BINNENLAND.
schouwd, omdat zij zich bevinden in het
door het vuur aangetaste gedeelte.
Tweede telegram. Volgens mode-
deeling der mijudirectie te Konigshiitto
redde zich het gehecle, ongeveer honderd
man sterke personeel dor Köuigsgrube döor
een zijsohacht. Het aantal der dooden «is
drie; bedwelmd zijn bij de twintig parso-
nen. De oorzaak van den brand is onbekend.
vEen eigen neef van wijlen den Ame-
rikaanschen milliardenbezitter Jay Gould is
in het hospitaal te Los Angeles (Californië)
als een doodarm zwerver overleden.
Kameroverzicht
Tweede Kamer.
Bij de Woensdag voortgezette behan
deling van het wetsontwerp op de bevorde
ring der zeemacht verdedigde de minister
van marine, de heer Wentholt, tegenover
de heer Thomson het ontwerp en stelde in
het licht, dat de torpedobooten van den
l&atsten tijd door hun grooter tonnenmaat
en grootere snelheid meer zeemanschap
eischen dan vroeger het geval was. Van
daar, dat deze vaartuigen in de vaart een
goede oefenschool zijn om voor bevordering
in aanmerking te komen. Bovendien zal
een commandant van een groot schip voor
af wel--in de gelegenheid geweest zijn om
met een dergelijk schip te manoeuvreeren.
De riviervaartuigen worden geenszins in
dienst gehouden om voor officiersbevorde
ring een ruime gelegenheid te openen. Na
aanneming van dit ontwerp is de minister
voornemens deze riviervaartuigen niet voor
bevordering te laten medetellen.
De heer Hugenholtz bestreed het
wetsontwerp, evenals de heer Thomson. Na
het debat van den heer Jansen (den Haag)
en de minister, werd verworpeq met 37 te
gen 33 stemmen het amendement-Thomson,
om niet door den minister te laten bepa
len, welke schepen behooren tot de actieve
oorlogsbodems, waarop een bevorderings
brevet kan worden behaald, maar dit in de
wet neer te leggen.
Het wetsontwerp is daarna ongewijzigd
aangenomen.
Zonder discussie of stemming is verder
goedgekeurd het wetsontwerp voor onteige
ning van eigendommen voor de verbreeding
van een deel van hot Rokin, enz. te Am
sterdam.
Voorts is goedgekeurd de wijziging van
de Gemeentewet betreffende wat tc ver
staan is onder „krijgsman in werkelijken
dienst."
Interpellatie over werk
loosheid.
De heer Troelstra, interpelleeren-
de,. stelde de volgende vragen
Denkt de regeering maatregelen te ne
men ter bestrijding van de heerschende
werkloosheid, bijvoorbeeld door aanstelling
van werklieden bij staatsbedrijven, het la
ten uitvoeren van werken, of het verhaas
ten van de uitvoering van werken, waar
mede reeds een aanvang is 'gemaakt, ver
mindering van werktijd van arbeiders in
die bedrijven en bij die werken gebezigd,
waar deze werktijd een zeker maximum
overtreft, en aanstelling van meerdere ar
beiders f
Of welke andere maatregelen van actu-
eelen aard zijn van de regeering te ver
wachten f
Denkt de Regeering maatregelen te ne
men tot leniging van den nood door de
thans heerschende werkeloosheid teweegge
bracht, of is zij bereid de Gemeentebestu
ren, die voor dat doel geld noodig hebben,
door uitkeering. van eene extra-bijdrage uit
's Hij ksschatkist daartoe in staat te stel
len!
De interpellant betoogde, dat het zich
laat aanzien, dat de werkloosheid in den
komenden winter nog veel grooter zal zijn
dan ooit te voren. Daarom had spreker het
zich tot plicht gerekend hierop de aan
dacht der Regeering to vestigen, om zoo
doende maatregelen te verkrijgen tot leni
ging van den nood en om te komen tot eene
duurzame regeling tot beteugeling van de
werkloosheid.
Ook in andere landen heerscht werkloos
heid. Het is dus een internationaal ver
schijnsel, en daarom te meer zijn maatrege
len en eene regeling noodig.
Ten bewijze van zijn betoog beriep spre
ker zich op aan hem door vakbonden ver
strekte inlichtingen.
