s\ »T4.
7'"' Jaargang.
Vrijdag 26 Maart 1909.
BUITENLAND.
FEUILLETON.
De Motorboot.
AMERSFOORTSGH DAGBLAD
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden voor Amersfoortf l.OO.
Idem franco per post 1.50.
Afzonderlijke nummers- O.OÖ.
Daze Courant verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feest
dagen.
Advertentiënmededeelingon enz.gelieve men vóór 11 urn
's morgens bg de Uitgevers in te zenden.
Uitgevers: VALKHOFF C°.
(Jtrochtfchestraat i. Intercomm. Telephoonnummer 66.
PRIJS DER ADVERTENTIÊN:
Van 15 regels f 0.50.
Elke regel meer - 0.10.
Dienstaanbiedingen en aanvragen 25 cents bij vooruitbetaling.
Groote letters naar plaatsruimte.
Voor handel en bedrijf bestaan zeer voordoeligo bepalingen tot
het herhaald advertoeren in dit Blad, bij Jbo nnement. Eene
circulairebevattende de voorwaarden, wordt op aanvraag
toegezonden.
Aan hen, die met 1 A.pril
a. s. op dit blad inteekenen,
worden de nummers die ge
durende de maand Maart nog
zullen verschijnenkoste
loos toegezonden.
Politiek Overzicht.
Duitsche cn Engelsche vioolbouw.
De tegenstrijdigheid in de verklaringen
van Engelsche en Duitsche zijde over de
vraag of er tusschen de beide regeeringen
overleg heeft plaats gehad over de beper
king van de vlootuitbreiding, is nu opge
lost. Men heeft zich met reden er over ver
wonderd hoe tegenover de verklaring van
den eersten minister in het lagerhuis, dat
Duitschland geen klank gegeven heeft op
de voorstellen van Engeland betreffende de
beperking van de toerustingen ter zee, de
chef van het Duitsche marinedepartement,
.admiraal von Tirpitz, kon zeggen, dat hem
van zulke voorstellen niets bekend was. Toch
was dat juist. Wat over deze zaak is voor
gevallen, is buiten het marinedepartement
omgegaan. Het is behandeld in liet departe
ment van buitenlandsche zaken. Zooals staats
secretaris von Schoen, namens den rijkskan
selier, in de begrootingscomniissie heeft me
degedeeld, zijn er besprekingen zonder ver
bintenis gehouden, maar is het niet tot een
eigenlijk voorstel gekomen. En als reden
waarom dat voorstel achterwege is gebleven,
gaf de heer von Schoen op, dat het gewoon
te is in het verkeer tusschen bevriende mo
gendheden zich te onthouden van het doen
van voorstellen, die als basis kunnen dienen
voor officieele onderhandelingen, als men
niet zeker is, dat er acht op zal worden
geslagen. De Engelsche regeering heeft geen
voorstel gedaan, omdat zij de overtuiging
had gekregen, dat, als zfj het had gedaan,
het zou zijn afgewezen.
Dit punt is dus tot klaarheid gebracht.
