W. OS. Eerste Blad. O"" J aar «any. Woensdag 31 Augustus 1910. BUITENLAND^ FEUILLETON. H.A.NZEA. TEN. AMERSFOORTSGH DAGBLAD. ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden roor Amersfoortf l.OO. Idem franco per post - 1.00 Efzonderlgke nummer; - 0.05. lb: j Cou an vsraohijn dagelijks behalv op Zon- en Feest dagen. Advertenliönmededeelingen enz.gelieve men vóór 11 uur 's morgens bfl de Uitgevers in te zenden. Uitgevers: VALKHOFF C«. Utreohtsohestraat 1. Interiomm. Telephoonnumnaor 66. PRIJS DER ADVEBTBNTllH: Van 16 regels f O.OO- Elke regel meer - O.lfc Dienstaanbiedingen en aanvragen 90 eenU bij voemitbstaHnf Groote letters naar plaaWmimts. Voor bandsl sn bedrijf bestaan zeer voordeelige bepalioaea Ut het herhaald adverteeren ia dit Blad, b?j ahoanemeni. lens cirealairebevattende de voorwaarden, werdt ep aanvraag toegezonden. Politiek Overzicht. De inlijving van Korea. Iü <le vorige week is de inlijving van Korea door Japan aan de vertegenwoordi gers der vreemde regeeringen te Tokia mede gedeeld, en tegelijk hebben de vertegenwoor digers van Japan in het buitenland aan de regeeringen, waarbij zij zijn geaccrediteerd, bericht gegeven, dat den 22en dezer tus- sehen Japan en Korea een verdrag is gesloten, waarbij de inlijving is bepaald. Eergisteren is daarop eene kennisgeving gevolgd aan alle staten, die verdragen niet Korea hebben gesloten, dat de in lijving voltrokken is, en is" de tekst van bet verdrag bekend gemaakt, dat in zijn eerste artikel zegt, dat de Keizer van Korea al zijne hêerschersrechten over geheel Korea voor altijd en zonder beperking aan den Keizer van Japan afstaat. De nota, die deze kennis geving bevat, houdt tevens ge rust stellende verzekeringen in omtrent de handhaving van de op die verdragen steunende rechte.i. Do Japansehc regeering verklaart daarin, dat zij in hare pogingen om het Koreaansche bestuur te verbeteren, op talrijke belemme ringen is gestuit, die zij slechts dan in staat zal zijn te overwinnen als de inlijving is ge schied. Ook de internationale verplichtin gen, die Japan op zich genomen lieeft, toen het voor eenige jaren zich belastte met de zorg voor de buitenlandsche aangelegenheden van Korea, meent het slechts dan volledig te kunnen vervullen wanneer het volledig meester ie in Korea. In Rusland schijnt het bericht van de annexatie niet met onverdeelde voldoening 4e zijn begroet. Eene officieuse Russische commentaar stelt er ook prijs op te consta- teeren, dat de opvatting onjuist is alsof de annexatie een onderwerp was, dat geregeld is bij het laatstelijk tussclien de beide staten gesloten verdrag; het recht van Japan tot inlijving van Korea is veeher reeds door het vredesverdrag van Portsmouth erkend. Daarmee is de verantwoordelijkheid van het tegenwoordige kabinet afgewenteld en ge schoven op Witte, den onderhandelaar te Portsmouth, en den toenmaligen minister Lamsdorff. Inderdaad heeft de Japansche regeering er naar gestreefd de annexatie, voor zoover zij met de verhouding tot Rus land verband houdt, in overeenstemming te brengen met den tekst van het verdrag. In art. 2 van het vredesverdrag van 5 Sep tember 1905 wordt namelijk gezegd: Rus land erkent, dat van een politiek, militair en bestuursstandpunt bezien, de belangen van Japan in Korea den voorrang hebben, en zal zich niet verzetten tegen de maatrege len tot het uitoefenen van bescherming en toezicht, die Japan noodig zal achten t"e ge lasten in overeenstemming met de Koreaan- sche regeering". Dientengevolge heeft de Japansche gezant te Petersburg de mede- deeling van het feit der inlijving gekleed in den vorm, dat Japan met Korea een „ver drag" betreffende, de inlijving heeft geslo ten. Korea, vertegenwoordigd door het door de Japanners ingestelde bestuur en door den Keizer, die natuurlijk slechts een schaduw was, heeft dus, naar den vorm, instemming betuigd met liet volledig