BINNENLAND. was wederzijds de authentieke stukken over het gebeurde te Casablanca in te wisselen, daarover te onderhandelen en aan het licht te brengen wat in de elkaar tegensprekende lezingen de waarheid is, dan zou hoogst waarschijnlijk het geheele incident geene po- litieke beteekenis hebben gekregen en de on- noodige opwinding waartoe het in de laatste dagen aanleiding gegeven heeft zou achter wege zijn gebleven. Is er van de Fran- •che getuigenverklaringen slechts een deel juist, bijvoorbeeld dat de Duitsche con sulaire soldaat of de secretaris van het con sulaat met dadelijkheden zijn begonnen, of dat de secretaris van het consulaat de deser teurs ah zijne landslieden heeft voorgesteld en verzwegen heeft dat het deserteurs waren, of dat het de Fransche soldaten van den aanvang af niet duidelijk was dat ze geëm ployeerden aan het Duitsche consulaat voor zich hadden of zelfs dat de Duitsche consu- laatsbeambtc in 't geheel niet is aangevallen, dan heeft de Duitsche regeering natuurlijk geen reden meer om te verlangen, dat de Fransche regeering zich het eerst zal ver ontschuldigen. Het zou werkelijk veel beter zijn geweest dat men eerst over het feitelijke had onderhandeld en tot overeenstemming was gekomen eer men eischen stelde die het z.g. punt van eer raakten. Zulk een onder handeling over de feiten zou des te gemak kelijker zijn geweest, daar de Duitsche re geering geen oogcnblik de bedoeling blijkt te hebben gehad dit incident, dat haar vol strekt niet welkom was, politiek op te blazen of te benutten. Onder de telegrammen vindt men de for mule vermeld, waarmede beide regeeringen zich kunnen vereenigen Spanje. Madrid, 10 Nov. De ministerraad heeft den minister van financiën gemach tigd een wetsontwerp in te dienen tot reor ganisatie van de Bank van Spanje. Ooatenrjjk-Hongarije. W e e n e n 9 Nov. Een deputatie van Muzelmannen uit Bosnië en Herzegowina ontvangende, welke den Keizer verzekerd- gen kwamen aanbieden van hunne hulde, trouw en kinderlijk liefde, dankte de Kei zer daarvoor, de verzekering gevende dat hij volle vrijheid en gelijkheid van gods dienst voor alle confessies in Bosnië en Herzegowina wilde waarborgen. Deze i*ede werd met geestdriftige uitroepen ontvangen. Een rede van den burgemeester van Sera- jewo beantwoordende, zeide de Keizer dat zijn beste wenschen in de toekomst de stof felijke en geestelijke ontwikkeling van Sera- jewo vergezellen. Budapest, 10 Nov. Szallay, mi nister van posterijen en telegrafie in Hon garije, is overleden. Budapest, 10 Nov. Bij eene be- langrijke socialistische manifestatie tegen de ingediende kieswet kwam de politie tus- schenbeide. Een twintigtal arrestaties wer den gedaan en verscheidene personen ge wond. Het Oostenrijksche legerbestuur heeft op richting van vliegende colonnes in Bosnië en Herzegowina bevolen, zooals die van 1878 tot 1892 bestaan hebben. Men wil daardoor de dreigende invallen van Servi sche en Montenegrijnsche benden voorkomen De colonnes zullen 20 a 60 man sterk zijn en uit de Bosnisch-Herzegowinasche gendar merie gerecruteerd worden. Leden van ban den, die den Oostenrijkers in handen vallen, zullen op staanden voet geëxecuteerd wor den. Weenen, 10 Nov. Men logenstraft op do meest besliste wijze in bevoegde mili taire kringen de dezer dagen in de pers hoofdzakelijk in de buitenlandsche pers, ver spreide alarmeerende berichten uit Bosnië en Herzegowina, o.a. melding makende van invallen van benden op de grens van Servië en Montenegro, deserties van