Men bemoeit zich hier wel met politieke
crisissen, neemt voor verschillende zaken
maatregelen, maar op het gebied van werk
loosheid, waarbij het wel en wee van dui
zenden arbeiders betrokken is, doet de re
geering niets en laat men maar Gods water
over Gods akker loopen.
In de openingsrede wordt door de Re
geering de misstand geconstateerd, maar
zij heeft het blijkbaar bij het constateeren
gelaten.
Spreker vroeg hoe de Regeering in dezen
hare verantwoordelijkheid denkt te dragen,
en of zij zich tevreden stelt met hetgeen
tot dusver gedaan is.
Spreker oordeelde noodig, dat eene en
quête, in zeer ruimen zin opgevat, worde
ingesteld in verband met de werkloosheid.
De Minister van Binnenlandsche Zaken,
de heer Heemskerk, erkende dat de werk
loosheid een der treurigste verschijnselen
in het menschelijk leven is. Maar deze be
spreking kan natuurlijk niet tot resultaat
hebben het aanwijzen van een middel tot
voorkoming van het euvel, of tot volledige
leniging van uit werkloosheid voortkomen
de nooden.
Omtrent den omvang en de oorzaak der
werkloosheid heeft de Minister nog geen
bevredigend licht gekregen. Uit de tot dus
ver ingekomen inlichtingen van Gedepu
teerde 8taten kwam de Minister tot de con
clusie, dat ten plattenlande over 't alge
meen geen werkloosheid heerscht, en zeer
zeker niet erger dan vroeger. Wel meende
de minister, dat in sommige groote steden
voornamelijk in de bouwvakken groote
werkloosheid heerscht.
Ten opzichte van des interpellants eerste
vraag deed de minister opmerken, dat reeds
zeer vele staatswerken in uitvoering zijn j
andere kunnen spoedig in uitvoering wor
den genomen. Aan vermeerdering van het
aantal werklieden valt daarbij niet te den
keu. De regeering verhaast zooveel moge
lijk den bouw van werken en nieuwe wer-
keu te doen aanvangen. Misschien zou
indien zich daartoe werkkrachten aanmeld
den de ontginning in Limburg ietwat
kunnen worden uitgebreid.
Voor de gemeenten is het gemakkelijker
om z.g. noodstandswerken te doen uitvoe
ren.
Uitzicht op vermindering der arbeidstij
den voor arbeiders bij rijksbedrijven be
staat er niet. Die arbeidstijden zijn doel
matig geregeld en kunnen met het oog op
werkloosheid niet gewijzigd worden.
Ten opzichte der tweede vraag antwoordt
spreker, dat de werkloosheidsverzekering
in ons land nog niets beteekent en weinig
resultaat oplevert, waar de ongeorganiseer
de werklieden niet meeverzekerd kunnen
worden. Slechts een uitkeering komt mits
dien in aanmerking, werkverschaffing is
steeds mislukt. Het optreden der overheid
kan ten gevolge hebben, dat de weldadig
heid zich terug trekt, zulks is niet wensche-
lijk. Vloeien uitkeeringen gemakkelijk bij
werkloosheid in groote gemeenten, dan
wordt daarheen de trek te sterk. Wie
zich tegen protectionisme verklaren, kun
nen hier geen tijdelijke beschermingsmaat
regelen verlangen. Tot emigratie moet de
prikkel blijven bestaan. Er kan een
oogenblik komen waarop van regeerings-
wege moet ingegrepen'^orden, maar hoe
minder, hoe voorzichtiger, hoe later, hoe
beter. Spr. wil dan ook geen enkele ^toezeg
ging doen.
Steun aan de gemeenten is onnoodig
waar de gemeenten over eigen financiën be
schikken. De quaestie der vakvereeni-
gingen heeft daarmee ook niets te ma
ken, het euvel .der werkloosheid zal
wel nooit verdwijnen.
De vergadering is verdaagd tot Donder
dag 11 uur.
Berichten.
De Staatscourant van Donderdag 15
October bevat o. m. de volgende Kon. be
sluiten
op verzoek eervol ontslagen wegens lang-
durigeu dienst de kapiteins J. J. A. Ver-
brugge, J. A. F. Keetell, respect ievèl ijk van
het 7e en. het 5e reg. infanterie en de kapi
tein der infanterie op non-activiteit L. Th.