verdwijnen van zijn zelfstandig bestaan als staat, die in art. 2 van het verdrag van 1905 als nood zakelijk wordt genoemd. Het is niet te ontkennen, dat door de annexatie de om standigheden op het gebied der handelsp >li- tiek zich hebben gewijzigd, maar dat in ieder ander opzicht de feitelijke toestand daardoor niet meer gewijzigd kon worden. Intusschen was het de algemöene indruk, dat Rusland bij het sluiten van liet verdrag over Mand- sjocrijo uitdrukkelijk zijne toestemming had verleend tot de annexatie, want aan het in art. 2 van het verdrag van P ut smout h ge maakte voorbehoud werd de beteekenis ge hecht, dat het eventueel tegen den uitersten stap van Japan verzet zou kunnen aanteeke- uen. In Engeland 6tuit de inlijving, die reeds lang als onvermijdelijk was voorz.en, op g^en tegenstand, nu de toezegging aan dc Engel se he regeering gegeven is, dat de Engelsche handels belangen zullen worden ontzien. Ver zet wordt ook van geen andereu staat ver wacht. Van China, dat wel het allernaast hierbij betrokken is, is dat ook niet te ver wachten, want het heeft in zijne onmacht zich reeÜ6 moeten neerleggen bij het Japan sche protectoraat, dat er de voorlooper van was. Of echter niet hier en daar met be zorgdheid van dezen stap is kennis geno men, is eene andere vraag. De Daily Graphic neemt de annexatie een keerpunt in de ge schiedenis van het verre oosten. De grens van Japan is nu weinig meer dan eene dag reis van Peking verwijderd. Hoe ver zal Japan gaan? vraagt men zich met angst en beven af in Peking. En wellicht zal men ook elders niet zonder eenige bezorgdheid zich die vraag stellen. Düitechlftiid. De rede, die de Keizer te Mariëmberg gehouden heeft, bewoog zich, in tegenstel ling tot de Koningsbergsche rede, niet op het gebied der politiekzij had tot ou derworp de samenwerking van de verschil lende elementen, die te zamen de sterkte en grootheid van het vaderland moeten be vorderen. De Keizer sprak: ,,De gemeenschappelijke arbeid van alle standen en beroepsklassen -komt het land en de provincie ten goede en dezen gemeenschaptpelijikeu arbeid zou ik ook op het groote'vaderland willen zien overgedragen „Gij zijt hier bijeen in den ouden Ma rie n-burg. Dit geweldige bouwwerk, een uiterlijk tee ken van de macht die in de Duiteche orde zich uitdrukt, de groote bron van waar uit de Duiteche cultuur zich ver spreidde over het oostelijke land, is waar- lij'K een verbazingwekkende arbeid onder oneindige moeielijkhedeu. Wat leert ons de Mariënburg en de Duiteche orde, die aan ons koninkrijk de wapperende banier met den zwarten adelaar op zilveren veld gaf? Door plechtige gelofte waren de ordebroe ders same nverbonden en plaatsten hun werk onder de bescherming van een hoogere. Do<-- deze eensgezinde aaneensluiting heeft de orde dit ongehoorde werk tot stand ge bracht. Dat moet voor ons een voorbeeld zijn. Het kruis op haar gewaad beteekent, dat zij zich aan 's Hemels wil onderge schikt maakte. Het beteekent, dat germa ne n dom en christendom onafscheidelijk waai elkaar zijn. Wat moeten wij daaruit leeren Dj-t dit eene illustratie is van het woord, dat ik onlangs in Koningsbergen gesproken heb. Gelijk mijn zalige grootvader en ge- lijüi ik ons onder de hoede van den Aller hoogste en arbeidende onder het hooge ge bod van onzen Heer en God hebben voor gesteld, zoo neem ik dat van lederen eer lijke. i christen aan, wie liet ook zij. Wie in deze gezindheid werkt, dien wc het echter duidelijk, dat het kruis ook verplichtingen oplegt. Wij moeten 'n broederlijke liefde naast elkaar staan, de confessien en de stammen. De stammen en de beroep&verecnigiugen moeten de han den f® elkaar slaan tot gemeenschappelijken arbeid, tot vervulling van de noodzakelijke behoeften van den staat. De landbouwer sla in de band van den koopmaai in, deze in de hand van den industrieel. Wie tot eene partij behoort, neme