188.
Donderdag 5 November 1908.
BUITENLAND.
FEUILLETON.
CINDERELLA.
7de jHHrgan(.
AMERSFOORÏSCH DAGBLAD
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden voor Amersfoortf l.OO.
Idem franco per post- 1.50.
Afzonderlijke nummers- 0.05.
Deze Courant verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feest
dagen.
Advertentifinmededeelingen enz., gelieve men vóór 11 uur
's morgens bfl de Uitgevers in te zenden.
Uitgevers: VALKHOFF C°.
Utrectiischestraat 1. Intercomm. Telephoonnummer 66.
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Van 15 regels f 0.50.
Elke regel meer - O.IO.
Dienstaanbiedingen en aanvragen 85 cents bij vooruitbetaling.
Groote letters naar plaatsruimte.
Voor handel en bedrijf bestaan zeer voordeelige bepalingen tot
het herhaald adverteeren in dit Blad, by abonnement. Eene
circulairebevattende de voorwaarden, wordt op aanvraag
toegezonden.
Kennisgevingen.
Burgemeester en Wethouders van Amersfoort
brengen ter algeaneene kennis, dat bij hun, be
stuit van heden, ingevolge artikel 8 der Hinder
wet, aan D. Juffer en, zijne rechtverkrijgenden,
wonende alhier, 'vergunning is verleend tot op-
ridh/tinig eener inirdohbinig, dienende tot het, be
waren, van beuKine, m !het peroeel, alhier ge
legen, Kampstraat 64, sectie E, no. 4200, onder
de navolgende voorwaarden:
1. de kelder, waarin de benzine (beiwaard
wordt, moet door een ijzeren klepluik worden
afgesloten en voorzien van een stevig slot, z.g.n.
nachtslot
2. de metalen, bus of bussen, ter inhoud van 28
Liter, dienende tot bewaring der benzine, moe
ten onontplofbaar gemaakt zijn;
3. niet meer dan- 80 Liter benzine mag in voor
raad worden gehouden
4. het uitnemen en overgieten van 'benzine
moet steeds in den kelder geschiedenwaarin
nimmer vuur of kunstlicht aanwezig mag zijn.
Amersfoort, 3 November 1908.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Do Secretaris, De Burgemeester.
J. G. STENFERT KROESE. WUUTIERS.
Burgemeester en Wethouders van Amersfoort,
Gelet op artikel 37 der Drankwet
Brengen ter openbare kennis:
1. dat bij hen is ingediend een verzoekschrift
om verlof tot verkoop van alooholhoudenden
drank, anderen dan sterken dlnank, voor gebruik
ter plaatse van verkoop, door Barend Krabben-
ibos, in de beneden-localiteit van het peroeel
Lavendelstraat no. 7, alhier;
2. dat binnen twee weken na deze bekend
making ieder tegen het verleenen van het verlof
schriftelijk bezwaren bij Burgemeester en Wet
houders kan inbrengen
Amersfoort, den 4. November 1908.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De Secretaris, De Burgemeester,
J. G. STENFERT KROESE. WUIJTIERS.
Politiek Overzicht
Servië en <ie mogendheden.