H. baron van Boeoop, met benoeming van
den kapitein Keetell tot compagnies-com
mandant in het 29e landweer-district;
benoemd tot 2e luitenant de plaatselijke
adjudant te Bergen op Zóom, sergeant-
majoor-instructeur C. H. Rinsma, van hot
9e regiment infanterie;
benoemd tot reserve le luitenant bij het
5e regiment infanterie de reserve 2e luite
nant J. H. van Burkoan;
benoemd bij de landweer-infanterie in
hunne tegenwoordige districten tot le lui
tenant de 2e luitenants A. M. Juten, van
he 40e, L. Ekkert, van het 15e, M. Dijkstra
van het 36e, A« van Ackooy, van het 19e,
P. Baretta van het 32e, A. Leegstra van het
31e, J. Stollc van het 16e, A. Hazenbroek
van het 29e, J. Remking van het 10e, J. B.
Schummer, van het 44e, M. Nieften en K.
Gulikers, beiden van het 43e, N. Langen*
huijsen van het 43e, R. Tadema van het
37e en J. Stoop van het 16e landweer-dis
trict.
met 27 October a. s. wordt:
do kapitein ter ze© R. O. J. Verschoor eervol
ontheven van het bevel over Hr. Ms. wachtschip
to Willemsoord
do kapitein ter zee S. Woldringh eervol ont
heven van het bevel over Hr. Ms. wachtschip
te Amsterdam
het bevel over Hr. Ms. wachtschip te Willems
oord* opgedragen aan den kapitein ter zee S.
Woldringh
liet bevel over Hr. Ms. wachtschip te Amster
dam opgedragen aan den (kapitein-luitenant ter
zee E. E. Dullemond;
vergunning verleend tot het aannemen en dra
gen der versierselen van commandeur in de orde
van Hertog Peter Friedridh Ludwig van Olden
burg, hom geschonken door Z. K. H. den Groot
hertog van Oldenburg, aan don kapitein ter zee
W. A. Mouten.
Nadat H. M. do Koningnn Dinsdag
namiddag ten patleize Heit Loo den terug-
roepdngsbrief van den gezant van Groot-
Bribtaivnie on Ierland in ontvangst had ge
nomen, werd door Hare Majesteit heit Groot
kruis der Huisorde van Oranje Nassau aan
Sir Henry Howard verleend.
Do minister van justitie, mr. Nelis-
sen, begaf zich gisteren, vergezeld van den
heer Dresselhuijs, administrateur, ohef der
IIIo afdeeling aan zijn departement, naar
Doetrnchenit?t het brengen van een be-
a>ek aan hert Rijkéopvioedingstgestscht de
Kruisberg, terwijl morgen de minister het
Rijksopvoedingsgesticht te Avereest zal be
zoeken
Hr. Ms. gezant bij het Belgische Hof
jhr. van der 8taal. kcort heden van zijn
zomerverlof naar Brussel terug.
De nieuwbenoemde gezant bij de
Noord-Amerikaansche staten, de heer Lon
don, is op zijn post to Washington aange
komen.
De afgetreden Engelsche gezant, Sir
Howard, gisteren van Het Loo in de Resi-
dentio teruggekomen, verlaat morgen voor
goed de Residentie en vertrekt aanvanke
lijk naar Twickel.
Nederland en de Berner conventie.
Reuter meldt uil Berlijk
In de gisleren gehouden vergadering der
tweede internationale conferentie wx»r do
herziening der Bernor-Conventie inzake het
auteursrecht, logden do vertegenwoordigers
der niet aangesloten starten verklaringen af.
Mr. Snijder van Wissenkerkc zette uiteen,
dat in do openbare moening in Nederland
eoo kentering merkbaar was ten gunste
der aansluiting aan de conventie. Aaji do
Staten-Generaal is eon daartoe strekkend
voorstel onderworpen, vóór welker aanne
ming men de resultaten der huidige confe
rentie afwacht.
Wijziging Militiewet 190 7.
