4 De lieer Jorissen. Mijnheer die voor zitter, in het begin van dte-ze discussie dacht ik te zwijgen. Maar* nu durf ik wel het woord te wagen. Wanneer ik het officieel© verslag van de vergadering van 26 October 1909 nasla, dan vind ik daarin, dat de beier Rij kens zegt„Ik bedoel niemand persoon lijk onaangenaam te zijn.... 't is een prin- cipieele kwestie. De tegenwoordige directeur is een consciëntieus man". Dit laatste verguldt, mij natuurlijk zeer. Verder zegt de lieer Rijken s aan liet slot dat hij er tegen is oni dë motie in een vol ronde vergadering t.e behandelen, omdat er dan allicht een hatelijke kant aan komt. Ik begrijp niet goedi hoe heb laatste met het eerste samen rijmt. Dat zoo'n onschul dige motie ondier de discussie een batelijken kant zou kunnen krijgen, kan ik niet in zien. Zou er dan toch iets hatelijks onder verscholen zijn Dat is traast niet te geloo- ven. Wanneer men echter mocht hebben gevrieesd, dat het debat leen minder ge- wensohten keer zou nemen, dan kan men nu daaromtrent volkomen gemist zijn. Ik meen, dlat men zicli die vrees ban bespa ren, en heb, wat mij betreft, tegen dade lijke behandeling van de mjotde volstrekt geen bezwaar. Ik zou die te eerder w|en- scheu, omdat ik .medelijden ga krijgen mot -Jen heer Rij kens. Het was reeds sinds April dat de heer Rij kens van zijne motie dn blijde verwachting verkeerde, hoewel zijne stukken op 't stadhuis eerst in Juni in orde kwamen. 'Geheel onverwacht verscheen de baby in October. Erg florissant zag bet wicht er niet uit, want toen onze voorzatter het zag, oordeelde hij het noodig het wurm nog een beetje in de couveuse te stoppen. Nu het na een paar maanden uit de couveuse komt, blijkt bet zoo iets van een Siameesch twee- li n get je -e hebben, waarvan men de oen© helft al vast heeft afgenomen, die reeds dood is, terwijl men nu tracht de andere helft mot kunst- e" .vliegwerk in 't leven te houden.... 't Is om. medelijden te krij gen als men dat gewurm ziet.... Nog meer medelijden krijg ik als ik denk. dat de beer Rijkons zoo'n stumpertje tea* wereld heeft gebracht. U moet weten, mijnheer de Voor zitter, dat men van den hoer Rijkens hoogo verwachtingen had. Vóór de heer R. in den Raad zijn entree joyeus© maakte, schreef hij nabetrachtingen over onze gemeente raadszittingen, waarin ons om do beurt nog al eons do les werd gelezen. Die nabetrach tingen beschouwde ik als lessen van htooge wijsheid en ik heb gedacht, dat men daar nog wel eens een bandleiding 'voor gemeente raadsleden uit kon fabriceerenSinds even wel de heer Rijkens hier in ons midden heeft zitting genomen ben ik wel wat tot andere gedaanten gekomen en vrees, dat men ons met die nabetrachtingen zooiets als knol len voor citroenen heeft verkocht. De Voorzitter. Ik moet den spre ker verzoeken zich in zijnie uitdrukkingen te matigen. Beschuldigingen tegen medele den kan ik niet toelaten. De heer Jorissen. Ik beschuldig nie mand, mijnheer de voorzitter. Ik heb alleen gezegd, dat hot mij speet, omdat ik betere verwachtingen 'heb gehad van den hear Rij kens. Dat is geen beschuldiging. Wat ik van den heer Rijkens als raadslid; hob ge zien, was beaucoup de bruit et peu de be sogne. Maar ik vertrouw, dat hij zijn voor deel zal doen met de opgedane ondervin ding, en zich niet weer op dit gébied zal wagen vooridlat hij eene fatsoenlijke motie in elkaar kan zotten. Dan belooft de heer ltijlkens misschien nog walt Dezö motie llaat aiiij koud. Ik zal mij niet verzetten tegen de IbeliamjcMing van de motie, en over den in- •Ikoind er van zal ik maar niets zeggen. Van •don uitslag hen ik verzekerd. De heer R ij k e n s. Mijnheer de voorzit ter, de heer Jorissen bpeft een toon in bet dob at gébracht, die