188. Donderdag 5 November 1908. BUITENLAND. FEUILLETON. CINDERELLA. 7de jHHrgan(. AMERSFOORÏSCH DAGBLAD ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden voor Amersfoortf l.OO. Idem franco per post- 1.50. Afzonderlijke nummers- 0.05. Deze Courant verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feest dagen. Advertentifinmededeelingen enz., gelieve men vóór 11 uur 's morgens bfl de Uitgevers in te zenden. Uitgevers: VALKHOFF C°. Utrectiischestraat 1. Intercomm. Telephoonnummer 66. PRIJS DER ADVERTENTIËN: Van 15 regels f 0.50. Elke regel meer - O.IO. Dienstaanbiedingen en aanvragen 85 cents bij vooruitbetaling. Groote letters naar plaatsruimte. Voor handel en bedrijf bestaan zeer voordeelige bepalingen tot het herhaald adverteeren in dit Blad, by abonnement. Eene circulairebevattende de voorwaarden, wordt op aanvraag toegezonden. Kennisgevingen. Burgemeester en Wethouders van Amersfoort brengen ter algeaneene kennis, dat bij hun, be stuit van heden, ingevolge artikel 8 der Hinder wet, aan D. Juffer en, zijne rechtverkrijgenden, wonende alhier, 'vergunning is verleend tot op- ridh/tinig eener inirdohbinig, dienende tot het, be waren, van beuKine, m !het peroeel, alhier ge legen, Kampstraat 64, sectie E, no. 4200, onder de navolgende voorwaarden: 1. de kelder, waarin de benzine (beiwaard wordt, moet door een ijzeren klepluik worden afgesloten en voorzien van een stevig slot, z.g.n. nachtslot 2. de metalen, bus of bussen, ter inhoud van 28 Liter, dienende tot bewaring der benzine, moe ten onontplofbaar gemaakt zijn; 3. niet meer dan- 80 Liter benzine mag in voor raad worden gehouden 4. het uitnemen en overgieten van 'benzine moet steeds in den kelder geschiedenwaarin nimmer vuur of kunstlicht aanwezig mag zijn. Amersfoort, 3 November 1908. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Do Secretaris, De Burgemeester. J. G. STENFERT KROESE. WUUTIERS. Burgemeester en Wethouders van Amersfoort, Gelet op artikel 37 der Drankwet Brengen ter openbare kennis: 1. dat bij hen is ingediend een verzoekschrift om verlof tot verkoop van alooholhoudenden drank, anderen dan sterken dlnank, voor gebruik ter plaatse van verkoop, door Barend Krabben- ibos, in de beneden-localiteit van het peroeel Lavendelstraat no. 7, alhier; 2. dat binnen twee weken na deze bekend making ieder tegen het verleenen van het verlof schriftelijk bezwaren bij Burgemeester en Wet houders kan inbrengen Amersfoort, den 4. November 1908. Burgemeester en Wethouders voornoemd, De Secretaris, De Burgemeester, J. G. STENFERT KROESE. WUIJTIERS. Politiek Overzicht Servië en <ie mogendheden. De Servische kroonprins, aan wiens reis naar Petersburg men in Servië zulk een groot gewicht schijnt te hebben gehecht, heeft de Russische hoofdstad weder verlaten, zonder besliste toezeggingen te hebben ver kregen. Op den moreelen steun van Rusland kon Servië ook vroeger reeds rekenen en al moge aan het hoofd der Servische depu tatie, den vroegeren eersten minister Pas- jitsj van officieele zijde de verzekering ge geven zijn, dat Rusland de belangen van Servië en Montenegro niet uit het oog ver liezen zal, de Serven zullen uit deze toezeg ging weinig voordeel kunnen trekken. Men is er thans in Belgrado over teleurgesteld, dat de Krooaprins in plaats van daadwer kelijken steun slecht? de bedelpenning van volle sympathie" en „moreelen steun" uit Petersburg medebrengt. Wel kwam voor eenige dagen uit St. Petersburg het bericht, dat de Russische regeering be sloten had zich tegen eene conferentie te verklaren wanneer Oostenrijk-Hongarije er zich niet mee zou kunnen vereenigen de an nexatie van Bosnië en Herzegowina op de conferentie te bespreken, maar zulk een be sluit zou in volslagen tegenspraak zijn met het door den heer Iswolsky te Londen en Parijs met Sir Edward Grey en Pichon over eengekomen conferentieprogramma, volgens hetwelk de conferentie de annexatie slechts zou „constateeren". Tegen eene