De Servische kroonprins, aan wiens reis
naar Petersburg men in Servië zulk een
groot gewicht schijnt te hebben gehecht,
heeft de Russische hoofdstad weder verlaten,
zonder besliste toezeggingen te hebben ver
kregen. Op den moreelen steun van Rusland
kon Servië ook vroeger reeds rekenen en
al moge aan het hoofd der Servische depu
tatie, den vroegeren eersten minister Pas-
jitsj van officieele zijde de verzekering ge
geven zijn, dat Rusland de belangen van
Servië en Montenegro niet uit het oog ver
liezen zal, de Serven zullen uit deze toezeg
ging weinig voordeel kunnen trekken. Men
is er thans in Belgrado over teleurgesteld,
dat de Krooaprins in plaats van daadwer
kelijken steun slecht? de bedelpenning van
volle sympathie" en „moreelen steun" uit
Petersburg medebrengt. Wel kwam voor
eenige dagen uit St. Petersburg het
bericht, dat de Russische regeering be
sloten had zich tegen eene conferentie te
verklaren wanneer Oostenrijk-Hongarije er
zich niet mee zou kunnen vereenigen de an
nexatie van Bosnië en Herzegowina op de
conferentie te bespreken, maar zulk een be
sluit zou in volslagen tegenspraak zijn met
het door den heer Iswolsky te Londen en
Parijs met Sir Edward Grey en Pichon over
eengekomen conferentieprogramma, volgens
hetwelk de conferentie de annexatie slechts
zou „constateeren". Tegen eene bespreking
en eene eventueele conclusie over de an-
nexatio hebben zich tot dusver alle toon
aangevende p.rsonen in Oostenrijk-Honga
rije beslist uitgesproken en indien de Rus
sische regeering, tegen haar vroeger besluit
in, eene bespreking der annexatie verlangt,
en daardoor het bijeenkomen eener confe
rentie vrijwel onmogelijk maakt, dan werkt
ze eerder Engeland en Frankrijk tegen dan
Oostenrijk-Hongarije, dat als de „geluk
kige bezitter" der beide provinciën gerust
den loop der dingen kan afwachten.
De nader bekend geworden nota, welke
Rusland aan Oostenrijk-Hongarije heeft
doen toekomen, schenkt nu juist geen kla
ren wijn; ze zegt weinig of niets. Klaarblij
kelijk schijnt de Russische regeering de
kerk in het midden te willen laten door de
annexatie van Bosnië te noemen ouder de
punten welke „zouden kunnen" worden be
sproken op do conferentie, zonder te zeggen
dat zij besproken dient te worden.
En zoo bepaalt de moreele steun van Rus
land zich tot dusver tot eene dringende aan
maning tot voorzichtigheid, bezonnenheid
en kalmte. De Serven hebben stil te zijn
omdat men zich met hunne wenschen niet
bemoeien kan. Niet eens Rusland kan dat
doen.
Men houdt thans nog zijn hoop geves
tigd op het bezoek van den Servischen
minister van buitenlandsche zaken Milano-
vitsj aan de verschillende hoven.
Deze zal trachten van de mogendheden
eenige compensaties te verkrijgen, welke
Reuter ons bereids heeft medegedeeld. Het
valt zeer te betwijfelen of deze verlangens
wel zullen worden ingewilligd. Wat den
eersten eisch aangaatdat Oostenrijk-Hon
garije een territoriale strook ten noorden
van Novibazar aan Servië, subsidiair Mon
tenegro zal afstaan, is als uitgesloten te be
schouwen, want in Weenen heeft men steeds
beweerd en beweert men nog, dat de bezet
ting van den sandjak Nowibazar door Oos-
tenrijksch-Hongaarsche troepen slechts ver
langd eri doorgevoerd is om eene territoriale
vereeniging der beide Servische staten te
verhinderen. Zelfs wanneer zulk een ver
binding in den sandjak ten koste van Tur
kije tot stand kon komen, zou de Oosten-
rijksche regeering dit met alle middelen
pogen te verhinderen. In de tweede plaats
verzoekt Servië een vérstrekkend zelfbe
stuur aan de beide geannexeerde provinciën
toe te staan, omdat daar de bevolking van
Servisch ras is en op deze wijze revolutio
naire troebelen zouden worden voorkomen,
waarvan Servië den terugslag anders zou
ondervinden. Tot dusver en dit is wel
merkwaardig merkt men van zulke woe
lingen onder de als Servisch gequalificeerde
bevolking van Bosnië nog niets. Mocht aan
de beide provinciën zelfbestuur worden ver
leend in den vorm van een landdag, dan zou
al spoedig blijken of de meerderheid der be
volking de heerschappij wenscht van Oos
tenrijk-Hongarije, welke het land al zoovele
stoffelijke voordeelen heeft bezorgd, dan wel
of de nationale banden sterker zijn en wer
kelijk naar eene vereeniging met het ko
ninkrijk Servië wordt gestreefd. Wij ver
moeden, dat Aehrenthal in dit geval wel
eens gelijk kon hebben met zijn bewering,
dat .de Serviërs beter deden geen ij dele illu
sies na te jagen, maar zich op de economi
sche ontwikkeling van hun eigen land moes
ten toeleggen.