herinnert aan de in het Hongaarseho volkshuis gébruikelijke -wijze van debatteereu, maar die ik niet gaarne ingang zou zien vinden in den gemeenteraad van Amersfoort. Ook beeft de heer Jorissen eene virtuositeit ill 'het. ineinueeren getoond, die ik hem niet. benijd. Om de zaak heeft hij echter 'heengedraaid. Ik héb alleen bet prin cipe naar voren willen brengen. Als ik meen, dat die twee bedekkingen niet te za- men moeten worden waargenomen, dan is het mijn plicht de aandacht daarop te vesti gen en het. mijne te doen om eone uitspraak van den raad dtaarover te krijgen. Wij héb ben als principe uit te mak'en of de combi' natie van de beide betrekkingen gewenscht is ja dan neen. Het is, naar mijne meening, niet mogelijk den bertaanldlon toestand te handhavenDaaraan wil ik althans niet mee doen. Ik wil, dlat dé vergadering zich aal uitspreken of zij dat gewenscht acht of niet. Daarom aal ik mijne motie bandhaven. De heer Gerritsen. Mijnheer de voor zitter, in eene der vorige werigadieranigen heeft de heer Jorissen hetzelfde gedaan tegen over mij .al© niu tégenover ons jongste Jiidi en is hier mét. allerlei personaliteiten geko men. Het verwondert mij, dat niet dajdéjjju. de lieer Joriasen door u tot. de orde is ge roepen en hem onder 't oog is gébracht, dat hij op die manier niet kon voortgaan. Dat ib geen manier om hierdie dingen te-zéggen en persoonlijke lisiteli j'loheden té debiteeren, die niet in het (belang kunnen zijn van de gemeente Wanneer de heer Jorissen pag. 284 opslaat van het bekende weak van prof. Oppenlieim, dan kan luj daarin i>zen. ,,Op de kietscfhlheiid ider léden mioét worden ver- troaiwd. Zij behoort hen uit de vergadering waarin de belangen van hen of van wie hiun nauestaan, beraadslaging en beslissing vra gen, verwijderd te hiouKien." Ik geloot' dat de heer Jorissen, als hij in deze discussie zijn mond had gehouden en niet had mee gepraat, kiescher had gdhanJéLd dan hij nu heeft gedaan. Walt dan heer Joriissen aanlei ding geeft om dezen aanval te doen op ons jongste lidi, had hij veel vroogea' reeds kun nen vinden bij B. en W. Het is eon vorig jaar reeds gablcuren, dat B en W. precies zoo over de zaak dachten als nu. Toen héo- ben B. en vv. gemeend dat oh-der de aan dacht vaai de léden te moeten brengen^ op dat men zou zien, <liat B. en W. destijds reeds de combinatie ongewenscht achtten. In de memorie van tlooHcMdnig van de be grooting van 1908 wordt dloor B. en W. ge zegd ,,Artt. 5. Voilgn. 162. Verpleging enz. f 8000. Bij raadsbesluit van 27 Maart 1906, no. 121, werd besloten de verpleging van hen, die op kosten van de stad v-eupleegu bdlitooren te wordten, op te dragon aan het St. Elizabeths Gast- of Ziekenhuis De kos ten zijn f 1.50 per d'ag en per luoofkl, waar onder 'begrepen is heb verstrekken van de beuoodagde medicijnen en verbandmiddelen De kosten voor kinderen, beneden den leef tijd van 7 jaar, zijn door het bestuur ver minderd en op f 1 per dag en per kind ge stéld. Bij de begrooting voor 1907 werd: vermoed, dat bét ziekenhuis 1 Juni 1907 zou wuaidlen géopend gerekend werd toen op 1000 ver pleegdagen van 1 Juni 19071 Jan u aan 1908. Het ziekenhuis is sinds 11 April geopend; heb aantal verpleegdagen van 11 April15 Augustus 'bedroeg reeds 2140. Hoewel de termijn van af do opening tot 15 Augustus betrekkelijk kolt is, meeneu wij nu reeds te kunnen verklaren, dat <lüt cijfer ongedacht boog is. Het aantal verpleegdagen in bet St. Elisa beths Gasthuis en het Aldegondé Gasthuis te zomen bedroeg in de jaren 1899 5006, 1900 5076, 1901: 3591, 1903: 4891, 1904: 3967 Vergelijking van d;?z© cijfers met het aan tal, dat over 3 maanden' in 1907 nu reekijs .bereikt as, toont een waarlijk abnormale plot