Maar onverklaarbaar blijft het nog altijd
hoe in Engeland de gedachte, dat Duitsch
land niet zijne vlootuitbreiding Engeland in
schaduw zou kunnen stellen en dat het
dan niet alleen met Engeiands heerschappij
Ier zee maar ook met Engelands veiligheid
gedaan zou zijn, in ernst geloof heeft kunnen
vinden. De Frankf. Ztg. schrijft naar aan
leiding daarvan
,,Wie maar eenige kennis heeft van de
Duitsche toestanden en van de in Duitsch
land lieerschende stemming, die moet weten
dat het denkbeeld van Duitsche offensieve
neigingen dwaasheid is en dat een marine-
bestuur, dat hiernaar streeft, zich geen week
zou kunnen handhaven. Maar ook eenige
kennis van de Duitsche vlootwetten en van
de marinebegrooting is voldoende om te weten
hoe verkeerd de vergelijkingen waren, waar
mee men in het Engelsche lagerhuis indruk
heeft willen maken. De Duitsche vloot-
bouw wordt immers niet in 't geheim onder
nomen, maar is, wat liet aantal jaarlijks
to bouwen schepen, hun type en hunne bouw
periode betreft, aan de openbare conti'ale
onderworpen. De omvang van de vlootsterk-
te is wettelijk bepaald, en geen nieuw schip
mag op stapel gezet en voltooid worden zon
der dat jaarlijks het geld daarvoor wordt
toegestaan
Hoe is het dan mogelijk, Jat zelfs de En
gelsche minister van marine hier met ver
keerde cijfers voor den dag kon komen, door
te beweren, dat tegen het voorjaar van 1912
17 Duitsche Dreadnoughts, dus linieschepen
van de grootste soort, gereed zouden zijn,
terwijl er tot het najaar van 1912 eerst 15
kunnen zijn, en voor 1911 van 13 zulke
schepen sprake is, ofschoon er- dan eerst 9
gereed kunnen zijn, terwijl Engeland op dat
tijdstip reeds 18 zal bezitten? Er is eene
ongerustheid verwekt, waarvoor niet de min
ste reden bestond. Thans is er gelukkig
eene kalmere beschouwing ingetreden, en de
Engelsche premier heeft, de kunstmatige be
weging tot hare juiste waarde teruggebracht.
Men had echter liet geheele onverkwikkelijke
debat achterwege kunnen laten, als men zich
van den beginne af op den grondslag van de
feiten had gesteld.
Hoe is de toestand? De Duitsche vloot
moet ingevolge de vlootwet 18 liniesche
pen, 20 groote en 38 kleine kruisers omvat
ten, waarbij nog komen de niet wettelijk
vastgestelde kanon neerbooten, torpedoboo
ten en onderzeebooten. Op 1 linieschip, 3
groote en 1 kleinen kruiser na zijn deze
schepen aanwezigeen deel van de sche
pen is echter reeds oud en te klein om de
volle gevechtswaarde te bezitten. Daar bo
vendien de leeftijd van de linieschepen tol
20 jaren is verminderd, worden een aantal
schepen gebouwd ter vervanging van an
deren, die buiten dienst zullen worden ge
steld voof die allen zal het in 1906 ge
kozen groote type worden aangenomen.
Daaruit komt bet praatje voort van de vele
Duitsche Dreadnoughts, ofschoon deze
schepen vooreerst slechts dienen ter vervan
ging van anderen en in de tweede plaats
2000 ton bij de grootte van de Dreadnoughts
achterstaan. Ook van deze schepen is be
paald hoevelen per jaar moeten worden op
stapel gezet. Tot 1917 moeten 17 linic-
schepe nen 6 groote kruisers gebouwd wor
den, dus omstreeks drie groote schepen per
jaar; thans zullen nog vier groote schepen
op stapel gezet worden, over twee jaren
echter nog slechts twee. Van de linieschepen
van het grootste type zijn nog slechts vier
van stapel geloopen, die waarschijnlijk
eerst over een jaar voltooid zullen zijn, en
een pantserkruiser. Voor alle verdere sche
pen is nog niets toegestaan en, zooals ge
zegd is, in het gunstigste geval zullen der
tien groote schepen tegen het najaar van
1912 voor den dienst gereed zijn. Thans is
er nog geen enkel gereedmisschien tegen
het einde van dit jaar twee; daarentegen
zal Engeland dan reeds zeven Dreadnoughts
hebben.