bespreking en eene eventueele conclusie over de an- nexatio hebben zich tot dusver alle toon aangevende p.rsonen in Oostenrijk-Honga rije beslist uitgesproken en indien de Rus sische regeering, tegen haar vroeger besluit in, eene bespreking der annexatie verlangt, en daardoor het bijeenkomen eener confe rentie vrijwel onmogelijk maakt, dan werkt ze eerder Engeland en Frankrijk tegen dan Oostenrijk-Hongarije, dat als de „geluk kige bezitter" der beide provinciën gerust den loop der dingen kan afwachten. De nader bekend geworden nota, welke Rusland aan Oostenrijk-Hongarije heeft doen toekomen, schenkt nu juist geen kla ren wijn; ze zegt weinig of niets. Klaarblij kelijk schijnt de Russische regeering de kerk in het midden te willen laten door de annexatie van Bosnië te noemen ouder de punten welke „zouden kunnen" worden be sproken op do conferentie, zonder te zeggen dat zij besproken dient te worden. En zoo bepaalt de moreele steun van Rus land zich tot dusver tot eene dringende aan maning tot voorzichtigheid, bezonnenheid en kalmte. De Serven hebben stil te zijn omdat men zich met hunne wenschen niet bemoeien kan. Niet eens Rusland kan dat doen. Men houdt thans nog zijn hoop geves tigd op het bezoek van den Servischen minister van buitenlandsche zaken Milano- vitsj aan de verschillende hoven. Deze zal trachten van de mogendheden eenige compensaties te verkrijgen, welke Reuter ons bereids heeft medegedeeld. Het valt zeer te betwijfelen of deze verlangens wel zullen worden ingewilligd. Wat den eersten eisch aangaatdat Oostenrijk-Hon garije een territoriale strook ten noorden van Novibazar aan Servië, subsidiair Mon tenegro zal afstaan, is als uitgesloten te be schouwen, want in Weenen heeft men steeds beweerd en beweert men nog, dat de bezet ting van den sandjak Nowibazar door Oos- tenrijksch-Hongaarsche troepen slechts ver langd eri doorgevoerd is om eene territoriale vereeniging der beide Servische staten te verhinderen. Zelfs wanneer zulk een ver binding in den sandjak ten koste van Tur kije tot stand kon komen, zou de Oosten- rijksche regeering dit met alle middelen pogen te verhinderen. In de tweede plaats verzoekt Servië een vérstrekkend zelfbe stuur aan de beide geannexeerde provinciën toe te staan, omdat daar de bevolking van Servisch ras is en op deze wijze revolutio naire troebelen zouden worden voorkomen, waarvan Servië den terugslag anders zou ondervinden. Tot dusver en dit is wel merkwaardig merkt men van zulke woe lingen onder de als Servisch gequalificeerde bevolking van Bosnië nog niets. Mocht aan de beide provinciën zelfbestuur worden ver leend in den vorm van een landdag, dan zou al spoedig blijken of de meerderheid der be volking de heerschappij wenscht van Oos tenrijk-Hongarije, welke het land al zoovele stoffelijke voordeelen heeft bezorgd, dan wel of de nationale banden sterker zijn en wer kelijk naar eene vereeniging met het ko ninkrijk Servië wordt gestreefd. Wij ver moeden, dat Aehrenthal in dit geval wel eens gelijk kon hebben met zijn bewering, dat .de Serviërs beter deden geen ij dele illu sies na te jagen, maar zich op de economi sche ontwikkeling van hun eigen land moes ten toeleggen. (Hiervoor zegt Servië den toegang naar zee noodzakelijk te achten en deze kan niet anders dan door de gevraagde territoriale strook verkregen worden. Men zou dan ook w&penen kunnen invoeren Ten opzichte van het zelfbestuur is be kend, dat bij de Oostenrijksch-Hongaarsche regeering daartoe plannen hangende zijn; ook in de delegatiën is er om gevraagd. Het val', ook niet in te zien wat Oostenrijk er aan hebben zou het Servische element, dat trouwens niet veel meer ras-instinct schijnt te #hebben, in de twee provinciën te onder drukken. Voor zoover tot nu toe uit de gesprekken der Servische staatslieden in de Europee- sche hoofdsteden, speciaal in de residentie van den Czaar, gebleken is, mag men vrij zeke.' aannemen, dat hun overal is aanbevo len de