(Hiervoor zegt Servië den toegang naar
zee noodzakelijk te achten en deze kan niet
anders dan door de gevraagde territoriale
strook verkregen worden. Men zou
dan ook w&penen kunnen invoeren
Ten opzichte van het zelfbestuur is be
kend, dat bij de Oostenrijksch-Hongaarsche
regeering daartoe plannen hangende zijn;
ook in de delegatiën is er om gevraagd. Het
val', ook niet in te zien wat Oostenrijk er
aan hebben zou het Servische element, dat
trouwens niet veel meer ras-instinct schijnt
te #hebben, in de twee provinciën te onder
drukken.
Voor zoover tot nu toe uit de gesprekken
der Servische staatslieden in de Europee-
sche hoofdsteden, speciaal in de residentie
van den Czaar, gebleken is, mag men vrij
zeke.' aannemen, dat hun overal is aanbevo
len de kalmte te bewaren. Men mag daarom
hopen, dat de Serven en Montenegrijnen
zich door panslavistische aanhitsingen niet
tot onverstandige handelingen zullen verlei
den. Een heele toer voor het volkje in Ser
vië, waar men bij het minste alarmeeren de
gerucht de troepen naar de grenzen stuurt!
Dultschland»
Eckartsau, 4Nov. Keizer Wilhelm
hier heden namiddag 4 uur aangekomen,
werd door aartshertog Frans Ferdinand op
de hartelijkste wijze ontvangen. De Keizer
en de aartshertog begaven zich per automo
biel naar het kasteel, geestdriftig toegejuicht
door de bevolking.
I)e Koln. Ztg. schrijft over von Bülow
o.a. De Keizer heeft von Bulow vergiffenis
geschonken. Kan of moet ook het volk dat
doen? Dat zijn de vragen die te beantwoor
den zijn, eer men er toe overgaat het aftre
den van den kanselier door conflicten en
wellicht nog erger dingen onvermijdelijk te
maken. Kan het volk vergevenl Men moet
het antwoord beginnen met de tegenvraag
„Wat is Bulow voor ons?" Bernhard von
Bolow heeft sinds October 1897 onze buiten
landsche politiek geleid, is sedert 17 Octo
ber 1900 Rijkskanselier. Het was geen lichte
last dien hij na Bismarck, na Caprivi, na
Hohenlóhe op zijn schouders nam en als
men rechtvaardig wil zijn, moet men zeg
gen Hij heeft dien last kloek, zelfs met
gratie gedragen en het hem toevertrouwde
schip met vaardige hand door klippen en
stormen voortgestuurd. Wat hij in den jong-
sten tijd van zijn kanselierschap was en is,
kwam duidelijk tot uiting, toen op 5 April
1906 zijn lichamelijke ineenstorting het land
voor het uitzicht plaatste hem te moeten
missen. Wie zich herinnert hoe deze moge
lijkheid als eene nationale ramp werd ge
voeld, die zal de vraag„Kan het Duit-
sche volk het den rijkskanselier vergeven,
dat hij eens tijdens een samenloop van
allerlei nadeelige omstandigheden, een ge
wichtig artikel des Keizers ongelezen deed
doorgaan, kan het tegenover den man, die
tot dusver een getrouw bemiddelaar tusschen
Keizer en volk geweest is, dit plichtsver
zuim door de vingers zien" bevestigend
beantwoorden.
En moet het volk vergiffenis schenken?
