S'. 141. Eerste Blad.
7" «laargattig.
Zaterdag 14 November 1908.
BUITENLAND.
FEUILLETON.
CINDERELLA.
AMERSFOORTSCH DAGBLAD.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden voor Amersfoortf l.OO.
Idem fruneo per post- 1.50.
Afzonderlijke nummers- 0.05.
Deze Courant versehynt dagelijks, behalvs op Zon- sn Feest
dagen.
Advertentiönmededeelingen enz.gelieve men vóór 11 nur
's morgens ojj do Uitgevers in te zenden.
Uitgevers: VALKHOFF C°.
Utrechtschestraat 1. Intercomm. Telephoonnummer 66.
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Van 15 regels f O.BO.
Elke regel moor - 0.10.
Dienstaanbiedingen en aanvragen 35 cents bij vooruitbetaling.
Groote lettors naar plaatsruimte.
Voor handel en bedrijf bestaan zeer voordeelige bepalingen tot
het herhaald advorteeren in dit Blad, bg abonnement, lone
circulairebevattende de voorwaarden, wordt op muivmmc
toegezonden.
Politiek Overzicht
Oppositie tegen het beleid der
Itnlgaarsche regeering.
De debatten in de Sobranje kenmerken
zich in den laatsten tijd door heftige cri-
tiek van nationale zijde op het beleid der
regeering geoefend. Todorof, leider der na
tionalisten, noemde de naasting der Oost-
Rumelische lijn en de onafhankelijkheids
verklaring ontijdig, het aannemen van den
Tsarentitel door Ferdinand eenvoudigweg
een misdaad en vroeg of men den moed zou
hebben op deze wijze voort te gaan..
Ter toelichting der heerschende ontstem
ming moge een onderhoud dienen, dat Ges
jof, de Bulgaarsclie gezant, die geen uitnoo-
diging ontving voor het bekende diploma
tendiner te Konstantinopelden correspon
dent van den Temps te Sofia toestond.
Gesjof begon met de erkenning, dat bet
doel der Bulgaren in de laatste jaren de on
afhankelijkheid geweest was. In zooverre
vond de staatsgreep, waarbij de onafhanke
lijkheid werd uitgeroepen, toejuiching.
Maar een andere zaak was het tijdstip en
de wijze waarop die staatsgreep volvoerd
was. De onafhankelijkheidsverklaring had
in geen geval aan den Bosnisclien staats
greep moeten voorafgaan. En wat de wijze
betreft, waarop die staatsgreep volvoerd is,
hij had moeten uitgaan niet van de regee
ring, maar van de nationale vergadering.
De Bulgaren hadden eigenlijk moeten han
delen, zooals de Kretenzers gedaan hebben.
De onafhankelijksverklaring had te meer
door de Sobranje moeten geschied zijn, daar
niemand beweren kan, dat de jongste alge-
meene verkiezingen, die een verpieterende
meerderheid gaven aan de thans aan het be
wind zijnde democraten, de onafhankelijk
heidsverklaring hadden voorbereid. Nooit
heeft de onafhankelijkheidsverklaring een
punt uitgemaakt van het program der de
mocraten en nooit is er in een rede van een
der thans aan het bewind zijnde ministers
sprake van geweest.
Hetzelfde vreemde stilzwijgen heeft de re
geering in acht genomen ten opzichte van
de bezetting van den spoorweg. Die bezet
ting, welke in den vreemde zooveel afkeu
ring gevonden heeft, had niet moeten ge
schieden onder liet nietige voorwendsel, dat
ze noodig was wegens de staking. Daar de
regeering de onafhankelijkheidsverklaring
in overweging had, had ze den toestand niet
door een eigenmachtig optreden in de spoor-
wegquaestie moeten vertroebelen
De regeering, zoo merkte Gesjof verder
op, heeft verlichting van lasten toegezegd.
Die verlichting van lasten kunnen we ons
na den jongsten staatsgreep natuurlijk %wel
als een ijdel droombeeld uit het hoofd zet
ten. De nieuwe lasten, die de onafhanke
lijkheidsverklaring ons zal opleggen, zullen
het tekort op de begrooting doen toenemen.