Oostenrijksch- Hongaarsche soldaten en officieren, moord door Servische soldaton op fuseliers der in fanterie gepleegd enz. Rumenië. Belgrado, 10 Nov. Uit Bukarest wordt gemeld, dat er te Craiova en in an dere steden anti-Oostenrijksche meetings zijn belegd. Te Craiova kwam de politie tusschenbei- de, toen betoogers een aanval wilden doen op het Oostenrijksche consulaat. Sarvifi. Belgrado, 10 Nov. De Koning heeft een telegram ontvangen van den Ko ning van Rumenie, in antwoord op de dank betuiging, die hij tot dezen heeft gericht. De Koning van Rumenië zegt daarin, dat de kroonprins van Servië bij zijn reis door Ru menië zich een duidelijk denkbeeld heeft kunnen vormen van de vriendschappelijke gevoelens van den Koning van Rumenië en het Rumeensche volk jegens de Serviërs en hun Koning. Belgrado, 10 Nov. Volgens het blad ,,Mali" zou Novakovitsj te Constanti- nopel er ten slotte in geslaagd zijn een ver bond tusschcn Servië en Turkije tot stand te brengen. TurklJ* Konstantinopel, 10 Nov. Het parlemont is tegen 28 November bijeenge roepen. Volgens do correspondent der Frankf. Ztg. is de verleening van 1,500,000 Turksche ponden (ongeveer 16 millioen) voorschot aan de Turksche regeering nu beklonken. Het zal worden torugbotaald uit de nieuwe leening of uit het voor die leening bestemde onderpand. Aan het voorschot nemen deel de Otto- maansche en do Duitsche Bank, alsmede een Engelsch syndicaat onder leiding van Sir Ernest Cassel, elk voor een derde. Dat dus hoogstwaarschijnlijk do nieuwe Turksche leening ook te Londen op de markt zal ko men is van beteekonis, omdat sinds een lango reeks van jaren de groote Londensche financiers zich van alle transacties met Tur- ki,0 onthouden hebben. Brltsch-IndiS. De moordaanslag op sir A. Fraser, den gouverneur van Bengalen was de vierde, die op zijn leven gepleegd is Zijn secretaris, de heer Barber, gedroeg zich buitengewoon moe dig en bracht den aanvaller een geduchte wond toe. Meer en meer gelooft men, dat de aanslag het gevolg was van een wijdvertakte samen zwering. Calcutta, 10 Nov. Een bekende Bengaalsche detectievs welke het spoor na volgt van den dader van de in den jongsten zomer vermoorde mevrouw Kennedy, is dood op straat gevonden, met kogels doorboord. De moordenaar is onbekend gebleven. De Engelsch-Indische pers vraagt onverwijld speciale wetten tegen dergelijke politieke misdaden. Egypte. De Engelschen hebben in het zuiden van Kordofan Faseu Hill bestormd en eenige hoofden gevangen genomen. De Engelschen verloren 3 dooden (1 officier) en 24 gewon den, de Egyptenaren 60 man. China. Peking, 10 Nov. De openbare zaken staan stil wegens ziekte van den Keizer en de Keizerin-weduwe. De Keizer lijdt sedert ongeveer 14 dagen aan een ziekte van de ingewanden, die heden erger is geworden. Vereenigde Staten. N e w-Y ork, 10 Nov. De voorloopige raming van het Landbouwbureau, betreffen de de productie van tarwe, mais, haver en acht andere oogsten, vertegenwoordigende ten aaste bij 70 pet. van de waarde van alle alle oogsten tezamen, luidt 3 pet. kooger dan in het vorige jaar en 2.4 pet. hooger dan in de laatste vijf jaren. Chicago, 10 Nov. Het verzoek van de regeering der Vereenigde Staten om het geding tegen de Standard Oil Company op nieuw in behandeling te nemen, is door het Hof van Appèl afgewezen. Het betreft hier de zaak, waarbij het districts-hof van appèl te Chicago in Juni jl. het vonnis vernietig de, waarbij refchter Landis in Augustus 1907 de Standard Oil veroordeelde tot het beta len van een boete van 29 