M'. 193. Tweede blad 7de Jaargang. BINNENLAND^ FEUILLETON. Het verraad van Lampagger- ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden voor Amersfoort Idem franco per post Afzonderlijke nummer: IXze Couian verschijn dagelijks behalv op Zon- en Feest dagen. Advertentiönmededeelingen snz.gelieve men vóór 11 uur 's morgens bij de Uitgevers in te zenden. Uitgevers Utrechtsch est raat 1. VAL KH O FF C°. lntercomm. Teiephoonnummer 66. Van 15 regels f 0.50. Elke regel meer - ©.10. Dienstaanbiedingen en aanvragen 25 cents bij vooruitbetaling Groote letters naar plaatsruimte. Voor handel en bedrijf bestaan zeer voordeelige bepalingen tot het herhaald adverteeren in dit Blad, bij abonnement. Eene circulairebevattende de voorwaarden, wordt op aanvraag toegezonden. Het Oranjeboek over Venezuela. Aan het ons van het Oranjeboek over Ve nezuela verstrekte resumé is nog het volgen de ontleend Wat Hr. Ms. regeering bij het afbakenen haver gedragslijn steeds voor oogen heeft ge staan, was le. de groote wenschelijkheid om in de materieels schade aan de kolonie Curasao toegebracht, het hoofdmotief voor haar han delend optreden te vinden en dus op een opheffing dier schade en wel binnen redelijk tijdsverloop aan te sturen, daarbij door eene beperking harer eischen voorkomende dat zij door te veel te vragen kans op inwilliging van het allernoodzakelijkste in gevaar zou brengen of vertraging in de afdoening zou bevorderen 2e. hare door veelzijdige, grondige en wèl doordachte overwegingen gevestigde overtui ging dat meei nog dan ergens elders op de wereld een oplossing van moeilijkheden met een land van de gesteldheid van Venezuela vóór alles langs vreedzamen weg moest ge vonden worden. Niettemin was de regeering tevens ver plicht om dooi^ het samentrekken eener vol doende zeemacht langs de kusten aan het van verzoeningsgezindheid doortrokken vertoogen zekere kracht bij te zetten en zich te hoeden voor verrassingen, welke, gegeven de per soonlijkheid van den eigenlijken tegenstan der, te voorzien warenmaar door den groo- ten afstand en de hinderlijke stoornis in de correspondentie al lichtelijk te laat verno men zouden worden. De regeering heeft zich daarnevens ook laten leiden door de overweging, dat haar standpunt er niet anders dan krachtiger door kan worden, indien zij ridderlijk ongelijk erkende waar daartoe aanleiding bestond. Met volle vertrouwen meent de minister te kunnen zeggen, dat deze erkenning van on gelijk in geenen deele heeft te kort gedaan aan de kracht, waarmede de regeering zich verdedigd heeft, waar het recht aan hare zijde stond. De minister vleit zich eveneens, dat eene aandachtige lezing der twee Neder- landsche nota's, reeds vroeger aan de Kamer overgelgd, de overtuiging zal afdwingen dat de regeering, geleid door de spreekwoorde lijke waarheid dat des vogels zang van zijn eigen vorming afhangt, zich aan den toon der uit Venezuela ontvangen nota's weinig of niet heeft late ngelegen liggen, maar deze latende voor wat hij was het zichzelve ten plicht heeft gesteld de eischen der hoffelijk heid te blijven in acht nemen' en in dien vorm van eensgezindheid tot tegemoetkoming blijk te geven, die naar de overtuiging der regeering haar de voldoening schenkt inder daad alles te hebben aangewend wat den president van Venezuela een vreedzame bij legging der geschilpunten mogelijk zou ge maakt hebben. Toen dan ook de tweede nota niet de geringste waardeering had ontmoet, maar integendeel opnieuw op hoogen toon was beantwoord, heeft de regeering gemeend dat eene nog verdere wisseling van diploma tieke uiteenzettingen met hare waardigheid niet