Dat tekort was anders al groot genoeg, te
oordeelen naar de verklaringen van den mi
nister van financiën, die mededeelde dat het
tekort van de laatste vijf jaren 155,289,135
francs bedroeg, daaronder begrepen de bui
tengewone uitgaven voor het leger
(96,300,000 francs). Voeg daarbij de nieuwe
leening, die ons o.a. de middelen moet ver
schaffen voor de schadeloosstelling aan
Turkije, en ge zult begrijpen, waarom onze
ministers zich eerst zoo heftig hebben verzet
tegen elke financieele schadeloosstelling aan
Turkije.
Gij herinnert u de met zooveel ophef uit
gesproken woorden van den minister-presi
dent ,,Wij hebben de onafhankelijkheid niet
geproclameerd, om haar thans voor geld te
gaan koopen. Als het nu nog noodig is haar
te koopen, dan verkiezen we dat te doen met
ons bloed."
Deze wóórden werden uitgesproken den
14. October. En drie dagen later, den 17.
October, ontving de president der Fransche
republiek de verklaring ,,dat de regeering
en het Ik van Bulgarije erkenden dat er
eenige schadeloosstelling aan Turkije ver
schuldigd was."
Een zoo snelle zwenking van onze minis
ters toont niet alleen gemis aan tact, maar
bewijst dat de zaken door de huidige regee
ring worden beheerd met een lichtzinnigheid
die er niet op berekend is om het presiige
van Bulgarije te verlioogen.
Maar welke *ook de fouten van onze re
geering mogen zijn, wij zullen niet vergeten,
dat zij op 't oogenblik onderhandelt in naam
van het land en het is onze wensch, dat de
regeering zich van haar moeilijke taak in
dier voege kwijte, dat aan Bulgarije zoo
weinig mogelijk opofferingen worden opge
legd. Na den stap der groote mogendheden
bij Paprikof beschouwen wij alle gevaar van
oorlog als geweken. Ons rest slechts de hoop
te uiten, dat Europa, den toestand van onze
geldmiddelen in overweging ïemende, aan
Turkije den raad zal geven de rekening niet
al te zeer op te drijven, 't Is overigens in
het belang van Turkije met Bulgarije in
goede verhouding te leven. Als Turkije re
delijk met ons handelt en onze stamgenoo-
ten in de Turksche provincies behandelt
zooals Oostenrijk de Slaven behandelt, dan
zal het veel doen tol steviging van het con-
stitutioneele regeerstelsel, dat door het Bul-
gaarsche volk met oprechte vreugde, is be
groet.
Dultachland»
Berlijn, 13 Nov. De rijkskanselier
vorst Bülow begeeft zich Maandag naar Kiel,
waar hij den Keizer rapport zal uitbrengen.
P a r ij s, 1 3 N o v. Volgens een telegram
uit Berlijn aan den Temps heeft de minister
raad met algemeene stemmen zijn goedkeu
ring gehecht aan het exposé dat de rijks
kanselier Maandag a. s. den Keizer te Kiel
zal voorleggen- Men is hier van meening,
dat het ontslag van Bülow het aftreden van
het gekeele ministerie ten gevolge zou heb
ben. Generaal Löwenslem wordt beschouwd
als de eventueele opvo'ger van den rijkskan
selier.
Volgens de Hamburger Nachrichten, be
raadslagen het bureau van de Hamburgsche
Bürgerschaft en de besturen van de ver
schillende partijen er over, den Senaat op
te dragen, uit naam van Hamburg, den
Bondsraad mede te deelen, dat ook die stad
de persoonlijke inmenging van den Keizer
in de ambtelijke staatkunde betreurt en stel
lige waarborgen tegen een herhaling ver
wacht. Wat dc Rijksdag geweigerd heeft,
wil men zoodoende langs den omweg van de
bondsstaten aan den Keizer kenbaar maken.
