Mijn ïriend de Chaiiffanr.
f°. 364. fierste Blad
8"' Jaargang.
Zaterdag 19 Maart 1910.
BUITENLAND.
FEUILLETON.
OORTSCH
ABONNEMENTSPRIJS:
per 8 maanden voor Amergfoortf l.OO.
Idem frauco per post- 1.50.
Afzonderlijke nummers- 0.05.
Deze Courant versohynt dagelijks, behalve op Zon- en Feest
dagen.
Advertentiénmededeelingen enz.gelieve men vóór 11 uur
's morgens bij de Uitgevers in te zenden.
Uitgevers: VALKHOFF C°.
Utrechtschestraat 1. Intercomm. Telephoonnummer 66.
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Van 15 regels f 0.50.
Elke regel meer - 0.10.
Dienstaanbiedingen en aanvragen 25 cents bij vooruitbetaling
Groote letters naar plaatsruimte.
Voor handel en bedrijf bestaan zeer voordeelige bepalingen tot
het herhaald adverteeren in dit Btad, bjj abonnement, fietr*
oirculairebevattende de voorwaarden, wordt op aanvraag
toegezonden.
Aan hendie met 1 A.pril
a. s. op dit blad inteekenen,
worden de nummers die ge
durende de maand Maart nog
zullen verschijnenkoste
loos toegezonden.
Kennisgevingen.
OPROEPING VAN ZEEM1L1CIENS-
VERLGFOANGiERS
Üe Burgemeester der .geineente Amersfoort,
Gezien de aanschrijving ivan. den Commissaris
der K'oningin in de provincie Utrecht van den
lsten Maart 1910, 4e Afdeeling, no. 795/573;
Brengt ter kennis van den Zeemil'icien-ver lof-
ganger
JACOB VAN DEN HEUVEL,
dat li ij tot bet volgen van herhalingsoefeningen
in werkelijken dienst moet 'komen, gedurende den
#ijdi van vijf weken, en zich daartoe op den 27.
April 1910 moet aanmelden aan boord van Hr. Ms.
Heemskerk, welk schip gelegen is te 'Willems
oord
dat hij 'zich op den dag voor de opkomst be
paald, met het eerst vertrekkende, openbaar mid
del van versneld vervoer vani zijne woonplaats
naar de plaats van opkomst moet begeven, alwaar
bij gekleed in de bij zijn vertrek met groot verlof
medegenomen militaire kleedingstukken en voor
zien van zijne kdoigoederen, zoomede van zijn
zakboekje zich op dien datum heeft aan te mel
den
dat 'blij, vervoeirbewijs en daggeld wenschende
te ontvangen, zich op den laatsten werkdag vóór
zijn vertrek, ter gemeen te-Secretarie, kamen no.
8. 'kan aanmelden, terwijl hij dóór ziekte verhin
derd mocht zijn zich op den bepaalden datum op
de pllaats van bestemming te bevinden, eveneens
op dien werkdag ter gemeente-Secretarie moet
doea overleggen eene verklaring v'an een genees
kundige, waaruit van zijne ziekte blijkt.
Wordende den verlofganger' voorts uitdrukte!ijk
bekend! gemaakt, .dat 'hij zich in geen gevail zal
kunnen beroepen op 't niet ontvangen eener bij
zonder© oproeping, maar dat deze kennisgeving,
welke uitsluitend, dient als rechtsgeldig bewijs dat
d© verlofganger behoorlijk is opgeroepen, hem' bij
niet-versohijning ter opkomst onid'er de wapenen
in verzuim stelt.
Amersfoort, den II 8e Maart 1910.
De Burgemeester voornoemd,
WULJTIERS.
Politiek Overzicht.
De zaak-Maniiesiiiaim.
Gedurende- eenige maanden heeft eene
nogal ingewikkelde zaak, de zaak-Mannes
man n, de regeering en de openbare meening
van Duitschland bezig gehouden cm een
strijd uitgelokt, die soms hartstochtelijk:
werd gevoerd. Het onderwerp van dezen
strijd was de rechtsgeldigheid van eone groo
te mijnconcessie, die de firma Gebroeders
Mannesmann tot liet exploiteer©n van erts-
lagen in Marokko in April 1906 van den
toenmaligen sul'tan Abdul Aziz verkregen
heeft.