strookte en zij zich tot een eenvoudige bevestiging van ontvangst mocht beperken. Nochtans heeft de regeering in hare derde nota aan Venezuela nogmaals de uitdrukke lijke verzekering toegezegd, dat bij intrek king van het decreet van 14 Mei zij tot het voeren van elke onderhandeling bereid zou zijn. Het standpunt der Nederl. regeering ten opzichte van het decreet van 14 Mei en van haren eisch tot intrekking 'daarvan, is steeds het volgende geweestalhoewel de President van Venezuela bij uitvaard:ging van dat decreet een souverein recht uitoe fende, zoo heeft het werkelijk geen nader betoog van noode, dat tusschen bevriende staten de uitoefenig van souvereine rechten noodzakelijkerwijze aan beperking onderwor pen is. Tusschen twee landen als Curasao en Venezuela, waarvan het eerste economisch van het laatste afhankelijk is, bestaat de stilzwijgende verplichting lot beperking ten opzichte van fiscale of commercieele maat regelen, evenezer als Curasao, waarvan póli- tisch Venezuela zoozeer afhankelijk is, een stilzwijgende verplichting heeft, om hare vrijheid aan banden te leggen in aangele genheden, die de politieke rust in Venezuela in gevaar brengen. Toen dan ook de regee ring van Venezuela in hare nota van 28 Juli 1908 verklaarde dat zij de vriendschappe lijke betrekkingen verbrak, bevestigde zij feitelijk slechts den toestand, door haar de creet van 14 Mei reeds ïl het leven geroe pen. Desniettemin heelt oen de regeering niet gedaan dift waartoe z'j door de houding van Venezuela volkomen het recht kreeg, n.l. ook harerzijds de b. perkingen in hare souvereine rechten niet ter in acht te ne men, die onder bevriende staten gebiedend zijnzij heeft president Castro integendeel de gelegenheid willen gev :n op zijn besluit te rug te komen, zonder de gevolgen van het jus talimis te hebben ondervonden. Edoch, deze heeft dat niet gewild en i»« onze welgemeen de waarschuwing dat wij ingeval zijner vol gehouden weigering der herroeping ook ons op zijn standpunt zouden «tellen, geheel ten onrechte een dreigement illen zien. Aan den eisch door Rem gesteld, om presoonlijke onderhandelingen te openen, kon niet vol daan worden zoolang hij niet, door herroe ping van het decreet, de beide onderhande laars eerst weder den vasten grond onder de voeten wilde teruggeven, dien hij door het verbreken der vriendschappelijke betrekkin gen had weggenomen. Dit and- en gezichts punt blijft de regeering ook nu nog inne men en zelfs nu de verin adingen met Ve nezuela sedert kort een zooveel scherper ka rakter hebben aangenomen, blijft de regee ring niettemin tot elke ernstf gemeende on derhandeling bereid, mits ie grond daartoe geeffend worde door inwilliging van hetgeen zij daartoe onmisbaar rekent. De minister hoopt, dat bijna een ieder de overtuiging der regeering zal deelen, dat een voorstel tot arbitrale beslissing in dezen ge lijk zou gestaan hebben et een zich neer leggen bij den door president Castro in het leven geroepen toestand en daarmede onaf- zionbare verlenging .an het lijdensproces van Curasao zou beteekend hebben zouder nog te spreken van het hoogst problematieke voordeel dat voor onze verhoudingen op den duur uit een voor ons gunst ge arbitrale uit spraak zou voortgevloeid zijn. In dit op zicht wordt hier herinnerd aan een arbitrale uitspraak door wijlen Koning Alphonsus XII van Spanje tusschen Columbia en Venezuela, ten gunste der eerstgenoemde republiek ge daan en op de uitvoering waarvan nog tot op heden vergeefs door Columbia bij Vene zuela wordt aangedrongen. Bij de uiteenzetting var. den inhoud der overgelegde stukken, vestigt de minister o.a. de