Vrijdag 19 Maart 1909. BUITENLAND. FEUILLETON. De Motorboot. I". 367. 7"° Jaarjiaac. CH DAGBLAD. ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden voor Amersfoortf l.OO. Idem franco per post- 1.50. Afzonderlijke nummers0.05. Deze Courant verschynt dagelijks, behalve op Zon- en Feest dagen. Advertentiönmededeelingon enz.gelieve men vóór 11 uur '8 morgens by de Uitgevers in te zenden. Uitgevers: VALKHOFF C°. Utrechtschestraat 1. Intercomm. Telephoonnummer 66. PRIJS DER ADVERTENTIËN: Van 1—5 regels f 0.50. Elke regel meer - 0.10. Dienstaanbiedingen en aanvragen 25 eentft bij vooruitbetaling. Groote letters naar plaatsruimte. Voor handel en bedrijf bestaan zeer voordeelige bepalingen tot het herhaald adverteeren m dit Blad, by abonnement. Eene oirculairebevattende de voorwaarden, wordt op aanvraag toegezonden. Aan hendie met 1 April a. s. op dit blad inteekenen, worden de nummers die ge durende de maand Maart nog zullen verschijnenkoste loos toegezonden. Kennisgevingen. Burgemeester cm Wethouders van Amersfoort, Gelet op artikel 37 der Drankwet Brengen) ter openbare kennis; 1. dat bij hem is ingediend een verzoekteohndt om verlof tot verkoop vaan alleu)ïoiihoudeniclien drank, andoren dan sterken Üranik, voer ge bruik ter piliaatse vani verikoop door Bheodomis Jansen in de beneden-voorlocailiteiit van liet per ceel So os ter weg no. 93 alhier; 2. dat binnen twee weken na deze heken Jdnia- king ieder tegent het verleenem van bet verlof schriftelijk bezwaren hij Burgemeester en Wet houders kan inbrengen, Amersfoort, 18 Maait 1909. Burgemeester en Wethouders voornoemd, De Secretaris. De Burgemeester, J. G. STENFERT KR0E9E. WUIJTIERS. Burgemeester en: Wethouders der gemeente Amlersfoort brengen tor kennis, daifc door Grietje Klein, weduwe van Tennis Dirk de Gans, een adres is ingediend', iwudende venzoek om voort zetting der vergunning voor den verkoop van sterken drank in. het klein, bedoeld bij artikel 1, 2o lid, letter a der Drankwet, voor het per ceel aam het Zand no. 26/28 alhier, to bekomen. Binnen twee weken nla dagteekeming dezer bekendmaking kam ieder tegen 'liet verleenem van <le vergunning schriftelijk bezwaren inbrengen. Amersfoort, 18 Maart 1909. Burgemeester en Wethöudèrs voornoemd', De Secretaris, De Burgemeester, J G. STENFERT KROESE. WUIJTIERS Burgemeester en Wethouders der gemeente Amersfoort bréngen ter kennis, dat door Jo hanna Catanbjia van Mierlo, weduwe vanl Gor- .nit vam) Lokhórbt, een adres 'is ingediend', ihou- dtendle veirzoek oan voorttzettimig dór vergunming ViCor den verkoop van sterken' d raink in het klein, bedoelid bij artikel 1, 2e liid, letter a der Drank wet, voor liet perceel im de Teutetraat, bock iBreedesteeg no. 41, alhier, te bekomen'. Binnen twee wekem na dagteekeming dezer bekendmaking kan ieder togen het verleenen van de vergunning schriftelijk bezwaren inbrengen. Amersfoort, 18 Maart 1909 Burgemeester en1 Wethouders voornoemd', De Secretaris, De Burgemeester, J G. STEN EERT KROESE. WUIJTIERS. Politiek Overzicht. Oostenrijk en Servid. Onder den indruk an den dreigenden buitenlandschen toestand, zijn te Weenen de binnenlandsche partijtwisten tot zwijgen ge bracht. Niemand, spreekt in het paleis van den rijksraad over zaken van binnenlandsche politiek. In do wandelgangen en ook in de vergaderzaal van het parlement wordt niets anders besproken dan de mogelijkheid, dat het tot den oorlog zal komen. De noodzake lijkheid om zich op den oorlog voor te be reiden wordt algemeen erkend, al blijft men de meening toegedaan, dat Servië als het de taal van een ultimatum hoort, op het laatste oogenblik zal inbinden. Ook tusschen de Hongaarsche regeering en de leidende kringen ai Weenen bestaat volledige overeenstemming. Men sohijnt daal den toestand nog pessimistischer te be- oordeelen dan in Weenenvolgens een be richt aan de Köln. Ztg. uit Post acht men er de verhouding tot Servië zóó gespannen, dat de vrede aan een dunne