Naar aanleiding van de ontnuchtering ei
teleurstelling, welke onder de partijen in den
Rijksdag waarneembaar zijn, naar aanlei
ding van het feit dat de debatten in den
Rijksdag geëindigd zijn zonder een gefor
muleerde en ondubbelzinnig vastgestelde uit
spraak, schrijft de Berlijnsche correspon
dent van de Frankfurter Zeitung o. a.
„Slechts schijnbaar en naar den vorm is
geen resultaat verkregen. Want in de zaak
en haren afloop ligt toch een eenstemmig
votum der gezamenlijke volksvertegenwoor
diging en wel daarover dat de politiek des
Keizers onder de verantwoordelijkheid des
rijkskanseliers dient te worden gebracht en
dat zij door handelingen en uitingen des
Keizers niet meer wenscht te worden ge
stoord of gehinderd. Dat is de algemeene wil
van het volk en zijn vertegenwoordigers.
En dat is iets, een resultaat, of zeggen zij,
een vooruitgang, waaraan voor weinige
weken nauwelijks iemand zou hebben ge
loofd".
Gelijk men onder de telegrammen in dit
nummer kan lezen, gaat de Rijkskanselier
Maandag naar Kiel, om met den Keizer een
conferentie te houden, welke ongetwijfeld
er over beslissen zal of Bülow als werkelijk
verantwoordelijk leider der Rijks- en Prui
sische politiek kan aanblijven. „Hij zal
hierbij kunnen steunen", meent bovenge
noemde correspondent, „zoö" al niet op een
votum, dan toch op de eenstemmige wensch
en meening van den Rijksdag en zeker ook
op liet Pruisische ministerie en op de regee
ringen der bondsstaten met hunne vorsten.
Dat is een sterke positie tegenover een Kei
zer, die ongetwijfeld door de beste bedoe
lingen gedreven wordt en er niet aan twij
felen kan dat hetgeen, wat men nu van hem
wenscht, door oprechte liefde tot het rijk en
door bezorgdheid voor het welzijn des vader
lands ingegeven is".
Onder het opschrift „Een laatste woord
in een ernstig oogenblik" publiceert de Iion-
servative Korrespondenz de volgende mede-
deelingMet beklemd gemoed hebben onze
partijgenooten zeker de besprekingen in den
Rijksdag in de jongste dagen gevolgd. En
werkelijk, er stond heel wat op het spel
Het was treurig den drager van de keizer
lijke macht zoo voor de geheele wereld te
zien kritiseeren. Dat heeft Duitschland na
zijn wedergeboorte nog niet beleefd en dat
kan en mag niet weder voorkomen, "wan
neer wij een keizerlijke macht willen behou
den, die meer beteekent dan die in het oude
Duitsche Rijk. Wij danken God, dat van
conservatieve zijde bij vrijmoedige beoordee
ling van den toestand, zooals onze sprekers
die gaven, toch ook nog een stem van per
soonlijke aanhankelijkheid sprak. Waarom
heeft ook de rijkskanselier niet nog een
woord gesproken? Had hij niet, tenminste
waar men te ver ging, den persoon des kei
zers kunnen beschermen? Misschien dacht
hij, dat het ter wille van het sloteffect psy
chologisch beter was, dat de electrische
spanning geheel en al werd ontladen, dat
de meest onomwonden beoordeeling werd
toegelaten, dan dat hij tusschenbeide trad.
Het kan zfjn, dat hij deze goede bedoeling
had, wij zullen daarom geen steen op hem
werpen.
Hij moet weten, wat hij thans wil. Maar
dat moet dan ook omgezet worden in een
daad. Het was reeds geen goed teeken, dat
men den Keizer niet ried in deze voor de
monarchie zoo moeilijke dagen, in plaats
van in vreemde streken, te midden van zijn
volk, bij zijn officieele raadslieden te zijn.
