BINNENLAND.
was wederzijds de authentieke stukken over
het gebeurde te Casablanca in te wisselen,
daarover te onderhandelen en aan het licht
te brengen wat in de elkaar tegensprekende
lezingen de waarheid is, dan zou hoogst
waarschijnlijk het geheele incident geene po-
litieke beteekenis hebben gekregen en de on-
noodige opwinding waartoe het in de laatste
dagen aanleiding gegeven heeft zou achter
wege zijn gebleven. Is er van de Fran-
•che getuigenverklaringen slechts een deel
juist, bijvoorbeeld dat de Duitsche con
sulaire soldaat of de secretaris van het con
sulaat met dadelijkheden zijn begonnen, of
dat de secretaris van het consulaat de deser
teurs ah zijne landslieden heeft voorgesteld
en verzwegen heeft dat het deserteurs waren,
of dat het de Fransche soldaten van den
aanvang af niet duidelijk was dat ze geëm
ployeerden aan het Duitsche consulaat voor
zich hadden of zelfs dat de Duitsche consu-
laatsbeambtc in 't geheel niet is aangevallen,
dan heeft de Duitsche regeering natuurlijk
geen reden meer om te verlangen, dat de
Fransche regeering zich het eerst zal ver
ontschuldigen. Het zou werkelijk veel beter
zijn geweest dat men eerst over het feitelijke
had onderhandeld en tot overeenstemming
was gekomen eer men eischen stelde die het
z.g. punt van eer raakten. Zulk een onder
handeling over de feiten zou des te gemak
kelijker zijn geweest, daar de Duitsche re
geering geen oogcnblik de bedoeling blijkt te
hebben gehad dit incident, dat haar vol
strekt niet welkom was, politiek op te blazen
of te benutten.
Onder de telegrammen vindt men de for
mule vermeld, waarmede beide regeeringen
zich kunnen vereenigen
Spanje.
Madrid, 10 Nov. De ministerraad
heeft den minister van financiën gemach
tigd een wetsontwerp in te dienen tot reor
ganisatie van de Bank van Spanje.
Ooatenrjjk-Hongarije.
W e e n e n 9 Nov. Een deputatie van
Muzelmannen uit Bosnië en Herzegowina
ontvangende, welke den Keizer verzekerd-
gen kwamen aanbieden van hunne hulde,
trouw en kinderlijk liefde, dankte de Kei
zer daarvoor, de verzekering gevende dat
hij volle vrijheid en gelijkheid van gods
dienst voor alle confessies in Bosnië en
Herzegowina wilde waarborgen. Deze i*ede
werd met geestdriftige uitroepen ontvangen.
Een rede van den burgemeester van Sera-
jewo beantwoordende, zeide de Keizer dat
zijn beste wenschen in de toekomst de stof
felijke en geestelijke ontwikkeling van Sera-
jewo vergezellen.
Budapest, 10 Nov. Szallay, mi
nister van posterijen en telegrafie in Hon
garije, is overleden.
Budapest, 10 Nov. Bij eene be-
langrijke socialistische manifestatie tegen de
ingediende kieswet kwam de politie tus-
schenbeide. Een twintigtal arrestaties wer
den gedaan en verscheidene personen ge
wond.
Het Oostenrijksche legerbestuur heeft op
richting van vliegende colonnes in Bosnië
en Herzegowina bevolen, zooals die van
1878 tot 1892 bestaan hebben. Men wil
daardoor de dreigende invallen van Servi
sche en Montenegrijnsche benden voorkomen
De colonnes zullen 20 a 60 man sterk zijn
en uit de Bosnisch-Herzegowinasche gendar
merie gerecruteerd worden. Leden van ban
den, die den Oostenrijkers in handen vallen,
zullen op staanden voet geëxecuteerd wor
den.
Weenen, 10 Nov. Men logenstraft
op do meest besliste wijze in bevoegde mili
taire kringen de dezer dagen in de pers
hoofdzakelijk in de buitenlandsche pers, ver
spreide alarmeerende berichten uit Bosnië
en Herzegowina, o.a. melding makende van
invallen van benden op de grens van Servië
en Montenegro, deserties van Oostenrijksch-
Hongaarsche soldaten en officieren, moord
door Servische soldaton op fuseliers der in
fanterie gepleegd enz.
