ïf°. 157.
Ode Jaarganp;.
Donderdag 3 November 1910.
BUITENLAND.
FEUILLETON.
AMERSFOORTSCH DAGBLAD
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 8 maanden roor Amersfoortf 1.00.
Idem franco per post- 1.50.
Afzonderlijke nummers- 0.05.
Deze Courant verschynt dagelijks, behalve op Zon- en Feest
dagen.
Advertentiënmededoenngen enz., gelieve men vóór II uur
's morgens bij de Uitgevers in te zenden.
Uitgevers: VALKHOFF C».
Utrechtschestraat 1. lntercomm. Telephoonnummer 66.
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Van 15 regels f 0.50.
Elke regel meer - 0.10.
Dienstaanbiedingen en aanvragen 85 c«nt« bij vooruitbetaling.
Grooto letters naar plaatsruimte.
Voor handel en bedrijf bestaan zeer voordeeliae bepalingen lol
het herhaald adverteeren in dit D!a<b bij auonnement. Bene
cireulaire, bevattende de voo*WMrd«% waidt op aanvraag
toegezonden.
Kennisgevingen.
LANDWEER.
ONDERZOEK VAN VERLOFGANGERS.
Burgemeester en Wethouders der gemeente
Amersfoort maken bekend
lo. dat het onderzoek der verlofgangers van
de Landweer zal plaats hebben op Maandag, den
21 November a.s., des voormiddags negen uur, te
Amersfoort in de Infanteric-kazerne no. 3, de ver
lofgangers der Landweerlichting 190-1 en verlofgan
gers die in 1910 niet onder de wapenen zijn ge
weest des voormiddags te half elf uur, de verlof
gangers der Landweerlichting 1907des namid
dags te twee uur de verlofgangers der Landweer-
lichting 1910
2o. <Iat aan het onderzoek in dit jaar niet
wordt deelgenomen door verlofgangers, die in
den loop dezes jaars overeenkomstig art. 11 der
Land weer wet onder de wapenen, zijn geweest
So. dat dienstplichtigen, die krachtens art. 15
der wet van den werkeiijken dienst zijn onthe.
ver», gedurende den tijd, dat zij in het genot zijn
van de ontheffing, niet aan het onderzoek zjjn
onderworpen
4o. dat dienstplichtigen, die eene vrijwillige
verbintenis krachtens artikel 9, 2de liidi, der wet
hebben aangegaan bij het regiment Genietroe
pen, met bestemming voor de Exploitatieoompag-
nie der Spoor wegaideelang van dat regiment,
tijdens dendiuur dier verbintenis van de ver
plichting tot het bijwonen van het onderzoek zijn
vrijgesteld
5o. dat eindelijk niet aan het onderzoek deel
nemen verlofgangers, die het onderzoek niet
behoeven bij te wonen, als behoorende tot de
categorieën., bedoeld hij artikel 15, tweede en
derde lid, der wet; verlofgangers, die hij de
toestemming tot verblijf buitenslands vrijstel
ling hebben verkregen van die verplichting tot
het bijwonen van het onderzoek (artikel 27 der
wet)verlofgangers, die bij de toestemming tot
het aangaan van eene verbintenis voor de bui.
teniandsohe zeevaart vrijstelling hebben ver
kregen van de verplichting tot het bijwonen van
het onderzoek (artikel 20 der wet).
Voorts worden belanghebbenden uitdrukkelijk
gewezen op de artikelen 21 en 31, 1ste en 2de lid
der Landwecrwet, luidende als volgt
Art. 21. Het Crimineel Wetboek en het Re
glement van krijgstucht voor het krijgsvolk te
lande zijn op het personeel van de landweer, dat
zich onder de wapenen bevindt, van toepassing,
en, met opzicht tot de verschillende gevallen van
desertie, op het geheele landweer-personeel
Dat personeel wordt geacht onder de wapenen
te zijni:
lo. zoolang het zich in werkelijiken dienst bij
eene af deeling van de landweer of b\j een der
korpsen van het leger bevindt
2o. gedurende den tijd dien het in artikel 29
bedoeld onderzoek duurt;
3o. in het algemeen wanneer het in uniform
is gekleed.
Art. 31. De verlofganger van de landweer vcr-
sohijnt bij het onderzoek gekleed in de uniform en
voi r/ien van de wapenen, het ledergoed en de klee
ding- on uitrustingstukken, hem bij zijn vertrek met
verlof medegegeven of hem later uitgereikt, van zijn
zakboekje en van zijn verlofpas. Zijn hem regle
menten of dienstvoorschriften uitgereikt, dan ver
schijnt hij ook daarvan voorzien bij het onderzoek.
Het niet ontvangen van eene persoonlijke op-
toeping ontheft niet van de verplichting tot
deelneming aan het onderzoek.
Indien ziekte de opkomst mocht verhinderen,
moet men ter gemeente-secretarie eene gelegali
seerde geneeskundige verklaring overleggen.
Deze verklaring kan ongezegeld zijn.
Amersfoort, 3 November 1910.
De Secretaris, De Burgemeester,
J. G STENFERT KROESE. WUIJTIERS.
Politiek Overzicht
Het nieuwe parlement in
Zuid-Afrika.
