nr.
153,
Vrijdag 26 November 1909.
BUITENLAND.
FEUILLETON.
DE W1SK0TTENS.
8"' jHargaiiK.
AMERSFOORTSCH DAGBLAD
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 8 maanden voor Amersfoortf l.OO.
Idem franco per post- 1.50.
Afzonderiyke nummers- 0.05.
Deze Courant verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feest
dagen.
Advertentiënmededeelingen enz.gelieve men vóór 11 uur
'c morgens t>y de Uitgeven in te zenden.
Uitgevers: VALKHOFF C°.
(Jtrechtschestraat 1. Intercomm. Telephoonnummer 66.
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Van 1regels f 0.50.
Elke regel meer - O.IO.
Dienstaanbiedingen en aanvragen 25 cento b# roernitbetalinf.
Qroote letters naar plaatsruimte.
Voor handel en bedrijf bestaan zeer voordeeliae bepalingen tel
het herhaald adverteeren in dit B^ad, by abonnement. EetP'
circulairebevattende de voorwaarden, wordt op aanvr*»»
toegezonden.
Kennisgevingen.
De Burgemeester van Amersfoort,
Gezien artikel 41 de rgenieentewet,
Brengt ter kennis van de ingezetenen, dat de
Raad dezer gemeènte zal vergaderen op Dins
dag. den 30. November aanstaande, des namid
dags te 1-i ure
Amersfoort, den 25. November 1909.
De Burgemeester voornoemd,
WUIJTIERS.
Politiek Overzicht.
He leerboeken op de Fransche
scholen.
De door de Fransche bisschoppen opge
worpen kwestie omtrent die leerboeken op
de openbare scholen, wordt dioor de repu-
blikeinsche pers levendig besproken en
grondig onderzocht. ,,De Temps' heeft een
aanmerkelijk aantal schoolboeken doorgele
zen en is tot de conclusie gekomen, dat het
groote meerendieel ervan aan alle eischen
van eenvoud en onzijdigheid beantwoordt.
Op de overige heeft het blad wel is waar
't een en ander aan te merken. Zoo op een
zedieleer, waarbij de moraal zuiver wereldseh,
onafhankelijk en tegen alle critiek be
stand is, doch waarin met groot voorbe
houd over God wordt gesproken. Het heet
daarin: ,,Denk u een wezen, diat ten allen
tijde goed is en aan wien wij alles te dan
ken hadden; dit wezen zou God zijn, en
wanneer het bestond moesten wij het achten
en liefhebben." Op eene andere plaats:-
„Wanneer God bestaat, dan moeten alle
groote gedachten, alle nobele daden hem
aangenaam zijn, van wien ze ook uitgaan
wanneer hij echter niet bestaat, dan blijven
niettemin de plichten, welke op den menscb
rusten, dezelfde". Daarop volgen beschou
wingen over liet gebed en den eeredienst.
Daarbij wordt gevraagd „Gaan degenen,
die aan het bestaan van God gelooven,
daarom naar de kerk, omdat men God moet
liefhebben?" Antwoord: „Ja, doch ze kon
den liet zich besparen naar de kerk te gaan,
en ze zouden God toch welgevallig zijn".
Dan komen de verschillende godsdiensten
aan de orde, benevens hot atheïsme en de
vrijdenkerij, voorts eene herinnering aan de
godsdienstvervolgingen, zonder de weldaden
te gedenken, die in het geloof hun oorsprong
hebben gevonden. De Temps" vindt dit
niet in orde tegenover kinderen van tien
tot twaalf jaar.
Evenmin is de Temps gesticht over het
al te „vredelievende patriottisme" in zekere
leerboeken. Zelfs van anti-militairisme zijn
daarin sporen te vinden. Een der vragen
luidt: „Is krijgsroem wezenlijke roem?"'
Anftwoofrd„Wij bewonderen de verove
raars en beschouwen ze als groote mannen,
doch dikwijls zijn liet slechts groote misda
digers, eene schande voor de geschiedenis
en een g»eesel voor de menschheid".