In verband met de wensohelijkheid, dat ter
geonoetikoming aan het incomplact van
vrijwilligers bij de bereden korpsen, het
^vrijwillig verblijf onder de wapenen van
militieplichtigen bij die korpsen te bevor
deren, is bij Kon. Besluit het volgend© be
paald j
Aan miliciens van de korpsen van het
wapen der cavalerie en van die der bere
den artillerie, wien, ingevolge artikel 112
der militiewet 1901 Staatsblad no. 212
van 1901 zooals dit artikel luidt inge
volge do Wet van 5 December 1903
Staatsblad no. 293 vergund wordt onder
de wapenen te blijven of te komen, zonder
zich als vrijwilliger te verbinden, wordt
eene premie van f 15 toegekend voor elke
3 maanden, aldus in werkelijken dienst
doorgebracht.
Voor zooveel die miliciens, hiervoren be
doeld, zich verbonden hebben tot een on
afgebróken vrijwillig verblijf van ton min
ste drie maanden, wordt hunne .soldij niet
met 5 doch met 7 cent per dag verhoogd.
Er is eene wijziging gebracht in de
k'tedicg van het leger in Nederlandsok
Indië, zoomede in hert schoeisel, terwijl te
vens bepaald is dat de voorschriften betref
fende de k'eeding, de uitrusting en de be-
vapering der militairen van hot leger in
Nederiaudsch Indië, mutatis mutandis mede
van toepassing zijn voor de landmacht in
West-Indië. De invoering zal geleidelijk ge
schieden me«t dien verstande, dat zij uiterlijk
op 1 Januari 1912 zal zijn a%eloopen.
Het ontslag te Amsterdam.
De belangstelling van het publiek voor de
gisterenmiddag gehouden gemeenteraadszit
ting was enorm. Hoewel de zitting als ge
woonlijk te één uur begon, stonden om half
elf de mensolien oip den Oudeuzi jdë Voor
burgwal in vijfdubbele rij al queue te ma-
keu en hun aantal groeide daarna met de
minuut. De beambten van het stadhuis
vingen klokke één met de uitreiking van de
volgnummers voor de publieke tribune aan,
welke niet uitmunt door buitengewone
grootte. De zestig beschikbare plaatsen wa
ren natuurlijk in een ommezien uitgegeven;
eenige agenten van politie moesten de op
dringende menigte met geweld terug hou
den. Op straat werden de tribunekaartjes
verkwanseld aan de meest biedenden. Men
zag met graagte een rijksdaaTder voor een
toegangsbewijs betalen en naar den eisch
des tijds zorgde een handig photograaf voor
de vereeuwiging van dit moment van Am-
sterdarosohe agitatie. Een inspecteur van
politie waakte op de publieke tribuno, waar
wij ook eenige dames zagen, voor de hand
having van de stipste orde.
Op de agenda van den raad prijkten niet
minder dan 51 adressen en adkaeeie-betui-
gingen in verband met het dezer dagen in
den lande zoo druk besproken ontslag van
de drie gemeente-ambtenaren. De vergade
ring ving eerst tegen kwart voor twee aan.
Men kent d© quaestion bruiante. Burg. en
Weths. ontsloegen de ambtenaren Buriks,
•Gulden en Smit in verband: met artikelen,
opgenomen an het' orgaan der, gemeente
ambtenaren „Het Prinsenhof", welke arti
kelen getiteld waren: „Erger dan Rus
sisch" en „Een slecht lokaal", voor welke
artikelen deze clrie ambtenaren als redacteu
ren van „Het Prinsenhof" verantwoordelijk
waren te stellen. Door de raadsleden Wi-
baut en Ketelaar waren naar aanleiding
van dit ontslag interpellaties aangekondigd,
waarvan de tekst in ons blad werd vermeld
en die, kort samengevat, aldus zijn te for
muleeren Welk gemeentebelang heeft B.
cn W. er toe geleid dit ontslag te geven?
Zijn B. en W. bereid de ontslagenen
weder in gemeentedienst op te nemen?
Nadat de burgemeester onder ademlooze
stilte de aangekondigde interpellaties had
voorgelezen, stelde hij voor beide interpol -
1 anten aan het* einde der zitting gelegenheid
te geven het woord te voeren. Hiertegen
had niemand bezwaar, zoodat conform werd
besloten.