de hand van den anders gezindeals het er op aankomt iets groots voor ons vaderland tie doenen dc een confessie vevdrage de andere met liefdedan zullen wij het voorbeeld van de groote Duiteche mannen, die eens hier gestaan en gewerkt hebben, navolgen. Dan zullen wij bezwaren, die zich voor on6 op- hoopen en waar zullen die niet te vin den zijn overwinnen. Leven heet wer ken, werken heet strijden, strijden heet be zwaren overwinnen, en die worden met wederzijdsche achting en met wederzijd- sche hulp overwonnen, als men ze be schouwt als van boven ons in den weg ge legde tcetssteenen. Dat ik hier door u verstaan word, dat waarborgt mij de gezindheid van de pro vincie, en van haar hoop ik, dat hare me dewerking mij ten deel valt." De Köln. Ztg. begroet deze rede, die zij verstaat als eene uitlegging hoe de Keizer de vroeger door hem gesproken woorden, begreper wil zien, met blijdschapzij meent, dat ieder, wien het ernst is met den vredt in het vaderland, ze met oprech te voldoening en met grootere politieke be vrediging zal vernemen, dan de mimiste- rieele interpretatie, die men heeft goedge vonden in de Nordd. Allg. Zeitung op te nemen. Wat de Keizer als de zin van zijne Koningsbergsche woorden heeft doen ken nen, is van het standpunt van den angst- valligster bewaker der grondwet geheel vrij van bedenking. ,,0f zulke ideale opvattin gen nog heden in den bedorven bodem van de politieke werkelijkheid wortel schieten en kiemen ontwikkelen kunnen, zij liier niet onderzocht. In ieder geval is geen ander zoozeer als de Keizer geroepen en in staat op de plichten te wijzen, die wij allen, van welke partij of confessie wij ook zijn, aan het geheel verschuldigd zijn. Daarvoor zal en moet men henn overal in het land dank baar zijn, en het is eene eerezaaik van de openbar3 meening, dat na de onvoorwaar delijke belijdenis op den Mariëniberg een punt gezet wordt achter eene kritiek, die zich vergist heeft en die zich kon vergis sen omdat de woorden van den monarch daartoe zélf aanleiding hadden gegeven. Ons vertrouwen, dat het bij den godsvrede, dien Keizer en volk in November 1908 heb ben gesloten, zal blijven, heeft bevestiging gvonden, en wij willen hopen en wenschen, dat d't kritieke oogenblik geen klein ge- slac'. t vindt, dat het volk en de openbare meening verheugd inslaan in de hand, die de Keizer hun toesteekt om zich samen te verstaan tot wederzijdsche achting en met wederzijdsche hulp." F ri e d b erg ^Oberhessen). Het Cza- renpaar is met familie hier aangekomen. Belglfi. Brussel. 30 Aug. De afgevaardigde voor Turnhout de Broqueville i6 benoemd tot minister van spoorwegen. Portugal. Lissabon, 30Aug. Tot dusver zijn gekozen 90 ininisterieelen, 40 conservatieve monarchalen en 14 republikeinen. Montenegro. C' e t t i n j e 3 0 Aug. Na de gods dienstoefening, die gisteren in de Walachen- kerk werd gehouden naar aanleiding van hunne gouden bruiloft, ontvingen de koning en de koningin de gelukwenschen van de koninklijke familie, het corps diplomatique, de Skoepsclitina en de autoriteiten. Over de wijze waarop de verheffing van Montenegro tot een koninkrijk voltrokken is, wordt belicht, dat de ekoêpschtina Maan dag 29 Augustus reeds om 6 uur 's morgeus bijeenkwam, nadat kloosterklokken den dag ingeluid en militaire fanfares hem begroet haddien. De voorzitter opende haar met de mededeel ing van het urgente Voorstel om het vorstendom. tot een koninkrijk te verhef fen en den vore tden Koningstitel aan te bieden. Na eene rode van den voorzitter over de nationale beteekenis van deze ge beurtenis en nadat de regeering bij monJde van den minister-president hare instemminig met dit voorstel had betuigd, werd het be sluit met algemeene stemmen genomen. Hierna 'begaven alle leden van de 6koepsch- lina zich naar het paleis, waar den vorst- in de groote feestzaal het besluit van de vergadering werd medegedeeld