millioen dollars. Naar uit gezaghebbende bron wordt ge meld zal de regeering der Vereenigde Sta ten thans trachten de geheele zaak te bren gen voor het Hoogste gerechtshof. Kameroverzicht Tweede Kamer. Ingekomen waren Dinsdag de geloofsbrie ven van den heer Kuyper, nieuwgekozen lid uit Ommen, welke werden goedgekeurd. Voortgezet is het algemeen debat over de Indische Begrooting. De heer Van VI ij men huldigde gou verneur-generaal Van Heutsz tegenover de aanvallen om diens roem te verduisteren, en verdedigde het stelsel-Van Heutsz, over tuigd dat dit stelsel, indien het consequent en humaan toegepast wordt, zal leidèn tot vrede, rust en orde in Atjeh. Uit zijne gou vernementsorders en uit geheel zijne han delwijze als gouverneur blijkt, dat het de wensch van Van Heutsz was het gezag der goedgezinde hoofden hoog te houden, de be volking menschlievend to behandelen en te beschermen, en wreedheden te voorkomen. Wat Wekker's brochure betreft betoogde spreker, dat 99 procent van diens beschul- digingen onwaar zijn en de heer Van Nispen dat werk dan ook terecht een verachtelijk pamflet heeft genoemd. Van het beleid van den gouverneur-generaal, die besturen wil door middel van de hoofden, verwachtte spr. een goede toekomst op de Buitenbezittingen. De heer Marchant verdedigde zijn vriend, den controleur Lulofs, tegenover de aanvallen van den heer Van Kol, daarbij be- toogende, dat de campagne in de „Sumatra- bode'' tegen Lulofs op touw gezet, voort vloeit uit wrok van den redacteur Baumer, die zich als exploitant van een marktloods door maatregelen van Lulofs particulier be nadeeld zag. Spreker meende te moeten opkomen tegen lasterpraatjes van den man, die door eerlijk heid van den trouwen ambtenaar D. Lulofs schade leed. Daarna kwam de minister van koloniën, de heer Idenburg, aan het woord. De minister oordeelde den financieelen toestand bevredigend. Hij stond nog op zijn standpunt van 1903, dat Indië normaal zich zelf kan helpendat buitengewone uitgaven door leeningen gedekt moeten wordenen dat alleen wanneer Indië door een crisis heengeholpen moet worden, het moederland moet steunen. De minister verdedigde voorts de belas tingheffing op Sumatra's Westkust, waaraan het plakkaat Pandjang, dat een geheel ver ouderd stuk is, niet in den weg stond. Rech ten zijn dus niet geschonden. Het belasting systeem zal volstrekt niet leiden tot verdee ling van het familiebezit. Onjuist is dat min. Fock den indruk zou hebben gemaakt dat bij de invoering anders zoude worden te werk gegaan dan is ge schied. Er was geen reden om te denken, dat vooraf groote volksvergaderingen zou de.. worden gehouden. Drie jaar lang is de invoering besproken en voorbereid en men kan dus niet zeggen, dat de invoering on verwacht heeft plaats gevonden. De Minister brengt hnlde aan den Gouverneur van Sumatra's Westkust en zijn ambtenaren en een woord van hnlde aan de nagedaohtenis van den controleur Bastiaan- 80, die gevallen is als offer van zijn plicht. E woord van weemoedige hulde brengt ook de Minister aan de arme misleiden, die gevallen zijn. Over het militair beleid heeft de minis ter daarover niet meer te zeggen. Er is veel afgebroken, maar ook veel weer opgebouwd. De minister gelooft dat vast staat, dat gene raal Van Daalen geen blaam verdient, nog sijne soldaten. Wreedheden geschieden in oorlog overal en «en allen tijde en zullen blijven bestaan zoolang er oorlog gevoerd wordt. Maar de wreedheden waren niet ge wild. Ons leger als zoodanig treft geen blaam. De Minister