aandacht op de correspondentie, waarbij de minister-resident De Reus verslag gaf van de uitvaardiging van het decreet van 14 Mei en verdere daarmede verband hou dende maatregelen, alsmede van de protes ten door hem daartegen bij de Venezolaan- sche regeering ingediend. In een der brieven van den heer De Reus aan den min. van buitenl zaken van Vene zuela dd. 21 Met 1908, komt de uitdruk king voor: „een booze droom", die de ge heel onwillekeurige aanl -idinp is geworden van een onvoorziene eompl'catie in deze phase der moeilijkheden. Immers uit het antwoord van minister Paul op een betrek kelijk schrijven bleek, dat een heer De Reus verweten werd, in de onderhandelingen een kwaadwilligen geest gebracht te hebben, ter wijl uit s wijze waarop de Venezolaansche regeering zulks te kennen gi>j^ bleek, dat volgens haar de uitdrukking het eerst door den heer Do Reus was gebezigd. De minister-resident, ?.irh bewust die uit drukking niet gebezigd te hebben, begaf zich ter verkrijging van ophelderingen naar het ministerie van buitenlandsche zaken, waar hij reeds spoedig tot de entdekking kwam, dat zijne woorden: „een booze droom" met de geïncrimineerde zinsnede vertaald waren geworden. Aan zijne vertoogen daartegen werd echter aanvankelijk geen oor geleend, weshalve de minister den minister-resident den 19 Juli 1908 telegraphisch opdroeg op een persoonlijke audiëntie bij den President ten krachtigste aan te drii.gen ter ophelde ring van dit zoo verreikei 1 misverstand. Dit was het „persoonlijk misverstand" waar op de minister doelde b;j de beantwoording van de interpellatie-van ïleeckeren van Keil in de Eerste Kamer. Denzoifden dag echter nadat de minister die vtrk.aring had afge- legd, gewerd hem de officieele mededeeling van het veei ernstiger nflict van persoon lijken aard, gerezen uusschen den heer De Reus en president Castro. Dit is de bekende geschiedeni- van „Hou en Trouw", waar omtrent de minister zijne in de Tweede Ka mer onlangs gegeven verklaringen. Door het vertrek van den heer De Reus nam de ge- lieele verwikkeling een «ander karakter aan, maar werd de juiste beoordeeling van het geen verder voorviel belangrijk verzwaard wegens de afwezigheid -ar. een ter plaatse ziïh bevindenden raadsman. Gaarne echter neemt de minister deze gelegenheid te baat om de waardeering van Hr. Ms. reegeering uit te spreken voor het beleidvol optreden van den Duitschen gezant baron Von Sec- kendorff, die zich wel me* machtiging zij ner regeering met de tijdelijke waarneming der Nederlan^sche belangen heeft willen be lasten en daarin een toe7/ijding en doorzicht getoond lieeft, die Zijne Excellentie onze dankbaarheid verzekeren. Den lateren loop van zaken schetsende, verklaart de reegeering nu Venezuela te be schouwen als een staat met welken geen vriendschapsbetrekkingen werden onderhou den en tegenover wel eken zij h^t recht van represaille heeft voor de grieven en het on recht haar aangedaan. Bij deze zienswijze wenscht de regeering te vo'harden en van dat recht wenscht zij binnen alle grenzen l...ar door liet volkenrecht gelaten, gebruik te maken, zoolang door aezuela aan dien door haar geschapen toestand geen einde wordt gmaaokt. Zij zal doorgaan den eigendom van derden angstvallig le sparen en ook den privaat eigendom ter zee van Vene.zuleanen te eer biedigen, hare maatregelen richtende tegen de gouvemements-marine v i de republiek. Nadrukkelijk is 't in Venezuela bekend ge maakt, dat de genomen en nog te nemen maatregelen geenszins gericht zijn tegen het Venezuleaansche volk, maar slechts tegen het bewind van president Caatro, en zij vleit zich in de hoop, dat