Tegen half vier, na afloop der agenda,
kwamen de interpellaties aan de orde.
De heer Ketelaar vestigde de aan
dacht op het geven van ontslag zonder de
betrokken ambtenaren te hebben gehoord,
zonder ©enigen anderen vorm van proces,
een handeling die spreker aanvankelijk niet
wenschte te gelooven, maar die hij wel Voor
waar moest aannemen, toen do bladen wel
dra het ontslag en de wijze waarop dit was
gegeven, kwamen bevestigen. Een algemeen©
ontroering is daarop in den lande gevolgd
niet alleen in de kringen van gemeente
ambtenaren, maar -ook vee daar buiten.
Spreker stelde in het licht, hoe het artikel
„Erger dan Russisch" in de pen werd ge
geven door een voorstel van hoofdambtena
ren aan de vereeniging „De Rechtstoe
stand", om de lagere ambtenaren in geval
van overtreding te straffen met verkorting
van salaris en inhouding van verlofdagen.
De lagere ambtenaren zij-n door dit voor
stel van hoofdambtenaren geërgerd gewor
den en hebben hun misnoegen daarover niet
onder stoelen of banken gestoken. Nu moge
die uiting van verbolgenheid niet zijn ge
weest een wijze van 6trijd voeren, die spre
ker geheel voor zijn Tekening zou willen ne
men, de verontwaardiging, welke die amb
tenaren bezielde, waa intusschen begrijpe
lijk. Het gold hier een quaestie van prin
cipe, het was volstrekt geen directe aanval
op de hoofdambtenaren. Dat brengt de zaak
in ten gansoh ander daglicht, al ware het
beter geweest niet te doen drukken wat
door do betrokken ambteinaren in een oogen
blik van diepe verontwaardiging werd neer
geschreven. Wie spreekt niet eens in diriffc,-
wat hij later niet in gelijken vorm zou wil
len herhalen. Het standpunt door dio amb
tenaren ingenomen, wettigt in geen enkel
opzicht de buitengewoon zware straf van
ontslag, die thans de redacteuren is opge
legd
Ook het tweede artikel, onder het op
schrift „Een slecht lokaal", gaf Voor zulk
een besluit allerminst reden. Al stemde spre
ker volgaarne toe, dat ook dit artikel werd
gegeten in een vorm, die in spreker geen be
schermer kon vindenspreker vreesde bij
handhaving dezer straf het groeien van een
diepgaand wantrouwen in het ambtenaaj-s-
torps. Huichelarij op groote schaal, 't schrij
ven van allerlei artikelen in den vorm van
ingezonden stukken, wat onoprechtheid
kweekt en vaak ongemotiveerde verdenking.
Bij de instandhouding van dit ontslag wordt
m één woord een onhoudbare toestand in
het leven geroepen. Waarom, zoo vroeg spre
ker verder, zijn deze ambtenaren niet ge
waarschuwd met de mededeel ing, dat B. en
W. de door de redactie aangeslagen toon
niet konden billijken? Waarom is de burge
meester niet opgetreden ais de burgervader
en heeft hij de betrokken ambtenaren niet
eens gemoedelijk onderhouden Zou dit niet
hetzelfde resultaat hebben gehad!? Spreker
wees op de groote onzekerheid die onder de
ambtenaren zal worden gevoeld en op het
niet gering te schatten wantrouwen, dat on-
d* alle rangen zal worden aangekweekt en
herhaalde daarom met allen nadruk of B.
en W. niet bereid zouden zijn de ontslagen
ambtenaren weder in het corps op to nemen.
De tweede interpellant, de heer W i-
baut, zou het eerste artikel: „Er
ger dan Russisch", buiten beschouwing
laten. Dat artikel is een onderdeel van een
discussie, die gevoerd is tussohen verschil
lende fracties van het ambtenaarscorps. Een
discussie die geheel buiten het college van
B. en W. omging. Spreker kon niet ontken
nen de toon van het tweede artikel was
zee' bitter, maar bestond er voor die bitter
heid geen geldende reden Spreker was vroe
ger eens in de gelegenheid de bowuste loka
len, waarover geschreven werd', te zien. De
directeur van het bedrijf, waartoe de loka
liteit behoorde, qualificeerd© de vertrekken
zelf op een wijze, die in bitterheid nu niet
zooveel verschilde met die door de ontslagen
ambtenaren aan dén dag gelegd. Spreker
deeldo dit niet mede om een nieuw slacht
offer aan te brengen. De directeur, die zich
aldus uitliet, zou toch wel niet ontslagen
worden. (Gelach). Maar diens oordeel over
het lokaal was kenschetsend genoeg, om de
uiting der ontslagen aebtonaron ©eniger
mate te kunnen billijken.