In een leesopstel worden de kinderen er
voor gewaarschuwd „de waarde van een
mensch naar den glans zijner tressen of
naar de grootte van zijn vederbos te beoor-
deelten" en verdler wordt vermaand: „Ver
geet niet dat wij voor alles wereldburger
zijn". Zelfs de klassenstrijd ontbreekt niet.
Daarbij leest men „Beschouw dit geld
stuk. Wat beteekent het? Het beteekent de
mogelijkheid degenen te laten arbeiden dii©
geen geld hebben". En dan wordt de arbeid
voorgesteld als een tredmolen, die döor en-
gelukkigen zonder ophouden in bewe
ging moet worden gebracht, terwijl er be
voorrechten zijn die niet- behoeven te be
wegen. En dat alles om bij kinderen van
tien tot twaalf jaren den lust tot werken op
te wekken 1
Bijzonder slecht te spreken is de „Temps"
over liet leerboek van Bayet en Aulard, dat
ook reeds in den Matin door een Katholiek
hoogleer aar aan de kaak is gesteld. Daarin
wordt Napoleon niet als een groot man
recht gedaan, Aulard maakt hem zelfs met
een enkelen zin af. Verder heet het daarin
„De militaire dienst is een zware en moeite
volle plicht. Zij zou lichter en er zouden
minder soldaten zijn, wanneer er in Europa
geen keizers en koningen meer waren, die
er pleizicr in hebben geschillen onder de
volkeren uit te lokken en deze dan te doen
gelooven dat ze elkaar haten. Langzamer
hand zullen de volken gaan begrijpen dat
ze broeders zijn en zal de Fransche repu
bliek niet meer behoeven te vreezen door
koningen en keizers aangegrepen en over
vallen te worden." Waaruit de schrijver
dan ec liter de conclusie trekt, „dat
Frankrijk een sterk leger moet hebben,
waarmede het wellicht had moeten begin
nen". De Temps maakt dan nog gewag van
den volgenden passus uit het leerboek. „De
landloopers en vagebonden, die niet werken
willen en aalmoezen vragen, zijn schooiers.
De rijke lui, d op hunne kasteelen zitten
en aan niets aanders denken d,an hoe ze
zich zullen amuseeren, zijn schooiers".
Waartegenover de Temps den schrijver van
dit l'eerboek herinnert aan art. 17 van de
„Verklaring van de rechten van den
mensch", dat luidt: „De eigendom is een
onschendbaar en hieilig recht'.
In een schrijven van de Temps protes
teerde professor Aulard tegen de vermin
king zijner woorden over den krijgsdienst
en over den gelukkigen tijd, waarin de vol
keren zullen begrijpen dat ze broeders zijn
hij heeft hier namelijk nog aan toegevoegd:
„Ongelukkig genoeg is die sehoone dag nog
zeer verre en zoolang de andere naties zich
niet ontwapenen, hebben wij een sterk le
ger noodig om de onafhankelijkheid van ons
vaderland te verdedigen. Om deze re-den is
de krijgsdienst verplicht. Wanneer wij geen
leger hadden, zou Frankrijk veroverd en
zou het Duiitsch of Russisch worden. Wij
willen echter Franscben blijven en boven
dien is het bestaan van Frankrijk, voor de
menschheid van nut. Vervullen wij alzoo
onzen militairen dienst met opgewekten
geest, omdat het zoo zijn moet; doen wij
ijverig onzen plicht en schikken we ons naar
de militaire voorschriften, want dit eischit
liet belang van Frankrijk." Door deze aan
vulling laat de Temps zich echter niet van
zijn.stuk brengen.
België.
Brussel, 2 5 N o v. Bij de voortgezette
behandeling van de legerwet werd een amen
dement aangenomen, bepalende dat twee
jaren na het inwerkingtreden dezer wet de
actieve diensttijd zal worden ingekrompen
tot 15 maanden voor de infanterie, 24
maanden voor de cavalerie en 21 maanden
voor de bereden artillerieën den trein.
