6
jnen kieze daartoe den rechten weg. En
ik kan nieti anders zeggen, dan dat men met
de motie van den lieer van Kalken tekort
doet aan liet recht. De gemeente is er ten
allen tijde op uit, voor haar onderwijs de
beste leerkrachten te benoemen het ligt dus
voor de hand, dat zij onderwijzeressen zal
benoemen, die het ten deze met haar eens
zijn. In de onderwijswereld zelve bestaat
groot verschil van opinie ten aanzien van
de vraag: de gehuwde vrouw al dan niet in
de school. De Bond van Onderwijzers oor
deelt het huwelijk bevorderlijk voor liet on
derwijs, het Onderwijzersgenootschap daar
entegen wil de gehuwde onderwijzeres weren.
Zoo zal het ook hier wel zijn onderwijzeres
sen, die bij huwelijk willen aanblijven, ande
ren die voor haar betrekking bedanken. Het
zal voor de gemeente dus gewenscht zijn on
derwijzeressen te'benoemen, die heengaan als
zij tot een huwelijk geraken. Ik herhaal nog
eens, als de heer van Kalken een anderen
weg bewandeld had, dan zou hij mij aan z'n
zijde hebben gevonden, omdat ik het in prin
cipe met hem eens ben.
De heer V e 1 s He ij n. Ik zou tegen de
motie-van Kalken hebben gestemd, als ik het
eens was geweest met de opvatting van B.
en W., die meenen, dat deze motie in hun
rechten treedt. Ik hen het met die opinie
evenwel niet eens, want ik beschouw de
motie als een eenvoudig verzoek en ik acht
het in het belang van het onderwijs, als zij
door den raad straks wordt aangenomen.
Want ik geloof in strijd met anderen, dat
de statistiek duidelijk aantoont, hoe luet ver
zuim onder de gehuwde onderwijzeressen
giooter is dan onder de niet-gehuwdenbo
vendien acht i'k ontslag bij huwelijk ook he
ter. omdat het minder hard voor de betrok
kenen is op dat moment dan wei later. Hot
is mij hekend, dat in vele plaatsen ook een
strooming in andere richting is waar te ne
men in Amsterdam zeiden B. en W. toe,
met voorstellen tot ontslag te zullen komen
voor onderwijzeressen in geval van huwe
lijk. Ik vind dus 'die motie van den heer
van Kalken in het belang van het onderwijs
en hoop dat zij zal worden aangenomen.
De heer R u ij s. De heer Veis Heijn wees
reeds op het groote verzuim onder de ge
huwde onderwijzeressen. Men kan onmoge
lijk zeggen, dat de gehuwde onderwijzeres
juist door haar huwelijk zoo veel beter
wordt voor het onderwijs. Want het is toch
een zonderlinge en onnatuurlijke moeder
liefde bij een vrouw, die zich wel wil wij
den aan liet onderricht barer leerlingen,
maar de opvoeding barer eigene kinderen
overlaat aan anderen. Ik zal dan ook vóór
de motie stemmen.
De heer Plomp. I'k zal tegen de
motie stemmen, mijnheer de voorzitter;
het is' toch mijn opinie, dat deze motie in
den raad niet te pas komt. Men had haar
moeten richten aan een ander adres. Men
had met de feiten het verkeerde van de ge
huwde onderwijzeres in de school moeten
aantoonen en op grond van die gegevens de
regeering béhooren te bewerken. De regee
ring toch heeft ten aanzien der gehuwde
onderwijzeres niets bepaald. Als nu de hoe
ren Veis 'Heijn en Ruijs zeggen dat ze met
de motie geenerlei pressie bedoelen aan het
adres van B. en W., dan zeggen ze meteen
met argumenten wat ik niet wil. Het huwe
lijk alléén kan geen reden tot ontslag, mis
schien kunnen wel de gevolgen van het
huwelijk dat zijumaar vóór dien tijd geeft
het huwelijk er niet de minste aanleiding
toe. Men zegt: en de kinderen dan? Maar
hoeveel gezinnen zijn er niet, waarin geen
kinderen zijn? Ik zou niet gaarne treden in
het gemoedsleven van anderen en dat moet
ook de raad niet willen doen. Ieder speciaal
geval late men met vertrouwen over aan het
inzicht van B. en W. Er is nieti die minste
reden voor, om de houding van B. en W.
te dien aanzien reeds bij voorbaat vast te
leggen en te bepalen.