De overeenkomst van Algeciras, die de
vrucht geweest is van de in die plaats van
Januari tot Juni 1906 gehouden conferentie,
bepaalt in art. 112, dat eene naar buiten-
landsch model uit te vaardigen Marokkaan-
eche mijnwet het verkenen van mijnconees-
siën moet regelen. De nieuwe sultan Moeley
Hafid vaardigde op aansporing van de ge
broeders Mannesmann den 7en October 1908
zulk eene wet ui't, en op grond van deze
wet bekrachtigde hij de Mannesmann-con-
cessiën. Om van de daarbij verklagen rech
ten gebruik te maken, vormde zich een groot
syndicaat in Duitschland en Oostenrijk.
Nadat deze concessiën waren verkregen,
trad eene Fransche groep op, de Union des
Mines Marocaines, en trachtte het recht te
verkrijgen tot het exploiteeren van de erts-
lagen van 'hetzelfde gebied, hetgeen haar in-
tusschen niet gelukte, omdat de sultan zich
door de toezegging aan de gebroeders Man
nesman» gebonden achtte. In Augustus van
het vorige jaar werd echter een Duitsch-
Fransch-Engelsch-Spaansche 'conferentie ge
houden, die den sulten uitnoodigde het
mijnrecht in overleg met het corps diploma
tique te regelen. De Union beweerde nu, dat
de Manneeniann-concessie, als te voren ver
leend, ongeldig was, en daar hare herhaalde
aanbiedingen aan de gebroeders Mannes
mann om hun de concessie af te koopen,
vruchteloos bleven, verlangde zij de beslis
sing door een internationaal scheidsgerecht.
De firma Mannesmann beriep zich op hare
van het zegel van den sultan voorziene oor
konde, weigerde hare concessiën aan eem in
ternationaal scheidsgerecht te onderwerpen,
maar verklaarde zich bereid hare aanspraken
te laten onderzoeken door een uit leden van
het Duitsche Reichsgericht bestaand scheids
gerecht. Adviezen van Duitsche, Oo-stenrijk-
sche, Fransche en Engelsche autoriteiten
keurden het door haar ingenomen standpunt
goed. De Duitse lie regeering echter plaatste
zich op een beslist afwijzend standpunt,
dat zij in een bijzonder Witboek preciseerde.
Tegen het in d'it Witboek geleverde betoog
is eene levendige polemiek gevoerd in een
deel van de pers. Eene groep van de Alduit-
sche vereeniging heeft in een schei-pen brief
aan den rijkskanselier geklaagd over het be
leid van den staatssecretaris von Schoen,
wien verweten werd, dat hij de belangen van
Duitsche staatsburgers had prijs gegeven.
In den rijksdag is de zaak bij de begroo
ting van buiteiilandsche zaken uitvoerig
behandeld. Eerst in de commissie, waar de
.staatssecretaris betoogde, dat de rechtsaan
spraken van de firma Mannesmann op een
onhoudbaren grondslag berustten; later ook
nog in de openbare zitting. Hier was net
de rijkskanselier zelf, die voor het stand
punt van de Duitsche regeering opkwam.
Hij deed dat in deze termen
,,Voor mij ligt het beslissende moment in
het besluit van het corps diplomatique van
20 Augustus 1908. Door dit besluit zijn de
mogendheden 't er over eens geworden, dat
zij als mijnwet in den zin van art, 112 van
de akte vati Algeciras slechts eene wet zou
den beschouwen, waarvan hun door het
mag'hzen vóór de afkondiging kennis is ge
geven, opdat het corps diplomatique zich er
van zal kunnen overtuigen of zij beant
woordt aan de bepalingen van art. 112 der
Algeciras-akte
Aan dezen eisch voldoet de mijnwet van
7 October 1908 zeer zeker niet. Indien dus
Duitschland deze mijnwet, waarop de aan
spraken van Mannesmann steunen, als gel
dig mocht willen erkennen, dan zou het zich
in rechtstreekscbe tegenspraak met het be
sluit van het corps diplomatique van 20
Augustus 1908 stellenwij zouden moeten
zeggen, dat dit besluit voor ons niet bindend
is.
