3 Do heer Gerritsen. Mijnheer de voor zitter, ik wil een enkel woord in het algemeen in 't midden brongen. Ik zal zeer kort zijn, omdat tot een lang debat de tijd allicht te kort is. Ik wil beginnen met te herinneren, dat Amersfoort een van de eerste plaatsen is <*eweest, waar men klaar was met het woning vraagstuk toen de woningwet was aangenomen. Ik wil er op wijzen, dat nu de tijd gekomen is, dat de gemeente met kracht moet optreden om krotten op te ruimen. De gemeente breidt zich uit, er is overvloed van arbeiderswoningen. Daarom is dit hot geschikte oogenblik om krot ten op to ruimen en zoo te komen tot verbetering van do woningtoestanden. Het moet toch een maal gebeuren, en het zal nu minder moeie- lijk zijn dan over 5 of 10 jaren. Wanneer men wacht totdat de nienwe woningen allen be woond zijn, dan zou men de wet niet m"feer kun nen uitvoeren. Wij weten hoe het gaat. Als er bijna geen woningen beschikbaar zjjn, dan worden er geen woningen onbewoonbaar ver klaar!. De gunstige toestand, die nu bestaat, zal misschien nooit meer terugkomen. Ik wil tegelijk hiormeo behandelen het antwoord, dat B. on W. gegeven hebben op de vraag, die in de afdeelingon is gedaan over het afbreken van do huisjes achter de Hoogere Burgerschool. Dat antwoord acht ik onvoldoende. Op de wijze waarop B. en W. te werk willen gaan, zal er nooit verbetering komen. Het gemeentebestuur zal het voorbeeld moeten geven tot het afbreken van krotten. Als alle eigenaars van krotten er evenzoo over denken als B. en W. o»er het afbrekon van dezo huisjes, dan komt er geen verbetering. Wanneer die huisjes worden afgebroken, dan zal do toestand daardoor althans in zóóver verbeteren dat or licht en lucht komt Do havelooze toestand achter die huisjes, die dan blootkomt, zal eene aanleiding zijn om er op te letten, dat daarin verbetering moet worden gebracht. Hoe eerder de gelegenheid daartoe zich voor loet, des te spoediger zuilen B. en W. mot een voorstel komen om ook dien ha- veloozen toestand,' dio nu door die huisjes aan het oog onttrokken wordt, op te ruimen. Dat zal wel geen groote gelegenheid tot werk verschaffing opleveren, maar eenige raenschon zullen daar toch mee bezig gehouden kunnen worden. Wat de verbouwing van de II. B. school met het afbreken van die huisjes te maken heeft, is mij niet duidelijk. Als ik geen bovrodigeud antwoord van B. en W. krijg, dan zal ik overwegen, of ik den raad eens uitspraak zal laten doen over de vraag of do gemeente met het opruimen van krotten zal beginnen door het afbreken van deze wonin gen. Ik kan mij niet begrijpen dat B. en W. permissie zullen geven om deze buisjes woer te laten bewonen. Dat kan en dat mag niet, want dan zou de gemeente het slechte voor beeld geven aan de huiseigenaren. Dit is hot wat ik in 't midden wilde brengen. De Voorzitter. In antwoord op het laatste gedeelte van hetgeen door den heer Ger ritsen is gezegd, kan ik medodceien, dat het niet de bedoeling van B. en W. is de huisjes achter do Hoogere Burgerschool weer te la- ton bewonen, ook niet uit een gevoel van liefdadigheid tegenover menschen, die geen onderdak hebben. Maar tegen afbreken van de woningen hebben B. en W. bezwaar. Wij vreezen, dat er dan een toestand voor den dag zal komen, die het plantsoen zal ontsie ren. Dat heeft het dagelijksch bestuur huive rig gemaakt eene slooping van deze huisjes voor te stellen. B. en W. willen echter gaarne nogmaals overwegen in hoever er een voor stel kan worden gedaan in den geest van wat de hoer Gerritsen wenscht. De heer Gerritsen. Mijnheer de voor zitter, ik begrijp nu het antwoord beter, dat B. en W, hebben gegeven op de vraag, dio in do afdeejingeu is gedaan. Door de slooping van deze huisjes zullen andere, nog slechtere percoelen worden blootgelegd. Maar als daar door een nog slechtere toestand in 't gezicht komt, dan is dat een gelukkig verschjjnsel. Dan zullen wij daaraan iets moeten doen. De Voorzitter. Ik herhaal, dat B. en W. gaarne znllen overwegen in hoever wij met betrekking tot