w°. IOO.
Vrijdag 11 December 1908.
BUITENLAND.
FEUILLETON^ I
CINDERELLA.
I
7"' JnarKaii^.
ORTSCH DA6BLAD.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 8 maanden voor Amersfoortf l.OO.
Idem franco per post- 1.50.
Afzonderlijke nummers0.05.
Deze Courant versohjjnt dagelijks, behalve op Zon- en Feest
dagen.
Advertentiënmededeelingen enz.gelieve men vóór 11 urn
's morgens de Uitgevers in te zenden.
Uitgevers: VALKHOFF C°.
Utrechtschestraat 1. Intercomm. Telephoonnummer 66.
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Van 15 regels f 0.50.
Elke regel meer 0.10.
Dienstaanbiedingen en aanvragen 25 centn bij vooruitbetaling.
Groote letters naar plaatsruimte.
Voor handel en bedrijf bestaan zeer voordeelige bepalingen tot
het herhaald adverteeren in dit Blad, abonnement. Bene
circulairebevattende de voorwaarden, wordt ep aanvraag
toegezonden.
Kennisgevingen.
De Burgemeester van Amersfoort,
Gesrien artikel 41 dar gemeentewet,
Brewgt ter kennis van de ingezetenen, dat de
Raad dezer gemeente zal vergaderen op Dins
dag, den 15. December aanstaande, des namid
dags te 1^ ure.
Amersfoort, 10 December 1908.
De Burgemeester voornoemd,
WUIJTIER6.
VERKIEZING KAMER VAN KOOPHANDEL
EN FABRIEKEN.
De Burgemeester en Wethouders van Amers
foort brengen ter openbare kennis, dat op Don
derdag, den 14den Januari 1909, des voormid
dags van1 10 tot des namiddags één' ure, ten
Raadhuize dezer gemeente, zal plaats hebben
eene verkiezing van twee leden van de Kamer
van Koophandel en Fabrieken te Amersfoort,
ea zulks ter vervulling der plaatsen, ontstaan
door het bedanken van de heeren II. C. van
Dam en S. J. van Duinen.
De stemming geschiedt bij ongeteekende brief
jes, waartoe met het zegel der gemeente ge.
waarmerkte stembriefjes, tenminste acht dagen
vóór den dag der verkiezing, door den Burge
meester aan de Kiesgerechtigden worden toege
zonden.
De kiezer, die zijn stembriefje verloren of er
geen ontvangen heeft, wordt gelegenheid ver
schaft, om er aan het stembureau een te be
komen.
Het openen der stembriefjes geschiedt dade
lijk nb afloop der verkiezing.
Van onwaarde zijn briefjes, welke niet zyn
gewaarmerkt met het zegel der Gemeente, wel
ke onderteekend zijn, welke niet duidelijk een
persoon aanwijzen of waarbij of waaraan an
dere stembriefjes zijn ingesloten of vastgehecht.
Amersfoort, den' 10. December 1908.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De Secretaris, De Burgemeester,
J G. STENFERT KROESE. WUIJTIERS.
Politiek Overzicht
De vredesboodschap van
Vorst Bülow.
De Duitsche Rijksdag zal heden met
vacantie gaan. Hij heeft zich ditmaal eeng
grootere Kerstvacantie gegund dan gewoon
lijk, want eerst den 12. Januari zal hij den
arbeid hervattende rijksdag gaat dus vroe
ger naar huis en keert later terug dan ge
woonlijk.
De laatste dagen zijn ingenomen door het
algemeene begrootingsdebat. Die hebben
ditmaal minder belangstelling gewekt dan er
gewoonlijk aan ten deel valt, omdat de za
ken, waarop de aandacht meer bijzonder is
geconcentreerd, vroeger reeds behandeld wa
ren. De bekende brief van den Keizer, dien
de Daily Telegraph bekend heeft gemaakt,
de hervorming van de rijks financiën en de
verantwoordelijkheid van den rijkskanselier
zijn afzonderlijk behandeld. Daardoor was
de aandacht, die geschonken werd aan de
algemeene beraadslagingen over de begroo
ting, ditmaal over 't geheel slechts matig.