Ook zulke dingen mogen niet weder voor
komen, wanneer wij zullen vertrouwen op
een werkelijke verbetering van den toe
stand, wanneer wij er zeker van zullen zijn,
dat deze raadslieden met kracht en ernst op
alles, wat verbetering behoeft, bij den Kei
zer zullen aandringen. Wij zullen het ech
ter hopen, want wij willen niet moedeloos
worden, wij mogen dat niet. Wij willen ho
pen, dat het edel en oprecht gemoed van
den Keizer het gevaar zal inzien van het
geen thans geschied is en tevens dat het
anders moet worden en dat geen vlei- of
hoftaal hem zal beletten de waarheid te be
grijpen, Dan is het mogelijk, dat deze moei
lijke dagen het volk en het rijk nog ten
zegen zullen strekken."
De Köln. Ztg. acht het merkwaardig, dat j
de conservatieven, die bij de behandeling I
der interpellatie in den Rijksdag slechts de
rol van toehoorders vervullen, nu op eens
zoo precies weten, waar het op staat. En
het blad is van meening, dat ook uit het
geen van conservatieve zijde wordt gezegd,
blijkt, dat met het gesprokene in den Rijks
dag de zaak nog niet uit is. Het was te ver
wachten geweest, dat de Rijkskanselier den
Rijksdag waarborgen zou hebben gegeven
tegen herhaling van het gebeurde, en dat
hij den Keizer nauwkeurig verslag zou doen
van de opvatting van den Rijksdag. Wel
beschouwd schijnt dit ook geheel natuurlijk
te zijn, maar er is in het verkeer tusschen
Keizer en Kanselier zooveel, dat van zelf
spreekt reeds uitgeschakeld, dat men daar
van niet veel verwachtingen kan hebben.
Bij den Duitschen Rijksdag is een voor
stel van de sociaal-democraten ingekomen,
de wensclielijkbeid uitsprekende van een
grondwetsherziening, waarbij de verant
woordelijkheid van den rijkskanselier als
volgt geregeld wordtDe rijkskanselier is
den Rijksdag voor alle staatkundige hande
lingen en verzuimen van den Keizer ver
antwoording schuldig en wordt, op verlan
gen van den Rijksdag, ontslagen. De Rijks
dag kan tegen den rijkskanselier een aan
klacht indienen, die voor een staatsgerechts-
hof voor het Duitsche rijk behandeld en af
gedaan wordt. Het hof bestaat uit 24 leden,
die de Rijksdag bij het begin van het wet
gevende tijdperk benoemt. De zaak wordt
voor 12 van deze rechters behandeld. De
rijkskanselier kan onder deze 24 rechters
degenen wraken, die hem niet aanstaan, of
de 12 door het lot laten aanwijzen. De straf
fen zijn verlies van het ambt en blijvende
of tijdelijke ongeschiktverklaring tot het be-
kleeden van een openbaar ambt. Het recht
van gratie mag alleen op voorstel van den
Rijksdag uitgeoefend worden. Voor de ge
wone rechtbanken kan wegens overschrij
ding van de begrooting enz. tegen den rijks
kanselier een eisch tot schadeloosstelling in
gediend worden.
Er is natuurlijk niet de minste kans dat
dit voorstel aangenomen wordt.
Het centrum verzoekt in een voorstel de
verbonden regeeringen eveneens om een
wetsontwerp, dat de verantwoordelijkheid
van den rijkskanselier en van zijn plaats
vervanger nader regelt.
Luxemburg.
Luxemburg, 13 Nov. Groother
togin Maria Anna, tot heden plaatsvervang
ster van gioothertog Willem, is in de heden
gehouden zitting van de Kamer tot regentes
benoemd, daar de groothertog niet in staat
is om te regeeren.
Frankrijk.
P a r ij s, 1 3 N o v. President Fallières
seinde aan den Keizer van Duitschland
Frankrijk vergeet niet de sympathie aan de
Fransche mijnwerkers bij de ramp var. Cour-
rières betoond en den heldenmoed van de
Westfaalsche mijnwerkers, d'e hunne Fran
sche kameraden hulp kwamen brengen. Wij
hebben daarom met te dieper ontroering het
bericht ontvangen van de vreeselijke ramp
in de Radbod-mijn. Van harte deelen wij in
uw diepen rouw en ik verzoek Uwe Majesteit
mijn oprechte betuigingen van deelneming te
willen aanvaarden.