datgene wat achter die huisjes ligt, tot een beteren toestand kunnen komen. De hoor Celosse. Mijnheer do voorzit ter, op de beschouwingen van den heer Ger ritsen over de toepassing van do woningwet wensch ik een enkel woord te antwoorden. Het geachte lid meent, dat het voor de hand zou hebben gelegen om met kracht krotten op te ruimen. Maar als daarmee te snel werd voor'gegaan, dan zou er eeu vreemde toestand geboren worden, een toestand nog erger dan wat wij nu hebben, want de menschen, dio uit de krotten verdreven worden, zouden op straat moeten slapen. Het is beter geleidelijk over te gaan tot het afkeuren van woningen, opdat inmiddels de menschen zullen kunnen uitzien naar eene nieuwo woning. Wanneer men alios in eens doet, dan zal dat veel geld kostenhet arm bestuur zal de menschen, die de afgekeurde woningen moeten veriaten. te hulp moeten komen en do toestand zal niét verbeteren. Wat do huisjes achter de H. B. sthool betreft, ik stem too, dat die geen mooi gezicht ople veren Maar als de huisjes worden afgebroken en in 't gezicht korat wat er achter ligt, dan zal men 't geen aan don dag komt mogelijk nog veel slechter vinden dan wat men nu ziet. De heer Gerritsen (met toestemming van de vergadering voor de derde maal het woord verkrijgende). Mijnheer de voorzitter, het doet mij pleizier, dat bjj den heer Celosse do aap uit den mouw gekomen is. Hij zegt, dat het gemeentebestuur door het afbreken van de krotten groote kosten zal moeten maken; liet armbestuur zal de menschen te hulp moeten komen. Zeer zeker, er zal ook in die richting iets moeten gedaan worden, als er maatrege len worden genomen tot algemeeno opruiming van krotten. Maar de heer Celosse vergeet, dat als do krotten niet worden opgeruimd, er niet kan gebouwd worden op den grond waarop zij staan. Er is nu overvloed van woningen, waar do menschen, die de afgekeurde wonin gen moeten verlaten, kunnen intrekken. Nu is er dus gelegenheid om tot het opruimen van krotten over to ganri niet over vijf jaar, als alles vol is. Ik ben het er mee eo»s er zullen onbillijkheden worden begaan, door menschen uit hunne woningen to zetten, die 60 of 80 cent per week verwonen. Maar dat mag ons als raad niet terug houden om te doen wat op onzen weg ligt. Wij hebben do wet uit te voeron. Doen wij dat nu niet, dan krijgen wij 't over twintig jaar niet gedaan. Do tijd is nu er voor gekomen, btelleu wij het uit, dan zullen wij later precies hetzelfde hebben als nu, maar geen woningen om er de menschen in over te brengen.' Met andere woordende toestand zal dan blijven zooals hij nu is. Do algemeeno beraadslagingen worden ge sloten. Uitgaven. De volgnummers 5990 worden achtereen volgens z. h. o. voorloopig goedgekeurd. Volgnummer 91. Bezoldiging van do keur meesters van het vee en vleeseh. De heer He y 1 i g e r s. Mijnheer do voor zitter, hot i9 nu bijna vijf jaar geleden, dat bier behandeld is eeno onfcwerp-verordening op den keuringsdienst. Dat ontwerp is door B. en W. ingetrokken, op grond dat eene rijksregeling in het vooruitzicht was. Men werkt nu nog altijd met eene gebrekkige ver ordening en eene onvoldoende keuring. De verordening, waaronder wjj leven, heeft gister haar vijftigsten verjaardag gevierdzij is vast gesteld den 26. October 185S. Er wordt o. a. in bepaald, dat al het vleeseh, dat wordt in gevoerd, ter keuring moet worden aangeboden aan de beambten, aanwezig aan de stads poorten. Ik behoef er dus niet op te wijzen, dat die regeling thans weinig zin meer heeft. Wij hebben eeno nieuwe regeling gereed liggen, welke indertijd met vele bezwaren tot stand kwant. Zjj is in 1903 ter zijdo gelegd, omdat men meende dat er eeno rijksregeling in uitzicht was. Ik zou gaarne willen weten hoe laug het uitstel nog moet duron. Wij heb ben van de regeering vooreerst nog geen re geling te wachten en de oude verordening kan niet blijven. De V o o r z i 11 e r. Ik kan op dezo vraag moeiolijk antwoorden zij zou eigenlijk moeien gesteld worden aan den Heer ministor van binnenlandsche