2 schaad, doordat hem een werk niet wordt gegund, is eene opvatting, die onjuist is. B. en W. hebben eenvoudig het werk ge gund aan den daarop volgenden inschrij ver, die huns inziens, in de gegeven om standigheden, meer waarborgen gaf voor eene goede uitvoering. Hoe men kan zeg gen, dat de borgen niet goed waren geacht, begrijp ik niet. Daarover is niet gesproken. De borgen waren goed en financieel was er tegen de aannemers ook geen bedenking. De heer Kroes heeft nog gezegd, dat zij vroeger goede bestratingen hebben gemaakt. Dat heeft met deze zaak-niets te maken; het is heel iets anders. Het betreft hier een werk van heel groot vertrouwen en waarop veel aankomt. Daarom moet- men goed overwegen aan wien de uitvoering kan wor den opgedragen. B. en W. persisteeren bij hun besluit om het werk niet aan de minste inschrijvers te gunnen. Zij zien ook niet in, dat iemand daardoor benadeeld is. De heer Kroes. Mijnheer de voorzitter, mag ik nog een enkel woord zeggen tot antwoord? De wethouder zegt, dat het be sluit om het werk niet te gunnen, niet ge grond was op onbekwaamheid. Maar op wel ken grond is het dan wel genomen De Voorzitter. Dat is reeds door den wethouder gezegd. De heer Kroes. Er is gezegd, dat de minste inschrijvers nooit dergelijk werk heb ben gemaakt. Maar zij hadden misschien ook niet vroeger bestratingswerk gemaakt en toch is dat goed gemaakt. Of het een straat ot een dijk betreft, is precies betzelfde men moet eenmaal voor het eerst een werk maken om vertrouwen te geven. De wethouder be weert, dat er geen moreele schade is toege bracht. Ik meen, dat dit wel het geval is. A'ls men een minsten inschrijver heeft, dan is men zedelijk verplicht hem het werk te gunnen, al6 hij financieel goed is en ver trouwen geniet, v. d. Beek is bekwaam. Putman geniet vertrouwen en v. d. Beek is een vakman, die in staat is het werk uit te voeren, even goed als hij het andere werk heeft uitgevoerd. Ik wil nog mijne vraag herhalen Geniet de tweede inschrijver zóó veel vertrouwen, dat B. en W. meenen, dat hij zonder opzicht het werkkan maken Dat z«u ik gaarne willen weten. De heer R ij k e n s. Mijnheer de voor zitter, ik moet opkomen tegen de meening van den wethouder, dat deze personen niet zijn geschaad. Met alle respect voor die mee ning ben ik van een tegenovergesteld gevoe len," en van datzelfde gevoelen zijn ook'de vakmannen in deze vergadering. Het spijt mij, dat niet direct de reden waarom heb werk niet is gegund aan de minste inschrij vers, is opgegevendan had deze discussie achterwege kunnen blijven. Ik had ook wil len vragenStaat de volgende inschrijver zoo ver boven hen? -Ik kan dat niet vinden, naar wat ik nu van. de deskundigen hoor, maar mogelijk zijn er andere redenen ge weest. De heer Salomons. Mijnheer de voor zitter, dat deze menschen nooit zulk werk hebben gemaakt, kan, naar mijne meening geen reden zijn om hun de uitvoering niet op te dragen. Verleden jaar is een dergelijk werk uitgevoerd door menschen, die dat nog nooit te veren hadden verricht. Is het toen niet goed gemaakt? Als daarover klachten waren ingekomen, dan,zou er voor dit motief iets te zeggen zijn. Nu niet. De heer Sanders. Op de laatste op merking moet ik antwoorden, dat twee za ken nooit precies gelijk zijn. Wanneer uien dit geval met een ander vergelijkt, dan zal men nooit geheel juist kunnen oordeelen. Ik wil alleen nog antwoorden op de vraag van den heer Kroes of het werk .geheel zonder toezicht zal worden uitgevoerd. Ik heb 6traks reeds het tegendeel gezegd. Maar als men toezicht moet voeren op menschen zon der ondervinding, dan zal men duur uit komen. Nog moet ik opmerken, dat de combina tie van vakman en niet-vakman, zooals wij bij deze adressanten zien, niet altijd geluk kig is. Ik heb in mijne praktijk daarvan een voorbeeld gehad. De vakman was goed, maar kon niet beletten, dat de niet-vakman de zaak totaal in de war stuurde. De heer K roes. Kan. die ondervinding van den •wethouder een motief zijn, dat het altijd zoo zal zijn? De heer Sanders. Het is een slechte factor te meer. De heer Kroes. Dat ben ik niet met u eens. De Voorzitter. Ik stel voor deze discussie te sluiten en aan de adressanten de motieven mede te deelen, die aanleiding hebben gegeven aan ben het werk niet te gunnen. Wordt z. h. o. conform besloten. Verder zijn nog ingekomen: i. Een adres van het bestuur van de Ver- eeniging van directeuren van Hoogere Bur gerscholen met 5-jarigen cursus, daarbij ver zoekende eene regeling tot stand te willen brengen betreffende het in den regel ver- leenen van ontslag aan 'leeraren, aan een Hoogere Burgerschool op 65-jarigen leef tijd. In handen van B. en W. om prae-advies. j. Een adres van de afdeeling Amers foort van den Bond van Nederlandsche on derwijzers, waarbij zij wijziging van de sala- risverordening voor het onderwijzend perso neel verzoekt. Alsvoren. k. Eene dankbetuiging van A .J. de Jong, leeraar aan het Gymnasium en de Hoogere Burgerschool, voor de hem toege kende verhoogiug van jaarwedde wegens diensttijd. Voor kennisgeving. 