BUITENLAND. FEUILLETON. CINDERELLA. S'. 154. 7d< JnurjtanK. AMERSFOORTSCH DAGBLAD ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden voor Amersfoortf l.OO. Idem franco per post- 1.50. Afzonderlijke nummers- 0.05. Deze Courant verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feest dagen. Adrertentiënmededeelingen enz.gelieve men vóór 11 uur 's morgens bij de Uitgevers in te zenden. Uitgevers: VALKHOFF C°. Utrechtschestraat 1. Intercomm. Telephoonnummer 66. PRIJS DER ADVERTENTIËN: Van 15 regels f 0.50. Elke regel moer - O.IO. Dienstaanbiedingen en aanvragen 25 cents bij voeruitbetaling Groote letters naar plaatsruimte. Voor handel en bedrijf bestaan zeer voordeelige bepalingen tot het herhaald adverteeren in dit Blad, bij abonnement. Eeoc circulairebevattende de voorwaarden, wordt op aaavraag toegezonden. Politiek Overaicht Oostenrijk en «le Halkaucrisis. Toen de vorige week de Engelsche staats-secretaris van buitenlandsche za- I ken over den toestand in Europa sprak, meende hij te kunnen constateeren, I dat in de laatste wek-a de onderhan delingen tot oplossing van de crisis in I het Oosten aanmerkelijken vooruitgang toonden. Dit boezemde vertrouwen in en deed de hoop ontstaan, dat men nu spoedig over den berg van moeilijkheden, welke de l annexatie van Bosnië en de onafhankelijk- verklaring \an Bulgarije hebben opgesta- peld, heen, een uitzicht op een rustig ver loop der dingen zou verkrijgen. Intusschen I is er niets gebeurd dat aanleiding zou kun nen geven dit vertrouwen te sterken. De I horizont is integendeel nog steeds zoo omne- I veld als hij vroeger was en het is nog altijd niet duidelijk hoe eene bevredigende I oplossing d.r hangende vraagstukken zal gevonden worden. De te Belgrado namens i de groote mogendheden gedane vertoogen, 1 waarbij een ernstige waarschuwing tegen on- I bezonnenheden tot de Servische regeering I werd gericht, heeft bij deze in zooverre een geringe uitwerking gehad, dat ze een voudig de ophooping van troepen aan de grenzen en de vorming van benden loochen de daarentegen naar Oostenrijk-Hongarije verwees als het land dat oorlogsmaatrege len trof. Niettemin mag men aanne men dat de stap der mogendheden op Ser vië niet geheel zonder invloed zal blijven. Men zal in Belgrado, nu de eerste prikkel baarheid over deze vermaning voorbij is, wel tot eene kalmere opvatting van zaken komen en nauwgezet met zich te rade gaan of men zich onder zulke om standigheden in een avontuur zal storten,' welks gevolgen wel eens zeer nadeelig voor de Servische natie konden zijn. Montenegro alleen kan er niet aan denken ook slechts een bendenoorlog tegen Oostenrijk te voe ren. De wanverhouding zou te zeer de ko mische kant opgaan. Als er dus nog een tijdlang rumoer zal gemaakt worden, dan kan dat moeilijk een ernstige beteekenis I hebben. Van Oostenrijk zal men mogen ver wachten dat het, zooals trouwens ook in den laatsten tijd geschiedde, tegenover de beide Servische staten rustig en zonder zenuwach tigheid optreedt en alles vermijdt wat de volksstemming in het Zuiden opnieuw zou kunnen prikkelen. Wanneer dus, zooals in den gemeenscbappelijken ministerraad van j.l. Zondag is besloten, ondanks den bestaan- den gespannen toestand het handelsverdrag met Servië, dat voorloopig tot 31 December van kracht zou blijven, aan de parlementen van Oostenrijk en Hongarije ter definitieve goedkeuring wordt voorgelegd, dan is dat een zeer verstandig besluit. Het bewijst dat de Oostenrijksche regeering op den terug keer van normale