draad hangt. Terwijl het oorlogsgevaar zich zoo drei gend vertoont, is door Rusland oen stap gedaan, die niet kan bijdragen om dat gevaar te verminderen. Na de onderteekeuing van liet protokol over de Oostenrijksch-Turksche overeenkomst betreffende Bosnië en Herze- gowina, heeft het departement van buiten- landsche zaken te Weenen aan alle groote mogendheden mededeeliug gedaan van dit protokol. Het wilde daarmee te verstaan geven, dat de Bosnische kwestie, nu zij tusschen de beide staten, die er 't naast bij betrokken zijn, is uitgemaakt, geen inter nationaal karakter heeft. Op deze niededee- ling is nu van Russische zijde een antwoord gekomen, waaruit, blijkt, dat Rusland de op vatting niet laat varen, dat de Bosnische kwestie ook nu nog eene internationale is, die moet worden voorgelegd c^an eene confe rentie van de mogendheden, die het verdrag van Berlijn hebben onderteekend. Het Rus sische antwoord wijst er op, dat, zooals reeds in het Russische rondschrijven van 19 December 1908 was voorgesteld, de recht» streeksche overeenstemming tusschen Oos- tenrijk-Hongai-ije en Turkije niet de nood zakelijkheid uitsluit om de vraag van Bosnië en Herzegowina aan eene dergelijke confe rentie voor te leggen. En de Russische re geering 'voegt de daad bij liet woord, door zich bereid te verklaren, zich met Oosten- rij k-Hongarije en met cle andere mogendhe den over de bijeenroeping van eene confe rentie te verstaan. Daarmee stelt Rusland zich op het Servische standpunt, dat de in lijving van Bosnië eene nternationale kwes tie is, en verleent op die wijze steun aan de Servische aanspraken. Niet door Rusland alleen is de vraag der bijeenroeping van eene conferentie weder to berde gebracht. Ook in liet antwoord van de Engelscbe regeering op de mededeeling van het Oostenrijksch-Turksche protokol schijnt te zijn gewezen op de wenschelijkheid om de inlijving van Bosnië speciaal bij de mo gendheden aanhangig te maken. Hier schijnt echter de bedoeling eene andere te zijn er wordt meer gedoeld op eene vormelijke sanctie. In eene correspondentie uit Ber lijn aan de Köln. Ztg. van blijkbaar offi- cieusen oorsprong wordt gezegd, dat nog eene derde mogendheid de vraag der bij eenroeping van eene internationale confe rentie heeft aangeroerdnamelijk Italië, dat een voorstel heeft gedaan om de confe rentie te doen bijeenkomen onder eenige voorwaarden, te weten dat haar werk zich slechts zou mogen uitstrekken tot de er kenning van de onafhankelijkheid van Bul garije, de erkenning van de Oostenrijksch- Turksche overeenkomst en de herziening van het op Montenegro betrekking hebbende art. 29 van het Berlijnsche verdrag. Van verschillende zijden wordt dus gelijk tijdig het denkbeeld der bijeenroeping van eene conferentie weder naar voren gebracht. Over het standpunt, dat de regeering van Oostenrijk-Hongarije te dezen aanzien in neemt, wordt aan de Köln. Ztg. bericht, dat men aan den Ballplatz te Weenen daarte genover wijst op het vóór Kerstmis door de mogendheden overeengekomen conferentie programma, waarin is bepaald, dat aan de conferentie eene volledige overeenstemming van de mogendheden over de geschilpunten moet voorafgaan. De Oostenrijksch-Turk sche overeenkomst vestigt zulk eene volle dige overeenstemming tusschen Oostenrijk- Hongarije en Turkije. Het is echter noodig, dat vooraf ook alle andere mogendheden het volledig en uitdrukkelijk erkennen. Wanneer de nota's van Engeland on van Rusland deze erkenning bevatten, dan zou Oostenrijk-Hongarije, behoudens de gelijke erkenning door de andere mogendheden, be reid zijn terstond hare gemachtigden voor de conferentie aan te wijzen. Dan zouden echter de Servische kwestiën uitgeschakeld moeten blijven, want de economische voor deden, die aan Servië in het conferentie programma zouden worden verzekerd, zou den* vooraf door overeenkomst tusschen de mogendheden vastgesteld moeten worden. Zulk eene overeenkomst is echter nog niet eens