet alleen in de kringen van gemeente ambtenaren, maar -ook vee daar buiten. Spreker stelde in het licht, hoe het artikel „Erger dan Russisch" in de pen werd ge geven door een voorstel van hoofdambtena ren aan de vereeniging „De Rechtstoe stand", om de lagere ambtenaren in geval van overtreding te straffen met verkorting van salaris en inhouding van verlofdagen. De lagere ambtenaren zij-n door dit voor stel van hoofdambtenaren geërgerd gewor den en hebben hun misnoegen daarover niet onder stoelen of banken gestoken. Nu moge die uiting van verbolgenheid niet zijn ge weest een wijze van 6trijd voeren, die spre ker geheel voor zijn Tekening zou willen ne men, de verontwaardiging, welke die amb tenaren bezielde, waa intusschen begrijpe lijk. Het gold hier een quaestie van prin cipe, het was volstrekt geen directe aanval op de hoofdambtenaren. Dat brengt de zaak in ten gansoh ander daglicht, al ware het beter geweest niet te doen drukken wat door do betrokken ambteinaren in een oogen blik van diepe verontwaardiging werd neer geschreven. Wie spreekt niet eens in diriffc,- wat hij later niet in gelijken vorm zou wil len herhalen. Het standpunt door dio amb tenaren ingenomen, wettigt in geen enkel opzicht de buitengewoon zware straf van ontslag, die thans de redacteuren is opge legd Ook het tweede artikel, onder het op schrift „Een slecht lokaal", gaf Voor zulk een besluit allerminst reden. Al stemde spre ker volgaarne toe, dat ook dit artikel werd gegeten in een vorm, die in spreker geen be schermer kon vindenspreker vreesde bij handhaving dezer straf het groeien van een diepgaand wantrouwen in het ambtenaaj-s- torps. Huichelarij op groote schaal, 't schrij ven van allerlei artikelen in den vorm van ingezonden stukken, wat onoprechtheid kweekt en vaak ongemotiveerde verdenking. Bij de instandhouding van dit ontslag wordt m één woord een onhoudbare toestand in het leven geroepen. Waarom, zoo vroeg spre ker verder, zijn deze ambtenaren niet ge waarschuwd met de mededeel ing, dat B. en W. de door de redactie aangeslagen toon niet konden billijken? Waarom is de burge meester niet opgetreden ais de burgervader en heeft hij de betrokken ambtenaren niet eens gemoedelijk onderhouden Zou dit niet hetzelfde resultaat hebben gehad!? Spreker wees op de groote onzekerheid die onder de ambtenaren zal worden gevoeld en op het niet gering te schatten wantrouwen, dat on- d* alle rangen zal worden aangekweekt en herhaalde daarom met allen nadruk of B. en W. niet bereid zouden zijn de ontslagen ambtenaren weder in het corps op to nemen. De tweede interpellant, de heer W i- baut, zou het eerste artikel: „Er ger dan Russisch", buiten beschouwing laten. Dat artikel is een onderdeel van een discussie, die gevoerd is tussohen verschil lende fracties van het ambtenaarscorps. Een discussie die geheel buiten het college van B. en W. omging. Spreker kon niet ontken nen de toon van het tweede artikel was zee' bitter, maar bestond er voor die bitter heid geen geldende reden Spreker was vroe ger eens in de gelegenheid de bowuste loka len, waarover geschreven werd', te zien. De directeur van het bedrijf, waartoe de loka liteit behoorde, qualificeerd© de vertrekken zelf op een wijze, die in bitterheid nu niet zooveel verschilde met die door de ontslagen ambtenaren aan dén dag gelegd. Spreker deeldo dit niet mede om een nieuw slacht offer aan te brengen. De directeur, die zich aldus uitliet, zou toch wel niet ontslagen worden. (Gelach). Maar diens oordeel over het lokaal was