Rumenië.
Belgrado, 10 Nov. Uit Bukarest
wordt gemeld, dat er te Craiova en in an
dere steden anti-Oostenrijksche meetings zijn
belegd.
Te Craiova kwam de politie tusschenbei-
de, toen betoogers een aanval wilden doen op
het Oostenrijksche consulaat.
Sarvifi.
Belgrado, 10 Nov. De Koning
heeft een telegram ontvangen van den Ko
ning van Rumenie, in antwoord op de dank
betuiging, die hij tot dezen heeft gericht. De
Koning van Rumenië zegt daarin, dat de
kroonprins van Servië bij zijn reis door Ru
menië zich een duidelijk denkbeeld heeft
kunnen vormen van de vriendschappelijke
gevoelens van den Koning van Rumenië en
het Rumeensche volk jegens de Serviërs en
hun Koning.
Belgrado, 10 Nov. Volgens het
blad ,,Mali" zou Novakovitsj te Constanti-
nopel er ten slotte in geslaagd zijn een ver
bond tusschcn Servië en Turkije tot stand
te brengen.
TurklJ*
Konstantinopel, 10 Nov. Het
parlemont is tegen 28 November bijeenge
roepen.
Volgens do correspondent der Frankf. Ztg.
is de verleening van 1,500,000 Turksche
ponden (ongeveer 16 millioen) voorschot
aan de Turksche regeering nu beklonken.
Het zal worden torugbotaald uit de nieuwe
leening of uit het voor die leening bestemde
onderpand.
Aan het voorschot nemen deel de Otto-
maansche en do Duitsche Bank, alsmede een
Engelsch syndicaat onder leiding van Sir
Ernest Cassel, elk voor een derde. Dat dus
hoogstwaarschijnlijk do nieuwe Turksche
leening ook te Londen op de markt zal ko
men is van beteekonis, omdat sinds een
lango reeks van jaren de groote Londensche
financiers zich van alle transacties met Tur-
ki,0 onthouden hebben.
Brltsch-IndiS.
De moordaanslag op sir A. Fraser, den
gouverneur van Bengalen was de vierde, die
op zijn leven gepleegd is Zijn secretaris, de
heer Barber, gedroeg zich buitengewoon moe
dig en bracht den aanvaller een geduchte
wond toe.
Meer en meer gelooft men, dat de aanslag
het gevolg was van een wijdvertakte samen
zwering.
Calcutta, 10 Nov. Een bekende
Bengaalsche detectievs welke het spoor na
volgt van den dader van de in den jongsten
zomer vermoorde mevrouw Kennedy, is dood
op straat gevonden, met kogels doorboord.
De moordenaar is onbekend gebleven. De
Engelsch-Indische pers vraagt onverwijld
speciale wetten tegen dergelijke politieke
misdaden.
Egypte.
De Engelschen hebben in het zuiden van
Kordofan Faseu Hill bestormd en eenige
hoofden gevangen genomen. De Engelschen
verloren 3 dooden (1 officier) en 24 gewon
den, de Egyptenaren 60 man.
China.
Peking, 10 Nov. De openbare zaken
staan stil wegens ziekte van den Keizer en
de Keizerin-weduwe.
De Keizer lijdt sedert ongeveer 14 dagen
aan een ziekte van de ingewanden, die heden
erger is geworden.
Vereenigde Staten.
N e w-Y ork, 10 Nov. De voorloopige
raming van het Landbouwbureau, betreffen
de de productie van tarwe, mais, haver en
acht andere oogsten, vertegenwoordigende
ten aaste bij 70 pet. van de waarde van alle
alle oogsten tezamen, luidt 3 pet. kooger
dan in het vorige jaar en 2.4 pet. hooger
dan in de laatste vijf jaren.
Chicago, 10 Nov. Het verzoek van
de regeering der Vereenigde Staten om het
geding tegen de Standard Oil Company op
nieuw in behandeling te nemen, is door het
Hof van Appèl afgewezen. Het betreft hier
de zaak, waarbij het districts-hof van appèl
te Chicago in Juni jl. het vonnis vernietig
de, waarbij refchter Landis in Augustus 1907
de Standard Oil veroordeelde tot het beta
len van een boete van 29 millioen dollars.