tusschen Oostenrijk-Hongarije en Ser vië verkregenintegendeel is de tegenwoor dige verhouding tusschen Oostenrijk-Hon garije en Servie zeer gespannen. Reeds om deze reden kan men, volgens de te Weenen lieerschende opvatting, op dit oogenblik niet spreken van eene conferentie met kans op praktisch succes. Duitschland. In de memorie van toelichting van het wetsontwerp op de invoering van rivier tol len in Duitschland, wordt aan het slot ge wag gemaakt van de internationale trakta ten, die aan de heffing van den tol in den weg staan. De memorie verklaart dienaangaande woordelijk,,Het verdrag tusschen den Noordduitschen Bond en Oostenrijk over opheffing van den Elbe-tol van 22 Juni 1870, en de Rijnvaartakte van 17 October 1868 bevatten, het eerste in art. 1, de laat ste in artikel 3, met betrekking tot de hef fing van riviertollen bepalingen van vrijwel denzelfden inhoud als het tegenwoordige art. 54 van de rijksgrondwet. Aan de voor Oos tenrijk en de Nederlanden uit deze verdrags bepalingen voortvloeiende rechten wordt door dit wetsontwerp natuurlijk geen af breuk gedaan." Frankrijk. P a r ij s, 18 Maart. In een op het Elysée gehouden ministerraad maakte de sta king het onderwerp van bespreking uit. Talrijke vrouwelijke beambten hebben, ten gevolge van vreesaanjaging, den dienst moe ten neerleggen200 barer zijn echter weder aan het werk gegaan. De telegrafische dagdienst en de post dienst zijn geregeld met behulp van militai ren. Vele indus^rieelen en handelaren heb ben hun personeel ter beschikking van het bestuur der posterijen gesteld. De door de stakers aangeboden hulp bij het overseinen van diplomatioke telegram men is geweigerd. De minister van den arbeid heeft presi dent Fallières een Deslui't ter teekening voorgelegd, waarbij den minister het recht wordt verleend direct disciplinaire straffen op te leggen wegens collectieve dienst weigering. P a r ij s, 1 8 M a a r t. 1500 werklieden van de posterijen, de telegrafie, de tele fonie en aanverwante diensten hebben de algemeene staking gevoteerd. Brest, 18 Maart. Heden avond werd besloten tot staking in de verschillende diensten. P a r ij s, 18 Maart. De verwarring in den dienst is volkomen. Vijf millioen brieven wachten op verzending. De bewe ging breidt zich uit over alle middelpunten der bevolking, want de algemeene staking in de meeste groote steden van Frank rijk afgekondigd. De militaire telegrafisten kunnen den dienst niet af. Duizenden tele grammen zijn naar de grenzen gezonden ter doorzending. P a r ij s, 18 Maart. De ambulante beambten, die in den dienst ParijsDuin kerken en ParijsCalais moesten voorzien, hebben Let werk gestaakt. Aan de stakers vloeien geldelijke ondersteuningen toe van particulieren of van vereenigingen. M a z a m e t, 18 Maart. Zes republi- keinsche en radicale gemeenteraadsleden hebben hun ontslag ingediend. De gebeur tenissen volgen elkaar snel op. De stakers wierpen met steenen naar de gendarmes en verwondden drie van hen. De prefect is hier aangekomen. Er is eene wacht georgani seerd tot bescherming van de fabrieken en werkplaatsen met medewerking van de gen darmerie en de troepen. P a r ij s, 19 Maart. De statistiek van do stakingsbeweging wijst uit, dat er heden 5528 stakers zijn tegen 3094 eergisteren. Heden zal in de Kamer een debat plaats hebben over den toestand, die tengevolge van de staking in de post- en telegraaf dienst is ontstaan. Er zijn interpellatiën aangekondigd en de regeering heeft zich be reid verklaard hare gedragslijn toe te lich ten en te verdedigen. Onder de staking lijden de regeeringsbu- reau's even goed als de minste particulier. Den minister van builenlandsche zaken wor den de telegrammen onthouden, die de diplo matieke vertegenwoordigers zenden over de Balkancrisis. Eergisteren werden niet meer dan drie telegrammen daarover ontvangen. De gelieele pers, zonder onderscheid van richting, met uitzondering van de socialisti sche Humanité, kiest