en vreedzame betrekkin gen tusschen de beide landen rekent. Iels moeielijker doen zich de omstandig heden voor waar het geldt de verhouding met Turkije. Op de annexatie van Bosnië is door Turken met een boycot van Oostenrijk sche en Hongaarsche koopwaren en schepen geantwoord. Het heeft meermalen geschenen of de boycotbeweging aan het verflauwen was, maar de berichten der laatste dagen be wijzen juist dat ze met alle kracht wordt doorgezet en zelfs nog aan uitbreiding wint. Zooals de zaken thans staan, zijn de Turksche havens feitelijk voor Oosten rijksche schepen afgesloten, daar het on mogelijk is de ladingen te lossen. De gevol gen van den boycot hebben zich voor den handel van Oostenrijk-Hongarije pijnlijk voelbaar gemaakt, te meer daar de Balkan zijn natuurlijke en meest belangrijke expan siegebied is. De Oostenrijkscli-Hongaarsche regeering heeft door middel van haren ge zant te Konstantinopel meermalen en in steeds dringender vorm de aandacht der Porte op den boycot doen vestigen. Maar ze heeft daarmede niet veel bereikt. De Turksche regeering heeft, onder betuiging van leedwezen, verklaard, dat ze niet in staat is de kooplieden de wijze, waarop ze hunne waren betrekken, voor te schrijven en ook de sjouwerlieden, ofschoon ze een categorie van rijksarbeiders vormen, niet kan dwingen de Oostenrijksche schepen te lossen. De absolute vergeefschheid van alle bemoeiingen om in de houding der Porte een verandering te doen plaats grijpen, heeft nu ten slotte er toe geleid, dat de Oostenrijkscli-Hongaarsche regeering haren gezan te Konstantinopel, markies Palla- vicini, tijdelijk teruggeroepen heeft, een stap dien men slechts in ernstige gevallen pleegt te doen. Het is eene nadrukkelijke demonstratie, waardoor Baron Aehrenthal Turkije tot eenige meerdere tegemoetkoming in de boycotkwestie denkt te nopen. Maar meer dan eene demonstratie is het niet en zal het, naar 't zich laat aanzien, ook niet worden. Het is twijfelachtig of de in Wee- nen beoogde uitwerking wordt verkregen. Het valt r.iet te loochenen dat het formee- le voorwendsel der Turksche regeering, als zoude zij niet bij machte zijn aan de ophef fing van den boycot mede te werken, de kern van de zaak niet geheel raakt. Zekerlijk kan de regeering de kooplieden niet dwingen Oostenrijksche waren te betrekken, maar de beweging gaat verder. Ze tracht kooplieden, die geneigd zijn de waren van het geboycotte land verder te vervoeren en te verkoopen, daarin door openbare brandmerking te ver hinderen. Bovendien wordt de boycotbewe ging stelselmatig georganiseerd door comi- té's, waarbij, naar van Oostenrijksche zijde wordt beweerd, ook Turksche ambtenaren en beambten in beduidende mate betrokken zijn. Het belangrijkste is echter wel dat deze boycot-comité's uit dezelfde Jong-Turksche kringen worden gevormd en onderhouden als die waarop de regeering steunt. Formeel is het dus juist dat de regeering geen wet tige aanleiding heeft den boycot te onder drukken, maar haar invloed zou, wanneer het haar ernstig om beperking van den boy cot to doen was, volkomen toereikend zijn om een vermindering der beweging tot stand te brengen. Dat is ongetwijfeld ook de mee ning van de Oostenrijksche regeering, die aan den goeden wil van den groot-vizier Kiamil Pacha twijfelt en op grond hiervan een minder gebruikelijk middel tot pressie gelooft te moeten aanwenden. Moge de re geering met deze.meening in haar recht zijn, toch zal ze tot zich zelf moeten zeggen, dat zij mede voor een deel aan de weinig