Mijn ïriend de Chaiiffanr. f°. 364. fierste Blad 8"' Jaargang. Zaterdag 19 Maart 1910. BUITENLAND. FEUILLETON. OORTSCH ABONNEMENTSPRIJS: per 8 maanden voor Amergfoortf l.OO. Idem frauco per post- 1.50. Afzonderlijke nummers- 0.05. Deze Courant versohynt dagelijks, behalve op Zon- en Feest dagen. Advertentiénmededeelingen enz.gelieve men vóór 11 uur 's morgens bij de Uitgevers in te zenden. Uitgevers: VALKHOFF C°. Utrechtschestraat 1. Intercomm. Telephoonnummer 66. PRIJS DER ADVERTENTIËN: Van 15 regels f 0.50. Elke regel meer - 0.10. Dienstaanbiedingen en aanvragen 25 cents bij vooruitbetaling Groote letters naar plaatsruimte. Voor handel en bedrijf bestaan zeer voordeelige bepalingen tot het herhaald adverteeren in dit Btad, bjj abonnement, fietr* oirculairebevattende de voorwaarden, wordt op aanvraag toegezonden. Aan hendie met 1 A.pril a. s. op dit blad inteekenen, worden de nummers die ge durende de maand Maart nog zullen verschijnenkoste loos toegezonden. Kennisgevingen. OPROEPING VAN ZEEM1L1CIENS- VERLGFOANGiERS Üe Burgemeester der .geineente Amersfoort, Gezien de aanschrijving ivan. den Commissaris der K'oningin in de provincie Utrecht van den lsten Maart 1910, 4e Afdeeling, no. 795/573; Brengt ter kennis van den Zeemil'icien-ver lof- ganger JACOB VAN DEN HEUVEL, dat li ij tot bet volgen van herhalingsoefeningen in werkelijken dienst moet 'komen, gedurende den #ijdi van vijf weken, en zich daartoe op den 27. April 1910 moet aanmelden aan boord van Hr. Ms. Heemskerk, welk schip gelegen is te 'Willems oord dat hij 'zich op den dag voor de opkomst be paald, met het eerst vertrekkende, openbaar mid del van versneld vervoer vani zijne woonplaats naar de plaats van opkomst moet begeven, alwaar bij gekleed in de bij zijn vertrek met groot verlof medegenomen militaire kleedingstukken en voor zien van zijne kdoigoederen, zoomede van zijn zakboekje zich op dien datum heeft aan te mel den dat 'blij, vervoeirbewijs en daggeld wenschende te ontvangen, zich op den laatsten werkdag vóór zijn vertrek, ter gemeen te-Secretarie, kamen no. 8. 'kan aanmelden, terwijl hij dóór ziekte verhin derd mocht zijn zich op den bepaalden datum op de pllaats van bestemming te bevinden, eveneens op dien werkdag ter gemeente-Secretarie moet doea overleggen eene verklaring v'an een genees kundige, waaruit van zijne ziekte blijkt. Wordende den verlofganger' voorts uitdrukte!ijk bekend! gemaakt, .dat 'hij zich in geen gevail zal kunnen beroepen op 't niet ontvangen eener bij zonder© oproeping, maar dat deze kennisgeving, welke uitsluitend, dient als rechtsgeldig bewijs dat d© verlofganger behoorlijk is opgeroepen, hem' bij niet-versohijning ter opkomst onid'er de wapenen in verzuim stelt. Amersfoort, den II 8e Maart 1910. De Burgemeester voornoemd, WULJTIERS. Politiek Overzicht. De zaak-Maniiesiiiaim. Gedurende- eenige maanden heeft eene nogal ingewikkelde zaak, de zaak-Mannes man n, de regeering en de openbare meening van Duitschland bezig gehouden cm een strijd uitgelokt, die soms hartstochtelijk: werd gevoerd. Het onderwerp van dezen strijd was de rechtsgeldigheid van eone groo te mijnconcessie, die de firma Gebroeders Mannesmann tot liet exploiteer©n van erts- lagen in Marokko in April 1906 van den toenmaligen sul'tan Abdul Aziz verkregen heeft. De overeenkomst van Algeciras, die