tegen de stakers partij en keurt hunne handelingen af, zelfs al geeft men toe, dat de onderstaatssecretaris Simyan fouten heeft begaan. Het grootste kwaad zit niet alleen in de stakenden, maar misschien nog meer in den steun, dien de wegblijvers vinden bij hunne in dienst gebleven kameraden, die elkaar trachten te overtreffen in sabotage (leveren van knoeiwerk), en débauchage (verleiding tot plichtsverzuim), mooie woorden voor allerleelijkste dingen. Een beeld van den toestand levert het volgende schetsje: De telegrafisten verrichtten vandaag niet hun dienst. Zij luierden met humor. Zij tik ten namelijk rhytmisch met hunne toestellen, zoodat men van verre kon denken dat zij ijverig aan het werk waren. Maai* toen de ploeg, die om 7 uur was opgekomen, om 11 uur werd afgelost, bleek, dat de aangeno men telegrammen tot bergen waren opge hoopt en geen enkel was verzonden. De tele grafisten hadden al den tijd voor de leus getikt. De ploeg van 11 tot 3 uur herhaalde hetzelfde spel, en zoo was Parijs vandaag weer uit het telegrafische wereldverkeer uit geschakeld. Buiten Rusland is een derge lijke bespotting van de regeering en van het volk, een dergelijke verachting van de be langen van hht algemeen en van de indivi duen nog niet voorgekomen. Wij staan overigens eerst aan het begin van de stremming van den post- en telegraaf dienst. Tot dusver hebben alleen nog de telegrammen te lijden gehad. De brieven en de gedrukte stukken werden nog vervoerd en besteld. Als echter eerst de bestellers met de telegrafisten geraeene zaak maken, dan zullen zich de aangename dingen herhalen, die wij reeds voor vier jaren beleefd hebben. Toen vervingen soldaten de stakende bestel lers met het resultaat, dat de Parijzenaars hunne post met 5 a 8 dagen vertraging of in 't geheel niet ontvingen. Toen bepaalde de straf van de plichtvergeten ambtenaren zich tot eenige overplaatsingen en enkelen werden ontslagen, maar later werd het ont slag weer ingetrokken. Dit voorbeeld kon niet afschrikken, maar slechts aanmoedigen. De ambtenaren zijn overtuigd, dat zij niets wagen als zij het gansche levèn van de natio stil zetten. Wat kan hun worden aangedaan] Als de regeering hen mocht willen bestraffen, dan zijn zoovele ellendige demagogen als zij maar kunnen wenschen bereid in de Kamer voor hen op te komen om de regeering to lij'l te gaande radicale meerderheid beeft voor de gedachte, dat zij de stemmen van de talrijke postbeambten zullen verliezen, en het einde van het lied is, dat de oproerlin gen over de regeering triomfeeren. De be ambten ver geiten geheel, dat zij openbare diensten hebben te verrichten. Zij beschou wen zich als gewone loonarbeiders, die met de strijdmiddelen van de vakvereenigingen loonsverhoogingen en verdere voordeeleu kunnen afdwingen van den staat. Niemand licht hen in omtrent hunne dwaling. Nie mand wijst hen er op, dat zij niet gedwongen zijn den staat te dienen, dat het hen vrij staat zich elders betere voorwaarderen te verzekeren, maar dat zij, zoolang zij hun ambt niet hebben neergelegd, tegenover het algemeen hun plicht moeten doen. Zij den ken, voelen, handelen volkomen anarchis tisch en er schijnt geen gezag te zijn, dat den moed en de kracht heeft, het algemeen belang tegen hunne aanslagen in bescher ming te nemen. Engeland. Londen, 18 Maart. Het debat over de begrooting van marine is heden voort gezet langs dezelfde lijnen als bij de vooraf gegane discussiën. In antwoord op verschil lende opmerkingen, die te berde waren ge bracht, zeide minister-president Asquitk, dat hij bleef bij de vroeger afgelegde verklaring, dat de regeoring eventueel nog vier Dread- nougths z. u laten bouwen, wanneer de nood zakelijkheid daarvan bleek, namelijk als Duitschl: ad spoed zette achter den nieuwen aanbouw. Hij zeide verder, dat niemand! beter dan hij inziet, hoe noodzakelijk het voor Groou-Brittannië was om een voorsprong in het bouwen van Dreadnoughts te hebben op