Geen feitelijke, geen politieke, geen
rechtsgrond geeft ons het recht aan deze
overeenkomst van 20 Augustus 1908 ons
eenzijdig te onttrekken. Men heeft zulk een
motief hierin meenen te vinden, dat het be
sluit van Augustus niet beantwoordt aan
den geest van art. 112. Dat raakt liet wezen
van de zaak in geen enkel opzichtwant
zelfs als het. Augustusbesluit niet beant
woordde aan den geest van de Algeeiras-
akte - ik betwist, dat dit het geval is, ik
ben integendeel van meening, dat het ge
heel aan dezen geest beantwoordt, dat het
uit dezen geest is ontstaan zelfs indien
het tegendeel het geval ware, dan blijft het
Augustus-besluit toch eene overeenkomst,
eenstemmig tusschen de mogendheden getrof
fen, welke stelling zij tegenover de uitvoe
ring van art. 112 der akte van Algeciras
wilden innemen. Wilden wij ons daarvan los
maken, dian zou dat niets anders beteeke-
nen, dan dit verdrag breken. Mijne heeren,
tot eene politiek van contractbreuk zal ik mij
niet leenen. Al moge de economische waarde
van de Mannesmann-concessie nog zoo hoog
zijn, al inoge het nog zoo zeer te betreuren
zijn, als zij niet in haar vollen omvang kan
worden verwezenlijkt, eene levenskwestie
voor Duitschland is zij niet. Niets zal mij
kunnen bewegen het woord te schenden, dat
onze politiek den 20en Augustus 1908 iu
Tanger gegeven heeft. Achter dit gezichts
punt treden voor mij alle overige overwegin
gen geheel op den achtergrond
Voor zoover het binnen de grenzen, die
ons door internationale verdragen en over
eenkomsten zijn getrokken, mogelijk is de
economische belangen van dö heeren Man
nesmann ie bevorderen, hebben wij het ge
daan en zullen het ook in de toekomst doen
Deze taak is ons tot dusver jniet gemakke
lijk gemaakt door het optreden van de hee
ren Mannesmann. Ik koester slechts den
dringenden wensob, dat. de lieeren Mannes
mann in de toekomst in dit opzicht eene
verandering zullen brengen".
Hiermede is ondubbelzinnig te kennen
gegeven, dat voor de Duitsche regeering d-*
zaak-Mannesmann eene afgedane zaak is.
De parlementaire correspondent van de
Frankf. Ztg. verzekert, dat deze verklaring
van den rijkskanselier met zeer weinige uit
zonderingen den geheel© n rijksdag heeft be
vredigd. Als dat juist is, dan mag men aan
nemen, dat. ook daar de zaak-Mannesmann
als afgedaan wordt beschouwd, hetgeen op
de Fransch-Duitsche betrekkingen in Marok
ko niet anders dan eeu gunstigen invloed
zal kunnen hebben.
Duitschland.
De laatste vergadering vóór de Paasch-
vacantie, die de rijksdag eergisteren hield,
onderscheidde zich door heftlige incidenten,
waarin de hoofdrol werd vervuld door den
conservatieven afgevaardigde von Olden
burg, die een bijzonder talent bezit om zijne
medeleden te prikkelen. Bij de tweede le
zing van de begrooting van oorlog had hij
eenige opmerkingen gemaakt, waarbij te
pas werd gebracht eene herinnering aan de
treurige rol, die in den zevenjarigen oox'log
het rijksleger tegen Frederik den groote
had gespeeld. Die opmerkingen, die in Zuid-
Duitschland eenige gevoeligheid hebben op
gewekt, zijn in de Beiersche Kamer ter
sprake gebracht door den minister van oor
log van Beieren. Daarover meende de heer
von Oldenburg nu op zijne beurt zich ge
voelig te moeten toonen, en hij vroeg bij
de derde lezing van de begrooting van den
Beiersc'hen gevolmachtigde in den bondsraad
opheldering over 's ministers woorden.