Er is verder gesproken van eene bespoe
diging van het bouw tem po der Duitsche
vloot. Maar ook dat is onzin. Wel zijn
twee schepen iets vroeger op stapel gezet,
om van gunstige omstandigheden voor den
bouw partij te trekken daarentegen zullen
twee andere later aanbesteed worden. Dat
weegt dus tegen elkaar op. Nog onverklaar
baarder wordt de Engelsche vlootpaniek, als
men de vergelijking tusschen de beide vlo
ten wat verder uitstrekt. Terwijl Duitsch
land nog slechts vier linieschepen en eeïi
pantserkruiser van groot type op stapel
heeft van 18,000 a 15,000 ton, en boven
dien tien linieschepen van 13,000 en 2
pantserkruisers van 11,600 ton klaar lieoft,
terwijl alle andere schepen belangrijk klei
ner zijn, beschikt de Engelsche vloot reeds
over 6 Dreadnoughts van ruim 20,000 ton
en heeft nog twee op stapelverder heeft
zij nog 10 linieschepen van 16,000, 25 van
15,000, 6 van 14,000 en 6 van 13,000 ton,
voorts drie pantserkruisers van 17,000 ton
en oen op stapel, 17 van 12,000 en 18 van
10 a 11,000 ton
Hoe kan met het oog daarop gezegd wor
den, dat de tweesiaten-standaard van En
geland door Duitschland in gevaar is ge
bracht? Het is natuurlijk zaak van de En-
gelschen zooveel schepen te bouwen als zij
doelmatig achten"; maar de vergelijking
met Duitschland had hen niet behoeven te
weerhouden spaarzaamheid te betrachten,
evenals een vermeerderde aanbouw van
schepen in Engeland voor Duitschland geen
aanleiding zal zijn om hei kader van zijne
vlootwet te overschrijden."'
Duitschland.
B e r 1 ij n, 2 5 Maart. De Norddeut-
sc'he Allg. Zeitung schrijft: De regeeringen
houden er aan vast, dat de behoefte aan
nieuwe inkomsten niet enkel door het belas
ten van genotmiddelen voor massa-gebruik
mag worden opgebracht. In de uitbreiding
van de belasting op de erfenissen zien zij
voor en na den do el matigs ten vorm van eene
belasting op bet bezit.
België.
Brussel, 25 Maart. De -Kamer
voteerde zonder strijd het wetsontwerp op
den 9-urigen v.erkdag in de mijnen.
Frankrijk.
P a r ij s, 2 5 Maart. De Kamer heeft
heden de suppletoire credieten voor Ma
rokko goedgekeurd. De lieer Delcassé licht
te eene motie toe, die strekt tot benoeming
van eene commissie van onderzoek voor de
marine.
De oHd-minister van marine Thomson ver
klaarde er prijs op te stellen eenige vergis
singen in het rapport van Brousse te recti-
ficeeren, en ook om aan te toonen, dat het
bestuur van de marine volkomen eerlijk is.
Spr. wees ook op eenige onjuistheden in de
omtrent de prijzen van stoomketels aange
haalde cijfers. Hij besloot met een snel en
volledig onderzoek te vragen.
De rapporteur Brousse verweet de regee
ring, dat zij liet Fransche geld naar het
buitenland liet gaan, in plaats van dat geld
te laten dienen voor de Fransche nijverheid
hij kwam voorts op tegen de geduchte win
sten van de scheepsbouwmaatschappijen.
De minister van marine Picard las eene
rede voor, waarin hij herinnerde aan de om
standigheden, toen hij aan het bewind kwam,
en aan de Kamer voorlegde de balans van
de vloot, met naüwgezette zorg opgemaakt
in overleg met zijn ambtgenoot van finan
ciën. Aan het einde van zijne rede, die voor
de helft niet was verstaan door de Kamer,
zijne stem verheffende, zeide de minister,
dat de regeering eene commissie van en
quête aanvaardt op deze twee voorwaarden,
dat de commissie zich niet mengt dn het be
stuur wan den minister van marine en dat
de vraag van 'het eerste crediet er niet onder
geschikt aan wordt gemaakt. Hij besloot
met op zijne zorg voor de nationale verde
diging nadruk te leggen.
Admiraa Bienaimé verklaarde te betreu
ren, dat zv, die de oorzaken zijn van den
tegenwoordigen, toestand van cle marine,
thans nog de eenige raadslieden van den
n inistér blijven.