de vrucht geweest is van de in die plaats van Januari tot Juni 1906 gehouden conferentie, bepaalt in art. 112, dat eene naar buiten- landsch model uit te vaardigen Marokkaan- eche mijnwet het verkenen van mijnconees- siën moet regelen. De nieuwe sultan Moeley Hafid vaardigde op aansporing van de ge broeders Mannesmann den 7en October 1908 zulk eene wet ui't, en op grond van deze wet bekrachtigde hij de Mannesmann-con- cessiën. Om van de daarbij verklagen rech ten gebruik te maken, vormde zich een groot syndicaat in Duitschland en Oostenrijk. Nadat deze concessiën waren verkregen, trad eene Fransche groep op, de Union des Mines Marocaines, en trachtte het recht te verkrijgen tot het exploiteeren van de erts- lagen van 'hetzelfde gebied, hetgeen haar in- tusschen niet gelukte, omdat de sultan zich door de toezegging aan de gebroeders Man nesman» gebonden achtte. In Augustus van het vorige jaar werd echter een Duitsch- Fransch-Engelsch-Spaansche 'conferentie ge houden, die den sulten uitnoodigde het mijnrecht in overleg met het corps diploma tique te regelen. De Union beweerde nu, dat de Manneeniann-concessie, als te voren ver leend, ongeldig was, en daar hare herhaalde aanbiedingen aan de gebroeders Mannes mann om hun de concessie af te koopen, vruchteloos bleven, verlangde zij de beslis sing door een internationaal scheidsgerecht. De firma Mannesmann beriep zich op hare van het zegel van den sultan voorziene oor konde, weigerde hare concessiën aan eem in ternationaal scheidsgerecht te onderwerpen, maar verklaarde zich bereid hare aanspraken te laten onderzoeken door een uit leden van het Duitsche Reichsgericht bestaand scheids gerecht. Adviezen van Duitsche, Oo-stenrijk- sche, Fransche en Engelsche autoriteiten keurden het door haar ingenomen standpunt goed. De Duitse lie regeering echter plaatste zich op een beslist afwijzend standpunt, dat zij in een bijzonder Witboek preciseerde. Tegen het in d'it Witboek geleverde betoog is eene levendige polemiek gevoerd in een deel van de pers. Eene groep van de Alduit- sche vereeniging heeft in een schei-pen brief aan den rijkskanselier geklaagd over het be leid van den staatssecretaris von Schoen, wien verweten werd, dat hij de belangen van Duitsche staatsburgers had prijs gegeven. In den rijksdag is de zaak bij de begroo ting van buiteiilandsche zaken uitvoerig behandeld. Eerst in de commissie, waar de .staatssecretaris betoogde, dat de rechtsaan spraken van de firma Mannesmann op een onhoudbaren grondslag berustten; later ook nog in de openbare zitting. Hier was net de rijkskanselier zelf, die voor het stand punt van de Duitsche regeering opkwam. Hij deed dat in deze termen ,,Voor mij ligt het beslissende moment in het besluit van het corps diplomatique van 20 Augustus 1908. Door dit besluit zijn de mogendheden 't er over eens geworden, dat zij als mijnwet in den zin van art, 112 van de akte vati Algeciras slechts eene wet zou den beschouwen, waarvan hun door het mag'hzen vóór de afkondiging kennis is ge geven, opdat het corps diplomatique zich er van zal kunnen overtuigen of zij beant woordt aan de bepalingen van art. 112 der Algeciras-akte Aan dezen eisch voldoet de mijnwet van 7 October 1908 zeer zeker niet. Indien dus Duitschland deze mijnwet, waarop de aan spraken van Mannesmann steunen, als gel dig mocht