ontkont het zoo beslist mogelijk. Voor wreedheden staan mannen als Van Heutsz en Van Daalen te hoog. In 't bijzonder dankt de Minister den heer Lobman voor diens sympathieke woor den ten aanzien der Indische regeering en troepen. De Minister stemt niet in met den löf aan Wekker gebracht. Die artikelen waren te tendentieus en op verschillende punten te onjuist, om waardeering te verdienen. Men heeft een blaam gelegd op personen, welke die niet verdienen. Niemand weet wie Wekker is, maar is het inderdaad de persoon die wordt genoemd, dan wil de minister hier verkla ren, dat dit een officier is die vervolgd wordt wegens dubbelen moord, (beweging). Het dooden van gevangenen is thans bepaald verboden maar toch kunnen er omstandigheden zijn, dat het dooden van gevangonen onvermijdelijk is onder de volle verantwooidelijkheid van hem, die er order toe gaf De krijgsraad zal daarover oordeelen. Wat het civiel beleid aangaat, de juistheid is aangetoond der bewering, dat wij alleen Atjeh zullen gunnen pacificeeren, wanneer wij den Atjeh onze overmacht konden doen gevoelen De opgedane ervaring heeft geleerd, dat die opvatting juist was. Het stelsel van 1898 is dan ook geweest het rusteloos vervolgen van den vijand, eerst met groote, daarna met kleine colonnes en patrouilles. Kleine patrouilles hebben het nadeel, waarop reeds de aandacht gevestigd is, maar kunnen, ook naar 's Ministers oordeel niet gemist wor den. nu ook de vijand zich in kleine benden heeft opgelost. Het was geen schrielheid en inhaligheid, dat men ging zitten op de geldkist van den inlander, maar staatsmanswijsheid. Telkens als verzet was gepleegd tegen ons gezag werd boete opgelegd en dit heeft succes gehad Heeft het stelsel Van Heutsz getracht wat men er van verwachtt-ï'/ De Minister beant woorde die vraag bevestigend en somt de be haalde resultaten op. Met den tocht naar de Gajo- en Allaslanden was het laatste groote verzet gebroken, gelijk de heer Van Kol in zijn bekende reisbeschrijving op de hem eigen bloemrijke wijze zelf erkent. Hij zelf schreef de oorlog is geëindigd en dat is te danken aan de verstandige tactiek van den gouverneur Van Heutsz. Het bezoek van den Gouv -Generaal. Wat leerde dat bezoekt Dat het verzet in som mige streken weer was toegenomen? Neen, want dat was bekend. Dat bezoek gold te onderzoeken wat de aanleiding was dat het verzet het hoofd weer opstak. En dat heeft hij gedaan, eerlijk en oprecht. De G.-G. stel de de vraag hoe komt het dat wij na 1904 zoo weinig zijn vooruitgegaan in het winnen van de aanhankelijkheid der bevolking. Daar geven de G.-G. en generaal Van Daa len een verschillend antwoord op. Lettende op hetgeen Swart gedaan heeft op Borneo en Celebes, zegt de Minister met vertrouwen de toekomst in Atjeh te gemoet. Algemeene heerendiensten kunnen in de primitieve maatschappij nog niet worden gemist, al erkent de Minister, dat er misbruiken bij de heerend"'ensten voorko men. Ook valt niet te ontkennen, daC in verschillende streken de heerendiensten ver meerderen. De Minis er gaat i'aarna over tot de algemeene koloniale politiek, waarbij hij betoogt dat rechtstreeksche propa ganda voor Het Christendom door de Re geering niet mag geschieden, al is onze cul- tuu rin Indië vrucht van het Christendom. Aan het opium en drankmisbruik zal de Minister zijne aandacht schenken. Eveneens aan het tegengaan der propaganda voor den Islam, maar waar het Christendom voor zich zelf vraagt vrije ontwikkeling, daar zal de Minister nooit een vinger uitsteken om de