kalmte te bewaren. Men mag daarom hopen, dat de Serven en Montenegrijnen zich door panslavistische aanhitsingen niet tot onverstandige handelingen zullen verlei den. Een heele toer voor het volkje in Ser vië, waar men bij het minste alarmeeren de gerucht de troepen naar de grenzen stuurt! Dultschland» Eckartsau, 4Nov. Keizer Wilhelm hier heden namiddag 4 uur aangekomen, werd door aartshertog Frans Ferdinand op de hartelijkste wijze ontvangen. De Keizer en de aartshertog begaven zich per automo biel naar het kasteel, geestdriftig toegejuicht door de bevolking. I)e Koln. Ztg. schrijft over von Bülow o.a. De Keizer heeft von Bulow vergiffenis geschonken. Kan of moet ook het volk dat doen? Dat zijn de vragen die te beantwoor den zijn, eer men er toe overgaat het aftre den van den kanselier door conflicten en wellicht nog erger dingen onvermijdelijk te maken. Kan het volk vergevenl Men moet het antwoord beginnen met de tegenvraag „Wat is Bulow voor ons?" Bernhard von Bolow heeft sinds October 1897 onze buiten landsche politiek geleid, is sedert 17 Octo ber 1900 Rijkskanselier. Het was geen lichte last dien hij na Bismarck, na Caprivi, na Hohenlóhe op zijn schouders nam en als men rechtvaardig wil zijn, moet men zeg gen Hij heeft dien last kloek, zelfs met gratie gedragen en het hem toevertrouwde schip met vaardige hand door klippen en stormen voortgestuurd. Wat hij in den jong- sten tijd van zijn kanselierschap was en is, kwam duidelijk tot uiting, toen op 5 April 1906 zijn lichamelijke ineenstorting het land voor het uitzicht plaatste hem te moeten missen. Wie zich herinnert hoe deze moge lijkheid als eene nationale ramp werd ge voeld, die zal de vraag„Kan het Duit- sche volk het den rijkskanselier vergeven, dat hij eens tijdens een samenloop van allerlei nadeelige omstandigheden, een ge wichtig artikel des Keizers ongelezen deed doorgaan, kan het tegenover den man, die tot dusver een getrouw bemiddelaar tusschen Keizer en volk geweest is, dit plichtsver zuim door de vingers zien" bevestigend beantwoorden. En moet het volk vergiffenis schenken? Het antwoord zal alleen daarvan afhangen, of de staatsmachine met of zonder Bulow beter gaat. Het volk schuwt nieuwe mannen, het gelooft er niet meer aan, dat er iemand te vinden en zich zou kunnen hand haven, die niet alleen keizerlijke, maar ook volkspolitiek voert. Daarbij komt de Europeesche toestand. Vijanden rondom, kwaadwilligheid aan alle zijden en in het Oosten een crisis, welke een kanselierscrisis in het Duitsche rijk onafzienbare gevolgen zou kunnen doen hebben. Ook zullen wij als tprugslag der jongste gebeurtenissen n>g meer dan tot dusver de neiging Van anderen te bestrijden hebben, Duitschland als een quantité negligeable te behouden. Dientengevolge zal men tot de conclusie komen dat het, volk von Bulow, wien de kaakslag van het noodlot zoo getroffen heeft, in zijn eigen belang zal moeten, vergiffenis verleenen Het blad merkt over het officieuze bericht in de Nordd. Allg. Zeitung nog op, dat dit een waren heksensabbat heeft ontketend. Het moest zoo komen, met psychologi sche noodzakelijkheid moest het geschieden en dat men klaarblijkelijk deze uitwerking niet vooruit heeft zien aankomen, is een" be geleidend verschijnsel dat de zaak nog pijn lijker maakt. Want bad men vermoed dat een paar regels in een dagblad als een bom zouden inslaan, dan had men ze niet mogen openbaar maken. Dan zou de springvloed, tot welke de woorden des keizers in de Daily Telegraph hebben aanleiding gegeven, ten slotte zijn verloopen, zooals alle andere. De Tiigliche Rundschau ziet niet in, dat Bulow zal moeten aftreden, gelijk vele Duit sche bladen zeggen. Het is zeer de vraag of een nieuwe kanselier, die niet de ervaring en den vriendschappelijken invloed op den kei zer van Bulow heeft, den kiezer er van zal kunnen afbrengen zelf naar de gunst van andere mogendheden te staan, zijn vrij moe dige uitlatingen over andere vorsten en