met de daarbij 'beh-oo rende toelichting, waarin ge zegd wordt, dat- de volksvertegenwoordiging het zeldzame en gedenkwaardige oogenlblik van het 50-jarige regeer in gsj ubileum van den vorst niet heeft willen laten voorbij gaan, zonder door deze daad de dankbaar heid van het volk tot uitdrukking te bren gen. Bovendien is Montenegro niet alleen .gerechtigd, maar verplicht zijn aanzien en zijn gezag in de wereld te verhoogen, waar om de volksvertegenwoordiging den vorst verzocht aan haar besluit «ijne goedkeuring niet te onthouden. De vorst, van zijne familie en de gezan ten omringddan-kte in eene rede, waarin hij nadruk legde op de historische rechten en het aanzien van het land en zijne vaste over tuiging uitsprak, dat de andere statiën het koninkrijk -en den koningstitel zouden er kennen. Nadat de nieuwe Koning had uit gesproken, verkondigde kroonprins Danilo van het balkon aan het voor het paleis wach tende volk de goedkeuring van 'het skoepsch- tinabesluit door den monarch. Terstond daarna werd de geschorste ver g ader ing van de skoepsclitina hervat en het regeerings voorstel tot grondwetswijziging eenstemmig aangenomen. Het hof begaf zich inmiddels naar de kloosterkerk en van daar in plechtigen optocht naar het nieuw gebouwde regeermgsgébouw, waar het Ko ningspaar de gelukwenschen van de diplo maten, de .geestelijikheid, de hooge staats ambtenaren en de notabelen in ontvangst mam. In eene toespraak roemde de Koning de verdiensten van zijn volk eai dankte voor •zijne opoffering en trouw. Turkije. Volgens een bericht van de Konstantino- pelsche bladen, heeft de vlootvereeniging een nieuw pantserschip besteld. De beide laatster van de in Duit6chland aangeschafte torpedojagers zijn te Konstantinopel aange komen. Uit het Hauzangebied wordt bericht, dat de tot onderwerping van de weerspannige Drusen onder Sami Pacha op de been ge brachte troepen nu vrij voltallig bij Da- mascu6 en Deroa verzameld zijn en eerst daags zullen uitrukken, om den hun ver strekten last te volbrengen. De redif-brigade van Smyrna maakt met acht bataillona deel uit van deze expeditiemacht. De Drusen zijn hel onderling oneens. Terwijl de kalmere elementen den raad tot onderwerping geven, wordt door den anderen vleugel aangeraden den strijd te aanvaarden en uit te breiden naar den Libanon en naar Syrië. Eenige stammen hebben hunne vrouwen en kinde ren reeds in het hooge gebergte van het Hausangebied gezonden en den steun in geroepen van de Rijat-bedoeïnen van den woestijn. Over 't algemeen is men overtuigd, dat de troepen hunne taak spoedig zulleu hebben volbracht. Storend is bij dergelijke ondernemingen van den kleinen oorlog in de provinciën het feit, dat voor den strijd aanzienlijke gedeelten moeten worden opge roepen van dat deel van het leger, dat in het geval van een Europeeschen oorlog on misbaar is. Ooit-Azta Het verdrag over de inlijving van Korea heeft- den volgenden inhoud 1. De Keizer van Korea 6taat alle souve- reiniteit-srechten over het geheele rijk Korea volledig en voor altijd aan den Keizer van Japan af. 2. De Keizer van Korea verklaart zijne instemming met dezen machtsafstand en geeft zijne toestemming tot de inlijving van Korea door Japan. 3. De Keizer van Japan, zal den Keizer van Korea, alsmede zijn voorganger en ook den Koreaansche® kroonprins en alle bloed verwanten van het Koreaansche keizerlijke huis een met hun waardigheid overeenkomen de residentie op Japansch gebied aanwijzen en hun gepaste jaarlijksche toelagen tot be strijding der koeten van hunne hofhouding verleenen. 4. De Keizer van Japan staat verder de noodige middelen toe voor het onderhoud van de ambtenaren der Koreaansche hof houding 5. De Keizer van Japan zal aan de Korea- nen, die zich door hun dienst in het bestuur van het rijk eene bijzondere waardeering waardig hebben getoond, eene schadever goeding voor eens en duurzame privilegiën toekennen. 