2
Xu is er gezegd, dat niet alle leeraren
even goede leerkrachten zijn, maar ©r zijn
geen namen genoemd door den heer Hage
doorn en de leer aar, <he het .meest gewich
tige vak moet geven, is een zeer goede leer
kracht. Ik héb niet g'ehoordl dat die leeraar
bezwaar heeft tegen de splitsing in twee af-
deelingen. De ouders hebben 't gevraagd;
zij willen gaarne splitsing in meer afdeelin-
gen. Maar dat de leeraren 't hebben ge
vraagd, is ons niet gebleken- De ouders
hébben de vraag tot ons gericht; het adres
is geschreven door eene wél bekende hand,
ook de hectogr&phisehe afdrukken, die we
ontvingen. Maar de noodzakelijkheid had
moeten worden aangetoond. Een lokaal is te
klein, is er gezegd. Als dat het geval is,
dan kunnen er telkens een of twee stoelen
of een bank bij gezet worden. Ik begrijp niet
waarom dat niet zou kunnen; het is in 1907
wellicht ook gebeurd.
Het is tegen de meerdere uitgaven, dat
men opziet, is er verder gezegd. Daartegen
zou het dagelijksch bestuur niet opzien. Als
het wat meer geld zou moeten kosten om
de school goed te doen zijn, dan zou men
dat moeten uitgeven. Maar die noodzakelijk
heid van de sphtising in drie afdeelingen is
ons niet gebleken. Als die ons blijkt, dan
zullen wij zelf met een voorstel komen.
De heer Hagedoorn heeft nog gezegd
,,Wij moeten de H. B. school in eere hou
den, want van alle kanten vloeien 'haar dé
leerlingen toe." Ja, onze H. B. school is
zeer gunstig gelegen voor eene groote be
volking. Allee wat ten oosten^ van Amers
foort ligt, stroomt 't kan niet anders
hierheen, en wat ten westen ligt., komt soms
ook naar hier en gaat die plaats voorbij
waar men eene H. B. school heeft met een
zeet- hoog schoolgeld Dat is de oorzaak van
het eroote bezoek, dat onze H. B. school
heeft. Het -dagelijkse!! bestuur is door dé
bedenkingen die zijn aangevoerd, er niet toe
gébracht het voorstel, dat hét heeft gedaan,
te veranderen.
De heer Roland us Hagedoorn.
Mijnheer de voorzitter, het voorbeeld, dat
de heer Celosse heeft aangehaald van groote
cijfers in vroegere jaren, toen er ook klassen
waren van in die 50 leerlingen, die in tweeën
zijn gesplitst, "bewijst heel weinig. Ik wil er
alleen dit van zeggen Er moet iets gedaan
worden opdat er eindelijk een grens bomt
voor de sterkte van de klassen. Die grens
moet. door den raad warden vastgesteld;
anders zal de toestand ieder jaar aanleiding
geven tot moeilijkheden. Men zal dan op
nieuw zeggen, zooals de heer Celosse nu
heeft gedaan In 1909 is er in toegestemd,
dat er 28 zouden zijn in eene afdeeling
dat was 1 of 11 meer dan men in 1907 heeft
gehad. Op die" manier kan men wel door
gaan tot 60. Er is een grens, en die is al
lang bereikt, wanneer eene klasse van 54
leerlingen in twee afdeelingen wordt ge
splitst. Als er op die manier wordt door
geredeneerd, dan heb ik geen argumenten om
dat te weerleggen.
Wanneer de heer Celosse zegt, dat er
stoelen kunnen worden bijgezet, dan kan ik
niet begrijpen hoe 'hij, die zelf liidl van de
commissie van toezicht is geweest, een der
gelijk argument in 't midden brengt. Hoe
kan men zich eene klasse voorstellen, waar de
jongelui op stoelen zitten, wanneer er moet
wordén geschreven? Dat komt aanhoudend
voor. Wanneer er geen stoelen kunnen wor
den bijgeplaatst, dan kaai men zich alleen
ïedden, door drie jongelieden te plaatsen in.
eene bank, die 'bestemd is voor twee. Zoo
wordt tijdelijk in den nood voorzien. Dat is
mogelijk als de leeraar een buitengewoon ge-
schikt- paedagoog is, die moeilijkheden kan
voorkomen. Maar als men moeilijkheden wil
fokken, dan moet dat op deze wijze geschie
den. Dergelijke argumenten kunnen geen
waarde hebben. Wranneer men zegt: ,,De
school moet goed zijn", dan vraag ik: Hoe
kan zij goed zijn met zulke groote klassen?
