6 En als dan die adviezen niet in alle op dichten dezelfde blijken in 1909 als in 1910, dan heet het ietwat smalend ,,Het aal uw© vergadering niet verwonderen, dat wij aonder de verdiensten van het kader dier stedelijke brandweer minder te achten bij een dergelijk wisselend inzicht weinig waarde aan die adviezen kunnen hechten'' Den 28en Jan. 1909 schrijven B. en W. „Lettende op de zeer goede diensten, die gedurende 25 jaren door de tJlians ontbon den vereenigiug aan de gemeente bewezen zijn, achten wij het bestaan van een der gelijke vereeuiging wel in 't belang der gemeente." En eer we nog een jaar verder zijn, wordt hier door den voorzitter in de raadszitting verklaard, dat hij het nut van een Vrijwil lige Braudweer niet inziet en wil het gehee- le collega van B. en W. dlie Vrijwillige Brandweer maar opdoeken. Het zal uw college niet verwonderen, da' ik, bij een dergelijk wisselend inzicht, wei nig waarde aan zijn adviezen kan hechten. Nochtans meen ook ik, dat men aan ad viezen van kader al laat ik me daarover 'niet zoo smalend uit niet veel heeft. Men moet in de eerste plaats geen concurren ten over elkaar laten oordeelen. Maar in de tweede plaats moet men geen oordeel vragen van personen, die niet krachtens hun positie voor dat oordeel de volle verantwoordelijk heid dragen. Wij hadden liier moeten liebben het oor deel ,van den opperbrandmeester en den adjunct-opperbrandmeester en van den com missaris van politied>at zijn personen die de waarde van de vrijwillige brandweer kunnen beoardéelen cr voor hun oordeel in deze zaak verantwoordelijk kunnen worden gesteld. Maar ten stadhui ze meent men wel bui ten die adviezen te kunnen, en zoo worden ze meteen den raad onthouden. Van één dezer personen hebben wij nu echter een advies, en wij weten, dat hij den toestand zonder vrijwil'lige brandweer niet veilig acht. Ik heb ide overtuiging, dlat de twee andere personen, inditen zij waren ge raadpleegd, precies Ih'etzdLfde (zouden por- deelen Zooals ik daar straks ,zei, waren, tct voor korten tijd B. en W. ook vóór een vrijwil lige brandweer. Vanwaar dan die plotselinge ommekeer? Toch niet om die onzalige ruzie, dEe er ge- heerscht heeft in liet korps? Dan vergete men ,niet dat de raad zelf de gedeeltelijke oorzaak daarvan is geweest, door op advies van B. en W. een buitengewoon subsidie van f 300 toe te kennen. Een bewijs van groote waardeering, zeker, maar geen «nenschkundig cadeau Maar als ik de stuk ken inzie, dan merk ik, dat die ruzie toch niet de geheole oorzaak kan zijn, want na die ruzie heeft de voorzitter gezegd, dat het gemeentebelang vor derde den band aan te knoopen met de ver eeuiging, aan het hoofd van welke de heer Van iDorssen staat. Tot die vereeniging wa ren wél 24 leden toegetreden, zeide hij, die, .wegens hun lidmaatschap van de oude ver- eeniging, zich jegens de gemeente verdien stelijk hebben gemaakt." Staat dan soms bet tegenwoordig bestuur B. en W. niet aan? We wandelen hier in raadselen Nu hebben B. en W. stellig begrepen, dat hun vroegere argumenten erg zwak wa ren, en ziet, in hun schrijven van 7 Febru ari kwamen er twee argumenten, die tot versterking van Lun .advies moeten dienen, bij Zij komen met een onthulling.. Bij hun college is eene reorganisatie van de brand weer in studie genomen en die studie is ge deeltelijk ten einde gebracht. Had men dan niet beter gedaan met dit voorstel ook tot dien tijd te laten rusten dat de geheele Studietijd zal zijn afgeloo- pen? Die studie