1. Een verzoek van den gemeente-secre taris hem van 11 Juli tot en met 6 Augus tus verlof te willen verleenen. DeVoorzitter. Ik stel voor dit ver lof te verleenen. Wordt z. h. o. conform besloten. Aan de orde is.: 1 Benoeming van drie tijdelijke buiten gewone leeraren aan het gymnasium, wegens het- eindigen van de tijdelijke aanstelling van de leeraren S. de Vries, A. H. Hovens Greve en dr. A. A. Pulle. De Voorzitter verzoekt- de heeren Célosse en Gerritsen als .stemopnemers te fungeeren. 'Benoemd worden tot leeraar in de aard rijkskunde S. de Vries, tot leeraar in de geschiedenis A. H. Hovens Greve, tot leeraar in de natuurlijke historie dr. A. A. Pulle. De Voorzitter dankt de stemopnemers voox de genomen moeite. 2. Voorstel van B. en W. betreffende het verlof, te geven aan do onderwij zeres mej M. B. Eij keiboom. Het voorstel strekt tot verlenging van het reeds verleende verlof voor den tijd van 1 Juni tot 13 Juli. Wordt z. h. o. conform 'besloten De Voorzitter brengt ter tafel een voor stel om aan den' onderwijzer O. Fölker verlof te verleenen tot herstel 'van gezond heid van 23 Juni tot 30 Juli, met voorstel om de behandeling spoedeischend te ver klaren. Wordt z. h. o. tot spoedeischend-verkla ring besloten, waarna conform, het voorstel wordt besloten. 3. Voorstel van B. en W. tot het geven van eervol ontslag op verzoek aan den on derwijzer W. H. Tick met ingang van 16 Augustus. Wordt z. h. o. conform besloten. 4. Voorstel van B. en W. tot wijziging van de begrooting, dienst 1909. Het voorstel strekt tot het doen van af- en overschrijvingen, respectievelijk bedra gend* 13,65 en 3398.90. Wordt z. h. o. conform besloten. 5. Voorstel van B. en W. tot behande ling van de nader gewijzigde concept-bouw verordening met daarmee verband houdende verordeningen tot wijziging 'van vier straf verordeningen. De algemeene beraadslagingen worden geopend. De heer R ij k e n s. Mijnheer de Voor zitter, ik wil een woord van lof brengen aan de personen, die hebben medegewerkt om deze verordening in elkaar te zetten. Hier is een knap stuk werk geleverd. Dat heb ik gehoord van vakmannen buiten den raad. Ik meen mij niet te mogen onthou den dat hier uit te spreken. Primitief was ik van plan 'voor te stel len om overal, waar sprake is van het geven van vrij stolling, te lezen, dat die gegeven wordt door den raad in plaats van door B en W. Maar ik heb gezien, dat dit prak tisch bezwaar zou opleveren. Ik zal dat voorsiSl dus niet doen. Maar ik hoop, dat als zich zeer ingrijpende gevallen voordoen, B. en W. uit zich zelf den raad daarvan op de hoogte zullen willen stellen. De Voorzitter. Ik dank den heer Rij kens voor de hulde, die hij gebracht heeft aan hen, die hebben meegewerkt, aan de samenstelling van deze verordening. B. en W. kunnen die hulde in hoofdzaak over- dxagen op den seci-etaris, die daarin het grootste aandeel heeft gehad. Wat het denkbeeld betreft om in ingrij pende gevallen mededeeling van hun be sluit te doen aan den raad, B. en W. zullen dat gaarne overwegen. Jlet is moeielijk dat in de verordening neer te schrijven, maar B. en W. kunnen in elk concreet geval over wegen in hoever aanleiding bestaat van hun besluit aan den raad mededeeling te doe-n. De algemeene beraadslagingen worden gesloten. Artikel 1. De heer Salomons. Mijnheer de Voorzitter, ik zou willen vragen of het niet wer.sohelijk is om in het eerste lid, alinea 4, te lezen „voorgevel". Men moet het eerste lid in verband beschouwen met het- vierde lid, dat zegt, dat wanneer er ver schil van meening bestaat ten aanzien vaD de vraag welke als de voor-, achter- of zij gevel moet worden beschouwd, B. en W. daarover beslissen. In het eerste lid wordt alleen van „gevel" gesproken; men zou dus zeggen, dat er geen kwestie uit te maken is Maar het gaat om de vraag of er sprake kaxi zijn van een voor- of achtergevel. Als er staat „voorgevel", dan is de kwestie uit gemaakt; men heeft dan alleen een rooilijn- voor den voorgevel. De beer Sanders. Mijnheer de Voor zitter, er komen ook achtergevels voor, waarbij eene rooilijn te pas komt. Dat is de kwestie. Men heeft hoekhuizen, waarbij de voorgevel en een zijgevel aan de straat- staan, en huizett, die van voren en van ach teren aan de straat staan. De voorbeelden daarvan zijn voor 't grijpen. Daarom is het noodig, dat de 'bepaling zoo blijft. De Voorzitter. Is hiermee het be zwaar opgelost? De heer Salomons. Ja, mijnheer de Voorzitter. Art. 1 wordt z. h. o. voorloopig goed ge- keui-d, evenals daarna de artt. 2 tot 10. Art. 11. De Voorzitter. In dit artikel wordt nog eene kleine verandering door B. en W. voorgesteld De heer Sanders. Tn de vijfde alinea leest men B. en W. kunnen van het be paalde in lid 1 vrijstelling verleenen. Het komt B. en W. voor, dat het beter is te le zen lid 1, 2 en 3. De beide volgende ali-

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad | 1910 | | pagina 8