Godsdienst-vrijheid van anderen te belem meren of te verkorten. De Minister be seft ten volle de waarde van onderwijs en educatie, ook voor de volkswelvaart. Reeds nu worden enkele uitmuntende inlandsche jougelui in Europa opgeleid en overwogen wordt, in die richting verder te gaan. Als de ineuwe bonden in Indië op gezonden wor tel groeien, zullen zij goede vruchten dra gen onder goede leiding. De Minister wil die bonden sympathiek tegemoet treden. Door aan de inlandsche ambtenaren even veel te betalen als aan de Europeesche, zou men ons bestuur noodeloos duur maken. Tot zijn leedwezen moet de minister erkennen, dat er een jansalie-geest m onze jongelieden zit. Zij willen niet naar Indië, en blijven lie ver hier met 12 of 1400 gulden, dan in Indië het dubbele te gaan verdienen. De minister zal trachten daarin verbetering te brengen. Daarna komt de minister tot de jaarlijksche brievenlijst van den heer Van Kol. Jaar lijks vraagt hij „Wat hebt gij gedaan?" zonder om zich heen te zien naar hetgeen wordt gedaan en dit te waardeeren. Over schatting van het buitenland, onderschat ting van zijn eigen land, dat is het euvel van al die pessimisten die ons steeds den spiegel van het buitenland voorhouden, om ons eigen tekortkomingen te doen aanschou wen. Laat ons aldus", zoo oindigde de mi nister, „voortgaan met de schoone taak, wel ke Nederland tegenover Indië heet te ver vullen, laat ons dat doen mot ijver, tact en opoffering. Dan zullen wij krijgen een krach tig saamgegroeid Insulinde, dat dankbaar de hand drukt van hot moederland." Dinsdag avond werd de beraadslaging over de Indische begrooting voortgezet. De heer De Stuers had in de rede van den minister, die Hij met welgenoegen had gehoord veel aangetroffen wat met zijn op- vattinge strookt.^ De minister was kalm en gematigdmaar de rede van den heer Lobman, die spra in het bijzonder bestrijdt was hard, je bloeddorstig. Met groote op pervlakkigheid heeft de heer Lohman de historie van Atjeh en den toestand ih Indië besproken. De heer Lohman zegt, we moeten Van Heutsz nemen zooals hij is, maar spr. meent dat we zijn verkeerde eigenschappen moe ten neutraliseeren. De vraag is alleen- hoe moeten we Atjeh pacificeeren? De voorstelling door den heer Lobman van den toestand op Atjeh gegeven, is onjuist. Spr zou hem willen raden, zich niet naar Atjeh te begeven zonder goed militair ge leide. Maar de heer Lohman is rooskleurig gestemd en do heer De Waal Malefijt even zeer. Spr. houdt het eerder mot den minister, die erkent dat de goede weg verloren is ge raakt en dat we moeten trachten hem terug te vinden. Er zijn nog heel wat wit te plekken op de kaart waar wij geen meester zijn. Dat het aantal dier plekken verminderd is hebben we alleen te danken aan het repeteergeweer. Omtrent de expeditie naar de Gajoe- en Alns-landen durft spr. thans zeggen dat het is geweest een zuivere veroveringstocht. De onderwerping van Atjeh is bereikt door gruwelijke imiddeleu. Maar de heer Loh man zegt één bloedige oorlog is be ter dan voortdurend anarchisme en knevelarij. Maar die ééne bloedige oor log duurt al 35 jaar. Allicht is den Atjeher zijn „anarchie" liever dan die „orde en rust." onder onze heerschappij. Die gruwelen zijn noch door Van Heutsz, noch door Van Daalen gewild. Toegegeven. Maar zij zi^n het fatale uitvloeisel van hun stelsel. Men noemt de brochure van Wekker „ten dentieus". Maar de vraag is alleenis het meerendeel der aangevoerde feiten waar? Sprekers indruk is dat slechts een klein deel der feiten