selinge stijging aan, terneer omdat onder de opgegeven cijfers over vroegere jaren ook de verpleegdagen van nieft-ingeaebeuen zijn be grepen Nog meer dan het hooge aantal verple-eg. dagen, heeft ons de verueehng van dit aan tal tusschen de gemeente-<ge ne^sflieeren en heel- en verloskundigen getroffen. De ver pleegdagen van geopereerd© patiënten uit gezonderd, blijkt dat 1 gemeeiite-genéiS'iieer 873, 1 héél- en verloskundige 72 en e©n héél- en verloskundige 326 verpleegdagen heeft op. gegeven. De verdeeling van de wijken van de drik- toren onderling kan hiervan niet alléén de oorzaak zijn, aangezien liet afgegeven aantal doktersbriefjes, verdeeld naar de wijken, eén geheel andere verhouding aangeeft dan heb aantal verpleegdagen, verdeeld' naar de wijken. Wij betreuren, met. het oog op 't boven staande verplicht te zijn, een niet lager be drag idan f 8000 te moeten uittrekicen." Mij dunkt, dat B. en W. d'aaii'dn duidelijk genoog gezegd hébben hoo zij over de zaak denkenmen kan er tusschen de regels dui delijk uit lezen, dat zij verwachtten, dat do heer Jorissen ontslag zou nemen als gemeen te-geneesheer. Dc hoer Jorissen wil nu de zaak bespottelijk maken, maar maakt dan het standpunt belachelijk, waarop B. eai W. sedert verscheidene jaren hébben gestaan. Daartegen moet ik pro besteeren. De Voorzatter. Ik mort opkomen tegen de gavodjgttrekking, die de heer Gerrit sen maakt uit hoi rapport, dat is overgelegd, bij de bqgrooting van 1907. Dat rapport, had de strekking het hoogere cijfer, dat werd1 ui't- gétrékiken voor verpleging van patiënten in hét ziekenhuis, te verdedigenVroeger be droeg dat cijfer f 2000toen werd er f 8000 voor aangevraagd. B. en W. hébben toen niet gedacht aan de combinatie der betrek kingen van gemeente-geneesheer en directeur van het ziekenhuis; zij hébben dat betoog alleen geleverd om duidelijk te maken waar uit het hoogere bedrag, dat werd gevraagd, ontstond. De heer Gerritsen kan tusschen de regels van liet rapport iets anders lezen. Dat ds voor zijne rekening. Maar ik .moet ontkennendat bij B. en W. ©enigszins sprake geweëst is van de combinatie der beide genoemde betrekkingen. De bedoeling van B. en W. is alleen geweest, het hoo gere cijfer boe te lichten. De heer Gerritsen. Op het betoog, dat door B. en W. toen geleverd werd, klopt volkomen de conclusie, die wij in de later van Ben Wuitgegane stukken vinden „Wij achten de combinatie ongewenscht.*' Dat is in B. en W. te apprecieerenzij zijn royaal voor den dag gekomen. Eu de beer Jorissen moet dat niet bespottelijk maken. De Voorzitter. Ik wil nog opmer ken, dat dl© leiddraad!, dien de he>er Rijkeaia door zijne motie aan B. en W. wil geven, overbodig i®. B. en W. hebben hun gevoe len o-ver de zaak miédegedeetkl, maar zij uioe- nen, dat met de beslissing kan worden ge wacht tot 1911. De heer P 1 o m p. Mijnheer' de voorzit ter, nog altijd hoop ik, dlat de lieer Rijkens niet zal vragen stemming over zijn motie. Doet hij dat wel, dan zal ik tegen de motie moeten stemmen. Het schijnt mij onmogelijk de motie aan te nemen. Zooals de toestand nu geworden is, kan ik er niet anders in vinden dan eene verdachtmaking van den boor Jorissen, en daartoe hébben wij niét het- recht. Men heeft zich beroepen op de toelichting van de begrooting van 1907. Wat B. en W. daarin geschreven hebben, vind ik ni?t voorzichtig. Waarom riet? Onder den ouden toestand werd verpleegd in het St.- Elisabetlhgastlurs en ;n het Aldégonde-gast huis. In bet St. Elisabethgasthuis werd om niet verpleegd. In het Aldego ndé-gastihuis werd betaald, maar ieder weet dat daar ook veel patiënten in werden verpleegd;, waai"-

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad | 1910 | | pagina 6