Slechts op de beide dagen waarop vorst Bii
low sprak, was de aandacht gespannen, In
zonderheid op den dag, toen de rijkskanse
lier het woord voerde om in eene, als altijd,
in vorm en inhoud uitmuntende rede zijn
standpunt in het buitenlandsclie beleid toe
te lichten en zijne inzichten over den al-
gemeenen toestan dmede te deelen.
Het was een vredesboodschap, die vorst
Bülow bracht aan het Duitsche volk en aan
de geheele wereld met zijne verzekering, dat
hij de hoop koestert, dat de Europeesche
vrede niet zal worden gestoord. Hij kleedde
de overwegingen, waarop zijne hoop steun
de, in deze antithese: „Zij, die misschien
gezind zouden zijn Jen vrede te verstoren,
zijn te zwak en zij, die het zouden kunnen,
hebben geen reden het te willen." Deze
zinsnede, die de rijkskanselier natuurlijk
met volle bedoeling heeft opgenomen in eene
rede, waarvan elk woord met zorg overwo
gen was, wordt nog in beteekenis versterkt
door de verzekering, die er op volgde,
dat hij, in overeenstemming met de wen-
schen van den rijksdag en van het Duit
sche volk, alle op de handhaving van den
vrede gemunte pogingen zal ondersteunen.
Biilow's rede is niet overal met even
gioot.' waardeering ontvangen. Soms was het
i ie' meer dan een succes d'estime, dat hij
verwierf. Den warmsten bijval heeft hij ge
vonden in de Oostenrijksche pers. Dat is niet
te verwonderen. Men was daar nog onder
den versehen indruk van de debatten in de
Italiaansche Kamer, en des te aangenamer
nu esten de verklaringen aandoen, die men
VRn den anderen bondgenoot te hooren
kreeg, en de kiesche waarschuwingen, die
Bülow afcn het adres van Italië heeft ge
richt. Tot vergelijking met wat wij hebben
opgenomen over het debat in de Italiaansehe
Kamer, geven wij dit deel van de rede hier
nog weer ,,Wij zijn van het plan van de Oos-
tenrijksch-Hongaarsche regeering om de be
zetting van Bosnië en Herzegowina in eene
inlijving te veranderen, ongeveer gelijktijdig
met Italië en Rusland in kennis gesteld.
He; tijdstip en de vorm van de inlijving wa-
r*n ons wel is waar vooraf niet bekend. Ik
denk er niet aan dat het kabinet te Weenen
kwalijk te nemen. Openhartig gesproken: ik
ben het er zelfs dankbaar voor. De monar
chie Oostenrijk-Hongarije kan en moet zelf
standig beoordeelen, welke vragen voor haar
levensvragen zijn en hoe zij zulke levens-
viugen wil behandelen. Natuurlijk hadden
wij het recht en den plicht ons af te vragen,
in hoever wij voor het speciale belang van
onzen bondgenoot moeten opkomen. Wij heb
ben geen oogenblik geaarzeld, niet alleen
niet> te doen wat voor de Oostenrijksch-
Hongaarsche belangen hinderlijk zou zijn,
maar ook deze belangen zooveel mogelijk te
ondersteunen." Als een natuurlijk gevolg
van de loyale houding, die tegenover Oosten
rijk-Hongarije in acht is genomen, verklaar
de vorst Bülow, dat hij den Russischen mi
nister van buitenlandsche zaken Iswolski
niet er van in twijfel had gelaten, dat
Duitschland in de conferentie-kwestie zich
niet van Oostenrijk-Hongarije kon afschei
den, om daarna in dezen fijnen vorm Italië
zijne plichten als bondgenoot tegenover Oos-
tenijk-Hongarije voor te houden
,,De Italiaansehe politiek wordt evenzeer
als de Duitsche door haar eigen belang tot