is tegengesprokendat men om trent een groot deel der feiten een „voor liquet" liet hooren en dat men een ander deel erkent als juist. Maar die erkentenis gaat dan gepaard met allerlei chicanes omtrent plaatsen en data. Uit het feit dat de legercommandant allerlei feiten vergoeilijkt, blijkt ook wel de juist heid daarvan. De heer Lohman acht de jaren van het bewind van Van Heutsz een schitterendste bladzijden in onze historie, trots al het bloed van vrouwen en kinderen, dat nu eenmaal z.i. onvermydelijk is. Het is juist hoogst problematisch of het onze taak als overheid is die „witte plekken", waar nooit ie mand komt, te gaan onderwerpen met ge weld. Is dat verstandig, is dat christelijk? Het gaat niet aan, te zeggendie men- schen moeten maar voelen. Overigens ver klaart spr. gaarne nogmaals, dat ons leger geen blaam treft, omdat zich een aantal schurken in dat leger bevinden. Den mins- wil spr. er niettemin op wijzen, dat generaal Rost van Tonningen tot de orde had moeten zijn geroepen door den minister voor zijn bloeddorstig rapport, dat niet door den beu gel kan. Menig officier zal er zich nu op gaan beroepen. Men vergeet één dingwij zijn niet aan het oorlogvoeren, we zijn aan het pacificee ren. En dit verricht men niet door het voort durend opjagen der bevolking. De vele pa trouilles zijn een bron van ongerechtigheid. Spr. herhaalt zijn adviesgroote colonnes om enkele hoofden van het verzet in handen te krijgen. Het wordt tijd van systeem te veranderen. Dari zal veel kunnen worden be reikt voor de pacificatie van Atjeh. De heer Van Kol, repliceerehd, zegt, dat in deze Kamer niet geldtde critiek is makkelijk. En daartegenover ;s voor den minister de kunst niet moeilijk. Zoodra hij het heeft over den „geachten afgevaardigde van Enschedé" bereikt hij bij de Kamer een goedkoop succes door met verheffing van stem een of ander protest uit te spreken. Intusschen, het is mogelijk, dat spreker bij de bespreking der Atjeh-gruwelen zich heeft laten meesleepen door zijn menschelijk gevoel. Maar de slachtoffers der gruwelen zijn toch menschen, met een hart als wij. Nog heden ontving Spr. een schrijven om trent het walgelijk neerschieten van een aan tal personen, die den dood verkozen boven onderwerping. De ambtenaar, die dit bij woonde, kon 3 weken niet ontbijten, bij de herinnering aan het gebeurde. Spr. zal niet met het hoofd tegen den muur loopen en nog eens trachten zijn vroegere motie te doen aannemen om door een on partijdige commissie de feiten te doen on derzoeken. Maar wanneer buiten de Kamer zulk een commissie mocht worden gevormd, zou hij dit van harte toejuichen. Het militaire rapport is overigens door spr. volkomen ter zijde gelaten, met één uit zondering betreffende den sergeant Emondt Het is toch wel eigenaardig dat verschillende officieren met dien man niet op expeditie wilden gaan. Met aandacht zal spr. den loop van het lasterproces ter zake afwachten. Mocht hij zich vergist hebben, dan zal hij eerlijk den sergeant hier redres geven. Een woord van deernis met de slachtoffers, in Atjeh gevallen, miste spr. tot zijn leed wezen in 's ministers rede. En thans de buitenbezittingen. Is Ne derland bij machte de grootsche politiek te voeren, welke de minister ons toedenkt? Zijn, wat personeel betreft, de beste krach ten beschikbaa. En zal Nederland het beste geven wat het aan personen en aan geld heeft? Spr. beantwoordt die vragen ontken nend. Nederland wil groot doen als 't ons geen cent kost en we klap kunnen loopen op den onderdrukten