Het antwoord zal alleen daarvan afhangen,
of de staatsmachine met of zonder Bulow
beter gaat. Het volk schuwt nieuwe mannen,
het gelooft er niet meer aan, dat er iemand
te vinden en zich zou kunnen hand
haven, die niet alleen keizerlijke, maar
ook volkspolitiek voert. Daarbij komt de
Europeesche toestand. Vijanden rondom,
kwaadwilligheid aan alle zijden en in het
Oosten een crisis, welke een kanselierscrisis
in het Duitsche rijk onafzienbare gevolgen
zou kunnen doen hebben. Ook zullen wij als
tprugslag der jongste gebeurtenissen n>g
meer dan tot dusver de neiging Van anderen
te bestrijden hebben, Duitschland als een
quantité negligeable te behouden.
Dientengevolge zal men tot de conclusie
komen dat het, volk von Bulow, wien de
kaakslag van het noodlot zoo getroffen heeft,
in zijn eigen belang zal moeten, vergiffenis
verleenen
Het blad merkt over het officieuze bericht
in de Nordd. Allg. Zeitung nog op, dat dit
een waren heksensabbat heeft ontketend.
Het moest zoo komen, met psychologi
sche noodzakelijkheid moest het geschieden
en dat men klaarblijkelijk deze uitwerking
niet vooruit heeft zien aankomen, is een" be
geleidend verschijnsel dat de zaak nog pijn
lijker maakt. Want bad men vermoed dat
een paar regels in een dagblad als een bom
zouden inslaan, dan had men ze niet mogen
openbaar maken. Dan zou de springvloed,
tot welke de woorden des keizers in de Daily
Telegraph hebben aanleiding gegeven, ten
slotte zijn verloopen, zooals alle andere.
De Tiigliche Rundschau ziet niet in, dat
Bulow zal moeten aftreden, gelijk vele Duit
sche bladen zeggen. Het is zeer de vraag of
een nieuwe kanselier, die niet de ervaring en
den vriendschappelijken invloed op den kei
zer van Bulow heeft, den kiezer er van zal
kunnen afbrengen zelf naar de gunst van
andere mogendheden te staan, zijn vrij moe
dige uitlatingen over andere vorsten en zijn,
in het buitenland steeds verkeerd begrepen,
rhetorische aankondigingen van kamende da
den en gebeurtenis na te laten. Persoonlijk
is Bulow, hoezeer hij er de verantwoordelijk
heid voor draagt, slechts voor een klein deel
aan het gebeurde schuldig. Ook wanneer de
voorstelling van de Norddeutsche letterlijk
waar is, valt er slechts te zijnen laste, dat
hij een slecht geschreven handschrift niet
heeft gelezen. Door de omstandigheden is
dat verzuim tot schuld geworden, maar niet
groot genoeg om een man, dien Duitschland,
naar de T. R. overtuigd is, noodig heeft, op
te offeren.
Berlijn, 4 Nov. Bij de heropening
der beraadslagingen van den rijksdag, welke
heden namiddag plaats vond, dienden de na-
tionaal-liberalen, de vrijzinnige volkspartij,
de sociaal-democraten en de conservatieven
interpellatiën in betreffende de openbaar-
making van het Keizer-interview.
Frankrijk.
P a r ij s, 3 N o v. Heden middag ontvng
minister-president Clemenceau den Servi
schen minister van buitenlandsche zaken.
Omtrent dit onderhoud ondervraagd, ant
woordde Clemenceau, dat de taal, die de
heer Milanowitsj had gevoerd, zeer edel en
waardig was en dat de verzekeringen, die hij
den Franschen minister had gegeven, wel
geschikt zijn om de vrees weg te nemen,
waartoe men van de zijde van Servië aan
leiding zou kunnen vinden.
P a r ij s, 4 Nov. Minister Pichon ont
ving heden middag den Montenegrijnschen
gedelegeerde Popowitsj. Het onderhoud was
zeer hartelijk. De heer Popowitsj scheen
zeor voldaan over de vriendelijke ontvangst,
die hem bij den minister ten deel was ge
vallen.
Stephane Lauzanne, hoofdredacteur van
den Matin, voelt zich, nu een keizer het
voorbeeld gaf, geroepen eveneens onthullin
gen te doen, die de Europeesche ontstem
ming tegen Duitschland, als zij in waarheid
naar zijn zeggen op documenten in diplo
matieke archieven berusten, nog accen-
tueeren zal.