Deze verklaarde, dat de minister niet had
bedoeld von Oldenburg te beleedigen, toen
hij zeide, dat men zich diens woorden, die
getuigden van verkeerden smaak en waar
mee de spreker zich had vergaloppeerd, niet
behoefde aan te trekken.
De heer von Oldenburg is bij de leden
van andere partijen het tegendeel van een
persona grata, en een drietal leden, die na
hem het woord voerden, konden zich niet
het genoegen ontzeggen hunne voldoening
uit te spreken over de wijze waarop de
Beiersche minister van oorlog hem had te
recht- gewezenDaarop maakte von Olden
burg 't nog bonter, door te zeggen, dat
deze drie leden in persoonlijk» zaken geen
eere-standpunt bezaten. Dit deed een waren
storm van verontwaardiging ontstaan, waar
van ook de fungeerende voorzitter, de vice-
president Spahn, zijn deel kreeg, omdat hij
aanvankelijk ongezind was von Oldenburg
tot de orde te roepen later zwichtte hij
voor den aandrang, die op hem werd uit
geoefend, en diende von Oldenburg eene be
risping toe.
Aan het einde van de zitting had dit in
cident nog een naspel. Naar aanleiding van
de wijze, waarop in de proef van het steno
grafische verslag het incident werd vermeld,
werd aan de conservatieve fractie de vraag
gesteld, of zij de gewraakte uitdrukkingen
van haar medelid goedkeurde. Daarop werd
een -bevredigend antwoord ontvangen van
den voorzitter van het conservatieve par
tijbestuur, maar de heer von Oldenburg
vond gelegenheid om nogmaals een storm
tegen zich te doen ontstaan, door te verkla
ren, dat hij ten allen tijde ter beschikking
stond van -de heeren, die zich door hem be-
leedigd voelden. Dit gaf aanleiding tot de
klacht, dat von Oldenburg op zijne gedra
gingen de kroon had gezet door in de open
bare- zitting van het parlement uitdagingen
tot een tweegevecht to doen, en tot de
verklaring, dat- men met hem als een Don
Quichot niets meer te maken wilde hebben.
Ondanks het tijdverlies, dat deze inci
denten veroorzaakten, kon de rijksdag de
derde lezing van de begrooting in één© zit
ting ten einde brengen en daarmee hare
agenda afdoen.
De wet, die aan de Pruisische regeering
liet recht verleent tot onteigening van
grondbezit in de provinciën met Poolsche'
bevolking, dat na zwaren strijd in den land
dag tot stand is gekomen, is nog niet iu
toepassing gebracht. Eenigen tijd geleden
zou dat. gebeuren, de commissie, die de ves-
tiging van Duitsche volksplantingen be
stuurt, had aan de regeering de onteigening
van eenige landgoederen in Poolsch bezit
voorgesteld; de regeering heeft echter be
sloten voor de uitvoering van dit voorstel
af te zien. Over de redenen van dit nega
tieve besluit der regeering zijn verschillende
lezingen in omloop. In de Zukunft is door
Harden gezegd, dat graaf Aehrenthal tijdens
zijn bezoek te Berlijn de Duitsche regeering
er op heeft gewezen, dat de praktische uit
voering van de onteigeningswet de Oosten-
rijksche Polen zeer zou ontstemmen en dat
die ontstemming een nadeeligen invloed zou
hebben op de Duitsch-Oostenrijksche betrek
kingen. Dit heeft echter tegenspraak ge
vonden.
In de parlementair kringen wordt gezegd,
dat het vermoedelijk eenige Duitsche bonds-
vorsten zijn geweest, die de uitvoering van
de voorgenomen onteigening hebben ont
raden.
België.
