3
dat van de wi mkelsluiti n<g na 9 uur
nog niét veel te nierken is, maar velen
siluiten op dat uur en daardbor wordt
de Langestraat donker. Op het oogenlbili'k
is die straat slecht verlicht. Maar de wijze
van verlichting, die nu wiordit voorgesteld,
zal, vrees ik, aan die eierllijMieid1 afbreuk
dloen
De heer Veis Hey n. Mijnheer die
voorzitter, het koant mij voor, dat het be
zwaar van deii heen- van Bave'ld vrijwel Wohdt
ondervangen door B. en W. en door de gas-
coanmiesie. Als men leest wat aan het einde
van liet voorstel staalt, dan ziet men, dat
de nieuwe verlichting bij wijze van proef
zal wordlen aangefbrac lit in de Utrechtse he
straat en diat oerst als die proef gunstige
resultaten oplevert, zij zal worden uitge
breid tot' de LangeBtraat. Dus als dit voor
stel wordt aangenomen, dan ziaJ er slechts
een proef genomen worden. Daartoe zal ook
de heer van Eevoldi kunnen medewerken.
Dit de behandeling van deze zaak 111 de
gascommissie herinner ik mij, dat bij de
bepaling van de hoogte waarop de lampen
zullen worden gehangen, rekening gehouden
is met voertuigen, verhuiswagens, optoch
ten, in één woord met alJes waarbij dingen
•van groote hoogte over de straat worden
gevoerd. Ik vertrouw, dat als de heer van
Esveld van deze proefneming getuige i6 ge
weest, zijne ibezwaren vrijwel zullen worden
weggenomen.
Do heer van E s v e 1 id. Ik geloof, dat
wij in deze zaaik niet oiverijlldl een besluit
moetén neon,en. Eeue hoogte van Meter
blijf ik toch beslist te laag vindien. Ik vrees1,
dat dab bezwaar zall opleveren, misschien
zelfs wel gevaar. Dat, er eene proef wordt
genomenvind ik beetdlan kan men beter
oord'eelen over de zaalk. Alleen mloet ik op
merken, dat volgens dlit voorötel het oordeel
over de proef blijft bij B. en W. Als B. en
W. vinden, dat dé piroefneming in de
Utrechtsche straat is geslaagd, dan hebben
zij de macht het andere gedi'elte van het
voorstel uit te voeren. Ik ziou gaarne zien,
dat de goedkeuring daarvan aan den raad
bleef, zoodat wij nu niet behoeven uit te
spreken, dat wij ons bij de zaak neerleggen.
In zoover zou ik willen, dat het voorstel
van B. en W. gewijzigd werd.
De Voorzitter. Ik voor mij heb
tegen die wijziging volstrekt geen bezwaar.
De heei- Plomp. Mijnheer de voorzit
ter, ik geloof, dlat de heer van B&veJd wel
zooveel vertrouwen kan hebben in B. en W.,
oat als de verlichting is aangelegd in de
Utrechlfsche straat, B. en W, haai- niet bij
overrompeling zullen aanbrengen in de Lan-
gietetraat. Is 't, niet 'het eenvoudigst het voor
stel van B. en W. aan te nemen en den
heer van Esveld het recht te laten bier
terug te bomen op de zaak als zij hem niet,
bevalt?
De heer Sanders. Mijnheer de Voor
zitter, ik kan den heer van Esveld nog wel
wat meer geruststellen. In de eerste plaats
zal de ontsiering, die de draden voor deze
verlichting teweeg brengen in de straat,
minder zijn dan bij een electrische tram.
Wanneer in eene stad een- electrfsche tram
wordt aangelegd, dan hoort men in den be
ginne veel geschreeuw, maar men is er spoe
dig aan gewend en dan denkt niemand er
meer aan om er iets in te zien wat de stad
ontsiert. Do hoogte van 4I Meter, waarop
de lampen komen te hangen, is dezelfde als
die waarop het draden net van. de elect rische
tram wordt gespannen die hoogte varieert
van 4^ tot 5 Meter. De draden, of liever
de buisjes, die gespannen worden voor deze
verlichting, komen minder voor dan de dra
den bij de electrische tractie. Het komt
mij voor, dat de heer van Esveld wel wat
overdrijft.