tegemoetkomende houding van Turkije schuld heeft. Geheel afgezien van de annex atie zelf, waarin men in Konstantinopel spoedig zou hebben berust, heeft vóór alles de menigmaal vrij ongenaakbaar schijnende houding van Oostenrijk, dat over de annexatie alle beraadslaging weigerde, het hare tot de ontstemming in Turkije bij gedragen. Het zou van niets afstand hebben gedaan wanneer het van den aanvang af te genover de Turksche regeering concessies in uitzicht gesteld en daardoor een tegemoet komen vergemakkelijkt had. Het is niet ze ker dat de thans ondernomen stap de uit- werking zal hebben, welke degenen, die er het initiatief toe namen, wenschen. Men is er wel aan gewoon geraakt, dat, wanneer een Europeesche mogendheid van de Porte iets verlangde wat deze eerst weigerde, een de monstratie, hetzij door oorlogsschepen, het zij op eene andere manier, werd toegepast om Turkije inschikkelijk te doen zijn. Zoo heeft in het voorjaar Italië zijn wil ten aan zien van de oprichting van Italiaansche postkantoren doorgezet. Maar de verhoudin gen zijn door den val van ',t absolutisme ver anderd en achter de tegenwoordige Turksche regeering staat wellicht Engeland dat bij de kwestie van den boycot ook economische belangen heeft. Wanneer Turkije evenwel bij de tot dusver aangenomen houding bleef, zou Oostenrijk-Hongarije in de verlegenheid komen. Het zou öf scherpere middelen om kracht aan zijne eischen bij te zetten, moeten bezigen, waarvoor het zich echter op goede gronden wel zal hoeden, öf in de nutteloos heid der thans aangewende berusten, wat met een nederlaag gelijk zou staan. Ondanks alles mag men de hoop koesteren, dat beide partijen ten slotte tot een verge lijk zullen komen. Oostenrijk-Hongarije heeft het grootste belang er bij het niet tot een scherp conflict met Turkije te laten ko men, welks gevolgen mtoeilijk zouden te overzien zijn en waarbij het in 't gunstigste geval nauwelijks eenig voordeel zou kunnen behalen. Anderzijds zal men ook in Turkije begrijpen dat Oostenrijk-Hongar-ije niet kalm een toestand kan opnemen, welke op den duur zijne economische kracht gevaarlijk zou verzwakken. En bovendien is ook Tur kije te verstaan gegeven, dat het financieel zou kunnen worden benadeeld wanneer de boycot aanhoudt. In dat geval zal het slui ten van Turksche leeningen noch te Wee- nen, noch te Budapest worden vergemakke lijkt. Wanneer mag aangenomen worden dat beide rijken in den grond ervan zijn over tuigd dat ze tot een overeenkomst i_oeten geraken, dan behoeft men den door Oosten rijk-Hongarije gedanen stap voor niets an ders aan te zien dan voor een diplomatieke stribbeling, welke hopelijk spoedig zal wor den te boven gekomen. Driftachland. B e r 1 ij n 2 6 Nov. De Norddeut- sche Allgemeine Zeitung meldt, dat Vorst Bülow den Nederlandschen gezant baron Gevers in gehoor ontving. De Germnnia trekt den horoscoop van de financieele hervorming. Hare voorspellingen of wenschen? komen op het volgende neer De meerderheid van den Rijksdag zal er niet voor te vinden zijn, om aan de bonds staten de matriculaire bijdragen (bijdragen van deze staten in de rijksschatkist), voor welker betaling uitstel verleend is, te schen ken. Evenmin heeft het voorstel van de re geering kans, om de matriculaire bijdragen voor een aantal jaren op een vast bedrag, berekend naar het zielental van de bevol king van eiken staat, te bepalen, aangezien het begrootingsrecht van den Rijksdag niet verkort mag worden. De verlaging van den suikeraccijns, welke een vermindering van