Naar uit gezaghebbende bron wordt ge
meld zal de regeering der Vereenigde Sta
ten thans trachten de geheele zaak te bren
gen voor het Hoogste gerechtshof.
Kameroverzicht
Tweede Kamer.
Ingekomen waren Dinsdag de geloofsbrie
ven van den heer Kuyper, nieuwgekozen lid
uit Ommen, welke werden goedgekeurd.
Voortgezet is het algemeen debat over de
Indische Begrooting.
De heer Van VI ij men huldigde gou
verneur-generaal Van Heutsz tegenover de
aanvallen om diens roem te verduisteren, en
verdedigde het stelsel-Van Heutsz, over
tuigd dat dit stelsel, indien het consequent
en humaan toegepast wordt, zal leidèn tot
vrede, rust en orde in Atjeh. Uit zijne gou
vernementsorders en uit geheel zijne han
delwijze als gouverneur blijkt, dat het de
wensch van Van Heutsz was het gezag der
goedgezinde hoofden hoog te houden, de be
volking menschlievend to behandelen en te
beschermen, en wreedheden te voorkomen.
Wat Wekker's brochure betreft betoogde
spreker, dat 99 procent van diens beschul-
digingen onwaar zijn en de heer Van Nispen
dat werk dan ook terecht een verachtelijk
pamflet heeft genoemd. Van het beleid van
den gouverneur-generaal, die besturen wil
door middel van de hoofden, verwachtte spr.
een goede toekomst op de Buitenbezittingen.
De heer Marchant verdedigde zijn
vriend, den controleur Lulofs, tegenover de
aanvallen van den heer Van Kol, daarbij be-
toogende, dat de campagne in de „Sumatra-
bode'' tegen Lulofs op touw gezet, voort
vloeit uit wrok van den redacteur Baumer,
die zich als exploitant van een marktloods
door maatregelen van Lulofs particulier be
nadeeld zag.
Spreker meende te moeten opkomen tegen
lasterpraatjes van den man, die door eerlijk
heid van den trouwen ambtenaar D. Lulofs
schade leed.
Daarna kwam de minister van koloniën,
de heer Idenburg, aan het woord.
De minister oordeelde den financieelen
toestand bevredigend. Hij stond nog op zijn
standpunt van 1903, dat Indië normaal zich
zelf kan helpendat buitengewone uitgaven
door leeningen gedekt moeten wordenen
dat alleen wanneer Indië door een crisis
heengeholpen moet worden, het moederland
moet steunen.
De minister verdedigde voorts de belas
tingheffing op Sumatra's Westkust, waaraan
het plakkaat Pandjang, dat een geheel ver
ouderd stuk is, niet in den weg stond. Rech
ten zijn dus niet geschonden. Het belasting
systeem zal volstrekt niet leiden tot verdee
ling van het familiebezit.
Onjuist is dat min. Fock den indruk zou
hebben gemaakt dat bij de invoering anders
zoude worden te werk gegaan dan is ge
schied. Er was geen reden om te denken,
dat vooraf groote volksvergaderingen zou
de.. worden gehouden. Drie jaar lang is de
invoering besproken en voorbereid en men
kan dus niet zeggen, dat de invoering on
verwacht heeft plaats gevonden.
De Minister brengt hnlde aan den
Gouverneur van Sumatra's Westkust en zijn
ambtenaren en een woord van hnlde aan de
nagedaohtenis van den controleur Bastiaan-
80, die gevallen is als offer van zijn plicht.
E woord van weemoedige hulde brengt
ook de Minister aan de arme misleiden, die
gevallen zijn.
Over het militair beleid heeft de minis
ter daarover niet meer te zeggen. Er is veel
afgebroken, maar ook veel weer opgebouwd.