In een vergadering der rechterzijde van
den Senaat is met groote meerderheid be-
I sloten het regeeringsontwerp betreffende de
1 reorganisatie van het leger door invoering
van den persoonlijken dienstplicht, aan te
nemen.
Uit de gehouden redevoeringen bleek, dat
de stemming zeer gunstig is voor den mi
nister-president, zoodat voor de oude rech
terzijde alle kans verkeken schijnt, de leger-
hervorming nog door bemiddeling van den
Senaat tegen te houden.
Frankrijk.
Woensdag had te Parijs onder voorzitter
schap van den oud-president Loubet een
feestmaal plaats van het republikeinsch-
democratiscli verbond. In de rede, die mi
nister Trouillot bij die gelegenheid hield,
bracht hij o. m. den veldtocht der bisschop
pen tegen de neutrale school ter sprake,
welke veldtocht volgens dezen staatsman,
met het oog op de komende verkiezingen op
touw is gezet, met het doel onrust te stoken
onder de bevolking en aan te sturen op een
burgeroorlog. „Maar wij zullen niet dul
den", zeide de minister, „dat er oorlog
wordt gevoerd tegen de wetten, de onder
wijzers en de schoolboeken. Wij zullen mis
schien zelfs genoodzaakt zijn nauwlettender
te gaan toezien op de scholen onzer tegen
standers, op hunne onderwijzers en op
hunne leerboeken, die door een scheeve
voorstelling der historische feiten trachten
onder de burgers haat te zaaien en het vuur
van een burgeroorlog aan te blazen".
Uit Grenoble wordt gemeldTe Lamou-
rette hebben de kinderen 'het bezoek der
school gestaakt, omdat de onderwijzers wei
gerden met liet gébruik van een door den
bisschop verboden leerboek te eindigen.
De geestelijkheid van Brest heeft onder de
leerlingen van de neutrale scholen aldaar
een geschrift verspreid, waarin raadgevingen
worden verstrekt aan christelijke ouders en
kinderen, in verband met den bekenden her
derlijken brief.
In dit geschrift wordt er op gewezen, dat
in de openbare school niet alleen de neutra
liteit, bij de wet van 1882 voorgeschreven,
wordt geschonden, maar dat de meesters door
middel van het onderwijs afkeer en haat
kweeken tegen den godsdienst.
„Reeds zijn vele kinderen", zoo wordt
verder in de waarschuwing aan de ouders ge
schreven, „door dit stelsel ten ondergang
gebracht; zij bidden niet meer, doen geen
heilige Communie, beleedigen de geestelij
ken. Dit alles inziende, hebben de bisschop
pen in een gemeenschappelijk schrijven ge
poogd deze slechte onderwijzers en onderwij
zeressen aan de kaak te stellen en hebben zij
hun verboden ongodsdienstige leerboeken te
gebruiken en den 'kinderen heiligsobennende
platen onder de oogen te brengen."
Dan richt het stuk zich rechtstreeks tot de
leerlingen zelf, en gelast hen de verboden
boeken noch te verbranden, noch weg te
werpen, maar bedaard op de lessenaars van
hun onderwijzers neer te leggen en dezen
mede te deelen, dat ze dergelijke boeken,
daar ze verboden zijn, niet kunnen behouden
en gebruiken.
Het geschrift is bovendien aan de deuren
van vier kerken aangeplakt.
Engeland.
De Engelsche bladen houden zich bij hun
besprekingen bijna voornamelijk bezig met
de rede van lord Rosebery, welke de unio
nistische pers niet kan bevredigen, omdat
hij de begrooting, welke hij afkeurt, toch
door het Hoogerhuis wil doen aannemen
den liberalen niet, omdat, hoewel hij het
Hoogerhuis raadt de begrooting aan te ne
men, hij die scherp veroordeelt.
Al de bladen brengen intusschen hulde
aan het redenaarstalent, Woensdagavond
door lord Rosebery aan den dag gelegd in
het Hoogerhuis.