eeue bemiddelende houding geleid. Dat heeft
in zijne onlangs gehouden rede de verdien
stelijke Italiaansehe minister van buiten
landsche zaken, de heer Tittoni, uitvoerig
uiieengozet. Ik heb het vertrouwen, dat het
mogelijk zal zijn den strijd, die in den laat
ste.» tijd tusschen Oostenrijk-Hongarije en
Italië aan den dag gekomen is, evenzoo
v.eer te verzoenen, als dit vroeger in vele
gevallen is gebeurd. Ik zie niet in, waarom
het niet zou gelukken de belangen van de
beide staten met elkaar in overeenstemming
te brengen. Ik ben overtuigd, dat het in het
belang van Italië ligt, niet alleen met
Duitschland, maar ook met Oostenrijk-Hon
garije vèrbonden te zijn. Een van de scherp
zinnigste diplomaten, die ik in mijn leven
heb ontmoet, graaf Nigra hij was opge
groeid in de school van den genialen, groo-
tDn Cavour, hij had bij Novara gestreden,
hij had in de zestiger jaren het jonge ko
ninkrijk Italië met succes vertegenwoordigd,
hij was een vurige Italiaansehe patriot
zeide mij niet lang voor zijn dood, het moet
in 1902 zijn geweestItalië kan met Oosten
rijk-Hongarije slecnts verbonden of in
vijandschap zijngeloof niet, dat de men-
schen 't goed met Italië meenen, die tot
avonturen raden, welke de groote toekomst
en de verblijdende ontwikkeling van liet land
in de waagschaal kunnen stellen. Op deze
verblijdende ontwikkeling heeft met recht
voor weinige dagen mijn geëerde vriend de
Ifaliaansche minister-president Giolitti ge
wezen, die bij deze ontwikkeling en aan
dezen bloei van het schiereiland zelf aan
deel en verdienste heeft. En met recht heeft
do heer Giolitti bij deze gelegenheid ook
de gezegende uitwerking van den driebond
doen uitkomen, die aan de drie rijken,
welke er door verbonden zijn, en ik voeg er
bij aan gansch Europa een langdurig tijd
perk van vrede en van stijgende economi
sche welvaart heeft verzekerd."
Duitschland.
De Keizer is bijna twee weken ten gevolge
van verkoudheid en heesehheid patient ge
weest; in de eerste dagen moest hij het bed
houden en later moest hij zich van werken
onthouden. Verder gaande geruchten over
den toestand en de stemming van den Kei
zer zijn ongegrond. Hij'neemt sedert eenige
dagen weer rapporten in ontvangst eu heeft
eergisteren den rijkskanselier ontvangen,
die meer dan twee uren bij hem was.
B e r 1 ij n, 10 Dec. In de heden ge
houden zitting van den Rijksdag zeide de
rijkskanselier,,Men heeft de vraag op
geworpen, waarom wij in de quaestie van de
internationale beperking van de vloottoe-
rustingen een afwijzende houding hebben
aangenomen. Ik constateer in de eerste
plaats dat ons een dergelijk voorstel niet
is gedaan. Wij hebben, evenals dq andere
mogendheden, eene internationale beperking
van de militaire toerustingen als eene op
zich zelf zeer wenschelijke zaak beschouwd
en zulks niet eerst sedert de hervorming
der rijksfinanciën aan de orde is gesteld.
Onze terughoudendheid vond hare oorzaak
in twijfel aan de practische uitvoerbaarheid.
Het komt mij echter voor, dat de technische
bezwaren vrij groot zijnhet geldt hier na
melijk niet alleen de waterverplaatsing van
oorlogsschepen en hun aantal, want de vloot-
bouw heeft ook nog andere zijden, die niet
buiten beschouwing kunnen worden gela
ten.