De minister gelooft dat vast staat, dat gene
raal Van Daalen geen blaam verdient, nog
sijne soldaten. Wreedheden geschieden in
oorlog overal en «en allen tijde en zullen
blijven bestaan zoolang er oorlog gevoerd
wordt. Maar de wreedheden waren niet ge
wild. Ons leger als zoodanig treft geen
blaam. De Minister ontkont het zoo beslist
mogelijk. Voor wreedheden staan mannen
als Van Heutsz en Van Daalen te hoog.
In 't bijzonder dankt de Minister den
heer Lobman voor diens sympathieke woor
den ten aanzien der Indische regeering en
troepen.
De Minister stemt niet in met den löf aan
Wekker gebracht. Die artikelen waren te
tendentieus en op verschillende punten te
onjuist, om waardeering te verdienen. Men
heeft een blaam gelegd op personen, welke
die niet verdienen.
Niemand weet wie Wekker is, maar
is het inderdaad de persoon die wordt
genoemd, dan wil de minister hier verkla
ren, dat dit een officier is die vervolgd
wordt wegens dubbelen moord, (beweging).
Het dooden van gevangenen is thans
bepaald verboden maar toch kunnen
er omstandigheden zijn, dat het dooden
van gevangonen onvermijdelijk is onder de
volle verantwooidelijkheid van hem, die er
order toe gaf De krijgsraad zal daarover
oordeelen.
Wat het civiel beleid aangaat, de juistheid
is aangetoond der bewering, dat wij alleen
Atjeh zullen gunnen pacificeeren, wanneer
wij den Atjeh onze overmacht konden doen
gevoelen
De opgedane ervaring heeft geleerd, dat
die opvatting juist was. Het stelsel van 1898
is dan ook geweest het rusteloos vervolgen
van den vijand, eerst met groote, daarna
met kleine colonnes en patrouilles. Kleine
patrouilles hebben het nadeel, waarop reeds
de aandacht gevestigd is, maar kunnen, ook
naar 's Ministers oordeel niet gemist wor
den. nu ook de vijand zich in kleine benden
heeft opgelost.
Het was geen schrielheid en inhaligheid,
dat men ging zitten op de geldkist van den
inlander, maar staatsmanswijsheid. Telkens
als verzet was gepleegd tegen ons gezag werd
boete opgelegd en dit heeft succes gehad
Heeft het stelsel Van Heutsz getracht wat
men er van verwachtt-ï'/ De Minister beant
woorde die vraag bevestigend en somt de be
haalde resultaten op. Met den tocht naar de
Gajo- en Allaslanden was het laatste groote
verzet gebroken, gelijk de heer Van Kol in
zijn bekende reisbeschrijving op de hem
eigen bloemrijke wijze zelf erkent. Hij zelf
schreef de oorlog is geëindigd en dat is te
danken aan de verstandige tactiek van den
gouverneur Van Heutsz.
Het bezoek van den Gouv -Generaal. Wat
leerde dat bezoekt Dat het verzet in som
mige streken weer was toegenomen? Neen,
want dat was bekend. Dat bezoek gold te
onderzoeken wat de aanleiding was dat het
verzet het hoofd weer opstak. En dat heeft
hij gedaan, eerlijk en oprecht. De G.-G. stel
de de vraag hoe komt het dat wij na 1904
zoo weinig zijn vooruitgegaan in het winnen
van de aanhankelijkheid der bevolking.
Daar geven de G.-G. en generaal Van Daa
len een verschillend antwoord op.
Lettende op hetgeen Swart gedaan heeft
op Borneo en Celebes, zegt de Minister met
vertrouwen de toekomst in Atjeh te gemoet.
Algemeene heerendiensten kunnen in de
primitieve maatschappij nog niet worden
gemist, al erkent de Minister, dat er
misbruiken bij de heerend"'ensten voorko
men. Ook valt niet te ontkennen, daC in
verschillende streken de heerendiensten ver
meerderen.
De Minis er gaat i'aarna over tot
de algemeene koloniale politiek, waarbij
hij betoogt dat rechtstreeksche propa
ganda voor Het Christendom door de Re
geering niet mag geschieden, al is onze cul-
tuu rin Indië vrucht van het Christendom.