kenschetsend genoeg, om de uiting der ontslagen aebtonaron ©eniger mate te kunnen billijken. De heer Wibaut trad vervolgens in een breedvoerige beschouwing over de voor eeni- gen tijd ingestelde gemeentelijke coümmissie ter voorbereiding van den rechtstoestand der ambtenaren. Die commissie was langen tijd zonder voorzitter. De heeT Heemskerk, thans minister, had er destijds geen tijkf voor, die moest een regeering vormen. De burgemeester 'bedankte hoffelijk voor de eer Mr. Van Gigih had eveneens bedenkin gen en bezwaren, mr. Van den Bergh riep eindelijk de commissie bijeen en na zeer lang wachten ving nu eindelijk de voorbe reiding van den arbeid der commissie aan. De Voorzitter internumpeerde hier den interpellant onder de opmerking, dat deze commissie niets te maken heeft met. het gegeven ontslag, reden waarom de burgemeester den heer Wibaut uïtnoodigde zich te bepalen tot' de feitelijke quaestie en niet' af te dwalen naar zaken die daarmede geenerlei verband bielden. De heer Wibaut antwoordde naar aan leiding dezer interrumptie, dat hij deze uit wijding noodzakelijk adhittte om voor den Raad duidelijk te maken hoezeer de ambte naren werden verbitterd over het lange uitr (blijiveu van de regeling hunner rechtspositie en hoeeeer hun laatste geschrijf verkeerde ondier den indruk van dceo onrustbarend aangegroeide teleurstelling, die men beter zal kunnen begrijpen als men weet hoe met de belangen der ambtenaren is omgespron gen en met den arbeid der zooeven genoem de raadscommissie voor den rechtstoestand ergerlijk werd getalmd. Dat is wel geen al- geheele verontschuldiging, maiar in groote mate een verzachting van omstandigheden ("geroep der sociaal-democraten„Zeer juist"). Wat is nu de strekking van dit odt- slag? Volgens interpellant geen andere dan dezehet kweeken van zoete jongens, het naar den mond zien van den broodheer. Die strekking is niet te achten in het be lang der gemeente; immers men smoort er door den prikkel naar samenwerking, die ten bate van een goeden gang van zaken wordt gewenscht. De strekking van het ont slag druischt vierkant in tegen het belang van de gemeente, die weldra het nadeel zal vertoonen van een samenleving, waarin de ambtenaren worden beschouwd als slaven, die doen en laten wat hun van hoogerhand wordt geboden, en voor de rest niets meer. Dat zal ontaarden in slaafsoh© onderwor penheid, in slaafsch© onderdanigheid, die alle vrijheid zal verbannnen, maar waarin de heerschzuchl van de hoogeren niet de uitwerking zal hebben, die men zich daar nu klaarblijkelijk van voorstelt. De burgemeester nam hierna het woord ter motiveering van 't ontslag. Toon en inhoud van de geïncrimineerde artikelen in „Het Prinsenhof" geven naar buitenden indruk en beantwoorden in dien zin aan het dioel waarmee ze werden geschreven, dat de hoogere ambtenaren der gemeente zijn laag en harteloos, dat ze zorgen voor hun oigen zaakje en maling hebben aan de be langen van de lagere rangen, geven naar buiten ook den indruk van verdachtmaking van Burg. en Weths. Als hoedanig was dit geschrijf op te vatten? Als kwajongenswerk of als erger? Die vragen wilde de burge meester beantwoorden en hij trad daartoe allereerst in ©en herinnering aan wat aan dit besluit van B. en W. was voorafgegaan. De toon, die thans de artikelen in „Het Prinsenhof" karakteriseerde, was voor B. en W. en voor den raad evenmin een onge woon vreemde, volstrekt niet iets nieuws. Die toon werd het vorige jaar reeds bespro ken in den gemeenteraad bij gelegenheid van dé