zij ix. de gebeurtenis sen der laatste dagen ie Caracas bevestigd mag zien hare verwachting, dat zij in dezen niet tevergeefs op de medewerking van het Venezuleaansche volk geregend heeft. De regeering blijft ook ten volle vertrouwen, dat de moreele steun der mogendheden die haar tot nu toe in de afwikkeling harer moei lijkheden zoo ondubbelzinnig is betoond en waarin zij om hare lankmoedigheid en be zadigdheid is geprezen, haar ook thans zal verzekerd blijven. Zij vertrouwt ook dat, na de uiteenzetting van hetgeen zij heeft moe ten doen ter beslechting van een der nete ligste moeilijkheden, a voor ons vader land sedert lange jaren is geplaatst gewor den, haai- den krachtiger en onmisbaren steun der Volksvertegenwoordiging zal wor den gegeven slechts daarmede zal zij zich sterk gevoelen om, voortschrijdende langs den ingeslagen weg, haar doeleen duur zame vriendschappelijke .erhouding tusschen Venezuela en een nieuw opbloeiend Curasao te zullen bereiken, zonder dat. zulks met ook slechts één menschenlev zoude behoeven beaald te worden. De regeering zal zich jelukkig achten, indien zij door hare uitcenzett'ng er tevens in geslaagd is de overtuiging te vestigen, dat men haar ten onrechte van overdreven geheimzinnigheid heeft beschuldigd. Weten de dat elke beschouwing en bespreking der bestaande verwikkelingen in de pers onmid dellijk naar Caracas werd overgebracht, was het gevaar niet te ondevchstten, dat elke kritiek over de door de regcering gevolgde gedragslijn president Cast>- maar al te zeer in zijn tegenstand zou gaan versterken en aan de boven alles gewerschte vreedzame oplossing nieuwe hinderpalen in den weg zou stellen. Bakkersnachtarbeid. Bij het Nationaal Comité voor afschaffing van den bakkersnachtarbeid in het bakkersbe drijf is ingekomen een schrijven van den minister van Landbouw, Nijverheid en Han del, waarin wordt medegedeeld, dat het den minister aangenaam zal zijn, op Maandag 28 dezer aan zijn departement een onderhoud te hebben met ten hoogste drie leden van het Nationaal Comité voor de Joodsche bak kerijen. Het doel van het onderhoud zal zijn een bespreking betreffende de uitzonderingen, die op een wettelijk verbod van nachtarbeid in broodbakkerijen, ten behoeve van de Is- raelietische bakkerijen behooren te worden toegestaan. Door het nationaal comité zijn voor het onderhoud aangewezen de heeren I. Goud smit. A. Fontein, J. P. A. te Boekhorst en H. B. F. van Bossum, als rapporteur. Haagsche gemeenteraad. Door mr. Treub is het volgende schrijven aan den voorzitter van den Haagschen ge meenteraad gericht: Den Haag, 21 Dec. 1908. „Ondergeteekende heeft de eer mede te deelen, dat hij zijn ontslag neemt als lid van de commissie voor de gemeente-finan- ciën en van die voor de strafverordeningen. Ten einde geen tusschentijdsche verkiezing noodig te maken, zal hij de uitvoering van zijn voornemen tot bedanken voor het raads lidmaatschap opschorten totdat toch een verkiezing in district I zal moeten plaats hebben. Met de meeste hoogachting heeft hij de ec-r te zijn, Uw. dw. (w. g. TREUB. Naar L. en V. verneemt is ook de heer Van der Kemp voornemens zijn ontslag als lid van den Raad te nemen. Bond voor lichamelijke opvoeding. De Nederl. Bond voor lichamelijke opvoeding hield Dinsdagmiddag onder leiding van kolonel Bisschoff van Heemskerk een algemeene vergadering, waarin de bond werd geconstitueerd. Deze heeft aanraking gezocht en verkregen met andere corporaties op zijn gebied. Sport- feesten van verschillende vereenigingen zijn gesteund. Op verschillende plaatsen zijn af- deelingen opgericht. De Minister van Oor log, op de hoogte