iedere andere mogendheid en in het bij zonder zondier daarbij onvriendschappe lijke gevoelens te kenmen te geven - op die mogendheid, die door hare ontwikkeling in 'den jongs ten tijd de middelen tot hare be schikking heeft om op hetzelfde peil te ko men als Engeland en dit scheepstype te bou wen met dezelfde snelheid als Engeland. (Toejuichingen). Dat had niets te maken met de'n tweemachtsstandaard, maar was een bij zondere omstandigheid ten opzichte van dit scheepstype, dat binnen 5, 7 of misschien 8 jaar het domineerende scheepstype zou wor den. De Dreadnoughts zullen geleidelijk buiten den effectieven strijd stellen onze prachtige vloot van meer dan 40 slagschepen, de schoonste vloot die de geschiedenis der wereld ooit heeft gezien. Maar op het einde van 1912 of het begin van 1913 zal deze vloot nog zijn de machtigste, krachtigste en meest geduchte oorlogsmachine. Naar het Engelsch 54 VAN N. EN W. M. WILLIAMSON. Het scheen nu alsof de oude profetes met de appelwangen den weg betooverd had. De woudreuzen verdwenen en lieten ons op een vlakte achter, 't Was een smal rijpad, met een kanaal vol waterlelies aan den eenen kant en laagliggende weiden aan de andere zijde. Het landschap was bekoorlijk, en de heerlijke zomerlucht wekte ons opmaar het eerste paard, dat wij tegenkwamen, bedierf ons alle genot. De dieren in deze streek hadden nooit grooter stad dan Amersfoort gezien. Een motor-wagen was voor hen even angstwek kend, alsof een leeuw in een circus uit zijne kooi kwam. Paarden steigerden, hooiwagens slinger den, boeren vloekten en dreigden ons met de vuist; maar met een slakkengangetje kwa men wij er toch zonder ongelukken voorbij. Soms schrokken de koeien van onsen een span groote gele honden, die een karretje trokken, waarin twee boerenmeisjes in hun eigenaardig costuum zaten, blaften ons woe dend aan. „O, genade! wij reden daar net een bord voorbij Motor-wagons verboden!" riep Nell „Welnu, we zijn er voorbij," zeide ik. „Misschien werd wel die zijweg bedoeld, die is smaller dan de onze. We zullen 't er ten minste maar voor houden." Wij vlogen voort en bereikten nog binnen het uur een visschersdorp„Spakenburg en de Zuiderzeeriepen allen als uit één mend. Maar.daar het Spakenburg nog niet was, gaf ik hun slechts even een kijkje van masten en donkerblauw water. Nog een rit van een halven mijl langs een kanaal en wij bereikten het doel van onzen tocht. Het eerste, wat wij van Spakenburg zagen, was een mast-bosch met bruine net ten, die zeiion geleken, maar doorschijnend als spinnewebben waren. Er lagen wel een vijftig flinke botters in een vlucht-haven in hei, gezicht der Zuiderzee, die eiken helde ren nacht de mannen toeroept, „de visschen wachten op je". Ik hield stilen terwijl wij de booten tel den, kwam de geheele bevolking uit huisjes met punt-daken om te zien, welk monster toch zoo'n raar leven maakte. Zij kwamen bij twintig en dertig te gelijk, en de lucht weergalmde van het geklikklak der klompen op de klinkers. Jonge vrouwen, die mollige zuigelingen droegenoude vrouwen, die genoeg aan zichzelven hadden kleine meisjes, die heel deftig kousen voor hun broertjes bi'eiden; en kleine kruipende schepseltjes, van wie men niet wist, of er meisjes of jongens uit zouden groeien. Er kwamen mannen ook, maar daaronder weinig jongeliedenwel een groote menigte. dikkoonige knapen. De vrouwen en meisjes droegen, de hemed weet. hoeveel rokken zeven of acht op zijn minst, Zij hadden veel van die ouder - wc-tsche dames met hoepelrokken, en wie niet genoeg onderrokken bezat, vulde haar eigen heupen en die harer kinderen op, om hetzelfde effect te weeg te brengen. Eenige hadden zwarte mutsjes op met bonte randen, die haar blank gelaat met de blozende wangen omlijstten, andere ver hoogden haar prachtige teint door nauwslui tende witte kappen, dit hing van liare ge loofsbelijdenis af; of zij katholiek of pro testant waren. Het grappigste zagen er nog de kleine