zijn, in het buitenland steeds verkeerd begrepen, rhetorische aankondigingen van kamende da den en gebeurtenis na te laten. Persoonlijk is Bulow, hoezeer hij er de verantwoordelijk heid voor draagt, slechts voor een klein deel aan het gebeurde schuldig. Ook wanneer de voorstelling van de Norddeutsche letterlijk waar is, valt er slechts te zijnen laste, dat hij een slecht geschreven handschrift niet heeft gelezen. Door de omstandigheden is dat verzuim tot schuld geworden, maar niet groot genoeg om een man, dien Duitschland, naar de T. R. overtuigd is, noodig heeft, op te offeren. Berlijn, 4 Nov. Bij de heropening der beraadslagingen van den rijksdag, welke heden namiddag plaats vond, dienden de na- tionaal-liberalen, de vrijzinnige volkspartij, de sociaal-democraten en de conservatieven interpellatiën in betreffende de openbaar- making van het Keizer-interview. Frankrijk. P a r ij s, 3 N o v. Heden middag ontvng minister-president Clemenceau den Servi schen minister van buitenlandsche zaken. Omtrent dit onderhoud ondervraagd, ant woordde Clemenceau, dat de taal, die de heer Milanowitsj had gevoerd, zeer edel en waardig was en dat de verzekeringen, die hij den Franschen minister had gegeven, wel geschikt zijn om de vrees weg te nemen, waartoe men van de zijde van Servië aan leiding zou kunnen vinden. P a r ij s, 4 Nov. Minister Pichon ont ving heden middag den Montenegrijnschen gedelegeerde Popowitsj. Het onderhoud was zeer hartelijk. De heer Popowitsj scheen zeor voldaan over de vriendelijke ontvangst, die hem bij den minister ten deel was ge vallen. Stephane Lauzanne, hoofdredacteur van den Matin, voelt zich, nu een keizer het voorbeeld gaf, geroepen eveneens onthullin gen te doen, die de Europeesche ontstem ming tegen Duitschland, als zij in waarheid naar zijn zeggen op documenten in diplo matieke archieven berusten, nog accen- tueeren zal. Lauzanne schrijft onder „persoonlijke verantwoordelijkheid" voor de juistheid zij ner beweringen „Voor de (te onthullen) feiten moet men teruggaan tot de maand December van het jaar 1904, even na het tragische incident- Huil. „Engeland en Rusland hadden boven den oorlog er de voorkeur aan gegeven een commissie van arbitrage te benoemen. Vier admiraals waren aangewezen om het inci dent te regeleneen Engelsch, een Rus sisch, een Fransch en een Amerikaansch admiraal. Het te dien einde opgemaakte protocol had er in voorzien dat voor het ge val de vier admiraals het niet eens konden worden, zij zich tot den Keizer van Oosten rijk zouden wenden met het verzoek een vijfden admiraal aan te wijzen van een vijfde zeemogendheid. „Het is de keuze van dezen vijfden ad miraal, die oorzaak zou worden van een der meest buitengewone en best opgezette diplo matieke intriges. „Zoodra men te Berlijn vernam dat het incident-Huil bij wijze van arbitrage gere geld zou worden, besloot men tot eiken prijs te beproeven een Duitschen admiraal als vijfden arbiter aangewezen te krijgen. Kei zer Wilhelm had zelfs de mogelijkheid in het oog gevat, zijn eigen broeder, prins Heinrich van Pruisen, zitting te doen nemen in de arbitragecommissie, die op den quai d'Orsay te zamen zou komen. „Het Duitsche plan was het volgende: een beslissende rol spelen in den commisso- rialen arbeidvervolgens opzettelijk en on der alle omstandigheden voor het Russische standpunt opkomen en op deze wijze de Engelsch-Russische verzoeningsconferentie omscheppen in een vernederingsconferentie voor Engeland. Men begon dit plan handig uit te wer ken en Duitschland wendde zich tot St.