willen erkennen, dan zou het zich in rechtstreekscbe tegenspraak met het be sluit van het corps diplomatique van 20 Augustus 1908 stellenwij zouden moeten zeggen, dat dit besluit voor ons niet bindend is. Geen feitelijke, geen politieke, geen rechtsgrond geeft ons het recht aan deze overeenkomst van 20 Augustus 1908 ons eenzijdig te onttrekken. Men heeft zulk een motief hierin meenen te vinden, dat het be sluit van Augustus niet beantwoordt aan den geest van art. 112. Dat raakt liet wezen van de zaak in geen enkel opzichtwant zelfs als het. Augustusbesluit niet beant woordde aan den geest van de Algeeiras- akte - ik betwist, dat dit het geval is, ik ben integendeel van meening, dat het ge heel aan dezen geest beantwoordt, dat het uit dezen geest is ontstaan zelfs indien het tegendeel het geval ware, dan blijft het Augustus-besluit toch eene overeenkomst, eenstemmig tusschen de mogendheden getrof fen, welke stelling zij tegenover de uitvoe ring van art. 112 der akte van Algeciras wilden innemen. Wilden wij ons daarvan los maken, dian zou dat niets anders beteeke- nen, dan dit verdrag breken. Mijne heeren, tot eene politiek van contractbreuk zal ik mij niet leenen. Al moge de economische waarde van de Mannesmann-concessie nog zoo hoog zijn, al inoge het nog zoo zeer te betreuren zijn, als zij niet in haar vollen omvang kan worden verwezenlijkt, eene levenskwestie voor Duitschland is zij niet. Niets zal mij kunnen bewegen het woord te schenden, dat onze politiek den 20en Augustus 1908 iu Tanger gegeven heeft. Achter dit gezichts punt treden voor mij alle overige overwegin gen geheel op den achtergrond Voor zoover het binnen de grenzen, die ons door internationale verdragen en over eenkomsten zijn getrokken, mogelijk is de economische belangen van dö heeren Man nesmann ie bevorderen, hebben wij het ge daan en zullen het ook in de toekomst doen Deze taak is ons tot dusver jniet gemakke lijk gemaakt door het optreden van de hee ren Mannesmann. Ik koester slechts den dringenden wensob, dat. de lieeren Mannes mann in de toekomst in dit opzicht eene verandering zullen brengen". Hiermede is ondubbelzinnig te kennen gegeven, dat voor de Duitsche regeering d-* zaak-Mannesmann eene afgedane zaak is. De parlementaire correspondent van de Frankf. Ztg. verzekert, dat deze verklaring van den rijkskanselier met zeer weinige uit zonderingen den geheel© n rijksdag heeft be vredigd. Als dat juist is, dan mag men aan nemen, dat. ook daar de zaak-Mannesmann als afgedaan wordt beschouwd, hetgeen op de Fransch-Duitsche betrekkingen in Marok ko niet anders dan eeu gunstigen invloed zal kunnen hebben. Duitschland. De laatste vergadering vóór de Paasch- vacantie, die de rijksdag eergisteren hield, onderscheidde zich door heftlige incidenten, waarin de hoofdrol werd vervuld door den conservatieven afgevaardigde von Olden burg, die een bijzonder talent bezit om zijne medeleden te prikkelen. Bij de tweede le zing van de begrooting van oorlog had hij eenige opmerkingen gemaakt, waarbij te pas werd gebracht eene herinnering aan de treurige rol, die in den zevenjarigen oox'log het rijksleger tegen Frederik den groote had gespeeld. Die opmerkingen, die in Zuid- Duitschland eenige gevoeligheid hebben op gewekt, zijn in de Beiersche Kamer ter sprake gebracht door den minister van oor