gebracht van het werke lijke doel van den Bond, waaromtrent vroeger misvatting bestond heeft krach- tigen steun zijnerzijds toegezegd. De aftredende hoofdbestuurders werden herkozen Het aantal leden van het hoofd bestuur zal tot 12 worden vermeerderd. Vereeniging van Zuivel- fabrikanten in Nederland. Onder leiding van den voorzitter, den heer J. G. Hibma, Sneek, is in Krasnapolsky, Amsterdam, een buitengewone vergadering gehouden. Medegedeeld werd dat de vereeni ging, opgericht in Juli jl., ruim 30 leden telt, die te zamen eigenaars zijn van meer dan 50 zuivelfabrieken, op particulieren grondslag. Het bestuur bestaat verder uit de heeren J. M. Hummelinck, vice-voor zitter, te Vlaardingen, E. J. Heij^r, te Amsterdam, G. S. van Krieken te Delft en H. N. Valckenier de Greeve, secretaris penningmeester te Gouda. Door de fabrieken der leden zijn in het laatste boekjaar verwerkt ruim 230,000,000 L. volle melk, werden geproduceerd ruim 5,000,000 K.G. boter en meer dan 9,000,000 K.G. kaas. De boter wordt uitsluitend ver handeld voorzien van het rijkscontrolemerk, omdat de statuten voorschrijven dat elk lid moet zijn aangesloten bij een der botercon- trölestations onder rijkstoezicht. Over het invoeren van een kwaliteitsmerk voor de boter deed de voorzitter enkele me- dedeelingen. Had men aanvankelijk ge meend, dat dit zou worden een rijksmeerk, door een bezoek bij den heer Lovink was men beter ingelicht. De heer Lovink had bo vendien te kennen gegeven, dat hij op het oogenblik ook nog niet weet hoe de controle zou moeten worden uitgeoefend. Voorloopig is deze zaak van de baan. Na uitvoerige bespreking werd besloten collectief deel te nemen aan de Brusselsche tentoonstelling in 1910, en in verband hier mede een adres te zenden naar de Tweede Kamer. „De Zuivelcourant" uit Bolsward werd tot orgaan van de vereeniging aangewezen. In zake de kaaskwestie werd, na een uiteen zetting door den voorzitter, besloten in de volgende vergadering het standpunt van de vereeniging vast te stellen. Medegedeeld werd, dat er in ons land 150 particuliere zuivelfabrieken bestaan, die in de termen vallen om zich bij de vereeniging aan te sluiten. De vergadering werd daarna gesloten. 2 DOOR J. F. SCHO EMAHER. Oep. Kapitein N. 1. Leger. Aan de Noordzijde stonden eenige oude At- jehsche krotten, die men op bevel van hooger- hand niet had mogen afbreken en voor berg plaatsen gébruikte. Buiten het kampement waren de keukens en badkamers, een stal voor het slachtvee, enz. Dat aan de omheining en aan de gebouwen weinig werd gedaan, was voor een groot deel toe te schrijven aan de veronderstelling, dat het kampement zou worden opgeheven, zoodra de streek tusschen den kraton en de Kroeng-Rö'ba- baai van vijanden zou zijn gezuiverd en een linie van posten aan dien kant de 4 en 6 Moe- kiins tegen invallen kon beschermen. De mee ning was zeer gewettigd door het voortdurend succes onzer wapenen, ondier den doortastenden en genialen generaal Pel, één der meest bedui dende troepenaanvoerders uit den Atjeh-krijg. Nergens had de vijand hem kunnen tegenhou den on zoo gaven de Atjeliers liet bewijs, dat zij niet bestand waren tegen een goed aangevoer- den en' flink doorgezetteni aanval van gecombi neerde colonnes. Helaas werd' generaal Pel te midden zijner overwinningen door den dood ver rast. Hij stierf iiv den nacht- van 6 Februari 1876 in het bivak te Lam/jong. Zijm heengaan was in waarheid een nationale ramp en terecht werd in de Tweede Kamer der Staten-Generaal gezegd,, dat zijn overlijden- de grootste ramp was. die Nederland dooi het sterven van een persoon kon treffen. De post Lampagger behóórde tot de toenma lige Westerlinie, wier commandant te Oleh-léh zetelde, doch wiens hoofdkwartier met Lampag ger, over land, geen rochtstreeksche gemeen séhap had. Vines en oorlogsbehoeften moesten bij goed weder over zee worden aangevoerd. De goederen werden dan aan het zeestrand gelost, ten N.