de inkomsten met 35 millioen mk. zou medebrengen, heeft geen zin, op een oogenblik, dat men naar nieuwe indirecte belastingen zoekt. Zelfs de vrijzin nige sprekers hebben zich er tegen ver klaard. Wat de voorgestelde belastingen betreft, kunnen in de eerste plaats de belasting jp nalatenschappen en de daaraan gekoppelde belasting van erfenissen, nagelaten door 'hen, die geen militairen dienstplicht hebben vervuld, niet op een meerderheid rekenen. De meerderheid wil wel de bezittenden tref fen, maar op een andere wijze. Misschien zal de Rijksdag in plaats daarvan een ver mogensbelasting voorstellen. Het spiribus-monopolie heeft evenmin kans op aanneming. Maar wel zal de Rijksdag er voor te vinden zijn, het ingewikkelde stelsel van de tegenwoordige belasting op spiritus te hervormen en, in plaats daarvan, een belasting op het fabrikaat in te stellen, daarbij rekening houdende met de dgrarische en de kleine stokerijen. De belasting op het gebrouwt heeft nog het minste verzet ontmoet. Zij zal met en kele wijzigingen wel aangenomen worden. De banderolbelasting op sigaren en tabak vindt weinig steun, om den vorm waarin de belasting geheven zou worden. Misschien zal de Rijksdag in plaats daarvan een be lasting naar de waarde op onbewerkte tabak leggen, naast het bestaande invoerrecht en de bestaande belasting volgens het gewicht. Wegens den ongunstigen toestand van de wijngaardeniers, zal de wijnbelasting maar weinig voorstanders vinden. Men is bang, dat de belasting van wijn op flesschen den af- en omzet nog meer zal belemmeren en de prijzen zoo zal-drukken, dat de wijnboeren het loodje zouden leggen. Wat de belasting op gas en electriciteit betreft, kan men als zeker aannemen, dat electriciteit ten gebruike als kracht en gas voor motoren, stook- en kooktoestellen vrij van belasting zal blijven, terwijl gaslicht en electrisch licht belast zullen worden, als tegenhanger op het invoerrecht op petro leum. De belasting op advertenties zal in den voorgestelden vorm weinig instemming vin den, maar het gevaar van zulk een belasting is nog niet ter zijde gesteld. Het denkbeeld van een reclame-belasting wordt daarente gen algemeen goedgekeurd. Rekening houdende met al deze wijzigin gen, komt men tot een bedrag van 250300 millioen mk in plaats van de 500 millioen mk. méér, die de regeering noodig meent te hebben Frankrijk. P a r ij s, 2 6 Nov. De Kamer begon met de behandeling van de begrooting van buitenlandsche zaken. De heer Desihanel gaf een geschiedkundig overzicht van de ge beurtenissen in den Balk'an. Frankrijk heeft daarin een bemiddelende rol gespeel 1 en was de bemiddelaar tusschen Turkije, Bul garije, Rusland, Oostenrijk, Engeland en Servië. Frankrijk moet het nieuwe régime in Turkije steunen Frankrijk's belangen machtigen het om de territoriale integriteit en onafhankelijkheid van Turkije te waar- borgon. Niettegenstaande de goede betrek kingen met Oostenrijk mag Frankrijk de be langen van de bevolking der Balkanlanden niet uit het oog verliezen. Het verdrag van Berlijn kan niet gewijzigd worden zonder goedkeuring der mogendheden, die het ver drag hebben onderteekend. De Balkan-vol- ken hebben Rusland, Italië en Engeland op hun hand. Indien Frankrijk in het verle den en in het heden de vrede heeft bewaard, dan is het, indien het dit ook in de toekomst wil doen, noodig dat de staatkunde van Oostenrijk in overeenstemming zij met de wenschen van Europa. Of de conferentie al of niet bijeenkomt, Frankrijk blijft vrij. De heer Deschanel acht