log van Beieren. Daarover meende de heer von Oldenburg nu op zijne beurt zich ge voelig te moeten toonen, en hij vroeg bij de derde lezing van de begrooting van den Beiersc'hen gevolmachtigde in den bondsraad opheldering over 's ministers woorden. Deze verklaarde, dat de minister niet had bedoeld von Oldenburg te beleedigen, toen hij zeide, dat men zich diens woorden, die getuigden van verkeerden smaak en waar mee de spreker zich had vergaloppeerd, niet behoefde aan te trekken. De heer von Oldenburg is bij de leden van andere partijen het tegendeel van een persona grata, en een drietal leden, die na hem het woord voerden, konden zich niet het genoegen ontzeggen hunne voldoening uit te spreken over de wijze waarop de Beiersche minister van oorlog hem had te recht- gewezenDaarop maakte von Olden burg 't nog bonter, door te zeggen, dat deze drie leden in persoonlijk» zaken geen eere-standpunt bezaten. Dit deed een waren storm van verontwaardiging ontstaan, waar van ook de fungeerende voorzitter, de vice- president Spahn, zijn deel kreeg, omdat hij aanvankelijk ongezind was von Oldenburg tot de orde te roepen later zwichtte hij voor den aandrang, die op hem werd uit geoefend, en diende von Oldenburg eene be risping toe. Aan het einde van de zitting had dit in cident nog een naspel. Naar aanleiding van de wijze, waarop in de proef van het steno grafische verslag het incident werd vermeld, werd aan de conservatieve fractie de vraag gesteld, of zij de gewraakte uitdrukkingen van haar medelid goedkeurde. Daarop werd een -bevredigend antwoord ontvangen van den voorzitter van het conservatieve par tijbestuur, maar de heer von Oldenburg vond gelegenheid om nogmaals een storm tegen zich te doen ontstaan, door te verkla ren, dat hij ten allen tijde ter beschikking stond van -de heeren, die zich door hem be- leedigd voelden. Dit gaf aanleiding tot de klacht, dat von Oldenburg op zijne gedra gingen de kroon had gezet door in de open bare- zitting van het parlement uitdagingen tot een tweegevecht to doen, en tot de verklaring, dat- men met hem als een Don Quichot niets meer te maken wilde hebben. Ondanks het tijdverlies, dat deze inci denten veroorzaakten, kon de rijksdag de derde lezing van de begrooting in één© zit ting ten einde brengen en daarmee hare agenda afdoen. De wet, die aan de Pruisische regeering liet recht verleent tot onteigening van grondbezit in de provinciën met Poolsche' bevolking, dat na zwaren strijd in den land dag tot stand is gekomen, is nog niet iu toepassing gebracht. Eenigen tijd geleden zou dat. gebeuren, de commissie, die de ves- tiging van Duitsche volksplantingen be stuurt, had aan de regeering de onteigening van eenige landgoederen in Poolsch bezit voorgesteld; de regeering heeft echter be sloten voor de uitvoering van dit voorstel af te zien. Over de redenen van dit nega tieve besluit der regeering zijn verschillende lezingen in omloop. In de Zukunft is door Harden gezegd, dat graaf Aehrenthal tijdens zijn bezoek te Berlijn de Duitsche regeering er op heeft gewezen, dat de praktische uit voering van de onteigeningswet de Oosten- rijksche Polen zeer zou ontstemmen en dat die ontstemming een nadeeligen invloed zou hebben op de Duitsch-Oostenrijksche betrek kingen. Dit heeft echter tegenspraak ge vonden. In de parlementair kringen wordt