Aan het opium en drankmisbruik zal de
Minister zijne aandacht schenken. Eveneens
aan het tegengaan der propaganda voor den
Islam, maar waar het Christendom voor zich
zelf vraagt vrije ontwikkeling, daar zal de
Minister nooit een vinger uitsteken om de
Godsdienst-vrijheid van anderen te belem
meren of te verkorten. De Minister be
seft ten volle de waarde van onderwijs en
educatie, ook voor de volkswelvaart. Reeds
nu worden enkele uitmuntende inlandsche
jougelui in Europa opgeleid en overwogen
wordt, in die richting verder te gaan. Als
de ineuwe bonden in Indië op gezonden wor
tel groeien, zullen zij goede vruchten dra
gen onder goede leiding. De Minister wil die
bonden sympathiek tegemoet treden.
Door aan de inlandsche ambtenaren even
veel te betalen als aan de Europeesche, zou
men ons bestuur noodeloos duur maken. Tot
zijn leedwezen moet de minister erkennen,
dat er een jansalie-geest m onze jongelieden
zit. Zij willen niet naar Indië, en blijven lie
ver hier met 12 of 1400 gulden, dan in Indië
het dubbele te gaan verdienen. De minister
zal trachten daarin verbetering te brengen.
Daarna komt de minister tot de jaarlijksche
brievenlijst van den heer Van Kol. Jaar
lijks vraagt hij „Wat hebt gij gedaan?"
zonder om zich heen te zien naar hetgeen
wordt gedaan en dit te waardeeren. Over
schatting van het buitenland, onderschat
ting van zijn eigen land, dat is het euvel
van al die pessimisten die ons steeds den
spiegel van het buitenland voorhouden, om
ons eigen tekortkomingen te doen aanschou
wen. Laat ons aldus", zoo oindigde de mi
nister, „voortgaan met de schoone taak, wel
ke Nederland tegenover Indië heet te ver
vullen, laat ons dat doen mot ijver, tact en
opoffering. Dan zullen wij krijgen een krach
tig saamgegroeid Insulinde, dat dankbaar de
hand drukt van hot moederland."
Dinsdag avond werd de beraadslaging
over de Indische begrooting voortgezet.
De heer De Stuers had in de rede van
den minister, die Hij met welgenoegen had
gehoord veel aangetroffen wat met zijn op-
vattinge strookt.^ De minister was kalm
en gematigdmaar de rede van den heer
Lobman, die spra in het bijzonder bestrijdt
was hard, je bloeddorstig. Met groote op
pervlakkigheid heeft de heer Lohman de
historie van Atjeh en den toestand ih Indië
besproken.
De heer Lohman zegt, we moeten Van
Heutsz nemen zooals hij is, maar spr. meent
dat we zijn verkeerde eigenschappen moe
ten neutraliseeren. De vraag is alleen-
hoe moeten we Atjeh pacificeeren? De
voorstelling door den heer Lobman van
den toestand op Atjeh gegeven, is onjuist.
Spr zou hem willen raden, zich niet naar
Atjeh te begeven zonder goed militair ge
leide. Maar de heer Lohman is rooskleurig
gestemd en do heer De Waal Malefijt even
zeer. Spr. houdt het eerder mot den minister,
die erkent dat de goede weg verloren is ge
raakt en dat we moeten trachten hem terug
te vinden. Er zijn nog heel wat wit
te plekken op de kaart waar wij
geen meester zijn. Dat het aantal dier
plekken verminderd is hebben we alleen
te danken aan het repeteergeweer.
Omtrent de expeditie naar de Gajoe- en
Alns-landen durft spr. thans zeggen dat het
is geweest een zuivere veroveringstocht.
De onderwerping van Atjeh is bereikt door
gruwelijke imiddeleu. Maar de heer Loh
man zegt één bloedige oorlog is be
ter dan voortdurend anarchisme en
knevelarij. Maar die ééne bloedige oor
log duurt al 35 jaar. Allicht is den Atjeher
zijn „anarchie" liever dan die „orde en
rust." onder onze heerschappij. Die gruwelen
zijn noch door Van Heutsz, noch door Van
Daalen gewild. Toegegeven. Maar zij zi^n
het fatale uitvloeisel van hun stelsel.