Maar de unionistische bladen verwijten
hem zedelijken moed te missen. Hij was de
eerste om de begrooting als een socialis
tisch schrikbewind voor te stellen, en nu de
strijd er is, trekt hij zich terug en laat an
deren in het vuur staan.
Uit de rede zelf zij aangestipt, dat lord
Rosebery na een scherpe veroordeeliug van
de begrooling en na te hebben gewezen op
de toenemende sommen uitgegeven voor de
bewapeningen, zijn standpunt, uiteenzette
omtrent de houding der Lords. Zij speel
den een te gevaarlijk spel en waagden zolfs
het bestaan van het Hoogerhuis. Hij was
niet ongerust over de bedreigingen tegen
de Lords gericht, maar toch herinnerde hij
er aan dat een groot deel van de openbare
meening der Lords zeer vijandig gezind was
en dat de bedreigingen uit kringen kwamen,
die slechts één Kamer wenschten. Met uit
stel of terugzending van de begrooting zou
den de Lords juist dat doen, wat hun vijan
den wenschten.
Lord Rosebery gaf toe, dat het Huis de
begrooting mocht verwerpen, omdat zij niet
in het belang was van het land. Met het
oog op de practijk van de constitutie was er
echter een onbetwistbare stelling van de con
stitutie, n.l. dat er geen belasting was zon
der vertegenwoordiging. Door dit uit het
oog te verliezen, werden de Ver. Staten ver
loren, daarom dacht hij dat het niet ge-
wensoht was opnieuw aan te vallen.
Volgens zijn meening zou het de ware
houding van de vijanden van de begrooting
zijn geweest het ontwerp aan te nemen en
het volk mogelijk te maken haar te beoor-
deelen volgens haar werking. Dergelijke
handeling zou voor de oppositie een over
winning zijn geweest, en zij had dan voor
de financiën van het land kunnen zorgen
volgens een methode, die kon overeenstem
men met haar beginselen en gezond ver
stand. Aan het slot van zijn rede zeide lord
Rosebery, dat hij een hervorming wensebte
van het Hoogerhuis, volgens de lijnen, door
hemzelf uiteengezet, en verklaarde hij dat
het hem buitengewoon veel leed deed, dat
hij niet tegen de begrooting kon stemmen,
omdat hij zijn hoop op het voordeel van een
toekomstige hervorming van het Hooger
huis niet op het spel wilde zetten, zooals
noodzakelijk zou gebeuren bij de onzeker
heid van den uitslag van algemeene verkie
zingen.
Londen, 25 Nov. Een betooging, op
tou wgezet door den „Bond tegen het Hoo
gerhuis", had hedenavond plaats. Zesduizend
betoogers, onder welke heel wat gespuis,
trokken naar het parlementsgebouw, flo
ten eenige voorbijgaande Lords uit en
werden toen door de politie zonder eenige
moeite uiteengejaagd.
De betoogers trachtten later ten tweeden
male het politie-cordon om het parlements
gebouw te verbreken, maar werden weder
verdreven
Verschillende arrestaties werden gedaan.
Oostenrijk.
W e e n e n 2 5 Nov. In het Huis van
Afgevaardigden noodigde de minister-pre
sident alle partijen uit zich te vereenigen.
ten einde de basis voor een overeenkomst
te vinden en de nationale geschillen te doen
ophouden.
Servië.
Belgrado, 25 Nov. De Koning»
van Bulgarije is alhier aangekomen en door
Koning Peter hartelijk ontvangen. De me
nigte juichte hem levendig toe.
Belgrado, 25 Nov. Een wetsont
werp is ingediend tot het uitschrijven van
eene nieuwe leening van tien millioen, ten
einde tegemoet te komen aan de behoefte
van het leger.
Rusland.
De Czainina is volgens de Times nog altijd,
zeuuwlijdende. Dientengevolge is het ver
trek der keizerlijke familie uit Livadia ver
traagd.