- Petersburg om zijn onderneming te doen welslagen. De Russische diplomatie was toen ten tijde aan vreeselijke moeilijkheden ten prooi en de noodlottige slagen, die Rusland troffen, verduisterden zijn gewoonlijk helde ren blik in groote buitenlandsche vraag stukken. „Onze bondgenoot liet zich overtuigen en in twee naar den quai d'Orsay afgezonden telegrammen gaf hij als zijn wensch te ken nen, dat een Duitsch admiraal benoemd zou worden als vijfde commissaris ter internatio nale conferentie en dat hij te dien einde instructies gegeven had aan zijn vertegen woordiger, generaal Khasnakof. „Na de eerste zitting stelde admiraal Khasnakof werkelijk aan zijn collega's voor zich tot den Keizer van Oostenrijk te wen den, om hun een viif'1 iraal toe te voegen, onverschillig van welke vloot. Er waren echter drie mannen die de valstrik, waarin men op het punt stond te vallen, speurdenzij verzetten zich onmiddellijk tegen het Duitsche plan en stelden voor zich wel tot den Keizer van Oostenrijk te wenden, maar met het verzoek den vijfden admiraal uit zijn eigen marinestaf te kie zen. Zij bevalen zelfs baron Spaun in zijn keuze aan, die zoolang de conferentie duur de, bewijzen gaf van onberispelijke loyaliteit DOOR 58 S. R. CROCKETT. Uit hst Schotach vertaald DOOR J. P. WESSELINK—VAN R08SUM. „Maar waarom hebt gij dan om ons ge zonden," vroeg de oudste détectieve. „Omdat," stamelde Sylvanus, „ik wist, dat met haar karakter geen zachtere maat regel zou helpen. Zij zou slechts ontkennen en voortgaan te ontkennen, zooals zij reeds vroeger heeft gedaan." „Wat hebt gij op deze aanklacht te ant woorden, jonge dame?'' zei de inspecteur kalm. Hester herhaalde haar verklaring, dat de robijn zoolang 'als zij zich herinnerde in haar bezit was geweest, dat Megsy Tipperlin haar oude kindermeid, het zou kunnen be wijzen, die had den ketting tot voor drie jaar in bewaring gehad." „Hier moet ik in het midden brengen, dat die vrouw een ontslagen dienstbode van mijn echtgenoote is," viel Sylvanus in, „zij is volkomen onbetrouwbaar en zeer waar schijnlijk een bondgenoot van het meisje"... „Val als het u blieft niet in de rede,'' zei de inspecteur, straks zult gij gelegenheid krijgen, alles te zeggen wat gij wilt." Daar na bezag hij nauwkeurig den steen en ver geleek de merken. „Gij handelt immers in edelgesteenten, mijnheer?" vroeg hij opziende. „Ik ben er op groote schaal in betrok ken," zei Sylvanus, een kleur krijgend, „dat is algemeen bekend, vooral in robij nen.'' Dit was geen vraag waaromtrent hij graag heel nauwkeurig in zijn antwoord wasof schoon wat dat aanginghij wist, dat zijn geheim volkomen veilig was. De inspecteur beet op het eind van zijn pennehouder en zag peinzend uit het ven ster. „Wel," zei hij zuchtend, „dit is geen zaak, die ik kan afdoen. Juffrouw Stirling, ik zal u helaas in hechtenis moeten houden, slechts indien voldoende borgstelling wordt gegeven, zou ik u in vrijheid kunnen laten. Hiervoor kunt ge u met uw vrienden in ver binding stellen. Iedere brief, dien gij schrijft zal onmiddellijk bezorgd worden. Riswold, naar no. 5 als het u belieft 1" Zoo bevond zich Hester overweldigend snel alleen in een cel, de beste en luchtig- ste waarop Eburystreet zich kon beroemen, maar toch niets dan een witgepleisterde ge vangeniscel. Zij zat verbijsterd en verdoofd neer, niet eens in staat te schreien om het ontzettende lot, dat haar had getroffen. Zij voélde geen toorn tegenover haar oom. Het afschuwelijke van het feit was voldoende om al het overige te verduisteren. In het dorp St.-John was een politie-bureau. Het had getraliede vensters aan de achterzijde en de moedigste jongens rammelden er tegen met oen stok en liepen dan weg. Zulken oordeel de men reeds ver den breeden weg op. Eens toen een rondreizend ketellapper een beetje buitensporig werd in zijn voorrechten, zoo- 1 dat hij opgesloten moest worden om wat te bedaren, sprak de geheele streek er gedu rende een maand over. Het was de onbe grijpelijke schande, geen vrees voor de ge volgen, die Hester geheel had verdoofd. De inspecteur, die eenige oogenblikken latei- binnentrad, vond haar dan ook mistroostig op den eenigen stoel zitten, starende op het schrijfgereedschap, waarvan zij door Riswold was voorzien. „Hebt gij niet aan uw vrienden geschre ven?" vroeg hij kortaf, maar toch op vrien- delijken toon. Hester