In eenige Belgisch» bladen is beweerd,
dat de verdeeling van neutraal Moresnet-
voor de deur zou staan dn dlat hiermede
eene concessie in dé Congogrensregdlings-
kwe©tie zou worden bereüct. Uit B-rustel
wordt aan de Framkf. Ztg. bericht, dlat deze
berichten, verzinsels zijnin de Moresnet-
zaak komt vooreerst nog geen verandering.
Frankrijk.
In de Fransche parlementaire kringen
wordt het als zeer twijfelachtig beschouwd,
dat de Senaat in staat zal zijn, de bègrooting
nog in deze maand af te doen. In dat geval
zal het parlement zijne zitting eerst aan het
einde van de eerste week in April kunnen
sluiten
De regeering zal dan haar plan, om de
algemeen© verkiezingen voor de nieuwe
Kamer tegen 24 April uit te schrijven, waar
schijnlijk moeten opgeven.
Rochester, 19 Maart. Er wordt
bericht, dat er volledige overeenstemming
over het tarief van invoerrechten met
Frankrijk is verkregen. President Taft zal
ir-orgen eene proclamatie onderteekenen,
waarbij aan Frankrijk 25 pet. vermindering
op het tarief van de Payne-Aldrich-wet
wordt toegestaan.
Engeland.
Londen, 19 Maart. De eerste mi
nister Asquith, die gisteren te Oxford het
woord voerde, zeide, dat hij niet geloofde
in de uitkomsten van het schoonmaakproces
van de Lords. Het huis moet op democra-
tischen grondslag herbouwd worden en het
absolute veto van de Lords moet vei-dwij
nen. Hij weigerde echter te antwoorden op
de vraag, waarmee men hem had bestormd,
wat zijn volgende stap zou zijn na de op
zending van het besluit tegen het veto van
de Commons naar de Lords.
Londen, 18 Maart. De regeering
heeft de uitgifte aangekondigd van 21 mil-
lioen schatkistbiljetten, rentende 3 pet., tot
den k-oers van 99| pet.
Een telegram van Reuter uit Cannes
spreekt de ongunstige berichten over Bal
four's gezondheidstoestand beslist tegen.
Hij doet lange wandelingen, speelt golf en
ziet er zoo goed uit, dat alle sporen van de
ongesteldheid, waaraan hij voor Kerstmis
geleden heeft, verdwenen schijnen te zijn.
Portugal.
Lissabon, 18 Maart. De hertog
van Oporto heeft in de Cortes den eed af
gelegd al-s vermoedelijk troonopvolger.
Oostenrijk.
Prins Liechtenstein, aan wien dte chris
telijk-so ©ialen behalve het eereamibt van
hoofd der geheele partij ook nog het voor
zitterschap van de club in den rijksraad
wilde opdragen, heeft daarvoor bedankt.
Daarna werd G-essmann tot voorzitter ge
kozen
De gemeenteraad van Weenen heeft be
sloten de nagedachtenis van den overdeden
burgemeester Lueger te eeren door den ge-
d'en'kteeken in den vorm van een monumen
tale fontein voor het raadhuis op te luch
ten. Hot portret en de buste van Lueger
zullen in reproductie verkrijgbaar gestéld
worden. In heb nieuwe stedelijke museum
zal een Lueger-kamer wordén ingericht met
meubellen uit Lueger's woning. Eene thans
in aanbouw zijnde stadswijk krijigt den
niaam van Dr. Karl Lueger-wijk.
Naar het Engehth
6
C. N. «n W. M. WILLIAMSON.
,,W© moeten weg," vervolgde zij. ,»iGc-
lukkig hebben wij haast alles vastgesteld."
(Dat was ndeuwis voor mij). „Toch, dunkt
mij, blijven -er nog eeni paar dingen te be
spreken."
„Volkomen met u eens," zeide ik.
„Schikt liet u en meneer Terrymore om
van middag bij ons te komen dine eren Dan
konden wij de laatote kleinigheden regelen."
„Wat mij betreft, vriendelijk dank, ik
ben verhinderd,',' verklaarde Terry.
,,,En u, .Sir Ralph Ik mag u immers wel
sir Ralph noemen?'''
„Gaarne. Het is mijn naam."