-W. van kampong Lamtjoet, en vervol gens over een goed onlderhouden steenen dijk, in vroegere jaren door de Atjehers aangelegd, naar het kampement gedragen, van waaruit de onzen een weg hadden aangelegd naar dien dijk. Eerst toen over do lagune hij Simangri (halver wege Oleh leb en. Lanvpagger) een brug was ge slagen, kon men langs het zeestrand Lampagger bereiken. Na de oprichting van den post Pakan-Badak, zuidelijk, en een klein uur gaans van Lampag ger, koos men bij voorkeur het pad, dat langs deze benting over Sinangri naar Oleh.-leh voerde. Ondanks de verbeterde verbinding bleef Lani- pagger een afgelegen post, welke op eigen krach ten behoorde te steunen. Desniettemin weixl deze post niet gepalissa deerd, noch van een degelijke versperring voor zien. Men wist toen blijkbaar nog niet dat de Atjéher maanden achtereen onderwerping en vriendschap kan huichelen, om des te zékerder zijn slag te slaan. Het heeft ons later gedurende den oorlog niet aan waarschuwende lessen, ontbroken., zonder dat wij daarvan altijd voordeel trokken, welke veromta oh teaming ons meermallen duur te staan kwam Feiten aan te halen, zoude onis te ver voeren, maar stippen wij slechts enkele namen ter her innering aan: Toekoe Baïd. die onder generaal Van der Heijden reeds den strop om den! hals voekle, doch naar Atubon werd verbannen, mocht onder liet bestuur van Generaal Demmeni weder naar At-jeh terugkeeren. In weerwil van het liooge tractement, dat hij toen genoot en ondanks liet zilveren kruis ran verdienste, heeft hij weder om den verrader gespeeld, zooals in 1893 en 1894 afdoende is gebleken. Zoo b.v. werdén on der de gesneuvelde Atjehersdie in de maand Februari 1894 de colonne onlder den kapitein H. Willink Ketjen bij An'aik-Ga'oeng onverhoeds aanvielen, tal zijner volgelingen herkend. Toekoe Bintara Keubangan. die zicli in de eerste helft van 1893 kwam onderwerpen, en ont vangen werd, als ware hij de Sultan van Tur kije, deed zich reeds in 1896 als een verrader kennen. Het hoofd van Marassa Ridder van den Nederl. Leeuw sinds 1873 z.g. onze vriend en bondgenoot, werd in 1894 te Samalangan be trapt op spionnendienstenBlijkbaar redde de orde van den Nederl. Leeuw dien voornamen, spion uit verwikkelingen en bleef hij voor zoo ver ons bekenkl in zijn functie gehand haafd Toékoo Oemar, diie zélfs den titel 'bekwam van Panglima Prangbevar dari Compagnie (groote vekl-overste der Comp.) is zeker wel een der meest bekende figuren onder de hooge ver raders. En. beeft de sultan-pretendent zelf niet afdoende bewezen, dat verraad, leugen en be drog den Atjeher aangeboren zijn? Y5301 5if743p w4?a«ië ga3, Wij vervolgen. In 't laatst van April 1876, bekwam zoo wordt 'beweert! de postoommamlant van Lam- pagger de kapitein Hoyn'k van Papemdredht, dé mededeeling, dat in de 4 en 6 Moekiima veel k.waad> volk schuilde. Vreemd echter, dat de Atjéhsche vrienden van Lampaigger, nooit dien 'kapitein of zijne bende officieren (de luitenants Sdhnelle en van de Roemer) eenig bericht hebben gedaan, om trent de aanwezigheid, des vijands. Ook hebben, zij zooals later Ideek nim mer den post commandant gewaarschuwd, dat de kampong Lamtjoet onbewoond bleef, niettegen staande de huizen op last van den generaal Pel niet aan vernieling waren prijs gegeven. Op den len Mei kwam de luitenant van de