Bij de Kamer is het rapport-Gervais in
gediend over de oorlogsbegrooting. Onder
den titel „De gewapende vrede" vergelijkt
de rapporteur de legers en krijgsuitgaven
der groote mogendheden.
Eenigen tijd geleden, zoo schrijft de heer
Gervais, kon men gelooven, dat de pacifis
tische denkbeelden de uitgaven voor krijgs
toerustingen zouden beperken. Van deze hoop
moet men heden afzien. Rusland, Duitsch
land, Frankrijk, Oostenrijk, Italië, de Ver.
Staten en Japan geven thans tezamen voor
den oorlog het ontzaglijke bedrag uit van
5,037,000,000 frs., waarbij de mobilisabele
effectieve strijdmacht 31,700,000 man be
loopt.
Een vergelijking tusschen Frankrijk en
Duitschland geeft de volgende cijfers. In
Duitschland is de oorlogsbegrooting voor
1908 vastgesteld op 1,067,862,437 frs., waar
van 838,037,151 frs. op de gewone begroo
ting. De begrooting is 69 millioen hooger
dan de vorige. In Frankrijk zijn de oorlogs
uitgaven voor 1908 vastgesteld op
742,443,745 frs.
Het effectief onder de wapenen is in
Duitschland 34,118 officieren en 602,670
man, in Frankrijk 27,310 offieieren en
511,939 man, Duitschland geeft per man ge
middeld 1,398, Frankrijk 1,150 frs. uit. Het
Fransche effectief nl. dat der jaarlijksche
lichting, gaat achteruithet zal in 1912 niet
hooger zijn dan 204,000, in 1918 dan 201,000,
in 1923 dan 198,000, in 1928 dan 182,000
man.
De rapporteur ;s voorstander van den twee
jarigen diensttijd. Hij bespreekt ten slotte
de hervormingen, die gewenscht zijn om artil
lerie en infanterie te brengen op de hoogte
der eischen van de moderne oorlogvoering.
Nu het incident tusschen Duitschland en
Frankrijk als gesloten mag beschouwd wor
den, en de beslissing verplaatst is naar het
hof van arbitrage in Den Haag, heeft de
Matin den oenator d'Estournelles de Con
stant, die tweemaal officieel afgevaardigde
van de Fransche regeering in Den Haag
was, gevraagd hoe dat scheidsgerecht samen
gesteld wordt en werkt.
Deze was van oordeel, dat nu het politieke
incident gesloten is, de technische moeilijk
heden eerst recht beginnen met de redactie
van het compromis. De beide regeeringen
moeten zich nu verstaan over de vaststelling
van de wederzij dsche positie en vooral over
de grenzen van het vraagstuk, m. a. w. de
scherpe definieering van het geschilpunt.
Is men hierin eenmaal geslaagd, dan wor
den de arbiters op de volgende wijze aange
wezen een lijst van personen, waardig ge
keurd in ieder land om de functie van
scheidsrechter te vervullen, is s?nds de eerste
conferentie i n Den Haag opgemaakt, met
goedkeuring van alle mogendheden. Ieder
der beide belanghebbende mogendheden nu
kiest twee arbiters van deze lijst, die op hun
beurt een v;jfde kiezen.
Bij staking van stemmen, wordt deze vijfde
gekozen door een regeering, aangewezen door
de beide partijen.
DOOR
65 S. R. CROCKETT.
Uit h«t Schotsch vertaald
DOOR
J. P. WESSELINK—VAN ROSSUM.
Er volgde een stilte waarin de rechter zijn
papieren in orde bracht een adeinlooze
stilte te midden waarvan hij begon te
spreken.
