Mijn Yriend de Chauffeur.
r. i6o.
8"* Juarganf.
Dinsdag 15 Maart 1910.
BUITENLAND."
FEUILLETON.
AMERSFOORTSCH DAGBLAD,
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 2 maanden root Amersfoortf l.OO.
Idem frauco per post1.50.
Afzonderigte nummers - 0.05.
Deze Courant versohijnt dagelijks, behalve op Zon* en Feest'
dagen.
kdvertentiënmededeelingen enz.gelieve men vMr 11 uur
's morgens b$ de Uitgevers in te zenden.
Uitgevers: VALKHOFF C°.
Utrechtschestraat I. Intercomm. Telephoonnummer 66.
PRIJS DER ADVERTENTIfiN:
Van 16 regels f 0.00.
Elke regel meer - O.IO.
Dienstaanbiedingen en aanvragen 95 ceati by veemitbetaling.
Groote letters naar plaatsruimte.
Voor handel en bedrijf beetaan zeer voordeelige bepalingen tet
het herhaald adverteeren in dit Biad, b$ abonnement. Moer
circulairebevattende de voorwaarden, werdt op aanvrat»
toegezonden.
Aan hen, die met 1 A-pril
a. s. op dit blad inteekenen,
-worden de nummers die ge
durende de maand Maart nog
zullen verschijnenKoste
loos toegezonden.
Politiek Overzicht
De millioeneu-verduistering in
Frankrijk.
De opgewondenheid, die in Frankrijk is
ontstaan door de ontdekking van de ver
duisteringen, die de likwidateur Duez heeft
gepleegd bij de aan hem toevertrouwde ver
effening van de boedels van eenige krach
tens de wet van 1901 ontbonden geestelijke
orden, zal nog niet zoo spoedig tot oe
daren komen. De Kamer, die zich nü in et.
laatst van hare dagen bevindt, zal waar
schijnlijk tengevolge van deze ontdekking
een gedeelte van het werk, dat zij zich had
voorgesteld nog af te doen, onafgedaan moe
ten laten. De interpellatien, die over dit
geval zijn gehouden, konden in de vorige
week niet worden afgedaan ook gisterei. Ls
men niet gereed gekomen, zoodat hede
het debat nog wordt voortgezet.
Minister-president Briand heeft in zijn
antwoord het bewijs geleverd, dat hij a's
minister van justitie den toestand heelt,
doorzien en aan het O. M. heeft gelast
tegen Duez op te treden. Dat de rechterlijke
macht daaraan niet heeft voldaan, is nies
zijne schuld hij wascht zijne handen in 3n
schuld. Ook de Kamer heeft niet gedaan wat
hij van haar heeft verlangdhet door hem
indertijd ingediende wetsontwerp betreffe i
de het toezicht op de likwidatiën, is door
haar nog niet behandeldnu verlangt 'j
echter, dat dit zal gebeuren. Daarvoor
liet eehter op dit oogenblik wel wat laat.
Aan de Vossische Ztg. wordt over deze
zaak uit Parijs geschreven
„Nergens is men zoozeer overtuigd, dat de
zAken niet zijn wat zij schijnen, als in
Frankrijk. Bij iedere zaak, die zich voor
doet, vragen de slimmen of eenvoudig de
mensehen van ervaringQueis-sont les les-
sous? Wat steekt er achter? Zoo heeft dan
ook nu in de Kamer en in den Senaat ieder
de vraag op de lippen: Wat steekt er ach
ter de zaak van Duez?
Men zou zeggen, dat een schaamteloo'.e
diefstal van 10 millioen frs. aan goederen,
die men 'had te beheeren, een voldoende
reden is voor de inhechtenisneming /an
den dader en dat men niet behoeft te zoe
ken naar geheime onderstroomingen om het
feit te verklaren, dat een schavuit, die j.".
misdaad bekent, gepakt en achter slot wordt
gezet.