hangt nauw samen met de wa terleiding quaestie zeggen B. en W. en dat doet mij gelooven, dat het resultaat van die studie niet zoo heel veel verandering zal brengen in de ideeën omtrent het al of niet nuttige van een vrijwillige brandweer. Men meent dat diaarbij wel geen plaats zal zijn voor eenc vrijwillige brandweer. Naar wat ik in Haarlem gezien héb, zou ik eerder tot een tegenovergestelde conclusie komen. Maar in elk geval, inooit en nergens, zal een bezoldigd personeel ten minste als bet geen beroepsbrandweer is het in ijver en vlugheid winnen van een vrijwilligers corps. En willen B. en W. zich nu hier van die krachten ontdoen, dan komen de gevolgen hiervan uitsluitend voor hen en voor hen' diie hun voorstel steunen. De heer Sanders. Mijnheer de voor zitter, hetgeen de heer Rij kens heeft ge zegd, is eene herhaling van wat reeds dik wijls is gezegd. Nieuwe gezichtspunten heb ik daarin niet kunnen ontdekken. Er is ge sproken over inzage van stukken door dén opperbrandmeester. Wij kunnen de stukken niet uit het stadhuis geven en de juiste weg in dezen was dus, dat den opperbrand meester gelegenheid werd gegeven op het stadhuis de stukken te bestudeeren. „Con currenten moét men niet over concurrenten hooren," is er verder gezegd. Maar het is een voorstel van den heer Rijken3 zelf ge weest om den opperbrandmeester te hooren over de vrijwillige brandweer. Dan geloof ik, datB. en W. .als de heeren zeggen, dat zij meenen, dat er nog nader advies moet worden gevraagd over eene zaak, die reeds zoozeer uitgeplozen was, niét anders kun nen doen dan gevolg geven aan 't geen door den raad was gevraagd. Dat mochten en moesten B. en W. kloen. „Waarom is het advies niet achter gehouden totdat het re organisatieplan werd ingediend?" is er ver- dor gevraagd. Zoo kan men altijd wat zeg gen. Dan zouden de heer Rijken en de raad hét recht gehad hebben te zeggen „B. en W. geven toe, dat de organisatie niét zoo spoedig kan tot stand komenis het dan billijk ons zoo lang in onzekerheid te laten?" Te meer omdat bij dé reorganisatie geen plaats zal zijn -voor de vrijwillige brandweer. En nu 't geen de heer Rijfcens zegt tot besluit, de dboddoener, dat de gevolgen van wat hier wordt besloten neerkomen op de schuldige hoofden van B. en W. Die ver antwoordelijkheid willen B. en W. gaarne dragen De veiligheid voor brand van Amers foort heeft nimmer te wenschen overgela ten, en wanneer B. en W. bedacht zijn op maatregelen om die in de toekomst nog be ter dan tot dtisver te verzekeren, dan zullen zij de verantwoordelijkheid, die daaraan verbonden is, gemakkelijk kunnen dragen De V o o r z i 11 e r. Ik wil hier nog 'bij voegen, dat ik de verantwoordelijkheid voor dit voorstel van B. en W. gaarne aanvaard. Het is gebleken, bij den laatsten brand, dat de stedelijke brandweer zich zeer goed van hare taak heeft gekweten, en het is niet twijfelachtig, dat wij dan ook met gerustheid de toekomst kunnen tege moet zien, totdat het tijdstip zal zijn ge komen, waarop de reorganisatie van de brandweer aan. de orde zal worden gesteld De vreesaan jaging, dat de gevolgen van het te niet gaan der vrijwillige brandweer voor rekening komen van B. en W., neem ik ge rust op mij. De heer R ij kens. Mijnheer de Voor zitter, Lk wenscli een enkel woord te ant woorden aan den wethouder, die dingen op mijne rekening heeft gezet, die 5k niet heb gezegd. Ik heb er niet van gesproken, dat men om de meening van het kader moest vragen,, maar alleen dat men nog