Heden zou de minister van Financiën Ko-
koftzef zich naar Livadia begeven om bij den
Czaai verslag uitte brengen ovor zijn reis in
het Veo-re Oosten.
Petersburg 24 November. In
h t verdere verloop van de avondtzi'tting der
Rijks cloema beraadslaagde de Doem a over
een voorstel een interpellatie te richten aan
den minister van handle 1 omtrent het ont-
ginningereebt van de, met de thans geldige
paohtregelen in strijd zijnde, concessies van
napthahoudende grond aan den generaal-ana-
jo r Ssenjawin, den jagermees ter Mamon-
tow, de opperjagermeester Golenislew,
Koelosof, Tolstoi en de Kaukakiscbe indu
strieel o maatschappij
Het voorstel werd met algemeenen stem
men aangenomen. Timersajef, die gisteren
voor de laatste maal als minister van han
del optrad, trachtte in een rede welke een
uur duurde aan te toonen dat de regeering
niet in strijd met de wet had gehandeld.
Wat de drie eerste gevallen aangaat wees
hij er op diat de verpachting was geschied
op eene keizerlijke verklaring waarin gezegd
werd dat deze gervallen als geen preceden
ten zouden kunnen worden beschouwd. De
minister van handel voegde er aan toe dat hij
slechts noodgedrongen een gebied1 aanroerde
dat zelfs van het standpunt van orthodoxe
aanhangers der volksvertegenwoordigers on
aantastbaar behoort tot de gratie van den
monarch en een der schoonste prerogatie
ven is van het allerhoogste gezag.
De Doema besloot dé uiteenzettingen dés
ministers onmiddellijk te bespreken. Daar
de volgende redenaar, de Octobrist Dimit-
sjoekof op de keizerlijke Ibesiluiten inging
viel de president hem in de rede met het
verzoek deze kwesties niet aan te roeren.
ir.Nt debat zal aanstaande Woensc' xg worden
voortgezet.
Omtrent de reeds medegedeelde knoeie
rijen bij de intendance te Moskou wordt nog
gemeld, dat de beambten jaarlijks meer dan
13 millioen gulden verduisterden. In de ja
ren van den Russisch-Japauschen oorlog be
reikten de verduisterde sommen wel het be
drag van 33 millioen gulden. Het Rijk ver
loor jaarlijks bij de verschillende administra
ties in de stad Moskou ruim 132 millioen
gulden. Op de meeste koopwaren werd 10
gelegd, soms 30 en een aantal quitan-
t-ies werden ingediend en door het Rijk be
taald voor waren, welke nooit waren afge
leverd
Tot nu toe heeft men ontdekt dat er 130
beambten betrokken zijn in deze zaak. Reeds
zijn er meer dan zestig gearresteerd.
64 DOOR
RUDOLF HERZOG.
„Ik luister naar u dominee, onudht u er
nu eenanaal bent en omdat u het goed meent.
En daarom antwoord ik u ook. Het kan
zijn, dat het de egoïst i6, die uit mij spreekt.
Maar dan moet men mij toch aan do andere
zijde die l'iefdle toonen, 1 Emilie heeft zich
döor mij veronachtzaamd: gevoeld. Ik hond
niet van verstoppertje spelen. WéU'cht va!
ik te ruw met de deur in huis. Dan is het
toch de taak eener verstandige vrouw, de
fijne lijnen te herstellen, zoodat wij geloo
ven, dat zij ons bovendien nog wat schenkt,
en beschaamd en dubbel verliefd zoete
brcodjes bakken. Doch in 't geheel geen
'lijn? Geen in elkander loopende? Wat blijft
er dan over, dan iedler voor zich in afzon
derlijke werelden rond te dwalen, totdat men
süchzelf .tot 'last wordt? En dezen last heeft
Emilie ondervonden, tengevolge van dezen
last van zichzelf is ze heengegaan. Niet,
omdat ik een paar maal een 'beetje wild ge
weest ben. Zoo iets bemerkt eene verstan
dige vrouw in het .geheel niet. En als ze
het bemerkt, neomt ze er een lesje aan. Uit
.puren oVerlast van zichzelf en wegens ge
brek aan energie zich (daartegen te verbet,
ten 1 D'at is de heele ziaak."