Lauzanne schrijft onder „persoonlijke
verantwoordelijkheid" voor de juistheid zij
ner beweringen
„Voor de (te onthullen) feiten moet men
teruggaan tot de maand December van het
jaar 1904, even na het tragische incident-
Huil.
„Engeland en Rusland hadden boven den
oorlog er de voorkeur aan gegeven een
commissie van arbitrage te benoemen. Vier
admiraals waren aangewezen om het inci
dent te regeleneen Engelsch, een Rus
sisch, een Fransch en een Amerikaansch
admiraal. Het te dien einde opgemaakte
protocol had er in voorzien dat voor het ge
val de vier admiraals het niet eens konden
worden, zij zich tot den Keizer van Oosten
rijk zouden wenden met het verzoek een
vijfden admiraal aan te wijzen van een vijfde
zeemogendheid.
„Het is de keuze van dezen vijfden ad
miraal, die oorzaak zou worden van een der
meest buitengewone en best opgezette diplo
matieke intriges.
„Zoodra men te Berlijn vernam dat het
incident-Huil bij wijze van arbitrage gere
geld zou worden, besloot men tot eiken prijs
te beproeven een Duitschen admiraal als
vijfden arbiter aangewezen te krijgen. Kei
zer Wilhelm had zelfs de mogelijkheid in
het oog gevat, zijn eigen broeder, prins
Heinrich van Pruisen, zitting te doen nemen
in de arbitragecommissie, die op den quai
d'Orsay te zamen zou komen.
„Het Duitsche plan was het volgende:
een beslissende rol spelen in den commisso-
rialen arbeidvervolgens opzettelijk en on
der alle omstandigheden voor het Russische
standpunt opkomen en op deze wijze de
Engelsch-Russische verzoeningsconferentie
omscheppen in een vernederingsconferentie
voor Engeland.
Men begon dit plan handig uit te wer
ken en Duitschland wendde zich tot St.-
Petersburg om zijn onderneming te doen
welslagen. De Russische diplomatie was toen
ten tijde aan vreeselijke moeilijkheden ten
prooi en de noodlottige slagen, die Rusland
troffen, verduisterden zijn gewoonlijk helde
ren blik in groote buitenlandsche vraag
stukken.
„Onze bondgenoot liet zich overtuigen en
in twee naar den quai d'Orsay afgezonden
telegrammen gaf hij als zijn wensch te ken
nen, dat een Duitsch admiraal benoemd zou
worden als vijfde commissaris ter internatio
nale conferentie en dat hij te dien einde
instructies gegeven had aan zijn vertegen
woordiger, generaal Khasnakof.
„Na de eerste zitting stelde admiraal
Khasnakof werkelijk aan zijn collega's voor
zich tot den Keizer van Oostenrijk te wen
den, om hun een viif'1 iraal toe te
voegen, onverschillig van welke vloot. Er
waren echter drie mannen die de valstrik,
waarin men op het punt stond te vallen,
speurdenzij verzetten zich onmiddellijk
tegen het Duitsche plan en stelden voor
zich wel tot den Keizer van Oostenrijk te
wenden, maar met het verzoek den vijfden
admiraal uit zijn eigen marinestaf te kie
zen. Zij bevalen zelfs baron Spaun in zijn
keuze aan, die zoolang de conferentie duur
de, bewijzen gaf van onberispelijke loyaliteit
DOOR
58 S. R. CROCKETT.
Uit hst Schotach vertaald
DOOR
J. P. WESSELINK—VAN R08SUM.
„Maar waarom hebt gij dan om ons ge
zonden," vroeg de oudste détectieve.
„Omdat," stamelde Sylvanus, „ik wist,
dat met haar karakter geen zachtere maat
regel zou helpen. Zij zou slechts ontkennen
en voortgaan te ontkennen, zooals zij reeds
vroeger heeft gedaan."
„Wat hebt gij op deze aanklacht te ant
woorden, jonge dame?'' zei de inspecteur
kalm.