De heer Wibaut trad vervolgens in een
breedvoerige beschouwing over de voor eeni-
gen tijd ingestelde gemeentelijke coümmissie
ter voorbereiding van den rechtstoestand
der ambtenaren. Die commissie was langen
tijd zonder voorzitter. De heeT Heemskerk,
thans minister, had er destijds geen tijkf
voor, die moest een regeering vormen. De
burgemeester 'bedankte hoffelijk voor de
eer Mr. Van Gigih had eveneens bedenkin
gen en bezwaren, mr. Van den Bergh riep
eindelijk de commissie bijeen en na zeer
lang wachten ving nu eindelijk de voorbe
reiding van den arbeid der commissie aan.
De Voorzitter internumpeerde hier
den interpellant onder de opmerking, dat
deze commissie niets te maken heeft
met. het gegeven ontslag, reden waarom de
burgemeester den heer Wibaut uïtnoodigde
zich te bepalen tot' de feitelijke quaestie en
niet' af te dwalen naar zaken die daarmede
geenerlei verband bielden.
De heer Wibaut antwoordde naar aan
leiding dezer interrumptie, dat hij deze uit
wijding noodzakelijk adhittte om voor den
Raad duidelijk te maken hoezeer de ambte
naren werden verbitterd over het lange uitr
(blijiveu van de regeling hunner rechtspositie
en hoeeeer hun laatste geschrijf verkeerde
ondier den indruk van dceo onrustbarend
aangegroeide teleurstelling, die men beter
zal kunnen begrijpen als men weet hoe met
de belangen der ambtenaren is omgespron
gen en met den arbeid der zooeven genoem
de raadscommissie voor den rechtstoestand
ergerlijk werd getalmd. Dat is wel geen al-
geheele verontschuldiging, maiar in groote
mate een verzachting van omstandigheden
("geroep der sociaal-democraten„Zeer
juist"). Wat is nu de strekking van dit odt-
slag? Volgens interpellant geen andere dan
dezehet kweeken van zoete jongens, het
naar den mond zien van den broodheer.
Die strekking is niet te achten in het be
lang der gemeente; immers men smoort er
door den prikkel naar samenwerking, die
ten bate van een goeden gang van zaken
wordt gewenscht. De strekking van het ont
slag druischt vierkant in tegen het belang
van de gemeente, die weldra het nadeel zal
vertoonen van een samenleving, waarin de
ambtenaren worden beschouwd als slaven,
die doen en laten wat hun van hoogerhand
wordt geboden, en voor de rest niets meer.
Dat zal ontaarden in slaafsoh© onderwor
penheid, in slaafsch© onderdanigheid, die
alle vrijheid zal verbannnen, maar waarin
de heerschzuchl van de hoogeren niet de
uitwerking zal hebben, die men zich daar
nu klaarblijkelijk van voorstelt.
De burgemeester nam hierna het
woord ter motiveering van 't ontslag. Toon
en inhoud van de geïncrimineerde artikelen
in „Het Prinsenhof" geven naar buitenden
indruk en beantwoorden in dien zin aan
het dioel waarmee ze werden geschreven, dat
de hoogere ambtenaren der gemeente zijn
laag en harteloos, dat ze zorgen voor hun
oigen zaakje en maling hebben aan de be
langen van de lagere rangen, geven naar
buiten ook den indruk van verdachtmaking
van Burg. en Weths. Als hoedanig was dit
geschrijf op te vatten? Als kwajongenswerk
of als erger? Die vragen wilde de burge
meester beantwoorden en hij trad daartoe
allereerst in ©en herinnering aan wat aan
dit besluit van B. en W. was voorafgegaan.
De toon, die thans de artikelen in „Het
Prinsenhof" karakteriseerde, was voor B.
en W. en voor den raad evenmin een onge
woon vreemde, volstrekt niet iets nieuws.