Dit is eene vechtpartij men vergeve mij
het woord die de commissie van toe
zicht reeds lang heeft vol gehouden. De com
missie is altijd van meeniug geweest, en zij
vindt daarvoor steun in de adviezen, van den
directeur en van de leeraren, idiat dé kl'assen
niet groot*» behooren te zijn dan van 20
leerlingen. Wanneer men daar boven gaat,
dan worden de resultaten van liet onderwijs
van twijfelachtig gehalte. Kleinere afdeelin
gen zullen altijd een voordeel zijnbij groo-
tere afdeelingen zal men steed's klachten ver
nemen over de nadeel en van het klassikale
onderwijs. WTanneer men daartegenover wil
stellen, dat op de Rijks H. B. scholen soms
klassen zijn van 30 en meer leerlingen, dan
kan ik daartegen aanvoeren Dat is gebeurd,
maar het gebeurt nu niet meer. Men is daar
van teruggekomenhet vindt nu niet meer
plaats. Ik blijf daarom mijn voorstel hand
haven.
De heer Celosse. Mijnheer de voor
zitter, nog een enkel woord. De heer Hage
doorn heeft terecht gezegd': Er moet een
grens zijn voor de grootte van de
klassen-afdéélingon. Dat vind ik ook.
Die grens kan m. i. bepaald worden
op 30 leerlingen. Het is waar, men
heeft liever niet, dat de klassen die
grens bereikenmen zou liever klassen heb
ben van 20. Maar 'als er een grens moet
worden 'bepaald, d'an is 30 een geschikt ge
tal als men daarboven komt, dan kan wor
den aangenomen, dat de splitsing noodza
kelijk is. Wanneer de heer Hagedoorn zegt,
dat er een lokaal is, waarin voor een der
gelijk getal leerlingen geen plaats is, dan
heeft hij zelf 'het middel aangegeven om z&
te plaatsen, door dtie op eene bank te
zetten. Dat kan voor de enkele uren, waar
voor het noodig is, wel geschieden. Klassen
van 20 leerlingen zijn eigenlijk wenschelij-
ker, zegt de heer Hagedoorn. Ja, dat vind
ik ookboe mindér leerlingen er in eene
klasse zijn, dies te beter is dat voor het
onderwijs van de zwakke leerlingen. Op de
leerkrachten werkt, dit echter niet altijd
gunstig. Maar het dagelijksch bestuur
meent, dat de splitsing noodzakelijk moet
zijn, om er toe te kunnen overgaan, en de
noodzakelijkheid is in dit .geval niet aan
getoond.
De heer Gerritsen. Mijnheer de
voorzitter, ik was niet van plan mij te men
gen in deze discussie op onderwijsgebied,
waarop ik minder thuis ben. Maar ik zal
stemmen voor het voorstel van de commissie
van toezicht op grond, dat ik meen, dat wij
vertrouwen moeten stellen in de commissie
van toezicht, gehoord datgene wat in aen
laatsten tijd met de H. B. school is gebeurd
Het advies, dat de commissie van toezicht
over déze zaak heeft uitgebracht, geeft mij
aanleiding om voor haar voorstel te- stemmen.
D-» Voorzitter. Ik geloof niét, dlat
er eenig verband bestaat tusschen het eeni-
ge weken betreffende de H. B. school ge
beurde en deze zaak. Men moet die zaak,
dunkt me, geheel afgescheiden beschouwen
van de vraag, die ons nu bezig liousdlt, of 'het
belang van het onderwijs noodig maakt de
vierde klasse te splitsen in twee of in drie
afdeelingen. Ik ga accoord met- de meening,
di<> schriftelijk door het dagelijksch bestuur
is verkondigd, dat splitsing in twee afdee
lingen voldoende is. Twee jaren geleden is
er eene klasse van 54 leerlingen geweest.
Tce:i zijn twee afdéelinlgeni voldoende ge
bleken en nu maken een of twee leerlingen
n».eer niet zoo'n groot verschil dat daar
voor de groote bosten der aanstelling van
nog een derden leeraar gewettigd zijn.