Maar zulk eene eenvoudige verklaring zou
voor een Franschen politieker veel te en-
voudig zijn, eenvoudig tot het belachelijke
toe. Eenstemmig wordt van alle kanten
opgemerkt: Duez steelt sedert acht jaren;
sedert drie jaren zijn zijne diefstallen an
alle ingewijden bekend; sedert een jaar is
hij wegens zijne verduisteringen van zij i
ambt ontzet. Waarom heeft men hem al diea
tijd ongemoeid gelaten? Waarom heeft men
hem nu op eens prijs gegeven en gevangen
genomen. Dat moet eene reden, eene bedoe
ling hebben? Welke is die bedoeling?
Op deze vraag wordt verschillend geant
woord. In den Senaat zegt men: de heer
Combes, die op de hoogte was, verheelde
voor zijne getrouwen zijn besluit niet om
de misdaden van de likwidateurs, inzonder
heid van Duez, te onthullen en de regee
ring tot verantwoording te roepen, omdat
zij tegen de ontmaskerde misdadigers niet
was opgetreden. Hij zou door dit optreden
de groote wreker van de deugd, de kampioen
van de eerlijkheid, de verdediger van den
goeden naam van Frankrijk geworden zijn,
terwijl de regeering zich in eene leeüjke
positie had bevonden. Om dezen steek in het
hart af te weren, heeft de heer Briand be
volen, dat Duez moest worden prijsgegeven,
zoodat hij nu de schoone rol 6peelt, die de
heer Combes aan zich had voorbehouden,
en met het gebaar der verontwaardigde on
schuld er op kan wijzen, dat de regeering
uit eigen beweging krachtig is opgetreden,
zoodra zij voldoende aanwijzingen had ge
kregen van de schuld van Duez.
In de Kamer doet eene geheel andere
lezing de ronde. Daar wordt verzekerd, dat
de slag door Briand met slim overleg is ge
voerd, en tegelijk Millerand en de radi
calen moet treffen, met wie hij, sedert hij
aan het hoofd van de regeering is geroe
pen, op gespannen voet staat, terwijl hij
persoonlijk en politiek scherp staat tegen
over Millerand. Het slijk, dat de zaak-Duez
naar boven brengt, beépat ook Millerand,
die door den likwidateur in zijne processen
als buitengewoon hoog betaald advocaat
dikwijls werd geraadpleegd, en de radicalen
geraken door de onmiddellijk vóór de ver
kiezingen ontstaande beroering in een zoo
kritieken toestand, dat zij aan de regee
ring, d. w. z. aan Briand, op genade en
ongenade zijn overgeleverd, en in vele dis
tricten geheel van de officieele ondersteu
ning zullen afhangen. Bovendien wordt
door de opsporing van de verduisteringen
van Duez aan de clericalen een zóó groote
dienst bewezen, dat zij Briand daarvoor on
getwijfeld dankbaar zullen zijn tot zekere
hoogte en hem de mogelijkheid zullen bie
den zijn programma van Périgord, dat sprak
van „verzoening en geruststelling", te ver
wezenlijken. Wanneer echter zijne voor
naamste radicale tegenstanders tegen den
storm van verontwaardiging der openbare
meening niet bestand zijn en hij de onder
steuning krijgt althans van de meer gema
tigde clericalen, dan maakt hij zich tot
meester van den toestand, laat Millerand
schieten, vernieuwt zijn ministerie en ver
schaft zich een ongestoord genot van de
onbeperkte macht gedurende verscheidene
jaren.
Zoo worden in het parlement de „des-,
sous" van het geval-Duez aangeduid. De
roden der gevangenneming van den dief in
zijne diefstallen te zoeken, valt niemand
in. En dat is de bittere humor in deze an
ders zeer treurige zaak."
Dulttchland.
B e r 1 ij n, 14 Maart. In den Rijks
dag deelde de Rijkskanselier mede, dat een
wetsontwerp omtrent de herziening van de
constitutie van Elzas-Lotharingen gereed
gekomen is. Nadere mededeelingen kunnen
eerst na goedkeuring van het ontwerp loor
de verbonden regeeringen gedaan worden.