het een gelukkig feit, dat ter gelegenheid van de incidenten in Marokko Frankrijk zijn vaderlandschen plicht heeft begrepen. Frankrijk moet zeer sterk blijven. De heer de Pressensé sluit zich aan bij de woorden van den lieer Deschanel. Hij gelooft niet aan de fataliteit, dat Frankrijk en Duitschland altijd tegenover elkander moeten staan. De Fransche Regeeringen hebben nooit oen revanche-oorlog gewild. De Pressensé voegt hieraan toe, dat hij van oen minister van buitenlandsche zaken heeft vernomen, dat de Fransch-Russische entente berust op de definitieve erkenning van den territorialen status quo van Europa en van het verdrag van Frankfort. (Beweging.) Hij constateert verder, dat het proleta riaat uiterst anti-militaristisch gezind is. Daarna houdt hij een uitgebreid betoog te gen den oorlog en zegt hij, dat het proleta riaat. de republiek dikwijls heeft gered. In antwoord op de beweringen van den heer De Pressensé zeide minister Pichon, dat de Kamer zijn woorden recht heeft la ten wedervaren en dat hij het betreurt, dat er een afgevaardigde is, die naar aanleiding van de jongste crisis aan de regeering de gerechtigheid onthoudt, die haar in het bui tenland van alle zijden ten deel viel. De regeering had moeilijk een andere hou ding kunnen aannemen, omdat zij de rech ten van het land en het belang van de ge- iieele wereld .had te verdedigen en omdat het ging om het beginsel van de arbitrage, d. w. z dat van den vrede en de rechtvaar digheid. Geen rogeering zou anders hebben gehandeld en had zich kunnen neerleggen bij een vernedering of verkorting van hare rechten. De minister las daarna uit naam van J* regeering een zeer lange verklaring voor over de Oostersche quaestie, waarin wordt ge zegd, aut bij het eerste begin der omwen teling reeds de Fransche regeering de Ot- tomaansche geluk had gewenscht en haar vertrouwen had uitgesproken in het nieuwe régime. In de verklaring werden daarna de gebeurtenissen uit den Balkan nog eens i a- gegaan. Frankrijk was als bemiddelaar op getreden op verzoek der belanghebbsnde mogendheden, maar speciaal op dat van vorst Ferdinand. Frankrijk streeft, evenals Italië naar een conferentie, die de geheelo quaestie zal regelen. Frankrijk stelt belang in de vrije ontwikkeling van jong-Turkije en streeft naar niets anders dan handhaving van den vrede in Europa. Frankrijk heeft geen enkele andere bui tenlandsche aangelegenheid in de Turksche quaestie gemengd. I)e Fransche regeering is in deze geest te Weenen, Konstantinopel, Sofia, Belgrado tusschenbeide gekomen en zal pogingen in het werk stellen om aan Servië en Montenegro voldoening te verschaf fen en zij zal al het mogelijke doen om te verhinderen, dat de vrede wordt gestoord De regeeriitg hoopt, dat de vier bescher mende mogendheden de quaestie omtrent Kreta tusschen Griekenland en Turkije in orde zullen brengen. Niemand koestert argwaan tegen Frank rijk, omdat dit land geen enkel voordeel D«0K 72 S. R. CROCKETT. Uit h*t Schotteh vertaald DOOK J. P. WE5SBLINK—VAN ROSSUM. David", zeide zij met haar lieve stem, die veel leek op het gekir van duiven in liet woud in 't voorjaar, David," en ze legde haar handen saamgevouwen op zijn arm, „twist om mij niet met je vader. Neem mij wêer mêe terug naar huis. Ik ben niefbang, ik kan wachten, totdat zij niet meer ver toornd op ons zijn, omdat we elkaar liefheb ben." Maar een woeste kreet ontsnapte Da vid Stirling, want terwijl zij de woorden uit sprak viel zij bewusteloos terug in zijn ar men, met den lieven, hoopvollen