De heer van Esveld. Mijnheer de
Voorzitter, de heer Sanders zegt, dat deze
verlichting niet hooger komt te hangen dan
het draden net van een electrische tram.
Maar ik kan mij voorstellen, dat men. de
overspanningen van de electrische tram
leelijk vindt. Ik voor mij vind, dat zij in
alle steden, waar men ze vindt, het, aanzien
der straten bederven. Als wij zulk
eene overspanning aanbrengen, dan hebben
wij het nadeel van de electrische tram,
maar het voordeel, dat de tram loopt, heb
ben wij niet. Waarom moeten wij hier al
leen het nadeel voor onze rekening nemen?
De Voorzitter. Ik wil vragen of
het voorstel van den heer van Esveld onder
steund wordt.
De heer Gerritsen. Ik wil' hei wel
ondersteunen, mijnheer de Voorzitter, in de
hoop dat B. en W. tegelijk zullen overwe
gen of de Kampstraat, die wel wat stief
moederlijk bedeeld is wat de verlichting be
treft, voor eene betere verlichting in aan
merking kan komen.
De Voorzitter. Ik kan mededee-
len, dat B. en W. het voorstel van den heer
van Esveld overnemen om, naar aanleiding
van den uitslag van de proefneming in de
Utiechtsche straat, nader een voorstel in
te dienen tot invoering dezer verlichting
in de Langestraat.
De heer van Esveld. Mag ik nog
even het woord, mijnheer de Voorzitter?
De Voorzitte r. Het is reeds de
vijfde maal, dat u het woord vraagt over
deze zaak.
De heer van1 Esveld. Ik had nog over
iets anders een woord willen zeggen.
De Voorzitter. Dat is nu niet aan
de orde. Maar als de vergadering er geen
bezwaar tegen heeft, wil ik u het woord
verleenen
De heer van Esveld. Het is naar
aanleiding van dit voorstel, dat ik in over
weging geef aan B. en W. om de verlich
ting van den, Stationsweg eens onder han
den te nemen. Die laat nu veel te wenschen
over. Op sommige avonden is het daar ver
schrikkelijk donker. Als er eenige vlammen
zijn, die slecht branden;, dan is het er wer
kelijk duister. En wanneer men uit groote
plaatsen, Amsterdam of Utrecht, des
avonds in Amersfoort komt, dan inaakt het
een treurigen indruk als mem gaat langs
dien slecht verlichten weg.
De Voorzitter. Ik ben bereid dit
onderwerp ter sprake te brengen bij B.
en W
De heer van Esveld. Dat zal mij
genoegen doen, mijnheer de Voorzitter.
De heer van Duinen. Mijnheer de
Voorzitter, ik zou gaarne nog een enkel
woord zeggen naar aanleiding van. het ant
woord, dat de heer Sanders op mijnei op
merkingen heeft gegeven. Ik bem daarover
niet content; de wethouder heeft niet be
antwoord wat ik heb gevraagd. Do opgave
omtrent hetgeen B. en W. voorstellen, is er,
maar van het andere hebben wij niets ver
nomen. Het wordt voorgesteld alsof dit de
eenige manier is om do \erlichting van de
Langestraat te verbeteren. Dat wil er bij
mij niet in. Ik hoor nu, dat het buisjes zul
len zijn, die over de straat zullen komen.
Hoe is het mogelijk, dat die weinig in het
gezicht zullen komen? Zijn» die bestand
tegen storm? Ik weet het niet. Ik
sta hier voor dingen, waarvan ik onkundig
ben, daarom vraag ik inlichting. Eene hoog
te van 4i Meter komt mij niet hoog genoeg
voor. De wethouder zegt, dat de huizen 8
Meter hoog zijn en de vlaggen. 4 Meter
lang. Maar zoo zijn onze huizen niet. De
verlichting zal last meebrengen voor de in
gezetenen, wier vlaggen worden vernield.