De voorzitter Brisson kondigde aan, dat
bi,, hem is ingediend eene motie-Jourde,
strekkende om de verklaringen van den mi
nister van marine goed te keuren en te be
sluipen fot benoeming van eene commissie
van 33 leden, om de verantwoordelijkheid
van de betrokkenen vast le stellen.
Ministei president Clemenceau verklaar
de, dat hei marine-vraagstuk de partijen
zeer heeft verontrust. Dat is te begrijpen,
want er zijn persoonlijke ambitiën in het
spel. Allen moeten tot overeenstemming ko
men, want bet betreft hier het algemeen
lelang van het land. Hij stemt met de be-
grootings-commissie en met. Delcassé over
een, dat geei. enkele grens moet worden ge
steld aan de enquête-commissie, vooropge
steld dat hel bestuur van den minister niet
toteenig onderzoek aanleiding zal geven.
De minister-president verklaart de motie-
Jourde te aanvaarden.
De prioriteit, die gevraagd was voor eene
motie-Delcassé, waarin geen vertrouwen in
de regeeriug is uitgedrukt, wordt verwor
pen met 316 tegen 267 stemmen.
Er wordt splitsing van cle mot ie-Jourde
gevraagd. Het eerste gedeelte, verklarende
dat de Kan er de verklaringen van de mi
nisters goedkeurt en vertrouwen stelt in de
regeering; om de opbeuring van de strijd
krachten te. zee te verzekeren, wordt aan
genomen mei 329 tegen 179 stemmen. Het
tweede gedeelte van de motie-Jourde wordt
net algemeene (545) stemmen aangenomen.
De geheele motie wordt daarna aangenomen
zonder hoofdelijke stemming.
In hét rapport van den afgevaardigde
Doumer over liet nieuwe aanvullingscx'ediet
voor Marokko wordt uitdrukking gegeven van
verbazing, dat nogmaals oene aanvrage wordt
gedaan tot aanvulling van de voor 1908" ver
leende credieten. De uitgaven over 1908
hadden den 18en Januari, toen de Kamer
de eerste aanvullingscredieten toestond, vol
doende bekend moeten zijn, zoodat een fout
van nagenoeg zes millioen niet bad mogen
worden gemaakt.
De *ot den arbeid teruggekeerde post-,
telegraaf- en telefoon-beambten hebben hun
besluit om weer aan 'l werk te gaan, door
middel van aanplakking bekend gemaakt.
De inhoud van deze kennisgeving bewijst,
dat zij zich voelen als overwinnaars en als
beheerschevs van den toestand Het stuk
luidt aldus
,,Dank! Tot het uiterste gedreven door de
onwelwillendheid, de lompheid en de bui
tensporige heerschzucht van den heer Si-
myan, waren wij gedrongen tot staking van
het werk. Heden hebben wij. aan tucht ge
wend en me: liefde voor onze taak bezield,
gelijk wij dit gisteren waren, besloten den
dagelijkse her. arbeid te hervatten. Wij her
kennen den heer Simyan niet meer als chef.
Wij hebben de belofte zijn onheilbrengend
wenk te zien verdwijnen. Dat is de recht
matige vergelding van 't recht op de wille
keur.
Onze eerste plicht is onze medeburgers
warm te danken voor den kostbaren steun,
dien zij on, hebben verschaft. Den hinder
vergetende dien wij gedwongen waren het
te veroorzaken, heeft het publiek bijna een
stemmig onze houding goedgekeurd Voor
zijne welwillendheid, voor de bewijzen van
sympathie die het ons gegeven heeft, zeg
gen wij he> oprecht dank.
Door onzen ijver en onze gehechtheid aan
het werk zullen wij ons best doen steeds de
achting van onze medeburgers te verdienen.
De post, de telegraaf en de telefoon be
hoorden t» worden bestuurd als eene han
delsonderneming. Besloten te reageeren te
gen het bureaucratische stelsel, zullen wij
d° verbeteiing. van de diensten nastreven,
ter. einde nieuwe gemakken te verschaffen
aan de klanten en zoo de ontwikkeling van
den openbaren rijkdom te bevorderen. Wij
zijn geene machines.' Wij willen ons werk
kunnen lief hebben, dat ons de welvaart
en de vrijheid moet verzekeren."