De heer Gerritsen. Mijnheer de voor
zitter, wat de heer Veis Heijn zoo juist
zedde, toont aan, dat we hier een onrecht
matige daad zouden verrichten, als de motie
werd aangenomen. Iets anders zou het zijn,
indien een dergelijke bepaling reeds in de
wet was opgenomen, maar nü is aanneming
van de motie beslist te ontraden.
De 'heer Veis H e ij n. Dat begrijp ik
niet. Wat beweert u dat ik gezegd heb?
De heor Gerritsen. Slechts een alge-
meene wetsbepaling kan het geven van on
gevraagd ontslag regelen. Het ligt niet op
den weg van B. en W. zich daarmede te
belasten.
De heer Veis H e ij n. Ik beweerde,
dat m. i. de 'bevoegdheid juist berust bij
B. en W. Met de motie wordt niet andiers
bedoeld, dan aan B. en W. in 'het belang
van goed onderwijs, te vragen of zij rekening
willen houden met het verlangen van zekere
groep uit den rqadl; op welk verlangen de
motie alleen de aandacht wil vestigen.
De heer Jorissen. Ik zie niet in,
mijnheer de voorzitter, dat deze motie iets
te kort doet aan het recht van B. en W.
Als B. en W. zich er eenvoudig toe bepalen
om rekening te houden met den inhoud van
de motie, dan zal dit het onderwijs slechts
ten goede komen. In het Berliner Tageblatt
werd onlangs het resultaat medegedeeld! van
een enquête in deze quaeetie. Vele bekende
persoonlijkheden van naam en gezag ver
klaarden daar eenparig ,,Het volle moeder
schap s'luit het volle onderwijsberoep uit'5.
Als autoriteiten op onderwijsgebied ons dit
zeggen, dan is daar naar mijn oordeel een
vingerwijzing in gelegen hoe wij ten op
zichte van dit vraagstuk hebben te hande
len. Nu is het gelukkig waar, dat een ge
huwde onderwijzeres nog niet zoo dadelijk
moeder is, maar dat neemt volstrekt niet
weg, dat niemand onzer mag medewerken
aan het streven, om aan het moederschap
te ontkomenEn daaromgeen gehuwde
vrouw in de school.
De heer van Duinen. Ik zal niet tre
den in de wenschelij'kheid van het een, noch
van het andere, maar plaats mij bij de be
oordeeling van deze zaak op zuiver wettelijk
standpunt De wet laat de gehuwde vrouw
in de school toe, wij mogen en kunnen dus
niet treden in een regeling, die met deze
vet in strijd is. Wij hebben webten om aan
te gehoorzamen, gehoorzamen ook aan an
dere wetten, die ons niet aangenaam zijn
en hebben ons dus ook bij de wet op bet
L. O. neêr te leggen. Waar de motie het
recht, aantast en daar geen rekening mede
houdt, zal ik tegen stemmen, mijnheer
do voorzitter.
De lieer van Kalken. Nog een enkel
woord, mijnheer de voorzitter, als voorstel
ler van de motie. De heer Rijkens zei, dat
er onder de moeders-onderwijzeressen uitne
mende krachten schuilen, een opinie, die
óók wordt onderschreven door den Bond
van Nederlandsche onderwijzers. Ik wil
als leek op onderwijsgebied aan die uitspraak
volstrekt niet twijfelen, en neem haar dus
gaarne als volkomen waar aan. Ik wil daar
bij óók nog wel aannemen, dat haai* plichts
besef voor de school zelfs zóe ver gaat, dat
zij de belangen van het eigen gelzin er des
noods maar aan waagt. Zeker, het huwelijk
werd onder die omstandigheden zoo aardig
begonnenmaar daarin schuilt juist het
noodlot. Het gezin breidt zich uit, men kan
het geld van de vrouw-onderwijzeres niet
missen, de moeder blijft dus onderwijs geven
en het gezin wordt er, dat spreekt van zelf,
de dupe van. Haar onderwijs gaat dan in
vele gevallen boven het belang van haar
kinderen. En dat is het, wat voorkomen moet
worden En het is de taak der regeering d'ie
toestanden te vermijden, in het belang van
het onderwijs, van het gezin niet minder.