begrooting van 1907. Ten bewijze daarvan citeerde spreker tal van passages tiit de steiiographiscke verslagen van den gemeenteraad, waaruit spreker aantoonde, hoe toen reeds tal van leden zich aan zulk geschrijf ergerden en ook van de tafel van B en W. daarover misnoegen werd: uitge sproken. In het nummer van Maart 1908 van „Het Prinsenhof" verscheen do bespre king van een „oekaso", die door het Dagel. bestuur van Amsterdam zou zijn uitgevaar digd, een artikel waarin de grenzen van fatsoen en betamelijkheid opnieuw werden overschreden en waaromtrent ook toen in den Raad volstrekt geen. stilzwijgen werd bewaard. Integendeel, wat naar aanleiding dezer artikelen in den gemeenteraad werd opgemerkt, niet. alleenlijk door de leden, maar ook door B. en W., mocht zonder twijfel als een ernstige waarschuwing aan het adres der Redactie van „het Prinsen hof" worden beschouwd, een waarschuwing die men meen en zou," dat ter harte werd genomen. Hot misnoegen over zulk geschrijf was onomwonden uitgesproken. Evenwel niets van dien. Au contraire werd met die waarschuwingen eenvoudig de spot gedreven in den volsten zin des woords. De Redactie schreef, dat voorbij waren de tijden waarin de toon worcl aangeslagen, die gelijkluidend was aan den Van-Dag-tot-Dag-toon in het Handelsblad. Wat' tegen dien veranderden toon werd aangevoerd, kon niemand een bliksem schelen, en de redacteuren gaven van die onverschilligheid slag op slag ten duideiij kste bl ijk Door dien boon werd de onderling© goede verhouding in de hoogste mate gestoord. Dat kan een ieder begrijpen, die dit be grijpen wil. De schade van die verstoring was van aanzienlijke beteeken is, ©en gevaar dat men duchten moest. De heer Wibaut. sprak in zijn interpellatie van ©en prikkoi, <h© men bewaren moest ten behoeve van een goede samenwerking, maar nu vroeg de burgemeester toch in gemoed© aan de grLeele vergadering, hoe men zich die sa menwerking dacht tussohen ambtenaren, waarvan een zekere categorie scheldt en veiviachtmaakt, niet een enkele maal maar bij -voortduring. Men heeft het de laatste dagen willen voorstellen, alsof de ontslage nen waren van on besproken plichtsbetrach ting. Dat is in zóó flagranten strijd met de waarheid, dat spreker thans zou zeggen wat hij aanvankelijk ongezegd had willen laten. Over de plichtsvervulling van den ambtenaar Gulden zijn herhaalde malen k1 achten ingekomen. Eerst was men geneigd aan die klachten niet al te reel oor te ge ven, maar van dat standpunt kwam uien al ras terug toen bij ervaring bleek, dat dit klagen volkomen gemotiveerd was. Gul den bevond zich o.a. eenmaal te Utrecht op een vergadering, terwijl men hem goed on wel werkzaam dacht aan de buiten,gelcidin- gen van het Amaterdamsche telefoonnet. G-ulden is herhaalde malen gewaarschuwd voor de wijze waarop hij zijn taak opvatte De directeur der gemeentelijke telefoon heeft, hem meer dan eens daarover onder houden, niet eens, maar verscheidene koe ren. De directeur heeft hem eens met na druk gewezen cp zijn verkeerde begrippen van dienst, hem toevoegende: „Gulden, pas op, je graaft jé eigen graf." Gulden vroeg op een zekere keer verlof tot het bijwonen van een vergadering, terwijl hij nog een reeks van verlofdagen in het zioht had, we gens familieomstandigheden. De directeur riep hem bij zich en zei: „Maar Gulden, zou je nu niet eens werken ook, je krijgt op dae manier nicg meer vacantae dan dart. je in dienst bent." Deze eene dag vacantie voor de bewuste vergadering werd dan ook geweigerd. Naar wat