„Je gelooft dus, dat je vrouw anders
voelft dan ze handelt
„Mijn hemel, ze is toch eene vrouw en
geen phonomeen
„En jij? Ben jij een. phenomeen?"
- „Daar heb i'k nooit aanspraak op ge
maakt. Ook niet, dat ik onfeilbaar ben.
Tegenover Emilie wel het allerminst. Maar
wat voor den duivel neem me nia! kwa
lijk, dominee, dat flapte ik er zoo uit
wat geeft haar hel recht, hare fouten meer
aan te kweeken, dan ik de mijne? Mij te be
straffen en zichzelf te beloonen, door mij de
kinderen een 'tijd lang te onttrekken Ilk
wil aannemen, dat onnadenkendheid het ge
brek aan energie de hand gereikt heeft.
Deze onnadenkendheid kan ik weder goed
maken, en als ik het nog niet deed, ge
schiedde het, om den. kinderen! geen onaan-
genomne herinnering aan hunne jeugd' te
verschaffen. Haar gebrek aan energie ech
ter moet ze zelf meester worden, of we ko
men uit de ziekenhuisstemming niet meer
uit. Vrouwen zijn als .kinderen. Als men
hen. beklaagt, komt er |Oan het huilen geen
einde."
„Wat dus moet men met haar doen?"
„Haar meed' bewonderen. Dan zijn ze in
haar knollentuin. Niet als kinderen."
„Ik heb daarin geen ervaring," merkte
dominé Schirrniacher op. „Maar wellicht
kan je mij wel zeggen, welken moed je be
doelt."
„Den moed der vrouw, het flinkweg met
den man dfien, ze lief heeft, ,te wagen. Niet
uit een molshoop een berg te maken. En
vertoont zicb toch eens een berg, dat net te
doen alsof het een molshoop i6. Vóór alles
echter de liefde tot haar man hooger te
stellen dan de grondregelen 'harer opvoe
ding. Daarom is ook hare liefde geheel ver
keerd. Omdat ze niet den moed had tot
een fonkelnieuw leven ie besluiten, zooaTs
een huwelijk het verlangt, en God. alles ten
beste te laten schikken. Een vrouw, die t».j
de wijsheid liaars vaders zweert, heeft haar
echtgeneot slechte in onderpand.
„Maar je zeide* toch, Gustav, diat j©
vrouw zichzelf te -veel gewonden was? Dan
moet er toch een zelferkenning voorafge
gaan zijn."
„Ik weet immers, dat ze bloed heeft",
mompelde Gustav Wiskotten. „Als het
eens 'n keer opgewekt was, liep het over.
Slechts hare opvoeding verbood haar, het op
te laten wekken. Naderhand was het dan
altijd alsof ze iets verkeerds gedaan had.
Dominee," hij lachte even „men
noemt dat andere „uit de school klappen
Dominee Schirrniacher wiegde het hoofdi
heen en weer. „Laten wij deze opvattting'
aan menschen van gewone gezindheid over.
Als wij beginnen, ons voor het eenvoudig
menschel ij ke in ons te schamen, heeft -het
geen zin meer op de aarde te wandelen, en
begrijpen, wij God niet meer, die on.s aldiis
schiep." Hij 6tond op. „En nu wil het
mij toeschijnen, alsof jouw geval volstrekt
niet zoo hopeloos is. Waar hel bloed een
maal gesproken heeft, hi ij ft de herinnering:.
En de herinnering verfraait, veredelt en -
vereffent.
Hij reikte den heer des huizes de hand.
„De vrouw is het zwakkere deel. Niet
tegenstaande al hare emencipattte pogingen.
Zonder de liefde vindt ze nooit de harmoni
sche regelmaat, waarnaar ze s:reeft. Slechts
in eenzame vrouwen ontwaakt de verbitte
ring vani haar geslacht. Zorg er voor
Gustav, dat Emilie van deze verbittering be
vrijd wondt, doordal je haar hare eenzaam
heid ontneemt.