B e r 1 ij n 14 Maart. In den loop
van het debat over de begrooting van de
rijkskanselarij, waarbij vooral de afgevaar
digden uit Elzas-Lotharingen er op aan
drongen, dat de coustitutioneele positie van
het Rijksland zou worden herzien door het
verleenen van autonomie, verklaarde de
rijkskanselier, dat de breedvoerige debatten
over de Elzas-Lotharingsche coustitutio
neele kwestie het bewijs hebben geleverd,
dat het den Rijksdag ernst is met het. stre
ven naar bevordering van de samensmelting
van de Rijkstanden met het Rijk. Spreker
heft reeds op 13 December 1909 verklaard,
dat de politiek van de staatkundige zelf
standigheid van het Rijksland voor de re
geering de aangewezen weg is; zij stelt di
uitbreiding echter afhankelijk van waarbor
gen, die de EJzas-Lotharingers zelf zouden
moeten geven. Hij geeft niets om het zooge
naamde „Hurrapatriotismus", maar loyale
gezindheid en trouw aaii den staat zijn zulke
waarborgen. Tot de verlangde waarborgen
behoort niet vaderlandsliefde in alle onder-
deelen, die eerst door het verleenen var.
zelfstandigheid bevorderd moet worden.
Hij heeft daarom een wetsontwerp doen
samenstellen, dat de herziening van den
grondwettigen toestand van de Rijkstanden
beoogt. (Levendige toejuichingen). Den in
houd zal hij mededeelen, nadat hij daarvoor
toestemming van den Bondsraad zal hebben
verkregen. De staatsrechtelijke moeilijkhe
den zullen overwonnen worden. Stadhouder
en rijksregeering streven er oprecht naar
deze zaak tot een goed einde te brengen.
Over de Mannesmann-zaak, die in de vo
rige week het onderwerp van eene driedaag
se ne bet-preking in de begroot in gs co m miss ie
van den rijksdag heeft uitgemaakt, merkt de
Nordd. Allg. Zeitung op, dat deze bespre
kingen hebben getoond, dat in deze zaak ver
schillende rechtsopvattingen tegenover el
kaar staan. „De door het departement van
buitenlandsche zaken van den beginne af
voorgestane meeningen zijn op geene wijze
geschokt. Bij al het streven om de Duitsche
•belangen ook in Marokko met den grootsten
nadruk te bevorderen, heeft'daarom het de
partement van buitenlandsche zaken zich
niet kunnen laten bewegen tot eene houding,
die met de onder zijne medewerking en ten
deele op zijn initiatief gesloten internatio
nale overeenkomsten in strijd hadden moeten
geraken. In overeenstemming daarmee ver
klaarde de staatssecretaris von Schoen, in
opdrachi van den rijkskanselier, dat het de
partement van buitenlandsche zaken vast
houdt aan de rechtsopvatting, die tot grond
slag gelegen heeft aan zijne behandeling van
de Duitsche belangen, op mijnwerken be
trekking hebbende, in Marokko. Aan deze
belangen zal binnen het door de internatio
nale verdragen en overeenkomsten gegeven
kader des te nadrukkelijke bescherming en
steun kunnen worden verleend, hoe meer de
Duitsche belanghebbenden met de rijksregee
ring bij hare verdere bemoeiingen hand in
hand gaan.
„.Overigens moeten de berichten worden
gerectificeerd, dtat over deze verklaring
vooraf tusschen den staatssecretaris en leden
van de commissie overleg is gepleegd. De
staatssecretaris hee. alleen den tekst van de
verklaring aan een aantal afgevaardigden
vertrouwelijk medegedeeld en toegelicht. Uit
den boezem van de commissie is tegenover
de verdedigers van het standpunt der gebroe
ders Mannesmann erkend, dat de Duitsche
belangen in Marokko door het departement
van buitenlandsche zaken beschermd en ge
steund zijn, en dat dit departement niet an
ders kon handelen dan gebeurd is. Deze
stemming heeft zich blijkbaar in den loop
van de beraadslagingen en onder den indruk
vau de regeringsverklaringen bevestigd. Zoo
leidde het debat tot het resultaat, dat de
ovtxwegende meerderheid van de commissie
de kwestie als voldoende opgehelderd be
schouwde. Het is te hopen, dat de zaak in
de toekomst door alle betrokken personen in
het openbaar zonder hartstochtelijkheid zal
worden behandeld. Dat zou aan de zakelijke
bevordering van de belangen, die hier op
het spel staan, slechts ten goede komen."