Het stakingscomité heeft zich niet ont
bonden. Het blijft bestaan als comité van
waakzaamheid en heeft de opdracht gekre
gen, „in den kortst mogelijken tijd de fe
deratieve eenheid van het geheele post-,
telegraaf- en telefoonproletariaat te verwe
zenlijken.'
Eene nota van Havas spreekt tegen, dat
de regeering het gerechtelijk onderzoek
naar de daden van sabotage, die in den loop
van de staking zijn gepleegd, heeft laten
ophouden. Dat onderzoek wordt voortgezet
liet is trouwens gevraagd door de stakers
zelf, die verklaard hebben, dat zij volkomen
vreemd waien aan alle daden van sabotage.
De daden va1, sabotage, in deze nota be
deeld, siebben volgens de Temps betrekking
op de vernieling in de provincie van tal
rijke telegraaf- en telefoonlijnen. Het blad
vraagt intusschen of er ook onder begrepen
zijn de feiten, gepleegd op het hoofdbureau
van de telegraaf te Parijs, waar de meeste
toestellen in wanorde zijn gebracht, en de
handelingen van de brievenbestellers, die de
hun gegeven brieven en drukwerken in het
riool geworpen hebben.
P a r ij s, 2 5 M a a r t. Castro is van
hier om 9 46 voormiddags vertrokken.
Bordeaux, 25 Maart. Castro is
met zijne familie met den sneltrein uit Parijs
hier aangekomen. Aan den trein werd hij
opgewacht door speciale politie. Hij ging in
een automobiel naar het hotel.
Bordeaux, 25 Maart. De direc
teur van cle Compagnie Transatlantique
heeft Castro medegedeeld, dat de regeering
van Venezuela hem heeft laten weten, dat
als Castro aan boord was van de Guade
loupe, het schip niet in de Venezolaansche
havens kon binnenloopen Dientengevolge
koos Castro Trinidad als punt van ontsche
ping.
Engeland.
Londen, 25 Maart. In antwoord
op hem gestelde vragen over de door
Duitschland gegeven verklaringen omtrent
de snellere afwerking van zijn program van
vioolbouw, zeide de eerste minister Asquith,
dal den lOen Maart de mondelinge mede-
deeling was gedaan, dat Duitschland niet
van plu» was de uitvoering van dit- program
te bespoedigen en dat het niet voor
hot einde van 1912 dertien Dreadnougts
zou bezitten „Toen wij het laatste gedeelte
van deze mededeeling vergeleken met de
inlichtingen, ingewonnen door de admira
liteit. kwamen wij tot de conclusie, dat de
mededeeling niet doelde op kruisers en slag
schepen beide, maar de rede van minister
Tirpitz op 16 dezer bewees, dat de kruisers
er in waren begrepen
„Men gaf ons te verstaan, dat het feit,
dat de contracten voor twee schepen, ko
mende op het financieele jaar 1909/1910,
reeds van te voren aan sommige firma's wa
ren beloofd, geen afbreuk deed aan de vroe
ger afgelegde verklaring omtrent den tijd
Noor h»t Miiftlseh
00 VAN
f. N. BN W. M. WILLIAMSON.
„Mannen zijn zoo blind vooral als zij
beminnen. Gij hebt vrij wat meer verstand
van motorbooten den van jonge meisjes. Zij
is thans vriendelijk jegens u omdat zij van
plan is u spoedig te doen boeten voor het
feit, clat gij haar trots hebt vernederd. Ik
waarschuw u, als eene belooning voor de
redding van mijn ooilam. Zoo Ti'be niet in
.liet water gevallen was, of gij hadt er hém
'niet uitgehaald, zou ik u misschien aan uw
lot hebben overgelaten maar nu zeg ik u,
pas op! zij is gevaarlijk."
..Hoe weet gij dat?" vroeg ik.