Het is wel de moeite waard om de zaak nog
eens door te denken. Maar ik kan plaatsen,
dat in de Utrechtsche straat eene proef ge
nomen wordt. Dan kunnen wij er beter over
oordeelen. In zoover kan ik mij met het
voorstel van B. en W. vereenigen.
De heer Sanders. Mijnheer de Voor
zitter, het spijt mij, dat de heer van Dui
nen niet tevreden is met de inlichtingen, die
ik gegeven heb. Maar hij verlangt, dat ik
meer inlichtingen zal geven dam mij moge
lijk is. Hij verlangt eene technische uiteen
zetting van verlichtingsmethoden. Maar
daarvoor zou men ihier met teekeningen
moeten komen, die, als men geen technische
kennis bezit, moeielijk zouden zijn te beoor-
deelen. Daarom, is door B. en. W. voorge
steld eene proef te nemen. Wat de heer van
Duinen verlangt nog te wetem, komt neer
op technische détails, die de raad niet kan
beoordeelen. Maar daarom juist is voorge
steld eene proef te nemen in de Utrechtsche
straat.
De Voorzitter. Verlangt iemand
hoofdelijke stemming?
Wordt z. h. o. confoim het gewijzigde
voorstel 'besloten.
15. Voorstel van B. en W. betreffende
verhuring van de woning in de Koppelpoort.
B. en W. vragen machtiging tot onder-
liandsche verhuring van deze woning, tel
kens voor ten hoogste een jaar tot uiterlijk
1 Januari 1920, voor een jaavlijkschen mi
nimum-huurprijs van 85.
Wordt z. li. o. conform besloten.
16. Voorstel van B. en W. tot het vast
stellen van rooilijnen aan het Smalle p®d
en de Van Asch van Wijckstraat.
Wordt z. ih. o. conform besloten.
17. Voorstel van B. en W. naar aanlei
ding van een adres van A. van Groenestein,
houdende verzoek hem alsnog vergunning
te verleenen tot het bouwen van een houten
rijwielbergplaats boven de Korte gracht.
Wordt z. h. o. besloten conform dit voor
stel afwijzend op het adres te beschikken.
18. Voorstel van B. en W. betreffende de
brug tusschen de Gasthuislaan en den Hei
ligenberger weg.
Het voorstel strekt om de brug afdoende
te herstellen en het onderhoud ten laste van
de gemeente te brengen.
De heer Rolandus Hagedoorn.
Mijnheer de Voorzitter, wie lreeft vroeger
deze brug onderhouden
De Voorzitter. Dat is eene twijfel
achtige zaakik kan daarop niet antwoor
den. Waarschijnlijk de heer L. J. Krook,
maar het. staat niet vast. Er is in geen jaren
iets aan gedaan'.
De heer Rolandus Hagedoorn.
Is het ook niet bekend wie de eigenaar van
de brug is?
De Voorzitter. Ook dat is twijfel
achtig.
De heer Rolandus Hagedoorn.
Kan de gemeente zich dan den eigendom
van de brug toeëigenen en haar in onder
houd netmen
De heer S anders. Mijnheer de Voor
zitter, ik kan hierop antwoorden, dat door
B. en W. een uitvoerig onderzoek is inge
steld wie eigenaar is van de brug en voor
het onderhoud aansprakelijk kan worden'
gesteld. Daaruit is echter niet gebleken,
dat iemand speciale rechten op de brug
heeft De personen, die rechten op de brug
konden uitoefenen, hebben er geheel van
afgezien en zullen blij zijn als de gemeente
de brug in orde brengt. Vroeger is dat an
ders geweest. Toen is er wel degelijk iemand
geweest, die den eigendom van de brug had.
Maar bij de overdracht van de bezittingen,
die indertijd aan baron van Hardenbroek
hebben behoord, zijn er onjuistheden! be
gaan. Daardoor staat nu de onderhouds
plicht van de eene helft van de brug in 't
geheel niet vast. Voor de andere helft staat
de brug ten. name van den heer L. J.
Krook. Die is tot het onderhoud aangeschre-