Men noemt de brochure van Wekker „ten
dentieus". Maar de vraag is alleenis het
meerendeel der aangevoerde feiten waar?
Sprekers indruk is dat slechts een klein deel
der feiten is tegengesprokendat men om
trent een groot deel der feiten een „voor
liquet" liet hooren en dat men een ander
deel erkent als juist.
Maar die erkentenis gaat dan gepaard met
allerlei chicanes omtrent plaatsen en data.
Uit het feit dat de legercommandant allerlei
feiten vergoeilijkt, blijkt ook wel de juist
heid daarvan. De heer Lohman acht
de jaren van het bewind van Van
Heutsz een schitterendste bladzijden in onze
historie, trots al het bloed van vrouwen en
kinderen, dat nu eenmaal z.i. onvermydelijk
is.
Het is juist hoogst problematisch
of het onze taak als overheid is
die „witte plekken", waar nooit ie
mand komt, te gaan onderwerpen met ge
weld. Is dat verstandig, is dat christelijk?
Het gaat niet aan, te zeggendie men-
schen moeten maar voelen. Overigens ver
klaart spr. gaarne nogmaals, dat ons leger
geen blaam treft, omdat zich een aantal
schurken in dat leger bevinden. Den mins-
wil spr. er niettemin op wijzen, dat generaal
Rost van Tonningen tot de orde had moeten
zijn geroepen door den minister voor zijn
bloeddorstig rapport, dat niet door den beu
gel kan. Menig officier zal er zich nu op
gaan beroepen.
Men vergeet één dingwij zijn niet aan
het oorlogvoeren, we zijn aan het pacificee
ren.
En dit verricht men niet door het voort
durend opjagen der bevolking. De vele pa
trouilles zijn een bron van ongerechtigheid.
Spr. herhaalt zijn adviesgroote colonnes
om enkele hoofden van het verzet in handen
te krijgen. Het wordt tijd van systeem te
veranderen. Dari zal veel kunnen worden be
reikt voor de pacificatie van Atjeh.
De heer Van Kol, repliceerehd, zegt,
dat in deze Kamer niet geldtde critiek is
makkelijk. En daartegenover ;s voor den
minister de kunst niet moeilijk. Zoodra hij
het heeft over den „geachten afgevaardigde
van Enschedé" bereikt hij bij de Kamer een
goedkoop succes door met verheffing van
stem een of ander protest uit te spreken.
Intusschen, het is mogelijk, dat spreker
bij de bespreking der Atjeh-gruwelen zich
heeft laten meesleepen door zijn menschelijk
gevoel. Maar de slachtoffers der gruwelen
zijn toch menschen, met een hart als wij.
Nog heden ontving Spr. een schrijven om
trent het walgelijk neerschieten van een aan
tal personen, die den dood verkozen boven
onderwerping. De ambtenaar, die dit bij
woonde, kon 3 weken niet ontbijten, bij de
herinnering aan het gebeurde.
Spr. zal niet met het hoofd tegen den muur
loopen en nog eens trachten zijn vroegere
motie te doen aannemen om door een on
partijdige commissie de feiten te doen on
derzoeken. Maar wanneer buiten de Kamer
zulk een commissie mocht worden gevormd,
zou hij dit van harte toejuichen.
Het militaire rapport is overigens door
spr. volkomen ter zijde gelaten, met één uit
zondering betreffende den sergeant Emondt
Het is toch wel eigenaardig dat verschillende
officieren met dien man niet op expeditie
wilden gaan. Met aandacht zal spr. den loop
van het lasterproces ter zake afwachten.
Mocht hij zich vergist hebben, dan zal hij
eerlijk den sergeant hier redres geven.
Een woord van deernis met de slachtoffers,
in Atjeh gevallen, miste spr. tot zijn leed
wezen in 's ministers rede.
En thans de buitenbezittingen. Is Ne
derland bij machte de grootsche politiek te
voeren, welke de minister ons toedenkt?
Zijn, wat personeel betreft, de beste krach
ten beschikbaa. En zal Nederland het beste
geven wat het aan personen en aan geld
heeft? Spr. beantwoordt die vragen ontken
nend. Nederland wil groot doen als 't ons
geen cent kost en we klap kunnen loopen op
den onderdrukten Javaan.