Roemer van een transport terug en rapporteer de den kapitein Hoync-k van Papend recht, dat een goed gekleedo inlander hem te Oleh-leh be leefd groetend had staande gehouden, en onge veer het volgende zeide „Heer, U is van Lampagger wees voorzich tig, want daar beweegt zioli veel kwaad volk in Ihet gebergte. Men wil den pas afsluiten en uwe post bedreigen Voordat luitenant Van de Roemer, die de ooren spitste, om nadere uitlegging kon vragen, had zijn zegsman zich haastig verwijderd'. Deze verontrustende tijding gaf den pofet- commandant aanleiding om genoemden officier, in den vroegen morgen van den 2en Mei. met een detachement van 30 man, eene verkenning te doen maken naar den kant van, het gebergte. Tegen 11 v.m. was het detaohement terug, zonder een en'kelen vijand te kobben gezien. Wel had men hier en daar op de hellingen hutten aangetroffen on getuigden versche voetsporen naar den kant van' den liergpas, dat die hutten bewoond waren, doelt niets verried, dat een sterke bende zich in hot gebergte had genesteld Het gebergte was in verschillende richtingen verkend, het bergpad bijna ia zijne gansche lengte doorloopenvele holen en spelonken welke eene hinderlaag konden herbergen, waren doorzocht, dooh nergens had men een mensche- II ijk wezen ontdekt. De uitslag van dezo ver,kenning beeft den kapitein Hoy nok. van Papendreeht 'blijkbaar doen twijfelen aan de gegrondlieid van het bericht. Het valt niet te ontkennen, dat men op oor logsterren) nooit mot juistheid kan weten wat er waars of onwaars is in do geruchten,, welke •men verneemt. Toch is Jiet- raadzaam, daaraan niet alle beteeken is to ontzeggen, vooral niet, indien men een verantwoordelijke functie l>e- kleedt. Tegen den namiddag, omstreeks 5 uur, kwa men twee bevriende hoofden in liet kampement Hadji-Soli man, het hoofd van Lampagger en Toekoe Amat. Als gewoonlijk vroegen zij 't eerst naar den heer Van do Roemer, die veel slag had, om met hen om te gaan. Bij dergcflyke liezoeken kwamen de andere officieren, beloof- heidlshalvo, de hoofden groeten, en, ook op dien namiddag moesten zij zich tegen wil en. dank laten zien oir een, gesprek aaniknoopen, dat. in den regel onbeduidend: was. Maar de welwillen de on goedhartige luitenant Van do Roemer verstond de kunst om in hun trant te spreken en die bezoekers bezig te houden. Ditmaal och. ter gold hun bezoek een ernfctage mededeeftng. Beide hoofden gaven hunne vrees te kennen omtrent zekere Hadji-Aboe, daar dezen, volgens geruolit, liet voornemen werd toegeschreven, om de bevolking der zes Moekims te benadeelen en onzen post te lampagger te verontrusten. Zij verklaarden aan de waarheid van dat- ge ruolit niet te twijfelen en vreesden dat het vuur van onzen post, bij een vijandelijken aanval hun kam'fKtng veel kwaad zoude doen. Als bowys van hunne goede gezindheidzouden zij den gohee- len nacht de bevolking laten pa troui Heeren, en daar deze patrouilles wellicht in de nabijheid van het kampement konden komen, verzoolwten zij om onze, aan dë noordzijde geplaatste schild wachten, te waarschuwen, niet te spoedig te schieten. Gedurende dit onderhoud meldde de wacht 15 ongewapende Atjebers, die toegang verzochten tot liet kampement. Deze lieden waren: op her tenjacht geweest en wenschten, den officieren eeni stuk lier ten vleesch aan te bieden. De post- oommandant vond geen bezwaar deze ongewa pende bewoners der lievriende kampongs in heb kampement toe te laten en verzocht den luite nant Van de Roemer, dien lieden den dank over te brengen der officieren. IV urdt vervolgd

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad | 1908 | | pagina 1