„Ja, dat weet ik, maar het klinkt zoo
familiaar voor een vreemde. Ik vroeg me
zelf al af of ik „Sir Ralph Morray" hoorde
te zeggen tot. wij wat langer met elkaar be
kend waren Enfin, het doet er niet toe.
Als u met ons zoudt vóllen, dineere» zonder
uw vriend'
Ook ik bedankte voor de in vitatie en zeide
dat de plannen beter besproken konden wor
den als Barrymor© en ik er samen waren.
„Kunt u beiden dan morgen middag één
uur bij ons komen lunchen?"
Vol entliouisasme nam ik de uitnoodiging
aan, mij 'haastend Terry voor te zijn, inge
val 'hij zich weer wilde excuseeren.
Toen namen ze afscheid en wij geleidden
de daaneis naar dé poort ik voloriop met me
vrouw Kidder, Terry achteraan met de beide
meisjes toen mijn dame plotseling haar
stap inhield. „Dat is waar ook," begon ze,
„iets moet ik nog zeggen voor u ons een be
zoek in het hotel brengt. Ik..." aarzelend
zweeg ze even. Blijkbaar voelde zij zich
niet op haar gemak. „Ik stelde mezelf
voor als mevrouw Kidder, omdat ik aan dien
naam zoo gewoon ben dat ik hem onwille
keurig gebruik. Het gaat me lal tijd uit de
gedachte maar, vraag in liet hotel naar
gravin Dalmar. Natuurlijk is u te beleefd
om het te zeggen, maar het zal ongetwij
feld uw verbazing wekken dat ik, een Ameri-
kaanische, een titel voer."
„Volstrekt niet-," verzekerde ik haar.
„Zoo menig bekoorlijke Amerikaansche
huwt met een buitenlander van hooge ge
boorte, dat men eer verbaasd' moet wezen..."
.„Maar ik trouwde niet met een buiten
lander. Ik vertelde u toch dat ik weduwe
ben? Neen, de eenige echtgenoot dlien ik ooit
had, was Simon T. Kidder. Maar maar
ik heb een landgoed gekocht waaraan die
titel verbonden its, en nu zou 'het toch een
soort geldverspilling gelijken indien ik hem
niet gebruikte."
„Het landgoed heeft den titel en niet u,,
mama," merkte Beeehy op. (Zij spreekt al
tijd van baai' mOonlmia.) „En u wéét ihloe graag
u een gravin wou zijn. U bent er gelukki
ger mee dan ik ooit was met een nieuwe
pop, die de oogen kon openen en. sluiten."
„Wees ndèfc' ondeugend, Beeehy, Kleine
meisjes moet men zien en niet hooren. Zoo
als ik zeide, het leek mij beter den; titel te
gebruiken. Dat was ook de raad van prins
Dalmav-Kalm, van wien ik het landgoed
kocht, dat ergens in. Oostenrijk ligt of in
Dalmatie ik weet het zelf nog niet pre
cies omdat het nog zoo kort geleden is. Om
aan den titel te gewennen., dacht- het mij het
best hem dadelijk te voeren, dus schreef ik
mijn naam als gravin Dalmar in- het vreem-
delingeniboek, toen wij een week geleden in
het. hotel Cap Martin kwamen."
„Volkomen begrijpelijk, gravin," zei ik,
zonder een blik to durven wagen naar
Beeehy- met-de-ispottende-oogen„Ik ken
prirns Dalmar-Kalm. wel van naam, ofschoon
afk hem no|g, nooit .ontmoet Qiiefb. Hij is een zéér
bekende figuur aan de Riviera. („Vooral in
het casino te Monite Carlo,haid' ik er kun
nen bijvoegen, maar ik liet het na, niet we
tend hoe de gravin dacht over dobbelen als
beroep.) Ontmoette u hem. hier voor den
eersten keer?"
„Neen, te Parijs, waar wij eenigen, tijd!
vertoefden voor ons vertrek naar hier. Wat
was ik verbaasd hem dén dag na onze komst
in het hotel te zien Het scheen mij zulk
een wonderlijk toeval om onzen eenigen ken
nis aan deze zijde van den oceaan juist daar
aan te treffen, waar wij kwamen."