gezegd, dat het vermoedelijk eenige Duitsche bonds- vorsten zijn geweest, die de uitvoering van de voorgenomen onteigening hebben ont raden. België. In eenige Belgisch» bladen is beweerd, dat de verdeeling van neutraal Moresnet- voor de deur zou staan dn dlat hiermede eene concessie in dé Congogrensregdlings- kwe©tie zou worden bereüct. Uit B-rustel wordt aan de Framkf. Ztg. bericht, dlat deze berichten, verzinsels zijnin de Moresnet- zaak komt vooreerst nog geen verandering. Frankrijk. In de Fransche parlementaire kringen wordt het als zeer twijfelachtig beschouwd, dat de Senaat in staat zal zijn, de bègrooting nog in deze maand af te doen. In dat geval zal het parlement zijne zitting eerst aan het einde van de eerste week in April kunnen sluiten De regeering zal dan haar plan, om de algemeen© verkiezingen voor de nieuwe Kamer tegen 24 April uit te schrijven, waar schijnlijk moeten opgeven. Rochester, 19 Maart. Er wordt bericht, dat er volledige overeenstemming over het tarief van invoerrechten met Frankrijk is verkregen. President Taft zal ir-orgen eene proclamatie onderteekenen, waarbij aan Frankrijk 25 pet. vermindering op het tarief van de Payne-Aldrich-wet wordt toegestaan. Engeland. Londen, 19 Maart. De eerste mi nister Asquith, die gisteren te Oxford het woord voerde, zeide, dat hij niet geloofde in de uitkomsten van het schoonmaakproces van de Lords. Het huis moet op democra- tischen grondslag herbouwd worden en het absolute veto van de Lords moet vei-dwij nen. Hij weigerde echter te antwoorden op de vraag, waarmee men hem had bestormd, wat zijn volgende stap zou zijn na de op zending van het besluit tegen het veto van de Commons naar de Lords. Londen, 18 Maart. De regeering heeft de uitgifte aangekondigd van 21 mil- lioen schatkistbiljetten, rentende 3 pet., tot den k-oers van 99| pet. Een telegram van Reuter uit Cannes spreekt de ongunstige berichten over Bal four's gezondheidstoestand beslist tegen. Hij doet lange wandelingen, speelt golf en ziet er zoo goed uit, dat alle sporen van de ongesteldheid, waaraan hij voor Kerstmis geleden heeft, verdwenen schijnen te zijn. Portugal. Lissabon, 18 Maart. De hertog van Oporto heeft in de Cortes den eed af gelegd al-s vermoedelijk troonopvolger. Oostenrijk. Prins Liechtenstein, aan wien dte chris telijk-so ©ialen behalve het eereamibt van hoofd der geheele partij ook nog het voor zitterschap van de club in den rijksraad wilde opdragen, heeft daarvoor bedankt. Daarna werd G-essmann tot voorzitter ge kozen De gemeenteraad van Weenen heeft be sloten de nagedachtenis van den overdeden burgemeester Lueger te eeren door den ge- d'en'kteeken in den vorm van een monumen tale fontein voor het raadhuis op te luch ten. Hot portret en de buste van Lueger zullen in reproductie verkrijgbaar gestéld worden. In heb nieuwe stedelijke museum zal een Lueger-kamer wordén ingericht met meubellen uit Lueger's woning. Eene thans in aanbouw zijnde stadswijk krijigt den niaam van Dr. Karl Lueger-wijk. Naar het Engehth 6 C. N. «n W. M. WILLIAMSON. ,,W© moeten weg," vervolgde zij. ,»iGc- lukkig hebben wij haast alles vastgesteld." (Dat was ndeuwis voor mij). „Toch, dunkt mij, blijven -er nog eeni paar dingen te be spreken." „Volkomen met u eens," zeide ik. „Schikt liet u en meneer Terrymore om van middag bij ons te komen dine