Die toon werd het vorige jaar reeds bespro
ken in den gemeenteraad bij gelegenheid
van dé begrooting van 1907. Ten bewijze
daarvan citeerde spreker tal van passages
tiit de steiiographiscke verslagen van den
gemeenteraad, waaruit spreker aantoonde,
hoe toen reeds tal van leden zich aan zulk
geschrijf ergerden en ook van de tafel van
B en W. daarover misnoegen werd: uitge
sproken. In het nummer van Maart 1908
van „Het Prinsenhof" verscheen do bespre
king van een „oekaso", die door het Dagel.
bestuur van Amsterdam zou zijn uitgevaar
digd, een artikel waarin de grenzen van
fatsoen en betamelijkheid opnieuw werden
overschreden en waaromtrent ook toen in
den Raad volstrekt geen. stilzwijgen werd
bewaard. Integendeel, wat naar aanleiding
dezer artikelen in den gemeenteraad werd
opgemerkt, niet. alleenlijk door de leden,
maar ook door B. en W., mocht zonder
twijfel als een ernstige waarschuwing aan
het adres der Redactie van „het Prinsen
hof" worden beschouwd, een waarschuwing
die men meen en zou," dat ter harte werd
genomen. Hot misnoegen over zulk geschrijf
was onomwonden uitgesproken. Evenwel
niets van dien. Au contraire werd met die
waarschuwingen eenvoudig de spot gedreven
in den volsten zin des woords. De Redactie
schreef, dat voorbij waren de tijden waarin
de toon worcl aangeslagen, die gelijkluidend
was aan den Van-Dag-tot-Dag-toon in het
Handelsblad. Wat' tegen dien veranderden
toon werd aangevoerd, kon niemand een
bliksem schelen, en de redacteuren gaven
van die onverschilligheid slag op slag ten
duideiij kste bl ijk
Door dien boon werd de onderling© goede
verhouding in de hoogste mate gestoord.
Dat kan een ieder begrijpen, die dit be
grijpen wil. De schade van die verstoring
was van aanzienlijke beteeken is, ©en gevaar
dat men duchten moest. De heer Wibaut.
sprak in zijn interpellatie van ©en prikkoi,
<h© men bewaren moest ten behoeve van
een goede samenwerking, maar nu vroeg
de burgemeester toch in gemoed© aan de
grLeele vergadering, hoe men zich die sa
menwerking dacht tussohen ambtenaren,
waarvan een zekere categorie scheldt en
veiviachtmaakt, niet een enkele maal maar
bij -voortduring. Men heeft het de laatste
dagen willen voorstellen, alsof de ontslage
nen waren van on besproken plichtsbetrach
ting. Dat is in zóó flagranten strijd met
de waarheid, dat spreker thans zou zeggen
wat hij aanvankelijk ongezegd had willen
laten. Over de plichtsvervulling van den
ambtenaar Gulden zijn herhaalde malen
k1 achten ingekomen. Eerst was men geneigd
aan die klachten niet al te reel oor te ge
ven, maar van dat standpunt kwam uien
al ras terug toen bij ervaring bleek, dat
dit klagen volkomen gemotiveerd was. Gul
den bevond zich o.a. eenmaal te Utrecht op
een vergadering, terwijl men hem goed on
wel werkzaam dacht aan de buiten,gelcidin-
gen van het Amaterdamsche telefoonnet.
G-ulden is herhaalde malen gewaarschuwd
voor de wijze waarop hij zijn taak opvatte
De directeur der gemeentelijke telefoon
heeft, hem meer dan eens daarover onder
houden, niet eens, maar verscheidene koe
ren. De directeur heeft hem eens met na
druk gewezen cp zijn verkeerde begrippen
van dienst, hem toevoegende: „Gulden, pas
op, je graaft jé eigen graf." Gulden vroeg
op een zekere keer verlof tot het bijwonen
van een vergadering, terwijl hij nog een
reeks van verlofdagen in het zioht had, we
gens familieomstandigheden. De directeur
riep hem bij zich en zei: „Maar Gulden,
zou je nu niet eens werken ook, je krijgt op
dae manier nicg meer vacantae dan dart. je
in dienst bent." Deze eene dag vacantie
voor de bewuste vergadering werd dan ook
geweigerd.