En bovendien waar zijn de criteria, die
moeten gelden? Hoe zou men, zelfs wan
neer het totaal van de tegenwoordige be
langen op de wereldzee kon worden uitge
rekend, gerechtvaardigde aspiraties van on
gerechtvaardigde kunnen scheiden, hoe de
toeneming van de belangen en de econo
mische verwachtingen schatten en hoe zou
den technische uitvindingen en hare gevol
gen vooruit berekend kunnen worden? Wij
staan midden in Europa, op de uit strate
gisch oogpunt ongunstigste plaats die
denkbaar is, onze toerustingen zijn voorge
schreven door de noodzakelijkheid om ons
naar verschillende fronten te kunnen ver
dedigen. Ik betwist niet, dat de toestand
in Europa op liet oogenblik geen bijzonder
behagelijke iszeker is het echter, dat
onze vrede ernstig bedreigd zou worden van
het oogenblik af, dat wij onze militaire
toerustingen zouden verminderen. (Zeer
juist.) De omvang onzer krijgstoerustingen
ter zee is door de wet bepaald, uitsluitend
met het oog op verdediging onzer kusten en
bescherming onzer handelsbetrekkingen. In
aanmerking nemende onze geografische lig
ging, die onze veiligheid ten allen tijde af
hankelijk maakt van de sterkte van ons
landleger, en onze economische en financieele
krachten is het ten eenenmale buitengeslo
ten, dat wij bij den vlootbouw de grens zul
len overschrijden, die met het oog op onze
behoefte aan bescherming door de wet is
bepaald.
In de Marokko-kwestie, zoo wordt gezegd,
hebben zich verschillende invloeden doen
gelden. Het departement van buitenland
sche zaken is mijn ressort en daar duld ik
geen neven- of onderstroomingen. (Gemor
links.)
De afgevaardigde Hauszmann heeft het
optreden van Oostenrijk-Hongarije op som
mige punten afgekeurd. ~eze monarchie is
gedurende een menschenleeftijd onze trouwe
bondgenoot geweest; laat ons hare moeilijk
heden niet vergrooten door een onvrucht-
ba.critiek. (Zeer juist 1 rechts.) Wij blij
ven Oostenrijk-Hongarije getrouw en zullen,
ook omdat wij van meening zijn daardoor
de zaak des vredes te dienen, geen twijfel
laten opkomen aan de onwrikbaarheid van
ons bondgenootschap. (Levendige bravo'sl)
En evenmin aan den ernst, waarmede wij
onze bondsplichten opvatten. (Levendige
toejuichingen.)
België.
In de Dinsdag gehouden zitting van het
saccharine-congres te Brussel werd met alge
meene stemmen den wensch uitgesproken,
dat de verschillende regeeringen strenge
maatregelen zouden nemen tegen het ge
bruik van saccharine in voedingsmiddelen
en dranken, dat de saccharine-fabrieken ge-
stcld^ zouden worden onder streng toezicht
van staatsambtenaren en dat saccharine
slechts met een geleibrief van het eene land
naar het andere vervoerd zou mogen worden.
Zweden.
Stockholm, 10 Dec. De Zweedsche
Nobelprijzen voor 1908 ïjn als volgt ver
deeld Voor chemie prof E. Ruetherfort,
Manchestervoor natuurkunde prof. Lipp-
mann, Parijs; voor geneeskurde prof. E.
Metschnikoff, Parijs en pi of. Paul Ehrlich
te Frankfurt an Main; \oo- letterkunde
prof. Eucken te Jena. De Nobel vredesprijs
is ean Thederik Bayer in Den marken en
aan K. P. Arnoldson in Zweden toegekend.
Stockholm, 10 Dec. De plechtig*
uitreiking der voor dit jaar 'oegekende No-
bel-prijzen had hedenmiddag plaats. Met
uitzondering van een der bekroonden voor
de geneeskunde, prof. Metsjnikow. waren alle
anderen bij de pleohtigheid tegenwoordig en
ontvingen zij uit handen 3 Konings den
prijs, het diploma en de gouden medaille.
Prof. Metsjnikow werd vertegenwoordigd
door den Russischen gezan* baron Budberg.
Elk der Nobel-prijzen voor dit jaar bedraagt
de som van 192,827 francs.
Noorwegen.
Christiania, lO Dec Voor de
uitreiking van den Nobel--"-edesprijs was de
heer K. P. Arnoldsen uit Zweden persoonlijk
overgekomen. Hij hield een toespraak, waar
in hij een plan voor int' «-nationale werk
zaamheid in het belang van den wereldvrede
uiteenzette Alle volken znllen worden uit-
genoodigd een adres ten gunste van den
wereldvrede te onderteekenen, waarin af
schaffing van de krijgstoerust.ngen en in
voering van eene voor de ganschwereld ge
meenschappelijke gewapende macht tot hand
having van de orde zal worden verlangd.