Maar we zullen nu die onderworpen vol-
keq onderwijs en welvaart moeten toebren
gen. Want de geesten worden wakker en het
staat te vreezen dat binnen enkele jaren
wrok en wrevel in lichtelaaie zullen op
vlammen in die streken.
De heer Bogaardt dacht over den Islam wel
wat laatdunkend. Vredelievende expansie ge
schiedt door den Islam. Waar de Islam
komt, verdwijnt het koppensnellen. Het
verheugt spreker dat de minister de gods
dienstvrijheid hoog hield. De Mekkatochten
en de prang sabil (de heilige oorlog) zijn
volgens den Koran niet verplichten.
En wat de zending betreft, wilt ge haar
bevoordeelen, zend dan meer zendelingen.
Maar ons rechtstreeksch bestuur bevordert
allerminst de beschaving. Dat bewijst Java,
dat eeuwen in ons bezit is. De Javaan is
moreel en intellectueel veeleer achteruitge
gaan en armoede neemt toe. De belasting
van de Europeesche industrie is veel te ge
ring. De petroleummaatschappijen betalen
van haar groote winsten nog luttele bedra
gen. Waar wij het iedeaal hoog stellen als
leid-ster voor ons streven, hebben we geen
recht te verwachten, dat Java ons de hand
zal toesteken, wanneer voor Java niet meer
gedaan wordt.
De heer Van Deventer, die den
minister hulde brengt voor zijn schitterende
rede, heeft zich nooit principieel gekant
tegen uitbreiding onzer bestuursbemoeienis
op de buitenbezittingen. Maar steeds heeft
hij er op aangedrongen, dat op de daarvoor
noodige krachtsoefening zou volgen een mild
bestuur. Wij moeten een mildere politiek in
zake belastingen en heerendiensten in de bui
tenbezittingen volgen. De gouverneur-gene
raal heeft zeer zeker veel gedaan voor het
dessa-onderwijs op Java, maar het gaat veel
te langzaan. Op Java zijn hoogstens 800
scholen bij elkaar. Maar er zijn minstens
10,000 op Java noodig. Dat is het voor
naamste wat er te doen is, om de produc
tieve kracht der bevolking te verhoogen.
Spr. bepleit voor gelijke bezoldigigng aan
Europeesche en inlandsche ambtenaren. Per
sonen van gelijke beschaving en gelijke studie
mogen volkomen dezelfde eischen stellen.
Wil men de toekomst in Insulinde verzeke
ren, dan is echter meerdere financieele hulp
van Nederland noodig.
De heer Thomson bracht hulde aan
de schoone rede van den minister, die slechts
op eene plaats ernstig is ontsierd, doch ove
rigens menige verzachtende bepaling in het
oorlogvoeren heeft aangekondigd.
De heer Thomson gaat niet in op het
protest van den minister en van anderen
tegen zijn optreden. Wel verre van blaam
op het leger te werpen, tracht Spr. daar
door het eergevoel van het leger te verster
ken. Verschillende wantoestanden zullen an
ders niet verdwijnen.
De heer Van Nispen sprak spottende van
een „trio", dat hier steeds critiseert, maar
al stond Spr. alleen, dan zou hij nog vol
houden dat Wekker in hoofdzaak volkomen
juist is, waartoe spr. tal van bijzonderheden
aanhaalt. De Kamer laat zich te gemakkelijk
medesleepen door het gevoelvol betoog van
den minister.
De uitdrukking „eer- en plichtv erge ten
officier" past niet op Wekker.
De nota van generaal Van Daalen is even
eens geïnspireerd op Duitsche opvattingen
en wanneer men daartegenover een andere
richting op wil, dan heeft Spr. recht te zeg
gen dat in Atjeh noodelooze wreedheden
worden gepleegd en dat die wreedheden
door de chefs zijn gewild. Zoo b.v. toen een
biddenden Atjeher het hoofd werd afgesla
gen.
Spr. brengt ten slotte lof aan Wekker,
die de oogen heeft geopend voor de ver
keerdheden op militair en civiel gebied in
Atjeh.