Rijkskanselier von Bethmann-Hollweg zal
de reis naai- Rome den 19en dezer beginnen.
De Duiteche gezant aan liet Belgische hof
von Flotow en een bureau-amibtenaar zullen
hem vergezellente Rome zal hij verUijf
houden in het Duitsche gezantschapegebouw.
Over zijn verblijf in Rome is tot dusver
alleen bepaald, dat hij zoowel door den Ko
ning van Italië als door den Pane zal wor-
dén ontvangen.
Het Giornale d'Italia schrijft naai' aan
leiding van dit bezoek, dat de kanselier in
Rome een welkome gast zal zijn, omdat zijn
'bezoek een nieuw getuigenis is voor de uit
muntende betrekkingen tusschen de bedde
verbonden natiën, die gegrondvest zijn op het
driebond™erdrag en het woderzijdlache ver
trouwen van de beide regeer in gen. De rijks
kanselier zal bij den Koning, de Koningin
en de regeering do allerhartelijkste ont
vangst vinden. Rome, dat reeds de vreugde
heeft den gewezen rijkskanselier vorst BüJow
gastvrijheid te mogen verleenen, bied't den
tegenwoordigen rijkskanselier, van wien het
weet dal- hij van de beste gevoelens jegen6
Italië bezield i6, een hartelijken welkomst
groet
Berlijn, 14 Maart Het huis van
afgevaardigden heeft de rest van het wets
ontwerp tot herziening van de kieswet jan
genomen in de tweede lezing naar de be
sluiten van de commissie met eenige wijzi
gingen van minder belang.
Volgens het nu vastgestelde ontwerp is
dus de benoeming van de kiesmannen ge
heim, de benoeming van de afgevaardigden
door de kiesmannen openbaar.
frankrijk.
P a r ij s 1 4 M a a r t. De Senaat heeft
de algemeene beraadslagingen over de her
ziening van het tarief van invoerrechten ten
einde gebracht en de artikelen aangenomen
tot art. 111. De aangenomen posten zijn
bijna alle gelijk aan de door de Kamer
gevoteerde. Eenige artikelen zijn aangehou
den.
P ar ij s, 1 4 M aart. In de Kamer werd
de beraadslaging voortgezet over de verrich
tingen dier liquidiateurs. Millerand zette uit
een dat hij voor Duez pleitte omdat hij
meende niet het recht te hebben zich te ont
trekken aan de verdediging van den arbeid
der regeenng waarvan hij deel uitmaakte.
Hij wilde niet op de lasteringen antwoorden
voor ze over den drempel van het parlement
waren gekomen." Indien morgen nieuwe las
teringen geuit wordlen zoo zeide Mille
rand' dan zal ik antwoorden."
P h r ij s, 14 Maart. In den verderen
loop van het debat betoogde minister Bar
thou, dat de regeering er nooit op uit is
geweest om politieke vrienden tot liquida-
teurs te doen benoemen. Duez was aange
steld op verzoek van zijn voorganger en
twee anderen op aanwijzing van de kan
selarij
De noodige maatregelen zullen worden
genomen en de regeering zal de aandacht
der rechtbanken vestigen op sommige von
nissen, die het gevolg waren van een over
leg tusschen de liquidateurs en de con
gregatiën.
De minister maakte reserves ten aanzien
van de stukken, waarvan Jaurès zich had
bediend wat betreft de liquidatie van de
Grande Chartreuse.