zag hem verward aan, alsof zij de vraag niet verstond. „Mijn vrienden zijn ver weg in Schot land," zeide zij. „Hebt gij geen vrienden in Londen, de aanzienlijke vrouw in wier huis gij gisteren hebt vertoefd bijvoorbeeld?" „Zij is vanmorgen op reis gegaan." „Kent gij hier niemand tot wien gij u kunt richten?'' „Oarus!" viel haar oogenblikkelijk te binnen. Hij had haar vroeger ook geholpen, hij zou haar weer helpen, zooals hij het in de wouden van Darroch had gedaan. „Ik ken den jongen eigenaar van Dar roch, kleinzoon van lady Niddisdale!" zei- de zij. Hester wist waar zijn kamers waren, en zich bij de tafel neerzettende, schreef zij eenvoudig: „Beste Carus. Er heeft een vreeselijke vergissing plaats gehad. Zij heb ben mij hierheen gebracht. Ik zou aan lady Niddisdale gevraagd hebben wat te doen. Misschien kunt gij mij raad geven. Zij zeg gen, dat ik den robijn, dien ik gisteren avond droeg en van mijn vader kreeg, heb gestolen. Kom zoo spoedig mogelijk bij mij 1" Zij zat nog met de pen in de hand, toen Carus binnentradeen blinde en woeste toorn vervulde zijn hart en uitte zich naar den aard van zijn geslacht in een ongewone, eigenaardige keus van woorden en kalmte van optreden. „Hester wat moet dit beteekenen?" zei hij, beide handen uitstekende. Zij stak hem de hare zonder verder nadenken toe, nu zou alles in orde komen, haar oogen zagen hem dankbaar aan. „Wie heeft dit gedaan?" vroeg Carus, en zijn blik voorspelde onheil voor den man of de vrouw, wiens naam hij zou hooren. „Oom Sylvanus!" zei Hestér, en beden kende, dat hare handen nog :n de zijne rus ten, trok zij ze langzaam terug. Het scheen er hoegenaamd niet op aan te komen, dat een dienaar der politie hen gadesloeg. „Kunt gij mij alles vertellen?" vroeg Ca rus. „Ga zitten en doe het bedaard. Wij zullen u spoedig uit deze plaats hebben!" Hij had gehoord, dat twee Londensche huiseigenaars als borg zouden worden aan genomen de inspecteur had hem dit ver teld. Hester gaf verslag hoe zij de hertogin aan het station had verlaten en regelrecht naar Empress-Gate was gegaan. Hij knikte, terwijl zij voortging, de punten als een rech ter in zich op opnemende. „Gij hebt hem drie jaar in uw bezit gehad en nog nooit aan iemand in Londen ver toond. Gij hebt den ketting op het bal ge dragen. De steen draagt een cijfer, dat bij een stel past in het bezit van Sir Sylvanus, dit is hun bewijs. Aan den anderen kant hebben wij in Schotland een getuige die niet alleen beslist kan getuigen, dat de halsket ting met den robijn sinds uw kinderjaren in uw "Bezit was, maar dat hij u ook door uw vader werd gegeven, is dat niet zoo?" „Ja," zei Hester, „Megsy weet dat. Zij heeft hem altijd voor mij bewaard, onder in haar koffer, als zij mij Zondags had aan gekleed om naar de kerk te gaan, mocht ik er even naar kijken." „Wel," zei Carus glimlachende, „we moeten u eerst uit deze plaats krijgen en daarna zullen we de rest regelen. Ik zal een borg zien te krijgen. Ik ben helaas geen eigenaar van huizen, maar ik ken er die het wel zijn. Ik zal niet lang wegblijven." „Je bent een dwaas," riep lord Darroch woedend, „ik wil niets met deze onteerende geschiedenis te maken hebbenen ik verbied je er je mede te bemoeien. Denk aan het geen er gezegd zal worden, aan hetgeen iedereen zal denken „Ik meonde. dat gij een edelman waart," zei Carus, terwijl zijn gelaat een onheilspel lende, HSchgrauwe kleur kreeg Zijn vader deed een schrede vooruit, alsof hij hem wilde slaan. Carus hief zijn hand niet ter verdediging op en lord Darroch trad terug. „Indien je je eenigen kans wegwerpt, riep hij, „dan bezweer ik je, dat je van mij niets dan een ledigen titel zult érven. Je bent in de gelegenheid- een goed en mooi meisje te trouwen, met een bruidschat die je in staat zou stellen een gemakkelijk leven te leiden, en je werpt die weg voor een die vegge hal ha!" Wordt vervolgd.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad | 1908 | | pagina 1