„Wanneer is een wonderlijk toeval niet
een wonderlijk toéval?" luidde de vrijposti
ge vraag van Beeehy. „Kun. jij die aardig
heid begrijpen, nicht Maid'a?"
„Jou, stout meisje!" riep haar moeder
uit.
„Wel, u ziet me graag kinderlijk, niet
waar? En is het niet kinderlijk om stout te
wezen?"
„Kom, wij gaan dadelijk naar huis,"
zeide de gravin ontstemd,, en gevolgd door
het slanke meisje en liet kind ging ze met
kleine pasjes weg, meters mousseline achter
zich slepend.
„Ik hoop dat zij zulke dingen, niet dragen
zal in hm onze auto," merkte ik sotto
voce op. terwijl wij aan de poort stonden en
onze bezoeksters n^kdken
„Ik twijfel zeer sterk of zij er ooit in zal
zitten," voorspelde Terry, er bizonider nnooa
en interessant uitziende met zijn. sombere
oogen en droefgeestige trekken.
„Kom miee naar* binnen," plaajgidie ik, „én
ik zal „the harp that once through Tara's
halls" klonk voor je zoeken, dan kun je
er je eigen iijikzang op spellen. Daar zuil je
iwaanscliajnilijlk groot bdh'aigen in vinden."
„Het zou zeker een heele verluchting voor
me zijn, maar ik kan even goed je hoofd
voor trommel gebruiken, wat veel eenvoudi
ger is. Wat voor den duivel
„Wees nu niet- woedend!" smeekte ik.
„Je was zoo allervriendelijkst voor de da
mes wordt nu geen gepleisterd graf zoodra
zij ons den rug hebben toegekeerdDenk
eens wat ik zoo al met je heb doorgemaakt,
jou groote, 'lastige karei."
„Je bent zelf een lastige kerel," verlld'aav-
de Terry vol ondank. „lik zou wel eens wil
len weten wat ik zoo-ad dloorgieimaaikt heb?"
„DaJt kan ik ndeib zog\gen, wel boe jij je
hebt gedragen1 zeide ik, terwijl wij naar
onzen booon wandeddlen„Als een boezen
Ibarlbiere pnuifcébol ik bedoefl', ©en bar
biers boozen prnikebelNeen, ik het
deelt er niet toe. Kijk, daar is liet wonder-
doen'dle miensch gereed om met het tihleebilab
weig te igaiau. F éliciité, men anige, hoe ie
bet je gelukt, tihée, geibafejets en roem uit het
diepste diiep te voorschijn te roépen?"
„Wat monsieur bedoelt, gaa't beven mijn
begrip," gaf zij te,n antwoord.. „In groote
ihiaaét 'bezocht ik een vrieudan van mij in
fliet betel en ik kwam terug mét al diie dlin-
gén - ©en andere uitleg is er niet. Hét
was een ingeving," en zij zeilde weg met
ihiaa-r neus in de luohlt.
Terry en ik gingen in huis wanit de zen
was uit dén tuin verdwenen, boivendien zx>u
anijn eenvoudige rook- ween- en studeerka
mer bdted geecihilkt zijn dan de schladluw van
een boom voor hét gesprek, dat ons te wach
ten stond,.
Wij haalden onze pijipen uit onzen zak en
■rookten verscheiden minuten voer wij spra
ke. Ik deed er in allle stilt© een eed op dat
Terry zou beginnen, miaar toen ik heel lang
zaam tot négen en zestig had geteld ©n Ter
ry neg steeds rookkringetjes zat te bilazen,
leek het mij praktischer mijn eed' ale niet
gedaan te beschouwen.
„Een stuiver voor je gedachten, Padldly,"
was dé som die ik hem a'anlbood. „Wat bui
tengewoon edelmoedig van mij is, daar ik ze
reeds weet. Je deinlkt aan Haar."
Tedldy vengat het air aan te nemen alsof
hij me niet begreep, w"at mij een 6'lécht tee-
ken leek.
Wordt vervolgd.