Hij ging de geschiedenis dier liquidatie
nog eens na..en stelde in het licht-, dat het
gerechtshof te Grenoble de onderstelling
van bedriegelijk overleg tusschen den liqui-
dateur en den afslager had verworpen en
Marnier veroordeeld had tot betaling eeneT
schadevergoeding van 2 millioen.
De regeering heeft haren plicht vervuld
door de tenuitvoerlegging van dit vonnis
te verzekeren, dat slechts burgerrechtelijke
gevolgen kan hebbende strafrechter zal
er in worden gemoeid, wanneer gebleken is.
dat daarvoor reden bestaat.
Wat Duez betreft verklaarde Barthou,
dat hij van meening was geweest, dat hij
moest worden gevangen genomen.
De corporatie der administrateurs zal
gereorganiseerd worden, de liquidateurs zul
len gezamenlijk aansprakelijk zijn, wanneer
een hunner in staat- van faillissement wordt
verklaard. Er zal zeer streng toezicht wor
den uitgeoefend.
De régeering heeft noch om persoonlijke,
noch om partijredenen belang bij onder
drukking van de waarheid.
Het werk van de republiek zal geen af
breuk ondervinden door het werk van gauw
dieven.
Morgen voortzetting van het debat.
Een spoorwegplan, dat, al is het op zeer
kleine schaal ontworpen, met recht een in
ter nationaal plan mag heeten, is thans bij
de bevoegde autoriteiten aanhangig. Hei
strekt tot verbinding van Belfort met Bazel
door middel van een electrischen spoorweg.
De betrokken regeeringen hebben reeds de
noodige machtiging verleend en de werk
zaamheden kunnen in den loop van het jaar
beginnen. Van Fransche zijde moet het stuk
Belfort-Réchésy worden aangelegd, dat zal
worden verlengd tot- Bonfol, is Zwitserland.
Aan het andere einde moet -de lijn Bazel
Flühen, die reeds sedert verscheidene jaren
bestaat en die onlangs verlengd is tot Ro-
dersdorf, voortgezet worden tot Ferrette.
Dan zal inen nog Ferretti met Bonfol moe
ten verbinden over een afstand van hoog
stens een dozijn Kilometers.
De voornaamste stations van deze inter
nationale lijn zijnRéchésy (Frankrijk),
Bonfol (Zwitserland), Courtnven en Ferrette
(Duitschland), Rcdersdorf (Zwitserland),
Leimen (Duitschland), Flühen (Zwitser
land).
Engeland.
Londen, 14 Maart. Het vier-
daagsche debat over de door lord Rosebery
voorgestelde -motiën is heden begonnen.
In eene rede, die twee uren duurde, be
val hij aan, dat het huis zou toestemmen
tot de afschaffing van het erfelijkhei-dsbe-
isel en de instelling van een krachtige
woede Kamer, door verkiezingen samenge
steld.
H-icwel de Unionisten geen directe oppo-
voerden tegen de voorstellen van Rose
bery, werden deze toch niet met groote
geestdrift ontvangen. Vele pairs toonden
zich ongezind om mee te gaan met de vol
ledige afschaffing van het erfelijkheidsbe
ginsel
Haar het Engeltch
3 VAK
C. N. en W. M. WILLIAMSON.
Ddt bekoorlijk 6chepeelftje was te groot
voor mij, wiant ik ben niet langer dan vijf
voet acht en zij is vijf voet zeven, zoo niet
meer, maar ze paste volkomen bij Terry en
hij hij haar, ailsof bedden voor elkaar waren
geschapen. In haar hloudiinig on in d!e wijze
waarop ze 'haar 'hoofd Ihiielldl, was- iets van
de waardigheid van Bellini's Madonna,
malar het gelaat met die groote onechuildage
bruine oogen had een haast kindlerlijke uit
drukking. Het reine voorhoofd was omge
ven door goudblonde lokken, dé lippen wa
ren rood en die huid bezat d© fluweelachtige
edhoonhieidi der jeugd', waaribij het gezicht
van ondier© vrouwen zoo licht ziekelijk bleek
lijkt. Als wij, Terry en iik, niet reedis gera
den hadden dlat dë kastanjebruin© dame
haar teint te danken had aan fleschjes en
doosjes, dan zoudlen wij het geweten hebben
op hetzelfde oogenblik dat het witte meisje
haar parasol liet zakken.