andere .personen had moeten hooren dan dén opperbrandmeester. De laatste brand, waarover door u ge sproken is, brengt mij op d'e financieel© kwestie. Die brand zou veel minder gekost hebben als de vrijwillige brandweer er aan had medegewerkt, dan met de gemeentelij ke brandweer. De laatste daad van de vrij willige brandweer i® geweest de blu-ssching van den brand op den Liendertschen weg. Dat heeft izij geheel alleen gedaan. Nu moge men eene reorganisatie op het oog hebben. Goed, maar dat 'kan nog beter met eene vrijwillige brandweer dan met eene gemeen telijke brandweer geschieden. In. vlugheid en ijver staat een vrijwillige brandWeer hooger dan een bezoldigd korps. In stemming gébracht, wordt het voor stel van B. en W. met 12 tegen 3 stemmen aangenomen. Tegen stemden de heerenvan Duinen, Gerritsen en Rijkens. De heer O asterveen 'had de vergadering verlaten. 7. Benoeming van leden en plaatsvervan gende leden van de stembureaus voor de. aanstaande verkiezing van een lid voor de Provinciale 'Staten van Utrecht. De uitslag van de stemming is, dat zijn benoemd de heeren le Stemdistrict (tevens hoofdstembureau) pi aats% er vangend voorzitter M. L. Celosse. Leden H. W. van Bsveld en. A. H. van Kalken Plaatsvervangende ledenA. M. Tromp van Holst, N. Veis Heyn, W. Salomons en J. W. C. Bloem. 2e Stemdistrict: voorzitter A. A. Ha mers. Leden: M. R. N. Oosterveen, H. Kroes. Plaatsvervangende leden: Th. J. H. Biauchi, J. van Wessum, B. A. Siddré en H. C. A. de Jong. 3e Stemdistrict voorzitter Th. Sanders. Leden D. Gerritsen en S. J. v. Duinen. Plaatsvervangende ledenJ C. Rolan- dus Hagedoorn, J. W. Jorissen, D. Ruijs en L. O. Verkerk. De V oorzitter. Wenscht een van de leden nog het woord? De heer Gerritsen. Mijnheer de Voorzitter, in de voorlaatste vergadering is door B. en W. medegedeeld', dat er techni sche bezwaren bleken te bestaan tegen de oprichting van eene wachtkamer op het tweede perron aan de westzijde van het spoorwegstation. Ik heb sedert inlichtingen gekregen van deskundige zijde, waaruit mij gebleken is, dat aan dezen wensch wel kan worden voldaan. Ik geef B. en W. in over weging te gaan naar den raad van toezicht om te trachten het daar gedaan te krijgen. Het zou wel wat erg zijn, ook voor het in ternationale verkeer, als wij daar met een strop bleven zitten. Hét is een ongezonde, onmogelijke toestand, die daar nu 'bestaat. De Voorzitter. Ik ben bereid de zaak nogmaals in ©en vergadering van B. en W. ter sprake te 'brengen. De heer van Duinen. Mijnheer de Voorzitter, ik zou eene vraag wUlen doen naar aanleiding van het schrijven van den minister over de H. B. school. Aan het slot van dat schrijven wordt gevraagd of B. en W. hunne plannen betreffende een© handelsschool ongewijzigd willen laten, als de H. B. school eene gemeente-inrichting blijft Naar aanleiding daarvan zou ik wil len vragen of B. en W. den minister daar op reeds geantwoord hebben; zoo ja hoe dit antwoord is geweest. Zoo neen, hoe dit antwoord zijn zal. Ik vraag dit naar aan leiding van het féit, dat eene vereeniging hier ter stede pogingen doet om eene han delsschool op te richten. De Voorzitter. Ik kan op deze vraag antwoorden, dat door B. en W. geen schrijven over deze zaak aan den minister is gericht. Eerst zal de zaak in den raad behandeld' moeten worden en zal er door B. e:. W. een voorstel aan den raad moeten worden gedaan. B. en W. zullen, zoodra zij

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad | 1910 | | pagina 10