eren Dan konden wij de laatote kleinigheden regelen." „Wat mij betreft, vriendelijk dank, ik ben verhinderd,',' verklaarde Terry. ,,,En u, .Sir Ralph Ik mag u immers wel sir Ralph noemen?''' „Gaarne. Het is mijn naam." „Ja, dat weet ik, maar het klinkt zoo familiaar voor een vreemde. Ik vroeg me zelf al af of ik „Sir Ralph Morray" hoorde te zeggen tot. wij wat langer met elkaar be kend waren Enfin, het doet er niet toe. Als u met ons zoudt vóllen, dineere» zonder uw vriend' Ook ik bedankte voor de in vitatie en zeide dat de plannen beter besproken konden wor den als Barrymor© en ik er samen waren. „Kunt u beiden dan morgen middag één uur bij ons komen lunchen?" Vol entliouisasme nam ik de uitnoodiging aan, mij 'haastend Terry voor te zijn, inge val 'hij zich weer wilde excuseeren. Toen namen ze afscheid en wij geleidden de daaneis naar dé poort ik voloriop met me vrouw Kidder, Terry achteraan met de beide meisjes toen mijn dame plotseling haar stap inhield. „Dat is waar ook," begon ze, „iets moet ik nog zeggen voor u ons een be zoek in het hotel brengt. Ik..." aarzelend zweeg ze even. Blijkbaar voelde zij zich niet op haar gemak. „Ik stelde mezelf voor als mevrouw Kidder, omdat ik aan dien naam zoo gewoon ben dat ik hem onwille keurig gebruik. Het gaat me lal tijd uit de gedachte maar, vraag in liet hotel naar gravin Dalmar. Natuurlijk is u te beleefd om het te zeggen, maar het zal ongetwij feld uw verbazing wekken dat ik, een Ameri- kaanische, een titel voer." „Volstrekt niet-," verzekerde ik haar. „Zoo menig bekoorlijke Amerikaansche huwt met een buitenlander van hooge ge boorte, dat men eer verbaasd' moet wezen..." .„Maar ik trouwde niet met een buiten lander. Ik vertelde u toch dat ik weduwe ben? Neen, de eenige echtgenoot dlien ik ooit had, was Simon T. Kidder. Maar maar ik heb een landgoed gekocht waaraan die titel verbonden its, en nu zou 'het toch een soort geldverspilling gelijken indien ik hem niet gebruikte." „Het landgoed heeft den titel en niet u,, mama," merkte Beeehy op. (Zij spreekt al tijd van baai' mOonlmia.) „En u wéét ihloe graag u een gravin wou zijn. U bent er gelukki ger mee dan ik ooit was met een nieuwe pop, die de oogen kon openen en. sluiten." „Wees ndèfc' ondeugend, Beeehy, Kleine meisjes moet men zien en niet hooren. Zoo als ik zeide, het leek mij beter den; titel te gebruiken. Dat was ook de raad van prins Dalmav-Kalm, van wien ik het landgoed kocht, dat ergens in. Oostenrijk ligt of in Dalmatie ik weet het zelf nog niet pre cies omdat het nog zoo kort geleden is. Om aan den titel te gewennen., dacht- het mij het best hem dadelijk te voeren, dus schreef ik mijn naam als gravin Dalmar in- het vreem- delingeniboek, toen wij een week geleden in het. hotel Cap Martin kwamen." „Volkomen begrijpelijk, gravin," zei ik, zonder een blik to durven wagen naar Beeehy- met-de-ispottende-oogen„Ik ken prirns Dalmar-Kalm. wel van naam, ofschoon afk hem no|g, nooit .ontmoet Qiiefb. Hij is een zéér bekende figuur aan de Riviera. („Vooral in het casino te Monite Carlo,haid' ik er kun nen bijvoegen, maar ik liet het na, niet we tend hoe de gravin dacht over dobbelen als beroep.) Ontmoette u hem. hier voor den eersten keer?" „Neen, te Parijs, waar wij eenigen, tijd! vertoefden voor ons vertrek naar hier. Wat was ik verbaasd hem dén dag na onze