Kan een hedldge maagd op een gouidien
paneel norsc-h kijken Ik weet het niet', m'aar
deze maagd, dien indruk makend alsof zij
van zulk ©en achtergrond' was weggenomen,
keek bepaald uotbcH», ja zelfs boos. Het was
dfuidölijk dat zij niet had gewenscht mijn
tuin te betreden, dlat zij acliiter die anderen
was gebleven om een roos te bekijken ails
protest tegen het bezoek. "Wat zij in mij af
te keuren vond, kon ik met geen mogelijk
heid begrijpen, maar dat zij iets afkeurde,
behoefde geen betoog. De bruine oogen,
schitterend als de namiddagzon tusschen de
lange, donkere wimpers, zagen: mij vol ver
wijt aan; waarvoor? voor mijn bestaan
of voor mijn advertentie? Langzaam dwaalde
haar blik naar Terry en bleef eer medelij
dend dan verachtend op liera rusten. „Jij,
arme, mooie, flinke kerel," scheen hij te
zeggen, „dus ben jij de chauffeur van dat
ellendige, nietige mannetje? Het moet je
wel tegengeloopen zijn of je zoudt- een bete
ren werkkring hebben gevondën. Het spijt
me zoo v-oor je."
„Wees zoo goed plaats te nemen," zei ik,
om Terry in de gelegenheid te stellen den
afgebroken zin te eindigen. „Deze stoelen
zullen gemakkelijker zijn als ik de ruggen
wat rechter zet. En de -bank rond den boom
is ook nog zoo kwaad niet. Ik ik zal
mijn dienstbode zeggen thee hier te bren
gen wij zouden er dadelijk aan 'beginnen
dan kunnen wij op ons gemak alles be
spreken. Dat is veel aangenamer."
„Wat een aardig idee," riep de kanstanje-
bruine dame, „natuurlijk willen wij. Bee-
chv, neem een. van die rieten stoelenik zit
liever daar. Kom, Maida; de heeren heb
ben ons uitgenoodigd een kop thee te drin
ken en we nemen de invitatie aan."
Beechy, het kleine bruine meisje, 'liet
zich in een van de chaises longues vallen
met een gedweeheid, die weinig harmonieer
de met de guitigheid welke uit haar oogen
straaldehet lange witte meisje echter (de
naam „Maida" was een gelukkige geweest)
bleef onbeweeglijk staan. „Als u er niets
tegen hebt, ga ik heen, tante KaKitty,
wil ik zeggen," zei zij met een zachte stem,
even Amerikaansch als die der kastanje
bruine dame, doch wel hondervijftig maal
liever Ik giste dat zij uit het Zuiden
kwam, waar de zon gloeide en de bloemen
even overvloedig en kleurrijk waren als aan
de Riviera.
„Je zult niets van dien aard doen," be
sliste haar bloedverwant, ..maar met Beechy
en mij hier blijven tot wij met- onze zaken
gereed zijn."
,Ik heb immers niets te maken met
„Je zoudt met ons meegaan als er van
d'it uitstapje iets komt", viel dé oudere haar
in de rede. „Kom hier en maak geen moei
lijkheden."
Maida aarzelde nog een oogenblik, toen
kwam ze nader, en even gehoorzaam of
schoon niet zoo gedwee als het bruine kind,
nam ze plaats iu de chaise longue, welke
Terry bijschoof.