Naar wat gesohiedlde? Op de vergadering
(werd geprotesteerd om Gulden voor de wei
gering verlof te geven en in Het Prinsen
hof verscheen: „Deze directeur is nu wel
niet de slechtste, maar als het groene hout
zoo is, (hoe zal dan wel het dorre zijn?"
(Teelkenen van verontwaardiging in dé raad).
Had men nu in casu te doen met kwajon
gens, vroeg Spr. Zijn antwoord: luidt be
slist: Neen. Dit was geen kwajongens-
werk meer, dit was veel erger als toen het
beschouwt in het verband der dingen wat
noodig is om het standpunt van B. en W.
te kunnen appreeieeren. Nu had de mogelijk
heid bestaan een waarschuwing te richten
tot de drie ambtenaren, zooals sommigen
dat hebben gewild. Men had den ambtena
ren dus kunnen bevelenTrekt in wat ge
hebt geschreven. Wat zou deze waarschuwing
tot gevolg hébben gehad? Naar alle waar
schijnlijkheid een weigering daaraan te vol
doen. En wat dan? Dan zou men, dat ligt
in den lijn dezer gedachtengang, de ambté
naren altijd nog hébben kunnen ontslaan,
en wat was er dan gébeurd? Dan had men
geroepen: „Wel nu nog mooier, voor de
zaak zelve ontslaan B. en W. hen niet, maar
ze doen dat wel voor de weigering". Dan
had die weigering het ontslag gékost. Maar
men had ten stadhuiae door het volgen van
die gedragslijn de géheele geschiedenis meteen
bedorven. Had men een waarschuwing laten
voorafgaan, waarnaar sommigen hébben ge
roepen, dan zou in den vervolge iedere amb
tenaar zich liet recht hébben kunnen aan
matigen in bladen te schrijven, totdat er
een waarschuwing kwam van Burgemeester
en Wethouders daarmede uit te scheiden.
Dat zou een allermerkwaardigste toestand in
het leren geroepen worden.
De burgemeester stelde in het licht, dat
het voor B. en W. een hoogst onaange
name taak was dit ontslag te moeten geven,
niet alleen hem, die het treft doet het leed,
maar bovenal hen die het moeten geven. Dat
geldt in het algemeen, dat geldt hier in het
bijzonder. B. en W. zijn niet dan na zeer
ernsti gen langdurig beraad tot hun besluit
overgegaan. Spr. herhaalt dat een waar
schuwing zeer verkeerd zou hebben gewerkt.
Met de organisatie had dit ontslag niets te
maken. Dit zegt Spr. met allen nadruk.
Noemt men deze handelwijze van B. en W.
reactie goed, maar dan formuleeren B.
en W. die reactie aldus, dat men reagee-
ren wil tegen de neiging van ambtenaren,
om hun .positie als ambtenaar te misbruikon
ten koste van de burgerij. (Applaus).
Ten slotte deelde de burgemeester mede
en dit in antwoord op de vraag of B. en
W. bereid waren de ambtenaren weder in
gemeentedienst op te nemen, dat de aan
stelling en het ontslag van ambtenaren be
rusten bij de bevoegdheid van B. en W., en
dat zij zullen weten te doen wat in deze
hun plicht hun voorschrijft. (Luid applaus).
Er volgden uitvoerige re- en duplieken.
Do heer Ketelaar was van meen ing,
dat men den verkeerden weg opging door
den heer Guldon ten laste te leggen, dat hij
in zijn d:cnsttijd zonder verlof te Utrecht
op een vergadering was.
Maar dan zou men dat plichtsverzuim
moeten hebben genoemd als reden van ont
slag. Nu men dit niet heeft gedaan, moet
men zich bepalen tot de in den ontslagbrief
genoemde redenen. Nu mogen sommigen
hier roepen „goed zoo", maar dan wil Spr.
toch herinneren aan de maatregelen, ge no
men tegen de algemeen© .werkstaking, maat
regelen die nog geen jaar later door velen,
die oersrt gejubold hadden, werden betreurd.
Spr. stelde eeiv, piotie voor, waarin wordt
uitgesproken, dat de betreffende artikelen