„Dit is een geval," zei hij met snijdende
helderheid „dat nooit voor dit hof gebracht
had moeten worden. Ik wil het gedrag niet
beschrijven van den man, die, zoodra hij
een steen ziet, die op een, dien hij in zijn
hezit heeft gelijkt en die gedragen wordt
door een wees, een pupil, op een bal gege
ven door een aanzienlijke vrouw, dadelijk
het besluit neemt, "dat zij een dievegge moet
zijn en dan zonder verder nadenken haar
bij haar terugkomst in het eenige tehuis,
dat zij in de stad heeft, laat arresteer on,
naar een politiepost laat brengen en vreem
delingen borg voor haar laat zijn."
„Alles is voorbij behalve het juichen!"
'fluisterde Jim Chetwynd tot den hertog.
„Als de jury het mogelijk acht, dat dit
ijonge meisje gewaagd heeft de brandkast te
jopenen, na in de kamer te zijn gegaan, waar
;Ze niets had te doen; een ketting weg le
nemen en dien te dragen in tegenwoordig
heid van den eigenaar, dan moet de gevan
gene schuldig worden bevonden. Maar dan
moeten zij eerst overeenkomen den secreta
ris van het gezantshap te wantrouwen, even
als de twee bekende deskundigen in Ooster-
sche talen. Zij moesten dan verwerpen de
duidelijke en heldere getuigenis van Marga
ret Tipperlin en van den predikant van het
kerspel waar Hester Stirling vroeger woonde.
Aan den eenen kant (dien van de verdedi
ging) waren klare, niet ernstig weerlegbare
feiten, aan den andere alleen boos opzet en
toespelingen. De jury was volkomen vrij
hiertusschen te kiezen. Indien zij echter
tegen de duidelijke bewijzen in kozen, zou
hij weten, wat hem te doen stond."
Het vogelachtig hoofd knikte tweemaal
plechtig tot de twaalf jury-leden, alsof hij
wilde zeggen, doe het als gij durft. De
twaalf hoofden bogen zich naar elkaar toe.
De voorzitter scheen de dubbele rij met een
vraag langs te gaan. Het eene hoofd na het
andere knikte toestemmend.
Plotseling opstaande verhief zicli de voor
zitter en stond te wachten op hetgeen de
rechter zou vragen.
„Zijt gij overeengekomen omtrent uw von
nis?"
„Ja, mijnheer, dat zijn wij."
„Oordeelt gij de gevangene schuldig of on
schuldig."
„Onschuldig
De toejuiching barstte los, overweldigend,
niet te onderdrukken.
De rechter verhief zich, vertoornd om zich
heen ziende. „Stilte, of ik laat de zaal ont
ruimen."
„Hester Stirling, gij zijt het slachtoffer
van een groot onrecht. Gij verlaat dit hof
zonder een vlek op uw karakter. Uw advo-
caat zal u raad geven hoe verder te hande
len, om uw verdere belangen te beveiligen."
Stilte heerschte er in de vallei van Kells.
Stilte heerschte in de diepe engte van de
Darroch vallei. De kleine, witte pastorie van
j St. John flikkerde onder den sterrenhemel
I tusschen de boomen, die haar overdekten
met hun waaiers van zwarte schemering,
j Hester stond aan de deur naar het water te
zien, dat kabbelend aan haar voet voorbij
stroomde. Zij kon den grijzen band juist
1 even zien, die als het ware achteloos door
J de weilanden slingerde, evenals een parel-
j grijze, zijden ceintuur, die men in haast
heeft afgworpen.
j Hester droeg in die dagen een bezwaard,
klein hart in haar boezem om, en de oogen
J die ten tijde van haar moeite droog waren
geweest, waren nu menigmaal met tranen
gevuld, als zij door niemand werd gezien
dan door God en de sterren.
Hester was nu vier weken thuis geweest
in de pastorie van St. John met Revvie en
Megsv. Toch scheen op de een of andere ma
nier het oude geluk verdwenenen het
nieuwe was nog niet gekomen. Zij dacht
echter met teerheid aan al de vrienden die
zij in Londen had achtergelaten.