„Zeker een arm familielid," dacht ik,
„anders zou ze wel 'bedanken, zoo gecom
mandeerd te worden. Eigenlijk spreekt dat-
vanzelfiedereen kan wel zien dat ze veel
te mooi is om rijk te wezen. Zulke be
koorlijke wezentjes bezitten gewoonlijk geen
duit! Nu ontbreekt het er nog maar aan,
dat Terry verliefd op haar wordt! Als de
reis doorgaat, zal fk moeten trachten dat te
voorkomen
„Het best zal zijn om eerst mezelf voor
te stellen en mijn dertienjarig dochter je en
mijn nicht," zeide de kanstanjebruine dame,
liaar parasol sluitend en een waaier ope
nend. „Ik ben mevrouw Kathrvn Stan-ley
Kidder van Denver, Colorado. Mijn- klein
meisje hier zij is alles wat ik in de we
reld bezit na den dood van meneer Kidder
heet Beatrice, maar we noemen haar kort
heidshalve Beechy. We waren- gewoon den
naam B-i-c-e te spellen, wat volgens meneer
Kidder Italiaansch was, maar we verander
den dat later weer. Mejuffrouw Madelaine
Destree is de dochter van mijn overleden
zuster, die jaren en jaren, ouder was dan ik
en de reden waarom zij met mij en Beechy
naar hier kwam is bepaald een roman. Maar.
me dnnkt, ik heb u nu genoeg over onszelf
verteld."
„Het is precies als bij de men6chen op
oude, vermakelijke schilderijen uit wier
monden een soort ballonachtig ding komt,
waarop een gedichtje met de mededeeling
wie en wat ze zijn, is het- niet?" merkte
Beechy op, met een hoog kinderstemmetje
en blikken vol spot. „Mama's ballons bar
sten nooit."
Om het pijnlijk zwijgen te verbreken, dat
op deze niet onaardige vergelijking was ge
volgd, rees ik op en iets prevelend' over
thee en gastheersplichten liep ik weg. Nau
welijks had ik mijn bezoekers den rug toege
keerd of de rose, witte en groene glorie van
hun tegenwoordigheid verdween voor mijn
oogen en in plaats daarvan kwam de nuch
tere werkelijkheid.
En hiermede bedoel ik mijn Fransche
keukenmeidhuishoudster Félicité, mijn een
en al van personeel in het chalet dos Pins.
Vreemden mogen Félicité banaal noemen,
ik dankte den hemel voor haar bezit, want
zonder haar zou het leven op mijn kleine
villa aan de Riviera honderdmaal minder
aangenaam zijn dat het is Wat niet weg
neemt dat zij een corpulente, bedaagd»,
zachtmoedige, enthousiaste, een hart-van
goud-bezittende en zoer-profaan-sprekende
boerin uit Provence, niet het minst gelijkt
op een engel. Wat het grootste genie op
hot gebied van de kookkunst kan doen, dat
kan en zat Félicité ooken een loyale toe
genegenheid voor haar meneer brengt haar
er toe telkens wonderen te vereichten.
Maar er zijn, helaas, dingen die zelfs bo
ven Félicité's macht gaan, en trots de
warme zonneschijn was mij een- koude ril
ling door de leden geloopen bij de gedachte,
dat zij n-iet in staat zou wezen: om binnen
tien minuten heerlijke gebakjes en dikken
room op tafel te zetten in de villa van een
celibatair, waar dergelijke lekkernijen niet
aanwezig waren, en welke bovendien op mij
len afstands van anderen woningen lag.
Ik vond haar in den achtertuin waar zij
de lieveling des huize®, een eenigszin* kale
eend, niet zonder moeite uit de klauwen van
de gele kat had gered. Poes zat nog strijd
lustig te blazen, want haar vijandin had
haar met geweld een muis ontrukt. In zeer
gepeperde taal las zij de delinquent de les,
dreigend haar zonder genade te zullen pluk
ken en gereedmaken voor het- diner. „Je
bent al veel te lang gespaardde best»
plaats voor jou is op tafel," hoorde ik haar
tegen den boozen kannibaal zeggen, „of
schoon de heiligen weten dat je net zoo taai
als kwaadaardig bent en geen sau® ter we
reld oen lekker beetje van ie kan malfen,
vooral niet mu je de muis van de kat hebt op
gegeten."
Wordt vervolgd.