In vole plaatsen heeft men den onderwijzeres
sen ontslag gegeven als ze moeder waren go -
wordennatuurlijk ging de regeering met
die handelwijze niet accoord. Miaar wel
keurde zij het ontslag goed, gegeven bij het
aangaan van heb huwelijkuien voelt heb
verschil daar tu6schen. Ik wil nog even voor
lezen wat geschied is met het raadsbesluit
vau Rotterdam. Het is te vinden in het
weekblad ,,De Gemeentestem5'ik lees
daar
's Gravenhage, 5 Maart 1909.
In ons no. 2954 deelden wij mede, <lat
door den gemeenteraad van Rotterdam op
30 April 1908 eervol ontslag werd verleend
aan drie kort te voren gehuwde onderwij
zeressen, welk ontslag kennelijk een uitvloei
sel was van eene vroeger door dien raad!
aangenomen motie, waarin als het oordeel
van dit college werd te kennen gegeven,
dat het op school werkzaam blijven van
onderwijzeressen na haar huwelijk in den
regel niet in het belang van heb onderwijs
is.
Nadaib dit ontslag door Gedep. Staten van
Zuid-Holland, was goedgekeurd, wendde zichi
het hoofdbestuur van den Bond van Nederl.
Onderwijzers zich tot de Koningin imet ver
zoek om vernietiging der ontslag-besluiten.
Bij missive van 23 Februari j.l. heeft nu
de Minister van Binnenlandsche zaken,
krachtens machtiging van de Koningin op
het verzoek beschikkende, aan adressant te
kennen gegeven, dat er voor tussc hen komst
der regeering in deze geen termen bestaan,
en wol uit overwogingDat de Raad der
gemeente Rotterdam het eervol ontslag met
inachtneming van de voorschriften van art.
30 der wet, op voordracht van Burg en
Wethouders heeft verleend. Dat heit in den
regel gewenscht is eene onderwijzeres, die
een huwelijk aangaat, oen eervol ontslag
toe te kennen.
Dat toch het belang van den dienst mis
schien sleohts in geval van zwangerschap
ontslag eischt-, maar dat wat hiervan zij
vermits zwangerschap en bevalling natuur
lijke gevolgen van hot huwelijk ziju en het
ongeoorloofd is op kinderloosheid de pre
mie van handhaving te stellen het ontslag
-behoort te worden verleend ter gelegenheid
van het huwelijk.
Mij dunkt, dat is zoo zakelijk miogelijk.
De regeering zegt, dat men het geval nuoet
voorziengeen ontslag als er eenmaal
kinderen zijn, maar ontslag vóór er kinde
ren zijn. De belangen van gezin en school
gaan niet samen. En wat ik met mijn mo
tie bedoel, ik heb het nu nogmaals in den
breede aangetoond, ligt- volkomen in de lijn
der wet.
De heer Celosse. Ik geloof dat thans
Zioow&t nagenoeg alle leden van den Raad
over de zaak zijn gehoord, en alle opinies
zijn kenbaar gemaakt. Ik heb me er op
nieuw over verwonderd, dat de heer van
Kalken zed, dat er wetswijziging van Ihooger
hand op tdl is. Als dit inderdaad zoo is,
waarom maakt hij dan toch zoo'n haast met
zijn motie? Waarom dan nu aJ die drukte?.
Wij kunnen dan immers gerust de dingen
afwachten die komende zijn! Voorts betoog
de de heer van Kalken, dat van hoogerhand
wèl het ontslag bij huwelijk wordt goedge
keurd, maar mag ik hem er dan even aan
herherdn neren, dat nog in den zomer
van dit jaar, ik meen in Juni, een
verordening van de gemeente Uithoorn
is vernietigd, waarbij werd bepaald dat
ontslag werd verleend wegens huwelijk? De
heer van Kalken las wel een zeer uitvoerig
advies voor, om aan te toonen, dat do ge
huwde onderwijzeres niet goed is voor do
school, maar als hij nu zoo'n bezwaar heeft
tegen die gehuwde onderwijzeres, waarom
dan geen bezwaar voor den gehuwden
onderwijzer? De gehuwde onderwijzeres kan
moeder worden en de gehuwde onderwijzer
vader, en heeft hij, ingeval er ziekte is
thuis onder z'n kinderen, z'n hoofd niet