De heer H e y l i g e .r sMijnheer dé
voorzitter, ik zal stemmen voor het voor
stiel tot splitsing van dé vierde kJ'aésé in
drie afdeelingen, omdat hetgeen in het ber
lang daarvan is gezegd mij afdoende voor
komt. De argumenten v'an' dén héér Hagen
doorn, die als lid van de commissie van; toe
zicht de zaak kan beoordeel en, zijn voor;
mij zóó overtuigend, dat ik mij er 'gaarne
bij neerleg.
De lieer v a, n Esveid!. Mijnlli|öer dé
voorzitter, ik wil inOg dit opmierkeaUIn
1907 I's ook het argument geweest, dat men1
nog wél een enkelen leerling er bij zou kun
nen plaatsen. Dat is gebeurd en men zégt
na Het is goed gegaan. Een leeraar aan ons
gymnasium heeft mij nog niet lang geleden
gezegd: ,,Ik begrijp niet boe mien in één
vak van zooveel gewicht als dé niatuuiflcuini-
de aan eene klasse vaat 25 leerlingen! goed
onderwijs kan geven." Ik heb dat in mij»
oor geknoopt. Er is mij gezegd: ,,-lic acht
het onmogelijk goed ondérwijs te geven aan
eeate klasse van 25 leerlingen; ik lacht 20
leerlinge» die uiterste grens voor goedi on
dérwijs." Dat is het oordeel van eien deskun
dige op onderwijsgebied. Daarom vind ik het
van het dagelijksch bestuur wel een weinig
lichtvaardig om te zeggen: „Het gaat met
28 leerlingen ook wel", wanneer men van
de commissie van toezicht en van allen, die
op de hoogte zijn, hoort, dat eene klasse
van 28 leerlingen te groot is. Ik geloof dat
als de splitsing geen geld kositfe, men er wel
toe zou overgaan. De grond waarom de
splitsing in drieën niet wordt voorgesteld,
zal wel zijn dat men wil bezuinigen. En
dat ii een verderfelijk begiusél.
De Voorzitter. N'aar aanleiding
van het laatst gesprokene wil ik opmerken,
dat B. en W. het financieel© bezwaar niet op
den voorgrond hebben gesteld, maar den
nadruk vooral gelegd hebben lop luet groote
bezwaar om nog meer tijdelijke leteirare» aan
de school te verbinden. Dat 'is eieai dér
hoofdargumenten geweest, waarmede B. en
W. hun voorstel hebben aanbevolen).
Do heesr van Esveid. Er aal maar
één tijdelijk leeraar meer aan de schee* ko
men. Dat kan niet zulk een groot bezwaar
zijn.
De Vcrorzitter. Ik zal nu. het voor
stel van B. en W. in omvraag brengen.
Wordt dat verworpen, dam komtt. het voor
stel van den heer Hagedoorin ih stemmünlg».
Het voorstel van B.en W. wordit aanige-
nomien met 10 tegen 5 stemmenTegen
stemden de heerenRolandus Hagedloorn,
Gerritsen, van Esveid, Heyligers en Van
Duinen.
De Voorzitter. Daarmedé -is het
voorstel van den heer Hagedoorn verval
len.
8. Voorstel van B. en W. tot benoeming]
v'an oen tijdelijk leeraar in dé NederiLaind-
sche taal en letterkunde aan de Iioogere
Burgerschool voor den cursus 1909/1910.
De lieer B. H. Peteri wordt 'benoemd met
algemeen© stemmen.
9. Voorstel van: B. on W. tot benoeming
van eieini tijdelijk leeraar in die wfekumidé aan
dé hoogere burgerschool vtoor dien1 cursus
1909/1910.
De heer J. M. Sweep wordfc benoemd
met al gem eene stemmen.
10. Voorstel van B. on W. tot benoeming
van /een. ontvanger van het vuur-, haven- en
tongeld en regeling der vaststelling va» de
instructie van dien ambtenaar.
De Voorzitter. Zooals dé heeren
zuilen hebben gezien, is de benoeming
voor deze betrekking tot dlusver nim
mer door den raad geschied'. B. en W.
mean/den echter dat het regelmatiger was die
benoeming op deze'wij ze tiot stand te bren
gen. Ik stel voor daartoe over te gaan. De
persoon, die daarvoor wordt aanbevolen, is
door de Eembrugcommissie ook benoemcl
tot brugwachter.
Met algemeen© stemmen wordit tot ontvan
ger benoemd E. van Yken te Baarn.
Wordt z. h. o. besloten de vaststelling
van de instructie van dezen ambtenaar op
te dragen aan B. en W.