Javaan. Maar we zullen nu die onderworpen vol- keq onderwijs en welvaart moeten toebren gen. Want de geesten worden wakker en het staat te vreezen dat binnen enkele jaren wrok en wrevel in lichtelaaie zullen op vlammen in die streken. De heer Bogaardt dacht over den Islam wel wat laatdunkend. Vredelievende expansie ge schiedt door den Islam. Waar de Islam komt, verdwijnt het koppensnellen. Het verheugt spreker dat de minister de gods dienstvrijheid hoog hield. De Mekkatochten en de prang sabil (de heilige oorlog) zijn volgens den Koran niet verplichten. En wat de zending betreft, wilt ge haar bevoordeelen, zend dan meer zendelingen. Maar ons rechtstreeksch bestuur bevordert allerminst de beschaving. Dat bewijst Java, dat eeuwen in ons bezit is. De Javaan is moreel en intellectueel veeleer achteruitge gaan en armoede neemt toe. De belasting van de Europeesche industrie is veel te ge ring. De petroleummaatschappijen betalen van haar groote winsten nog luttele bedra gen. Waar wij het iedeaal hoog stellen als leid-ster voor ons streven, hebben we geen recht te verwachten, dat Java ons de hand zal toesteken, wanneer voor Java niet meer gedaan wordt. De heer Van Deventer, die den minister hulde brengt voor zijn schitterende rede, heeft zich nooit principieel gekant tegen uitbreiding onzer bestuursbemoeienis op de buitenbezittingen. Maar steeds heeft hij er op aangedrongen, dat op de daarvoor noodige krachtsoefening zou volgen een mild bestuur. Wij moeten een mildere politiek in zake belastingen en heerendiensten in de bui tenbezittingen volgen. De gouverneur-gene raal heeft zeer zeker veel gedaan voor het dessa-onderwijs op Java, maar het gaat veel te langzaan. Op Java zijn hoogstens 800 scholen bij elkaar. Maar er zijn minstens 10,000 op Java noodig. Dat is het voor naamste wat er te doen is, om de produc tieve kracht der bevolking te verhoogen. Spr. bepleit voor gelijke bezoldigigng aan Europeesche en inlandsche ambtenaren. Per sonen van gelijke beschaving en gelijke studie mogen volkomen dezelfde eischen stellen. Wil men de toekomst in Insulinde verzeke ren, dan is echter meerdere financieele hulp van Nederland noodig. De heer Thomson bracht hulde aan de schoone rede van den minister, die slechts op eene plaats ernstig is ontsierd, doch ove rigens menige verzachtende bepaling in het oorlogvoeren heeft aangekondigd. De heer Thomson gaat niet in op het protest van den minister en van anderen tegen zijn optreden. Wel verre van blaam op het leger te werpen, tracht Spr. daar door het eergevoel van het leger te verster ken. Verschillende wantoestanden zullen an ders niet verdwijnen. De heer Van Nispen sprak spottende van een „trio", dat hier steeds critiseert, maar al stond Spr. alleen, dan zou hij nog vol houden dat Wekker in hoofdzaak volkomen juist is, waartoe spr. tal van bijzonderheden aanhaalt. De Kamer laat zich te gemakkelijk medesleepen door het gevoelvol betoog van den minister. De uitdrukking „eer- en plichtv erge ten officier" past niet op Wekker. De nota van generaal Van Daalen is even eens geïnspireerd op Duitsche opvattingen en wanneer men daartegenover een andere richting op wil, dan heeft Spr. recht te zeg gen dat in Atjeh noodelooze wreedheden worden gepleegd en dat die wreedheden door de chefs zijn gewild. Zoo b.v. toen een biddenden Atjeher het hoofd werd afgesla gen. Spr. brengt ten slotte lof aan Wekker, die de oogen heeft geopend voor de ver keerdheden op militair en civiel gebied in Atjeh. Spr. kwam met ernst er tegen