gesohiedlde? Op de vergadering (werd geprotesteerd om Gulden voor de wei gering verlof te geven en in Het Prinsen hof verscheen: „Deze directeur is nu wel niet de slechtste, maar als het groene hout zoo is, (hoe zal dan wel het dorre zijn?" (Teelkenen van verontwaardiging in dé raad). Had men nu in casu te doen met kwajon gens, vroeg Spr. Zijn antwoord: luidt be slist: Neen. Dit was geen kwajongens- werk meer, dit was veel erger als toen het beschouwt in het verband der dingen wat noodig is om het standpunt van B. en W. te kunnen appreeieeren. Nu had de mogelijk heid bestaan een waarschuwing te richten tot de drie ambtenaren, zooals sommigen dat hebben gewild. Men had den ambtena ren dus kunnen bevelenTrekt in wat ge hebt geschreven. Wat zou deze waarschuwing tot gevolg hébben gehad? Naar alle waar schijnlijkheid een weigering daaraan te vol doen. En wat dan? Dan zou men, dat ligt in den lijn dezer gedachtengang, de ambté naren altijd nog hébben kunnen ontslaan, en wat was er dan gébeurd? Dan had men geroepen: „Wel nu nog mooier, voor de zaak zelve ontslaan B. en W. hen niet, maar ze doen dat wel voor de weigering". Dan had die weigering het ontslag gékost. Maar men had ten stadhuiae door het volgen van die gedragslijn de géheele geschiedenis meteen bedorven. Had men een waarschuwing laten voorafgaan, waarnaar sommigen hébben ge roepen, dan zou in den vervolge iedere amb tenaar zich liet recht hébben kunnen aan matigen in bladen te schrijven, totdat er een waarschuwing kwam van Burgemeester en Wethouders daarmede uit te scheiden. Dat zou een allermerkwaardigste toestand in het leren geroepen worden. De burgemeester stelde in het licht, dat het voor B. en W. een hoogst onaange name taak was dit ontslag te moeten geven, niet alleen hem, die het treft doet het leed, maar bovenal hen die het moeten geven. Dat geldt in het algemeen, dat geldt hier in het bijzonder. B. en W. zijn niet dan na zeer ernsti gen langdurig beraad tot hun besluit overgegaan. Spr. herhaalt dat een waar schuwing zeer verkeerd zou hebben gewerkt. Met de organisatie had dit ontslag niets te maken. Dit zegt Spr. met allen nadruk. Noemt men deze handelwijze van B. en W. reactie goed, maar dan formuleeren B. en W. die reactie aldus, dat men reagee- ren wil tegen de neiging van ambtenaren, om hun .positie als ambtenaar te misbruikon ten koste van de burgerij. (Applaus). Ten slotte deelde de burgemeester mede en dit in antwoord op de vraag of B. en W. bereid waren de ambtenaren weder in gemeentedienst op te nemen, dat de aan stelling en het ontslag van ambtenaren be rusten bij de bevoegdheid van B. en W., en dat zij zullen weten te doen wat in deze hun plicht hun voorschrijft. (Luid applaus). Er volgden uitvoerige re- en duplieken. Do heer Ketelaar was van meen ing, dat men den verkeerden weg opging door den heer Guldon ten laste te leggen, dat hij in zijn d:cnsttijd zonder verlof te Utrecht op een vergadering was. Maar dan zou men dat plichtsverzuim moeten hebben genoemd als reden van ont slag. Nu men dit niet heeft gedaan, moet men zich bepalen tot de in den ontslagbrief genoemde redenen. Nu mogen sommigen hier roepen „goed zoo", maar dan wil Spr. toch herinneren aan de maatregelen, ge no men tegen de algemeen© .werkstaking, maat regelen die nog geen jaar later door velen, die oersrt gejubold hadden, werden betreurd. Spr. stelde eeiv, piotie voor, waarin wordt uitgesproken, dat de betreffende artikelen

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad | 1908 | | pagina 2