„Hoe ik dat weet? Wél, natuurlijk, omdat
ik eeu vrouw ben en omdat ik precies een
der zou handelen indien ik jong was?"
„Welnu, zoo gij gëlij'k hebt, wat moet ik
dan beginnen?"
„Dat was hét wait ik u zeggen wilde. Gij
moet u houden als waart gij haar moede."
„Lieve hemel 1"
„Zij mag niet bespeuren, dat zij eenige
macht over u heeft. Zij hecht vrij wat meer
aan u dan tzij 'zelf wel wil gclooven."
„Ik zou alles willen geven, als ik die
overtuiging kon deelen."
,,Het geeft niéts of gij er van overtuigd
zijt of niet. Het komt er op aan haar dat te
doen inzienhaar op eens tot die ontdek
king te brengenEn daartoe bestaat er
slechts één onidkM."
„Welk?"
„Haar jaloersdh te maken."
Ik lachte vol bft'terheid. „Zeg mij de
maan voor haar te grijpen."
„Maak Miss Rivers het hof."
„Waarde mevrouw, gij hebt mij bewezen
dat ik een domoor ben maar ik ben noch
een eerloos man, noch een huichelaar."
„Lieve hemel! als gij de zaak zoo gaat
opvatten, zijt gij verloven. Onze beste Ron-
ny zal haar onder uwe oogen wegkapen, of
schoon zij in het geheel niet verliefd op
hem is, maar au bemint en dat ook zal be
seffen, zoo gij haar slechts wakker sohudt."
„Starr is doodelijk van beiden."
„Dat was hij, of liever gezegd, hij vond
het aangenaam verliefd te wezen. Maar het
feit alleen dat gij Miss Van Buren zoudt
wenschen te verkrijgen maakt, dat hij zich
verbeeldt haar ook te willen trouwen. Wees
op uwe hoede tegen hare vriendelijkheid.
Zoo gij u daardoor laat overhalen haar om
hare hand te vragen, bedankt zij u zonder
aarzelen en neemt zij daarna den ander aan,
misschien wel enkel en alleen omdat zij
zich rampzalig gevoelde en niet goed w*st
wat er omging in haar hart."
„Gij zijt eone ongeluksprof et-es," mompel
de ik wanhopig.
„Wilt gij mijn raad niet aannemen?"
„Neen dat kan ik niet doen. Ik moet mij
op eene andere wijze zien te redden."
„Er is geen andere."
„Ik zal het beproeven."
„Wel nu, beloof mij dan ten minste, dat-
gij haar in elk geval niet binnen de eerste
twee weken zule vragen, of althans vóór
dat ik u vergun dat te doen."
„Wij.,, doen altijd alles... wat gij van
ons verlangt, zonderlinge vrouw! Ik vraag
mij af waarom?"
„Dat moet u een raadsel blijven; maar
in dien tusschentijd zal ik trachten u te
redden, zooals gij Tibe hebt gered."
HOOFDSTUK XX.
De Zeeman was geagiteerd, toen wij voor
het zonderlinge stadje Monnikendam aan
wal stapten, en zag er uit ten-minste ik
verbeeldde het mij alsof hem iets ver
wachtte. Toen wij de bree'de Hoogstraat
doorgingen, keek hij afgetrokken naar de
rijen van fraaie zeventi-ende-eeuwsche hui
zen, als vreesde hii Sir Alec Mac Nairne
plotseling van achter de aan of andere an
tieke deur te voorschijn te zien springen,
om hem uit te maken voor een meineedigen
schelm. Zélfs de beelderige kerktoren, d'ie er
uitziet als droeg hij een gesneden beker van
oud zilver, trok niet dermate ziiji aandacht,
als hij anders zou gedaan hebben. En in-
plaats van te lachen om de troepjes kinde
ren, die achter ons aan klikklakten, en de
stilie en zindelijke straten van het geluid
hunner klompjes deden weergalmen, werd!
hij er zenuwachtig d'oor. De jonge daanes
echter hadden er schik in, en zeiden, dat dé
kleine stemmetjes, -die in gebroken Engelscli.
zonder slot of zin voort babbelden, sprekend
geleken op de stemmen, in het verhaal van.