lach nog om haar lippen. Zijn moeder liep haar echt genoot -voorbij, en zou haar hebben bijge staan, maar David was er ver van eenige hulp aan te nemen, zelfs van de moeder, die hem het leven schonk. „Opzij moeder," riep hij, zijn vrouw in zijn arm houdende als iemand die buiten zichzelf is van naijver. „Niemand, die tot het huis Arioland behoort, zal haar aanra- ,ken. Zij behoort mij, mij alleen. Ik ben geen zoon van dien man. Ik reken hem tot mijn vijand. Moge deze lieveling, die 'k itfheb, het mij voor eeuwig verwijten, in dien ik ooit! den drempel van die man over schrijd, een penning aanraak, die hem toe behoort, brood met hem breek of een drop pel met hem drink. En zonder een woord meer na dezen ont- zettenden eed keerde David Stirling zich om en verwijderde zich langs de oprijlaan, zijn jonge vrouw als een klein kind in zijn ar men dragend. En hij hield zijn eed. Hij nam zijn vrouw mee naar een armoedig, klein logement in het nabijzijnde dorp. Hij werkte als een arbeider om haar voedsel en drank te bezorgen. Hij zond het geld terug dat zijn diepbedroefde moeder voor hem be spaarde. Hij ging zijn eigen vader op straat voorbij, hij in gewoon werkmanspak, de an der in laken, zooals het een grondeigenaar betaamde. Maar niemand zou aan het trillen dei oogleden hebben gezien, dat zij familie van elkander waren. En toen hun meisje kwam, dat waart gij mijn klein schaapje, herstelde de eerste Hester niet, maar ging langzaam achter uit, steeds glimlachende zooals zij zeiden maar David wilde niemand dan de dokter bij haar laten totdat op een woesten mor gen in Maart, de eigenares van Arioland ge heel buiten zichzelf werd en zich naar haar zoon spoedde, de voordeur achter zich open latende, zoo vond ik ze in den morgen." Zij ging, en wilde niet geweerd worden, en ze zeggen, (ofschoon zij het nooit deed.) dat zelfs toen, indien zijn Hester hem n;et had gesmeekt, David Stirling zijn eigen moeder de deur zou hebben geweigerd. Het jonge ding stierf dien dag in de ar men van David bij het vallen van den sche mer, de menschen stonden in de straal stil om naar het weenen van den sterken man te luisteren. Daarna sloot hij de deur en geleidde zijn moeder naar het begin van de oprijlaan van Arioland met u in haar armen. Verder wilde hij niet gaan, daar wendde hij zioli om, de straat in naar den schrijnwerker. Hier koos hij hout uitwant hij was altijd handig met het gereedschap en huiswaarts ging hij met planken op zijn schouder. Men hoorde den geheelen- nacht het ge luid van hameren. Maar tegen den ochtend was alles stil, zoodat zij in spanning luister den, want zij vreesden, dat zijn verbijstering hem tot iets gebracht had, dat ze niet onder woorden wilden brengen. Daar bleef hij twee dagen en twee nach ten, geen blinden werden geopend, geen lich' ontstoken, evenmin steeg een rookwolk den schoorsteen uit. Hij nam geen voedsel en zij begonnen er reeds van te spreken de deur open te breken. Toen het er op aan kwam, dorst geen man in 't dorp het te doen. Maar op den morgen van den derden dag, toen de mannen naar hun werk gingen, za gen zij, dat David een boerenwagen geleid de, een plank was er dwars over heen gelegd en daarop bedekt met een wit laken, een kist, of iets in den vorm van een kist. David had zijn beste kleeren aan, die hij gedragen had, toen hij voor opzichter te Drumfern loerde. En toen hij de dorpstraat afging lie- 1 pon vrouwen naar het venster om het som bere schouwspel te zien, en de mannen ston den met de pet in de hand, terwijl