op dat de minister den officier, dien men vervolgt met wraak omdat hij verdacht wordt Wekker te hebben ingelicht van dubbelen moord be schuldigt. Dat is volstrekt nog niet bewe zen. De aanklager, een spion, heeft met de- zt,n luitenant ruzie gehad en zijn betrouw baarheid is daarom verdacht. En verschil lende personen oordeelen over den bewus- ten officier gunstig. De Minister va n"Koioüiën. (de heer Idenburg) dupliveerde en weerlegde \erschiliende opmerkingen. De minster acht den heer Van Kol niet !n staat, gewild on waarheid te zeggen. Alleen beveelt hij hem wat meer controle aan op zijn vele brieven. Het beeld, door Wekker ontworpen, acht de minister onjuist. Want Wekker gaf den indeuk, of zoo de ware toestand was. En. dat kan de minister niet toegeven. De minister heeft duidelijk doen uitkomen, hoe hij dacht over de con clusies van het "apport van den legercom mandant en heeft gezegd, dat hij niet elke uitdrukking daarin voor zijn rekening nam. Wat de nota van 't oorlogsbericht betreft, trof het den minister, dat de heer Thomson desavoueerde het Duitsche oorlogsrecht, maar generaal Den Beer Poortugael heeft den minister gemachtigd om te verklaren, dat hij instemt met de bewuste nota over oorlogsrecht. De minister heeft den officier vervolgd wegens dubbelen moord, niet met naam en toenaam genoemd, maar alleen ge vraagd, toen de heer Van Kol den naam noemde. Indien de heeren iien officier bedoelen, zou men dan willen, dat een officier, tegen wien een zoo ernstige beschuldiging wordt ingebracht, niet vervolgd wordt? Uit die vervolging zal overigens ook de onschuld van dien officie" wellicht kunnen blijken. Dat onze politiek tegenover de Bui tenbezittingen te fiscaal is betwist de minister. De heerendienstregeling is gemaakt na rijp beraad en is ook in 't belang der bevolking. De vermeerdering der heeren diensten is niet blijvend doch van voorbij- gaanden aard. Bevordering van het- onderwijs dient niet overhaast, doch heeft 's ministers volle sympathie Wat den heer Van Deventer betreft, meent de minister, dat wij den laatsten tijd in In dië in een voldoende snel tempo voortgaan. Laat de heer Van Deventer daarop toezicht houden en de minister gelooft, dat hij tevre den zal zijn. De algemeene beraadslagingen werden hierna gesloten en die over de onderafdee- lingen begonnen. Tot tien minuten over twaalven werd vergaderd. Hedn voortzetting. Berichien. De Staatscourant van Woensdag 11 Nov. bevat o. m. de volgende Kon. beslui ten benoemd bij het departement van finan ciën tot hoofddirecteur der registratie J D. G. Schuering, diréeteur der registratie en domeinen bij dat departementtot in specteur der registratie le klasse te Deven ter G. J. *en Kate, inspecteur 2e klasse; te Utrecht H. J. W. van Nooten, idem; tot inspecteur der registratie 2e klasse te Zut- phen D. A. Doyer, inspecteur te Gorin- chemte 's Gravenhage C. A. Abbing, in specteur 3e klasse te Heerenveen; te Gro ningen P. W. Menalda van Schouwenburg, inspecteur 3e klasse aldaar tot burgemeester van Hilvarenbeek J. C. de Rooijvan Heer M. F. Hendricks; op verzoek eervol ontslagen W. J. Doude van Troostwijk, burgemeester van Loenen, Loenersloot en Ruwiel eervol ontslagen met pensioen de majoor T. E. M. van Lilaar en de ritmeester J. Jurrians, beiden op non-activiteit bij de cavallerie op non-activiteit gesteld de majoor J. P. Weitzel van het 2e reg. infanterie; de ka pitein L. G. J. Hendricx Van het le reg.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad | 1908 | | pagina 2