Spr. kwam met ernst er tegen op dat de
minister den officier, dien men vervolgt met
wraak omdat hij verdacht wordt Wekker te
hebben ingelicht van dubbelen moord be
schuldigt. Dat is volstrekt nog niet bewe
zen. De aanklager, een spion, heeft met de-
zt,n luitenant ruzie gehad en zijn betrouw
baarheid is daarom verdacht. En verschil
lende personen oordeelen over den bewus-
ten officier gunstig.
De Minister va n"Koioüiën. (de
heer Idenburg) dupliveerde en weerlegde
\erschiliende opmerkingen. De minster acht
den heer Van Kol niet !n staat, gewild on
waarheid te zeggen. Alleen beveelt hij hem
wat meer controle aan op zijn vele brieven.
Het beeld, door Wekker ontworpen, acht
de minister onjuist.
Want Wekker gaf den indeuk, of zoo de
ware toestand was. En. dat kan de minister
niet toegeven. De minister heeft duidelijk
doen uitkomen, hoe hij dacht over de con
clusies van het "apport van den legercom
mandant en heeft gezegd, dat hij niet elke
uitdrukking daarin voor zijn rekening nam.
Wat de nota van 't oorlogsbericht betreft,
trof het den minister, dat de heer Thomson
desavoueerde het Duitsche oorlogsrecht,
maar generaal Den Beer Poortugael heeft
den minister gemachtigd om te verklaren,
dat hij instemt met de bewuste nota over
oorlogsrecht. De minister heeft den officier
vervolgd wegens dubbelen moord, niet met
naam en toenaam genoemd, maar alleen ge
vraagd, toen de heer Van Kol den naam
noemde.
Indien de heeren iien officier bedoelen,
zou men dan willen, dat een officier, tegen
wien een zoo ernstige beschuldiging wordt
ingebracht, niet vervolgd wordt? Uit die
vervolging zal overigens ook de onschuld
van dien officie" wellicht kunnen blijken.
Dat onze politiek tegenover de Bui
tenbezittingen te fiscaal is betwist de
minister. De heerendienstregeling is gemaakt
na rijp beraad en is ook in 't belang der
bevolking. De vermeerdering der heeren
diensten is niet blijvend doch van voorbij-
gaanden aard.
Bevordering van het- onderwijs dient niet
overhaast, doch heeft 's ministers volle
sympathie
Wat den heer Van Deventer betreft, meent
de minister, dat wij den laatsten tijd in In
dië in een voldoende snel tempo voortgaan.
Laat de heer Van Deventer daarop toezicht
houden en de minister gelooft, dat hij tevre
den zal zijn.
De algemeene beraadslagingen werden
hierna gesloten en die over de onderafdee-
lingen begonnen. Tot tien minuten over
twaalven werd vergaderd.
Hedn voortzetting.
Berichien.
De Staatscourant van Woensdag 11
Nov. bevat o. m. de volgende Kon. beslui
ten
benoemd bij het departement van finan
ciën tot hoofddirecteur der registratie J
D. G. Schuering, diréeteur der registratie
en domeinen bij dat departementtot in
specteur der registratie le klasse te Deven
ter G. J. *en Kate, inspecteur 2e klasse;
te Utrecht H. J. W. van Nooten, idem; tot
inspecteur der registratie 2e klasse te Zut-
phen D. A. Doyer, inspecteur te Gorin-
chemte 's Gravenhage C. A. Abbing, in
specteur 3e klasse te Heerenveen; te Gro
ningen P. W. Menalda van Schouwenburg,
inspecteur 3e klasse aldaar
tot burgemeester van Hilvarenbeek J. C.
de Rooijvan Heer M. F. Hendricks;
op verzoek eervol ontslagen W. J. Doude
van Troostwijk, burgemeester van Loenen,
Loenersloot en Ruwiel
eervol ontslagen met pensioen de majoor
T. E. M. van Lilaar en de ritmeester J.
Jurrians, beiden op non-activiteit bij de
cavallerie
op non-activiteit gesteld de majoor J. P.
Weitzel van het 2e reg. infanterie; de ka
pitein L. G. J. Hendricx Van het le reg.