Men hoopt daardoor invloed uit te oefenen
op de eerstvolgende Ilaagsche conferentie.
Christiania, 10 Dec. De Neder-
landsche consul-generaal, de fabrikant
Ramsus Langaard, is heden aan bloedver
giftiging gestorven, 48 jaren oud.
Oostenrijk-Hongarije.
Het officieuse Fremdenblat» drukt zijne
ingenomenheid met de rede van vorst Bülow
aldus uit:
Het tegen ons gerichte verwijt, dat wij
den status quo op den Balken hebben ge
stoord, wordt geheel krachteloos gemaakt
door de verklaring van vorst Bülow, dat
Turkije door de amnestie niets verloren,
door de ontruiming en het sandjak zelfs
gewonnen heeft. Dat zegt dezelfde staatsman,
die een gezond Turkije els wensch van de
Duitsche politiek aanduidt, een wensch voor
welks oprechtheid Duitschland in het verle
den voldoende bewijzen heeft geleverd. Deze
staatsman vindt echter, dat de gezondwor-
ding van het nieuwe Turkije als staat door
de annexatie niet in gevaar is gebracht, en
drukt daarmee dezelfde overtuiging uit, die,
voordat de opruiende politiek van de Engel-
sche pers haar werk had gedaan, ook door
Turkije gedeeld werd dezelfde overtuiging,
die wij van den beginne af ki esterden en
nog koesteren, en in welker naam wij de
absurde verdachtmaking van ons afwijzen,
alsof wij met de annexatis een aanslag op
de Turksclie hervormingsbeweging hadden
bedoeld. Vorst Bülow plaatst zich zonder
eenige beperking en uitvluchten aan de zijde
van den Oostenrijksch-Hongaarschen bond
genoot. De volstrekte stevigheid van de
Duitsche hondstrouw is een verdere groote
waarborg voor het behoud van den vrede,
omdat men nu overal in Europa zal erken
nen, dat de pogingen geen kaï.a van slagen
hebben, welker wezen vorst B-'ilow zeer fijn
aanduidde met de woorden, dat Duitschland
zich in de conferentiekwestie niet door an
dere meer belanghebbende staten in eene lei
dende rol zal laten dringei De verhouding
tot Oostenrijk-Hongarije ;s in Duitschland
zaak van het gansche volk. Geen mensch in
Europa twijfelt heden aan de vredelievend
heid van de Duitsch-Oostenrijksrhe politiek,
en wanneer deze vredelievende bondgenoot
zoo vast zich bij ons aangesloten houdt, dan
meenen wij, dat dit geen sleelr getuigenis
is ook voor onzen liefde to+ den vrede.
„In goede en eerst reent in kwade dagen
moeten wij Oostenrijk-Hongarije trouw zijn",
heeft een spreker in den ->uitschen rijksdag
uitgeroepen. Wij zijn van de oprechtheid
van dezi toezegging dankba overtuigd,
maar deelen dankbaar de hoop van vorst
Bülow, dat aan ons wereldJeel de kwade
dagen bespaard zullen Olijven, waarin de
waarde van de bondgenootschappen op de
proef gesteld wordt."
Weenen, 10 Dec. In het huis van
afgevaardigden heeft de minister van finan
ciën den financieelen toestand uiteengezet.
Er is een batig saldo van 61,190 kronen.
De ontvangsten zijn vooruit gegaan met
154,700,000 kronen, de uitgaven met
154,600,000. De ijzer- en suiker-industrieën
DOOR
82 S. E. CROCKETT.
Uit het Schotsch vertaald
DOOR
J. P. WESSELINK—VAN ROSSUM.
Toen te twee uur vlugge schreden werden
vernomen, en Carus door de open deur bin
nentrad, met vroolijk opgewekt gelaat al wa
len zijn oogen wat door roode kringen om
geven, en zijn armen uitstrekte, keerde Hes
ter zich tot hem met een koelen en staren
den blik.