„U beschouwt de zaken met eene toege
vendheid, dominee, welke ik bij u wel het
allerminst gezocht zou hebben."
Dami'nee Schirrniacher lachte. „Het
klinkt mooi, wat ik je ,nu zeg, Gustav, maar
een dom-ae© moet een soort diplomaat we
zen. Je kent mij als den kanseldonderaar,
als den ze loot-. Kijk eens om je heen. Ge
loof je, dat met- dit volk hier iets begonnen
zou kunnen worden zonder geweld
Als wij dominees de menscheen in Jieb dal
niet toedondterden, zouden zo niet tevreden
aijn. Hiier liggen, de bewijzen vlak voor de
'hand. De onverschilligen moeten opgeschrikt
en meegesleurd, en aan de vromen moet de
inbeelding ontnomen worden, diat ze vromer
dan de dominee .zijn. Dit laatste is namelijk
een hoofddeugd der Wuppertha]ors, en ale
men an de buitenwereld tegen de W upper-
tha'lcr predikanten auoord en brand
schreeuwt-, vergeet men, dat hier te lande
de herder slechts de eclio zijner kudide is.
Jij echter, mijn zoon, bent op jouw manier
zelf een persoonlij ikheid. Daarom kunnen,
wij kalm met elkander redeneeren als men
schen, die van deze arde zijn."
„Nu, dominee", zei Gustav Wiskocten,
„uw stelregel ie ook de mijne. In sommige
gevallen. Ook ik moet gewelddaden gebrui
ken, om mij achting en gehoorzaamheid te
verschaffen. Zoo lang 'het kinderen of dom
koppen geldt. Buigen of breken. Men flinke
menschen echter spreek ik openhartig. Wel
licht komt ook Emilie daar eens achter."
„Ik zal er eens over denken," merkte
dominee iSchirrmacher peinzend op, „hoe
de hefboom hier overgehaald kan worden."
„Heel vriendelijk, dominee. Maar breek
er uw hoofd niet mee. Er zijn dingen, die
slechts tusschen twee menschen uitgemaakt
kurnen worden. Vrijwillig beter inzicht-
van binnen uit 1 Bemiddeling maakt den ver
momden strijd slechts des te langduriger.
Dat maakt de menschen ellendiger dan een
openlijke strijd, dominee, en ik heb geen
inschrikkelijke natuur."
„Adieu, Gustav,^ik kom nog eens weer."
„Maar dan met een ander onderwerp van
gesprek, dominee."
Op straat 'liep dominee Schirrniacher Anna
Kölsch tegen het lijf. „Ga je op reis, kind?"
En hij klopte op de tasch, welke zij in de
hand droeg.
„Naar Düsseldorf maar," antwoordde ze
snel.
„Maar dit is toch niet de weg naar het
station."
„Ik moet nog even m-nheer Gustav spre
ken."
„Zoo, zoo. Die is nog thuis. Luister eens
Düsseldorf, zeg je? Hm, Anna dan kan
je daar wel iets voor mij doen. Als je eens
naar mevrouw Emilie Wiskotten toeging
„Wat moet ik daar doen?" vroeg ze op
af weren den toon.
„Slechts haar bezoeken, kijken hoe ze het
maakt, met haar praten en baar van mijn
heer Gustav vertellen."
„Ik weet niets goeds."
„Zacht wat, zacht wat Om je tot be
oordeelaarster op te werpen, daartoe ont
breekt het je aan een goed inzicht-. Maar
zoo zijn de vrouwen. Wat bij hen gemoed,
verstand of ingeving van het oogenblik is,
weten zij dikwijls zelf niet te onderscheiden.
Ga maar eens bij mevrouw Emilie Wiskotten
aan. Ook door wederzijdsche overdrijving
kan men het verstand nader komen. Goede
reis, m'n kind."
Wordt vervolgds