Hester herhaalde haar verklaring, dat de
robijn zoolang 'als zij zich herinnerde in
haar bezit was geweest, dat Megsy Tipperlin
haar oude kindermeid, het zou kunnen be
wijzen, die had den ketting tot voor drie
jaar in bewaring gehad."
„Hier moet ik in het midden brengen,
dat die vrouw een ontslagen dienstbode van
mijn echtgenoote is," viel Sylvanus in, „zij
is volkomen onbetrouwbaar en zeer waar
schijnlijk een bondgenoot van het meisje"...
„Val als het u blieft niet in de rede,'' zei
de inspecteur, straks zult gij gelegenheid
krijgen, alles te zeggen wat gij wilt." Daar
na bezag hij nauwkeurig den steen en ver
geleek de merken.
„Gij handelt immers in edelgesteenten,
mijnheer?" vroeg hij opziende.
„Ik ben er op groote schaal in betrok
ken," zei Sylvanus, een kleur krijgend,
„dat is algemeen bekend, vooral in robij
nen.''
Dit was geen vraag waaromtrent hij graag
heel nauwkeurig in zijn antwoord wasof
schoon wat dat aanginghij wist, dat zijn
geheim volkomen veilig was.
De inspecteur beet op het eind van zijn
pennehouder en zag peinzend uit het ven
ster.
„Wel," zei hij zuchtend, „dit is geen
zaak, die ik kan afdoen. Juffrouw Stirling,
ik zal u helaas in hechtenis moeten houden,
slechts indien voldoende borgstelling wordt
gegeven, zou ik u in vrijheid kunnen laten.
Hiervoor kunt ge u met uw vrienden in ver
binding stellen. Iedere brief, dien gij
schrijft zal onmiddellijk bezorgd worden.
Riswold, naar no. 5 als het u belieft 1"
Zoo bevond zich Hester overweldigend
snel alleen in een cel, de beste en luchtig-
ste waarop Eburystreet zich kon beroemen,
maar toch niets dan een witgepleisterde ge
vangeniscel. Zij zat verbijsterd en verdoofd
neer, niet eens in staat te schreien om het
ontzettende lot, dat haar had getroffen. Zij
voélde geen toorn tegenover haar oom. Het
afschuwelijke van het feit was voldoende om
al het overige te verduisteren. In het dorp
St.-John was een politie-bureau. Het had
getraliede vensters aan de achterzijde en de
moedigste jongens rammelden er tegen met
oen stok en liepen dan weg. Zulken oordeel
de men reeds ver den breeden weg op. Eens
toen een rondreizend ketellapper een beetje
buitensporig werd in zijn voorrechten, zoo- 1
dat hij opgesloten moest worden om wat te
bedaren, sprak de geheele streek er gedu
rende een maand over. Het was de onbe
grijpelijke schande, geen vrees voor de ge
volgen, die Hester geheel had verdoofd. De
inspecteur, die eenige oogenblikken latei-
binnentrad, vond haar dan ook mistroostig
op den eenigen stoel zitten, starende op het
schrijfgereedschap, waarvan zij door Riswold
was voorzien.
„Hebt gij niet aan uw vrienden geschre
ven?" vroeg hij kortaf, maar toch op vrien-
delijken toon.
Hester zag hem verward aan, alsof zij de
vraag niet verstond.
„Mijn vrienden zijn ver weg in Schot
land," zeide zij.
„Hebt gij geen vrienden in Londen, de
aanzienlijke vrouw in wier huis gij gisteren
hebt vertoefd bijvoorbeeld?"
„Zij is vanmorgen op reis gegaan."
„Kent gij hier niemand tot wien gij u
kunt richten?''
„Oarus!" viel haar oogenblikkelijk te
binnen. Hij had haar vroeger ook geholpen,
hij zou haar weer helpen, zooals hij het in
de wouden van Darroch had gedaan.
„Ik ken den jongen eigenaar van Dar
roch, kleinzoon van lady Niddisdale!" zei-
de zij.