,,0, je hebt mij niet lief, anders zou je
mij nooit zoo behandeld hebben."
„Mijn liefste, wat is er?"
„Niet te komen, mij geen woordje te zen
den, mij gisterenavond niet te vertellen!"
„Hester, liefste, hoe kon ik dat? Wie had
ik om te sturen. Maar hij wierp zich op
zijn knieën voor haar stoel en sloot haar
tengere gestalte in zijn armen, zonder acht
te geven op Megsy, „luister Hester, ik heb
niet geslapen noeli gerust, sinds ik je zag.
Wij zullen de tweede week van September
trouwen. Revvie zal ons inzegenen, mijn
grootmoeder komt op de bruiloft en zie eens
hier (hij trok een blauw stukje papier uit
zijn zak) hier is een wissel voor duizend
pond."
Toen stelde Hester zich dwaas aan. Zij
zeide later, dat het de wissel was, die het
deed. Megsy had zich bescheiden verwij
derd, maar toen zij Hester zoo vreemd hoor
de lachen, snelde zij weer terug.
„Houd op, meisje", riep zij, „doe dat
niot, doe dat niet, hoor je, dat ik het je j
vraag."
Maar Hester lachte sleohts te harder, hul- I
peloos naar Megsy ziende en den verschrik
ten Carus met een vinger aanwijzende.
„Ik kan niet ophouden, waarlijk ik kan
het niet," bracht zij met moeite uit, tus
schen het schaterlachen in, steeds naar Ca-
rus wijzende, „hij doet mij zoo lachen. O,
Carus laat mij ophouden 1 Het was zoo grap-
pig Hahaha
Toen kwamen in stroomen de tranen, hart
brekend en wanhopend, en er doorheen lach
ten nog haar oogen en sohokte haar lichaam
Carus was oneindig smartelijk aangedaan.
Hij had nog veel te leeren en was op weg
het te doen. De weg van een man met een
meisje als Hester, is een lange, lange weg.
Hij heeft vele wendingen» en zij die meenen
hem het best te kennen, kennen hem het
minst.
„O, hij heeft mij niet lief," snikte zij
„hij laat mij wachten totdat ik wel denken
moet, dat hij dood is, en dan kcxmt hij en
laat mij een wissel van duizend pond zien 1"
En weer lachte zij hulpeloos, hen zwakjes
verzoekende haar te doen ophouden. Maar
dat was ver boven hun macht. Totdat Carus,
die den geheelen nacht te paard had geze
ten, en veel had ondervonden, zich door
teleurstelling en het gemis van het welkom,
dat hij gedurende zijn langen tooht bij iede-
ren mijl had verwacht, plotseling zijn hoofd
op zijn hand liet vallen en een heftige,
droge snik zijn liohaam deed schokken. Na
een lange tusschenruimte kwam er weer een
en weer een. Megsy de verstandige, ging
naar bui+en. Hestor hield oogenblikkelijk
op met schreien en richtte zich op. Dit had
zij nog nooit van hem gezien. „Doe dat
niet, lieveling, doe dat niet," riep zij een
hand op zijn schouder leggende.
Maar weer kwam het, als het ware zijn
geheele gestalte vaneen scheurend. „O, doe
dat niet als je mij liefhebt, Carus
Ik zal goed zijn ja, ja, dat wil ik, ik
schaam mij ontzettend. Ik was zoo ongerust
over je. Het was zoo dwaas, maar ik kan
het niet helpen."
„Ja het was een kans uit duizenden, maar
het gelukte mij een bericht uit de gevange
nis te zenden aan Yule, Twee-Robijnen
Yule, weet ge,'de secretaris van de Bur-
maonsche, Britsche missiehij overreedde
den koning mij vrij te laten door bedrei
gingen die hij niet had kunnen uitvoeren."
Het was een vreemde, geel-grijze man met
Oostersche oogen, borstelige, witte wenk
brauwen, en met een gelaat doorploegd met
lijnen, die zijn lot vertelde in het sombere
kantoortje van Lincoln's Inn waar de mees
te crimineele rechtsgedingen in Londen be
handeld werden.