Duizend en één Nacht" spookachtige
stemmen, die ieman'd om deden kijken, al
was men ook gewaarschuwd, clat men zoo
doende zijne menschelijke gedaante verloor
en versteende.
Tibe was weer de groote aantrekkings
kracht; een droeviger en wijzer Tibe, dan
de Tibe van een uur geleden, zóó droef en
zóó wijs, dat hij niet eens vriendschap
trachtte te sluiten met- drie sneeuwwitte
geitjes, die den stoet zijner bewonderaars
volgden.
Starr liep naast zijne tante, als om haar
desnoods te beschermeneens of tweemaal,
toen ik hunne aandacht trachtte te vestigen
op een merkwaardigen voorgevel of antieke
huisdeur, waren zij geheel in liun gesprek
verdiept, en konden evengoed in New-York
geweest zijn, a'ls in Monnikendam aan de
Zuiderzee.
Toen ik liet gezelschap l*ad gewezen, wat
ik meest bezienswaardig achtte, moest ik
hen aan hun lot overlaten en naar de boot
terugkeeren. Hendrik kon de Lorelei en
haar breedgeschouderde vriendin, niet do-.r
de reeks van .sluisdeuren brengen, waarmede
dat kanaal zich in het hart der Zuiderzee
ontlast
Dit kostte mij een rond half uur, en toen
ik de beide schuiten door de laatste sluis
deur had gebracht, wachtten de vier men-
schen en de hond reeds op mijterwijl de
meest volhardende dof kinderen op een af
stand samenschoolden.
,,Het is een grooter stad dan Broek-in-
VVaterlaml, maar niet- zoo belangwekkend,
zeide de chaperonne, met afkeuring kijken
de in de richting van Monnikendam* „en
ook zoo zindelijk niet. Ik zag vijf stukje
papier op straat, en eene vrouw, die wij
ontmoetten, scheen volstrekt niet gezind
zelfmoord te plegen, omdat zij de straat be
vuild had, door het omgooien van een em
mer met melk. In Broek zou zij zeker naar
de gevangenis gesleept zijn. In Broek ge-
leek elk huis op een juweel, en het geheel
zog er uit als een precepio in karton üit-
gesnedenmaar de Monnikendammer hui
zen zijn groot genoeg, dat de men-schen er
languit ir. kunnen lig-gen, als zij naar bod
gaan. en dat is al heel gewoon. Behalve om
dien kerkeren, en een paar oude poortjes
en de eigenaardige costuums, en den
schoenwinkel, waar men niets -anders ver
kocht dan klompen, zie ik niet in, waarom
wij de moeite namen te Monnikendam stil
1 te houden
I„Ik dacht, dat gij zoo gaarne de doode
sleden aan de Zuiderzee' wenschte te bezoe
ken," zeidw ik.
Zij keek mij zoo verbluft aan, alsof zij
mij niet een uur geleden mijne toekomst
voorspeld had.
„Wat heeft dat nu met Monnikendam io
maken?" vroeg zij.
i „Niet meer of minder, dan dat Monni
kendam een der doode steden is; uwe eer
ste," legde ik haar uit. Maar zij riep on-
geloovig
..Monnikendam eene doode stad aan de
i Zuiderzee? zeg, dat het niet waar is."
„Ik vrees toch van wel."
„O, da.: ben ik deerlijk teleurgesteld! Ik
dacht, dat wij, langs de kust varende, de
doode steden zouden bereiken. Dat wij met
grasbegroeide straten zonden zien, aan
weerszijde., begrensd door ledigstiande hui
zen, die een puinhoop geleken, en dat, als
het water helder was, wij misschien kerkto
rens en ruïnes van kasteden op den bodem
i zouden bespeuren. Zijn misschien de aude-
re zoo?"
Wordt vervolfd.