6 De Japansche regeering neemt de re geering en het bestuur van het geheele rijk Kcrea op zich. Zij zal op grond van de thans geldende wetten aan alle Koreanen en hun eigendom volledige bescherming verleeneu. 7. De Japansche regeering zal, voor zoo ver de omstandigheden dit toelaten, de Ko reanen, die zich trouw toonen aau het nieu we stelsel, in haren staatsdienst overnemen, wanneer zij hiertoe geschikt zijn. 8 Dit verdrag, dat de toestemming van Z. M. den Keizer van Japan en van Z. M. den Keizer van Korea heeft verkregen, treedt in werking op den dag der afkondi ging- De Keizer en de ex-Keizer hebben bei den toegestemd in de Japansche voorstel len, die hen persoonlijk betreffen en die als zeer vrijgevig worden beschouwd. De eenige aarzeling gold den titel, dien zij - - - 33 DOOK RUDOLF HERZOG. „Over onze goedhartigheid! behoeven wij ons nooit te schamen. Zit je zoo goed? Ziezoo, nu heb je ook weer je heldere oogen. En nu zal ik je een6 vertellen, dat ik als een heel, héél jong meisje eens dol, dol verliefd ben geweest op mijn muziek- onderwij-zer, waarvan deze gebruik maakte om al het geld uit mijn spaarpot te leenen en daarna als directeur van een eigen „nig ger dance and soug"-troep, naar Sanct Pauli te gaan 1" ,,Maar u denkt toch nietme vrouw, dat ikZij kleurde tot achter de ooren. „Neen, neen, ik weet wel, dat je hem niet kunt uitstaanEu hij zou ook zeker niet met je spaarpot op den loop gaan. Maar nu zullen wij eens over iets van veel meer belang dan va® de mannen 6preken. Namelijk over onze vriendschap. Wil je dikwijls bij mij komen?" „Zoo dikwijls als u maar wilt." „Dan zoo dikwijls als je maar kunt. En dan zullen wij praten over zaken, over de oude firma Vanheil, die weer jong moet worden en Er werd plotseling geklopt. ,,Ja," riep mevrouw Bramberg. ïl'et klonk beleefd, maar niet vroolijk. Theodoor Bramberg opende de deur. „Zoo" zeide hij, zijn lorgnet afnemende, „heb je bezoek? Stoor ik niet?" „Weineen. Juffrouw Vanheil is bij mij." „Nu, dat is een aangename verrassing. Mag ik aannemen, dat het bezoek ook mij geldt? Dat is heel lief van u. Gisteren zijn wij in elkanders gezelschap geweest, Inge borg, mét mevrouw Twersten en den jon gen Twersten. Het was prettig en gezellig, niet waar, juffrouw Vanheil? En de keuken is daar niet van de slechtste. Maar hoe jam mer, u blijft zeker eten, en nu heb ik toe vallig vanmiddag m'n woord gegeven. Ik kwam je dat juist- even zeggen, Ingeborg." „Juffrouw Vanheil zal 't mij -niet kwa lijk nemen, dat ik er nog niet aan gedacht heb haar te vragen om te blijven eten. Als vrouwen bij elkaar zijn, zijn er zooveel an dere dingen waar ze over spreken „Gewichtiger dingen dan modepraatjes? Nu, dat zou werkelijk iets bijzondere zijn. Maar je kunt mij ook zoo gemakkelijk fop pen. Doch, hoe 't- mij ook spijt, ik moet weer dadelijk weg. Een korte verschijning zul je wel zeggen. Maar daarom moet je mij nog niet- voor een leegloop-er aanzien. De haven is vol ijs. En als de werklui daar om vrijaf nemen, hoeft de meester 't- toch niet slechter te hebban, vin-je wel?" „Is de haven vol ijs?" vroeg Ingeborg. „Ja, 't is allerellendigst weer. Geen ver standig mensch is vandaag in de haven te zien." Daarop nam hij met druk vertoon af scheid. „Voor mij is 't nu ook tijd om weg te gaan," zeide Marga Vanheil. „Men wacht mij beslist met 't eten, en m'n vader zou zicli ongerust maken, omdat ik vanmorgen een beetje onwel scheen te zijn en daarom op het kantoor maar Maandag hield, 't Doet mij veel genoegen, dat ik bij u geweest ■ben en dat ik nog eene- terug mag komen." „Maar woord houden, hoor, kleine groo te meidl Zij kwam nog juist vóór het eten thuis. Met door de kou blozende wangen en hel der glanzende oogen. „Ik geloof, dat je ergens wat gebruikt hebt," schertste -de oude Vanheil, „dat ziet er me verdacht uit." „Maar 't bekomt me beter dan