komst in het hotel te zien Het scheen mij zulk een wonderlijk toeval om onzen eenigen ken nis aan deze zijde van den oceaan juist daar aan te treffen, waar wij kwamen." „Wanneer is een wonderlijk toeval niet een wonderlijk toéval?" luidde de vrijposti ge vraag van Beeehy. „Kun. jij die aardig heid begrijpen, nicht Maid'a?" „Jou, stout meisje!" riep haar moeder uit. „Wel, u ziet me graag kinderlijk, niet waar? En is het niet kinderlijk om stout te wezen?" „Kom, wij gaan dadelijk naar huis," zeide de gravin ontstemd,, en gevolgd door het slanke meisje en liet kind ging ze met kleine pasjes weg, meters mousseline achter zich slepend. „Ik hoop dat zij zulke dingen, niet dragen zal in hm onze auto," merkte ik sotto voce op. terwijl wij aan de poort stonden en onze bezoeksters n^kdken „Ik twijfel zeer sterk of zij er ooit in zal zitten," voorspelde Terry, er bizonider nnooa en interessant uitziende met zijn. sombere oogen en droefgeestige trekken. „Kom miee naar* binnen," plaajgidie ik, „én ik zal „the harp that once through Tara's halls" klonk voor je zoeken, dan kun je er je eigen iijikzang op spellen. Daar zuil je iwaanscliajnilijlk groot bdh'aigen in vinden." „Het zou zeker een heele verluchting voor me zijn, maar ik kan even goed je hoofd voor trommel gebruiken, wat veel eenvoudi ger is. Wat voor den duivel „Wees nu niet- woedend!" smeekte ik. „Je was zoo allervriendelijkst voor de da mes wordt nu geen gepleisterd graf zoodra zij ons den rug hebben toegekeerdDenk eens wat ik zoo al met je heb doorgemaakt, jou groote, 'lastige karei." „Je bent zelf een lastige kerel," verlld'aav- de Terry vol ondank. „lik zou wel eens wil len weten wat ik zoo-ad dloorgieimaaikt heb?" „DaJt kan ik ndeib zog\gen, wel boe jij je hebt gedragen1 zeide ik, terwijl wij naar onzen booon wandeddlen„Als een boezen Ibarlbiere pnuifcébol ik bedoefl', ©en bar biers boozen prnikebelNeen, ik het deelt er niet toe. Kijk, daar is liet wonder- doen'dle miensch gereed om met het tihleebilab weig te igaiau. F éliciité, men anige, hoe ie bet je gelukt, tihée, geibafejets en roem uit het diepste diiep te voorschijn te roépen?" „Wat monsieur bedoelt, gaa't beven mijn begrip," gaf zij te,n antwoord.. „In groote ihiaaét 'bezocht ik een vrieudan van mij in fliet betel en ik kwam terug mét al diie dlin- gén - ©en andere uitleg is er niet. Hét was een ingeving," en zij zeilde weg met ihiaa-r neus in de luohlt. Terry en ik gingen in huis wanit de zen was uit dén tuin verdwenen, boivendien zx>u anijn eenvoudige rook- ween- en studeerka mer bdted geecihilkt zijn dan de schladluw van een boom voor hét gesprek, dat ons te wach ten stond,. Wij haalden onze pijipen uit onzen zak en ■rookten verscheiden minuten voer wij spra ke. Ik deed er in allle stilt© een eed op dat Terry zou beginnen, miaar toen ik heel lang zaam tot négen en zestig had geteld ©n Ter ry neg steeds rookkringetjes zat te bilazen, leek het mij praktischer mijn eed' ale niet gedaan te beschouwen. „Een stuiver voor je gedachten, Padldly," was dé som die ik hem a'anlbood. „Wat bui tengewoon edelmoedig van mij is, daar ik ze reeds weet. Je deinlkt aan Haar." Tedldy vengat het air aan te nemen alsof hij me niet begreep, w"at mij een 6'lécht tee- ken leek. Wordt vervolgd.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad | 1910 | | pagina 1