David Stirling, de zoon en erfgenaam van Arioland voorbij ging, om zijn doode te begraven. En toen zij aan het kerkhof kwamen, ke ken zij rond naar een graf, maar zagen er geen; evenmin was het gras vertreden. Da vid Stirling zag naar rechts noch links en I 1 ep regelrecht door naar den grooten graf- kelder der Stirlings van Arioland. Toen za gen zij die het dichtst bij stonden, dat liet ijzeren lick was geopend en liet slot met zijn gebroken scharnieren aan den kant lag. De deur was eveneens ontsloten. Een onder hen naderde om hem te helpen, maar hij gaf geen enkel teeken, dat hij hem zag, hij nam de kist naar binnen, altijd ge wikkeld in het witte laken. Daar legde hij het jonge meisje neer. En daar rust zij tot den huidigen dag. Nadat David het paard naar huis had ge bracht, keerde hij naar den grafkelder terug, nam een beitel uit zijn zak en op den steen der Stirlings beitelde hij, zoo duidelijk als een steenhouwer de woorden menigmaal heb ik ze gezien HESTER STIRLING, vrouw van David Stirling, zoon van Arioland, gestorven 30 Maart 18... oud 17 jaar. Daarna ging hij heen. Niemand zag hem vertrekken Hij liet zijn huis zooals het stond. De huur werd tot den laatsten dag betaald. Het huisraad, dat hij bezat werd niet aangeraakt. De huisheer, Mac Derwall van het postkantoor, «kreeg na een jaar en een dag het huisraad voor zijn moeite. Niets werd aangeroerd, behalve de kleeren-en een paar kleine sieraden die op den haard wer den verbrand. En ieder zeide, dat er den volgenden Zon dag als de oude Stirling naar de kerk zou gaan een heftig tooneel zou wezen, *ndie-n hij het opschrift las. Ongetwijfeld zou hij er over hooren spreken. Den volgenden Zondag was er een greote menigte op het kerkhof. Zij wachten op den ouden Arioland. Laat kwam hij de straat af, als een voornaam heer op zijn mooie paard rijdende. Hij steeg af bij het hek en gaf zijn paard aan een knecht. Hij trad binnen; zinder stil te staan of op de menschen acht te geven, liep hij i langzaam en bedaard naar den familiekelder. De deur was weer gesloten, het slot hing er aan. Maar de inscriptie was nog versch en helder Hij zag het monument aan en las de woorden verscheidene keeren over. En of schoon er velen waren, die zijn gelaat gade- j sloegen, konden zij er niets op ontdekken. Eindelijk sprak hij langzaam en bedaard als het ware tot zich zelf: „Ja," zei hij, „het is haar rechtIk ontken bet- niet. Het is haar recht Ofschoon je grootvader een hardvochtig tnan was met eon hart als steen, was hij rechtvaardig naar het licht dat hem was* ge schonken. „En werd vader nooit teruggezien voordat hij grootje en mij kwam bezoekon?" vroeg Hester, wier bleek gelaat en trillende lippen verrieden hoe ontroerd zij was. Ja, zooals meestal het geval is, was haar eerste vraag nog zeer alledaagsch. „Men zag of hoorde nooit weer iets van hom, mijn meisje. 1 „Dan hen ik er zeker van, Megsy, dat ik geen ware Stirling ben", zei Hester een wei nig glimlachende. „Ik geloof, dat ik zelfs Ethel Torphichan zou kunnen vergeven. i In haar hart voegde zij er aan toe, „maar ik wil niet, dat zij met Carus trouwt!" i „En hoe denk je over je oom, meisje, die je in de gevangenis liet zetten?" vroeg Megsy. „O, hem heb ik reeds lang vergeven", antwoordde Hester luchtig. „En waarom valt het je moeilijker Ethel Torphichan Stirling te vergeven, dan haar vader?" Dqt was het eenige, wat Hestor niet aan Megsy wilde vertellen. IV"nit ifr ru/gii

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad | 1908 | | pagina 1