„Ik zal hen nooit terugzien", zei ze treu
rig. „Ik ben teruggekeerd om mij te verber
gen en nu schamen Revvie en Megsy zich
I zelfs voor mij, wat moet ik doen wat moet
ik doen?"
Wat was er echter een vreugde >n de pasto-
rie, toen de verloren vogel terugkeerde, een
j schooner bloem dan ze ooit binnen haar mu-
ren was geweest. Revvie kon baar nauwe
lijks uit zijn oog laten gaan, en Megsy nog
zwak na haar ziekte, sloop zachtjes naar de
kleine zitkamer nu Hester's kamertje -
en opende de deur, alleen om zich te over
tuigen, dat het meisje er nog was. Het was
alles zoo heerlijk rustgevend, en de dorpe
lingen, dien eersten Zondag aan de kerk
deur hadden zich meer dan vriendelijk ge
toond. Hester verheugde zich met een groo
te vreugde, dat zij weer terug was gekeerd
tot eenvoudige liefde, temidden van eenvou- j
dige menschen.
Haar hart was echter een beetje treurig
over Carus. Hij was zoo goed en teoder in
de dagen van beproeving geweest, maar toch
na het verhoor, terwij'l zij nog in Londen
vertoefden, had hij koud en teruggetrokken
geschenen. Zij hadden hun intrek genomen
in het Sanders McDougal's Hotel in Port
land-Street. Daar had Revvie kamers ge
nomen en Hester was er hem gevolgd den
avond na haar triomfantelijke vrijspraak. Zij
bleven een week in Londen, voordat zij te
rugkeerden naar de pastorie in het dal van
de Darroch.
De voortdurende stroom van voetgangers
en rijtuigen langs het strand en over de
Thames Bridge depd Revvie uit het bed stap
pen om er naar te kijken.
„De ziel der menschen door een machti
gen wind uit de vier hemelstreken heen en
weer gedreven," zoo beschreef hij het in een
preek na zijn terugkomst.
In die dagen was Hester gelukkig geweest.
Empress Gate was' n booze droom. Het ver
hoor een nachtmerrie, zelfs het bal ver weg
als in een ander bestaan zij zelf veel ouder
en wijzer.Zij zag Carus iederen dag en wan
delde met hem en Yic in het park. Soms
voegden zich Tom en Kipford bij lien.
Het scheen toch alsof Carus altijd stil en
teruggetrokken was en meer dan eens rees
bij Hester de vraag op de lippen of hij on
tevreden over haar was. Maar als zij op het
punt was te spreken, wilden de woorden niet
komen en het geschikte oogenblik ging voor
bij. Eindelijk moesten zij afscheid nemen.
Vic was reeds naar Homburg vertrokken
om de hertogin gezelschap te houden, nu
Ilester Revvie niet kon verlaten en een
groot verlangen had naar de pastorie om
Megsy te verplegen. Nadat Niddisdale zijn
taak volbracht had werd hij niet meer ge
zien, de nederige, onverklaarbare man die
hij was. Maar de drie jongelieden, Tom,
Kipford en Carus waren er om afscheid te
nemen, zij wachtten Hester's rijtuig op on
der den grooten, somberen boog en op het
laatste oogenblik voegde Jim Chetwynd zich
bij de groep. Koel en alledaagsch als altijd
zijn woorden latende vallen als kostbare li
keur en ze verzachtende met een zeldzaam
voorkomenden glimlach, telkens als hij 't
woord tot Hester richtte.
Het kwam zoo uit, dat Chetwynd zijn arm
door dien van Tom stak op het oogenblik
dat de predikant en Kipford in een ernstig
i gesprek waren over de laatste mededeeling
van het historisch genootschap, waarvan
j het is onnoodig het te zeggen, Kipford nu
voor het allereerste hoorde. Hester en Carus
waren alleen. Een vreemde beklemming
greep hen beiden aan. Hester wenschte bij-
na, dat zij naar Revvie kon loopen, om zich
in zijn gesprek met Kipford te mengen.
Wordt vervolgd
i