„Waarom Twee-Robijnen Yule?" vroeg
Jim Chetwynd, die met een vouwbeen
speelde.
De verschrompelde man lachte alsof hij
zich iets herinnerde, dat hem pleizier deed.
„Het was het eerste waarom ik lachte,"
zei hij met een norsche kortheid, die al zijn
woorden kenmerkte. „Het gebeurde aldus.
Harry Yule was een vroolijke jonge man on
der de ingenieurs, hij werd naar Budaon ge
zonden om een haven te bouwen. Hij had
Budaon koelies, volslagen schavuiten. Eens
kreeg hij een hevigen koortaanval en zou nu
graag zijn leven verbeteren. Kortom, Harry
Yule nam zich voor niet meer te vloeken.
En om er zeker van te zijn, kwam hij met
zich zelf overeen, twee robijnen te betalen
voor het een of ander liefdadig doel, voor
ieder onbetamelijk woord, dat hij uitsprak,
tegen een Budaon koelie of tegen geen Bu
daon koelie. En vreemd om te zeggen, toen
hij heter werd hield hij zijn woordNiet,
Jat het zijn vloeken deed ophouden, maar
het verminderde zijn inkomsten. Langzamer
hand namen de robijnen toe, en werd het
noodzakelijk, oordeelde deze eerlijke Harry
Yule, een geld belegging te bedenken.
Als hij het gedrang zag van de dorsten
den om een plaats aan de vieze panrden-
pomp, dacht hij Waarom geen fontein van
drinkwater? Hët water was aanwezig. Het
werk zou uitnemend zijn, juist in zijn vak.
De Budaon koelie zou kunnen drinken, al
waschte hij zich niet, het Budaon meisje
kunnen waterputten zooveel zij wildevoor
het paard, -den hond en allen zou worden ge
zorgd.
Het werd gedaan, en tot op den huidigen
dag is een middelpunt van het leven op de
markt, de statige fontein, op het plein voor
de moskee en alle armen aanbidden de scha
duw van Twee-Robijnen Yule.
„Is dat waar?" vroeg Jim Chetwynd, die
al luisterend, zich een beeld van den man
maakte. Hij wilde weten, tot op welke hoog
te hij op hem zou kunnen rekenen.
„Ik heb het hem gevraagd," zei de ooster
ling, „en hij antwoordde, neen het is een
leugen, liet waren niet twee robijnen waar
voor ik mij verbond, maar een robijn."
„Wel," zei Jim Chetwynd, „dat is een
l mooi verhaalmaar daar ik maar een half
i uur vrij heb, moeten we nu zaken doen. Ik
j heb hier een brief, dien ik u graag zou la-
I ten lezen, voordat ik hem verzond I"
1 Op dat oogenblik kwam een klerk binnen
met een kaartje in zijn hand. De heer Chet-
wynd koek er naar.
„Laat hem binnen," zei hij kortaf, op
staande ging hij wat in de schaduw van de
bruine gordijnen staan. Hij wenschte het ge-
i laa* van zijn bezoeker gade te slaan. Het
was Carus Darroch die binnentrad, leven-
j dig als een knaap, en zijn geheele gelaat
verhelderd door geluk.
De geelachtige vreemdeling scheen zich
geheel terug te trekken, even als een kat die
op het punt is een sprong te wagen. Zijn
hand bracht hij naar zijn zak als iemand die
gewoon is wapenen te dragen, maar voor
dat hij een verborgen wapen kon grijpen
was de sterke arm van Jim Chetwynd op
zijn schouder.
„Laat ik u voorstellen," zeide hij, „Ca-
rus, dit is mijn vriend, de heer David Stir-
ling 1"
„En gij zijt de heer van Darroch, gij hebt
getracht mij mijn Hester te ontnemen!" de
oosterling was blijkbaar onder den invloed
van een sterke aandoening.
„Dat wilde ik heel zeker," antwoordde
Carus onmiddellijk. ,,dat wil zeggen, indien
gij de vader van mijn Hester zijt."
Wordt vervol§d