kindertjes uit. met lrunne zwarte mutsjes, halsdoekjes en ballon-vormige lan ge jurkjes. Het voorkomen der mannen en jongens in hunne donker-blauwe kielen was zoo schilderachtig niet, als dat der vrouwen, behalve wanneer zij met de heMer-blauwe j tikken (waaraan groene-met-rood-afgezette emmers vol schuimende melk bengelden) van het melken der koeien terug kwamen. Deze zwart-bonte koeien had4en blauwe dekklee- den om. Het vreemdelingen-verkeer had hen nog niet bedorvende eenvoudige lieden om ringden ons, niet om wat to hebben, maar om wat vreemds te zien. "Wij kwamen bun zonderlinger voor, dan zij ons, en Tibe leek in hun oog een monster. Zijne'meesteres be weerde, dat men geloofde, dat het geraas van den motor, die nu stil was, uit zijn zwart-fluweolcn snoet was gekomenen toen wij met ons allen, de goedhartige bull-dog niet uitgezonderd, do huisjes van het dorp gingen bekijken, omzwermde men hem zoo, dat het arme dier er bang van werd. Hoe luieraan te ontkomen? Nell en Phyl lis kregen op eens een gelukkigen inval. Zij liepen gauw een winkeltje binnen, waar otnige prentbriefkaarten en flesschen met snoepgoed voor een venster stonden. Het volgende oogenblik baanden zij zich met moeite een weg door de menigte „wande lende poppen' en strooiden bont gekleurde zuurtjes onder de jongens en meisjes. Dadelijk hield £het geklikklak .der hou ten klompjes op De kinderen aan het grab belen, als even zoovele omgeslagen para- pluies. En wij maakten ons uit de voeten. Wij hadden de Zuiderzee gezienwij had den de koeien met hare blauwe dekkleeden gezienwij hadden Spakenburg gezien en Spakenburg ons. HOOFDSTUK XVIII. Door het schoone, lommerrijke Baarn keerden wij naar Amsterdam terug, terwijl violette schaduwen zich over gulden weiden uitstrekten en een mistsluier boven de vaart hing, die door de ondergaande zon verzil- ^erd werd. Het was te laat geworden, om nog iets anders te doen dan dineeren, en onze plan non te maken voor den volgenden dag. Ik had bij mijzelf het programma reeds vastge steld, maar liet hen praten, zooals i'k dik wijls doe, zonder iets te zeggen, alvorens zij mijne opinie vragen. „Er is een eiland, waarvan men wonde ren vertelt, en dat- moet gij niet verzuimen tt zien," merkte de chaperonne op. „Maar ik ben den naam vergeten." „Waarom is het zoo bezienswaard?' vroeg Miss Rivers. „Dat herinner ik mij niet. Maar het moet geheel anders zijn, dan wat men overal el ders ziet." „Wel, dat is nu al heel ongelukkig. Hoe zullen wij het dan vinden?"' zuchtte Phyllis. „Vraag AH» eens al de eilanden van Hol land op te noemen, misschien valt het u dan in," riekl de Zeeman. „Begin maar met A, Alb." „Niet noodig al de letters van het alpha bet te vermorsen," zeide ik, „Lady Mac Nairne (de naam wil mij haast niet over de lippen) bedoelt Marken." „Juist 1'? riep de chaperonne uit. „Hoe 'heeft u dat zoo kunnen raden?" „Er is maar één eiland, waarover men op die wijze spreekt," antwoordde ik. „Het is een groote kijkkast en met gaat er heen zooals men naar een schouwburg gaat. Het gordijn wordt opgehaald, zooidra een reis gezelschap'arriveert en wordt na hun ver trek weer neergelaten. Dat zult u morgen zien." „Morgen?" „Mijn plan was u daar morgen heen te brengen, tenzij u aan eene andere plaats de voorkeur geeft." Ik kedk naar de eigenares der boot en er kwam geen strenge uitdrukking in haar oogen. Het verschil tusschen haar manier van gisteren en die van vandaag was zoo op vallend, dat liet mij eerder bezorgd' maakte, dan verheugde. Het schijnt al te mooi om waar te zijn, dat hare gevoelens zouden ver anderd zijn, en dat de zon zou blijven schijnen. „Wel ja, laat ons naar Marken gaan," zeide zij. „Ik dacht aan Broek-in-Water land, daar ik gelezen heb, dat het dichtbij ligt en de bekoorlijkste plaats van Holland móet wezen, maar daar kunnen wij latei' wel eens heen gaan, als..." Wordt vervolgd

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad | 1909 | | pagina 1