Hester wist waar zijn kamers waren, en
zich bij de tafel neerzettende, schreef zij
eenvoudig: „Beste Carus. Er heeft een
vreeselijke vergissing plaats gehad. Zij heb
ben mij hierheen gebracht. Ik zou aan lady
Niddisdale gevraagd hebben wat te doen.
Misschien kunt gij mij raad geven. Zij zeg
gen, dat ik den robijn, dien ik gisteren
avond droeg en van mijn vader kreeg, heb
gestolen. Kom zoo spoedig mogelijk bij
mij 1"
Zij zat nog met de pen in de hand, toen
Carus binnentradeen blinde en woeste
toorn vervulde zijn hart en uitte zich naar
den aard van zijn geslacht in een ongewone,
eigenaardige keus van woorden en kalmte
van optreden.
„Hester wat moet dit beteekenen?" zei
hij, beide handen uitstekende. Zij stak hem
de hare zonder verder nadenken toe, nu
zou alles in orde komen, haar oogen zagen
hem dankbaar aan.
„Wie heeft dit gedaan?" vroeg Carus, en
zijn blik voorspelde onheil voor den man of
de vrouw, wiens naam hij zou hooren.
„Oom Sylvanus!" zei Hestér, en beden
kende, dat hare handen nog :n de zijne rus
ten, trok zij ze langzaam terug. Het scheen
er hoegenaamd niet op aan te komen, dat
een dienaar der politie hen gadesloeg.
„Kunt gij mij alles vertellen?" vroeg Ca
rus. „Ga zitten en doe het bedaard. Wij
zullen u spoedig uit deze plaats hebben!"
Hij had gehoord, dat twee Londensche
huiseigenaars als borg zouden worden aan
genomen de inspecteur had hem dit ver
teld. Hester gaf verslag hoe zij de hertogin
aan het station had verlaten en regelrecht
naar Empress-Gate was gegaan. Hij knikte,
terwijl zij voortging, de punten als een rech
ter in zich op opnemende.
„Gij hebt hem drie jaar in uw bezit gehad
en nog nooit aan iemand in Londen ver
toond. Gij hebt den ketting op het bal ge
dragen. De steen draagt een cijfer, dat bij
een stel past in het bezit van Sir Sylvanus,
dit is hun bewijs. Aan den anderen kant
hebben wij in Schotland een getuige die niet
alleen beslist kan getuigen, dat de halsket
ting met den robijn sinds uw kinderjaren
in uw "Bezit was, maar dat hij u ook door
uw vader werd gegeven, is dat niet zoo?"
„Ja," zei Hester, „Megsy weet dat. Zij
heeft hem altijd voor mij bewaard, onder
in haar koffer, als zij mij Zondags had aan
gekleed om naar de kerk te gaan, mocht ik
er even naar kijken."
„Wel," zei Carus glimlachende, „we
moeten u eerst uit deze plaats krijgen en
daarna zullen we de rest regelen. Ik zal
een borg zien te krijgen. Ik ben helaas geen
eigenaar van huizen, maar ik ken er die het
wel zijn. Ik zal niet lang wegblijven."
„Je bent een dwaas," riep lord Darroch
woedend, „ik wil niets met deze onteerende
geschiedenis te maken hebbenen ik verbied
je er je mede te bemoeien. Denk aan het
geen er gezegd zal worden, aan hetgeen
iedereen zal denken
„Ik meonde. dat gij een edelman waart,"
zei Carus, terwijl zijn gelaat een onheilspel
lende, HSchgrauwe kleur kreeg
Zijn vader deed een schrede vooruit, alsof
hij hem wilde slaan.
Carus hief zijn hand niet ter verdediging
op en lord Darroch trad terug.
„Indien je je eenigen kans wegwerpt,
riep hij, „dan bezweer ik je, dat je van mij
niets dan een ledigen titel zult érven. Je
bent in de gelegenheid- een goed en mooi
meisje te trouwen, met een bruidschat die je
in staat zou stellen een gemakkelijk leven
te leiden, en je werpt die weg voor een die
vegge hal ha!"
Wordt vervolgd.