dat ik 's avonds wat gebruik," antwoordde zij, terwijl zij hem lachend toeknikte. „Dat zeggen alle drinkebroers. Vraag 't maar aan Frits. Die heeft 't ook van hooren zeggen." Frite verweerde zich zonder blozen. „Toen Noach nog met de arke voer," hief hij met luide 6tem aau. „Jongen, je bent hier niet in een kroeg, maar in het huis van een eerzaam koop man.' „Ja," zei Frits, „ik heb maar met den Bijbel aan te komen, of u kruipt in een hoek." Het middagmaal bracht allen in vroolij- ke stemming, en eenparig prees men me vrouw Vanheil, die -den lof lachend aan hoorde En terwijl haar vader, die sinds eenige weken zich wat meer vermoeid gevoelde dan gewoonlijk, een middagdutje ging doen, begaf Marga zich aan haar werk op hot kant-oor, bij den boekhouder Rochus. Een uur later stak haar broer 't lioofd om de deur van het kantoor. „Marga?" e „Ik heb 't nu te druk, Frits! Vanavond zullen wij wel wat praten." „Neen, Marga, ik heb je maar één vraag te doen. Ben je vanmorgen bij mevrouw Twersten geweest?" „Je schijnt bijzonder met mevrouw Twersten te dwepen, bee te jongen!" „Nu, dat is minder merkwaardig dan dat ik zou dwepen met- meneer Twersten." „Dat zou je anders geen kwaad doen. Neen ik ben niet 'bij mevrouw Twersten ge weest. Ga je uit FritsV „Kind, de haven is vol ijs. Ik moet dat natuurlijk gaan zien „Kom je met liet avondeten thuis?" Ijve rig gin,g zij door met schrijve®. „Ik heb een afspraak met Robert Twer sten. Zal ik hem van je groeten, dien Bob van je!" „Ja, doe mijn Bob m'n groeten." Frits slenterde daarop de Helgolauder allee af en bereikte de havenpoort. Zacht jes floot hij allerlei vroolijke studenten wijs jes, terwijl hij over het Johanuisbolwerk w andelde, langs de buitenhaven- tot aan den Boomenwal en denzelfden weg weer te rug. Maar aan zijn scherpen blik ontging niets van hetgeen in de haven gebeurde. In alles stelde hij belang. Er was geen schip, of hij kende er de bijzonderheden van, en van jongsaf had hij veel opgevangen van de spreekwijze der zeevarende naties. Het werd avond en, bij het licht der straatlantaarns, kreeg het straatrumoer een ander voorkomen. Frit6 Vanheil had postgevat bij het Sint Paulus-landingshoofd Hij wachtte op Ro bert Twersten, dien hij spoedig herkende onder de passagiers van een aankomenden veerstooiijor. „Hallo, Bob!" riep hij, waarop zijn vriend zich over den steiger naar liem toe- spoedde. „Goedenavond, Frits, zou je erg boos zijn als we vanavond het theater er aan ga ven „Weineen, dat loopt niet weg!" „Ik heb plan iemand op te gaan zoeken," zei Robert, „een ouden arbeider van de werf. Ben jij bekend in de Laagstraat?' „Een fijn kwartier," antwoordde Fnts Van heil, „eigenlij k voor mij een beetje te voornaam. Als jongen heb ik daar m'n mees te klappen opgeloopen. Daarin bestaat mijn eenige betrekking tot de Laagstraat en heb ik je tevens al de gronden opgegeven, dit- mij er toe brengen met je mee te gaan." „Daarmee zou je mij werkelijk een ge noegen doen. Ik ben weliswaar niet bang en ik kan ook wel met allerlei slag van men» sehen omspringen, maar in een omgeving, di§ mij geheel vreemd is, zou je bijzijn me niet ongevallig wezen." „Nu, ik ga graag met je mee, eq mijn hulp zal eveqredig zijn aan de omgeving, die je daar zult vinden." „Maar geen ongepaste aardigheden hoor! De arme men-schen zijn in nood en moeten een beetje vriendelijk worden toegespro ken." „In de Laagsti-aaW Natuurlijk niet. Wat is daar dan gebeurd, Bob?" Robert Twersten gaf een kort verslag van de zaak. „Ik wil een beetje voeling krijgen met die xnenschen. Zij moeten merken, dat ik ook hart voor hen heb en niet, zooals mijn va der, alleen het werkloon." „Hm!" meende Frfte Vanheil, „voor zoo ver ik die menscben leen, geven ze meer om bet werkloon dan om 't hart. Maar, ik ga met je mee. Wordt vervolgd.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad | 1910 | | pagina 1