zaken. Eerst na indiening van een wetsvoorstel omtrent de rijkskeuring, kunnen B. en W. beoordcelen in hoever de gemeente daarbjj gebaat wordt. Het dage- lijksch bestuur is van plan met het indienen van een voorstol te wachten tot dat de voor nemens bekend zijn omtrent hetgeen van rijkswege zal worden gedaan en zulks in ver band met de enorme kosten, dio een abattoir mot wat daaraan annex is, zou vorderon. De heer Heyligers. Ik moet opmerken dat de regeoring heeft verklaard, dat do be doeling niet w'as, dat do gemeentobestmen op haar zouden wachten, maar dat zij intusschen zelf de regeling ter band zouden nomen. De Voorzitter. Ik kan slechts herha len, dat, zoodra bekeud is dat de regeering niet van zins is eene algemeene rijkskeuring in to voeren, B. en W. met een voorstel bij den raad zullen komen. Zoolang de zaak nog hangende is, acht ik het voorzichtiger te wachten. Volgnummer 91 wordt h. o. voorloopig goedgekeurd on daarna de volgnummers 92—!)5. Volgnummer 96. Kosten en uitrusting der agenten van politie, veldwachters, en anderen. De heer Celosse. Mijnheer de voorzitter, ik wil voorstellen den post te verhoogon met f 400, om uniformen aan te schaffen voorden inspecteur en den adjunct-inspecteur van politie. De Voorzitter. De heer Celosse stelt voor dezen post te verhoogen om uniform klee ding te kunnen verschaffen aan den inspeeteur en den adjunct-inspecteur. Ik voor mij moet verklaren, dat ik de noodzakelijkheid van die uitgave niet inzie. Vooral niet in eeno ge meente als dezo, waar do inspeoteur en de adjunct inspecteur algernoeu bekend zjjn. Er is in de afdeelingen dikwijls geklaagd, dat er te weinig agenten in burgorkloeding surveil- loeren. Wannepr men nu den inspecteur en den adjunct inspecteur uniform geeft dan is zulks geen tegemoetkoming aan die klacht en bestaat er'minder kans dat er meerdere i e- keuringen worden gedaan. Bovendien isdeuit- gavo voor dozo uniformen thnns niet gemo tiveerd met het oog op de middelen, die dit jaar niet zoo ruim zijn. De heer J orissen. Mijnheer de voorzit ter, ik laat de noodzakelijkheid van uniform- kleeding voor den inspecteur en den adjunct inspecteur in 'tmidden. Wij hebben 'ter al lang zonder gedaan. Eene andere vraag is of het wensch olijk is. et geven van uniformen wordt bestreden, omdat er meer gelegenheid zal zjjn ora bekeuringen te doen, als de men schen niet in uniform zijn. Ik geloof, dat de bekeuringen geschieden door de agenten. Zoo door redeneerendc, zou men ten slotte zoggen Laat ons de uniformen vau do politie af schaffen. Als do agenten uniformen moeten dragen, dan zie ik niet in waarom de hoogere ambtenaren van de politie 't niet zouden moeten doen. Het publiek weet dan, dat het mot den inspecteur te maken heeft; als de menschen den inspeetour in uniform zien aankomen, dan weten zij tot wien zij zich hobben te wonden als zij hulp noodig hebben. De Voorzitter. Voor personen als u is 't minder noodig do inspecteurs aan hun uniform te kennen, terwijl zij die meer met ze in aanraking komen, hen kennon ook zonder uniform. Do heer J o r i 8 s e n. Persoonlijk ken ik oven- min den inspecteur als den adjunct-inspecteur. De heer Celosse. Mijnheer de voor zitter, ik geloof, dat u zich op een verkeerd standpunt plaatst. U zegtde menschen zijn genoeg bekend. Maar vele menschen kennen den inspecteur niet. Bjj opstootjes of als men te doon heeft met menschen, dio van buiten ko men, zullen zij niet kunnen zien, dat zij te maken hebben met dón inspecteur. Het is dus wenschelijk, dat dezo ambtenaren uni form dragen. Dat is wenschelijk. Als er tu mult is en men ziet een inspecteur aankomen, dan geeft dit aanleiding om zich te ver wijderen en dit is vaak aanleiding, dat het standje geon hoogo vlucht neemt. Men moot do zaak beschouwen van dit standpunt. Er zjjn velen, die geon inspecteurs kennon, maar heti8 wenschelijk. dat zj| worden gekend. Daar om is het wenschelijk, dat zij in uniform zijn.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad | 1908 | | pagina 7