Nadat op deai laatsten Mei van dit jaar,
acht jaar na het sluiten van den vrede te
Vereeniging, de Vcreenigde Staten van Zuid-
Afrika officieel zijn geproclameerd, zal mor
gen het eerste parlement der Unie door den
hertog van Connaught als afgezant des Ko-
nings plechtig worden geopend. Daarmede
eerst zal de nieuwe bondsstaat de werkelijk
heid zijn ingetreden.
De zittingen van dit parlement worden in
Kaapstad gehouden. De uitvoerende macht
zetelt in Pretoria, het hoogste gerechtshof
in Bloemfontein. De vroegere provinciën
hebber thans landdagen van meer localen
aard. De aangelegenheden die het tarief-,
spoorweg-, post- en telegraaf wezen betreffen
zijn gemeenschappelijk en worden naar een
uniform schema ingericht. Ook aan een uni
forme belasting en misschien zelfs dito weer
macht wordt gedacht. Een Senaat van veer
tig leden slaat boven het Iluis van Afgevaar
digden, daarboven weer de Koning, terwijl de
gouverneur in Pretoria nauwelijks meer dan
representatieve rechten bezit. Voorwaarden
voor het lidmaatschap van het Huis van Af
gevaardigden zijn Europeesche afkomst en
vijfjarig verblijf in het land als Britsch bur
ger. Inboorlingen zijn zoowel van het actieve
als het passieve kiesrecht uitgesloten. Alleen
de landdag der Kaapkolonie kent krach
tens een oude bepaling het actieve kies
recht der negers, hetwelk alleen aan een ze
ker minimum van inkomsten gebonden is.
De onlangs gehouden verkiezingen hebben
een over winning gebracht voor de boeren
partijen, aan welker spits waarschijnlijk de
onmisbare Botha zal komen ie staan. Hier
tegenover staat een sterke minderheid van
nationalisten, Engelschen, onder leiding van
Dr. Jameson. Terwijl deze een aaneengeslo
ten organisatie vertoonen, laboreert de Afri
kaander partij aan inwendige tegenstellingen
en uiteenloopende nuancen. Eigenlijk bestaat
ze uit drie fracties, waaronder min of meer
reactionaire en onverzoenlijke, die slechts
moeilijk tot positieven arbeid zullen zijn te
brengen. Merkwaardig is nu, dat reeds thans
zich tal van stemmen doen hooren, welke
een nog voor korten tijd ondenkbare aaneen
sluiting van Botha en Jameson bepleiten tot
eene grootc Zuid-Afrikaansche imperialisti
sche partij, met nuchtere belangen en posi
tieve doeleinden, welke de oude tegenstellin
gen tussehen Boer en Brit zou wegvagen, en
alleen op het economische zou letten. De te
genpartij zou dan bestaan uit het reactio
naire deel van don tegenwoordigen Afri
kaander bond, vermoedelijk onder leiding
van generaal Hertzog en den Kaaplander
Merriman.
Moeielijke vraagstukken wachten den
nieuwen wetgever. Daar is het vraagstuk
van de kleurlingen. Het mijnendistrict
om Johannesburg heeft honderdduizenden
werkzame handen noodig. Wat lichaams
kracht en aantal betreft, voorzien de zwarten
niet in de behoefte. Daarom heeft men Chi-
neezen ingevoerd, doch deze woer spoedig
het land uitgestuurd. Daarop is men begon
nen met het importeeren van Britsch-Indiërs,
maar men is hiermede van den regen in den
drop gekomen. Want niet de arbeider kwam,
doch de kleine handelaar. Heden zijn in het
bijzonder Transvaal en geheel Natal over
stroomd met een massa Indische zaken en
winkelkraampjes, welke den blanken 't brood
uit den mond nemen en als een plaag op het
geheel» economische leven drukken.
Een ander probleem is tot op welke hoogte
men aan de zwarte, de blanken in getal vijf
maal overtreffende, bevolking politieke rech
ten zal toekennen. Hier schijnen bijna on
overkomelijke tegenstellingen tussehen Noord
en Zuid te bestaan. Ook de kwestie der pro
tectie zal aan de orde moeten komen. Daar
bij komen inwendige verwikkelingen. De
taal- en schoolkwestie heeft men geregeld op
den voet van gelijkheid. Het valt af te wach
ten in hoever partijverhoudingen en natuur
lijke verschuivingen van liet zwaartepunt on
der de bevolking wijzigingen noodzakelijk
zullen maken.
Men kan heden nog slechts vermoeden, in
welke richtingen de ontwikkeling van land
eh volk zal geschieden. Wat de taal be
treft, zoo schijnt het wel uitgemaakt, dat de
zuiver Engclsche invloed sterker zal wor
den. Het percentage der boeren schijnt,
ondanks hun grooter kinderen-aantal, te ver
minderen. Achter de Engelschen van de
Kaap staat de massa van Bri-tsche landver
huizers, die minder in landbouw- en veeteelt,
welke in Zuid-Afrika veel risico meebren
gen, door klimatologische omstandighe
den, waterschaarschte, schralen bodem,
sprinkhanenplaag e. d. dan wel door den
oouitputtelijken rijkdom van den bodem aan
ertsen en mineralen, een welvarend bestaan
kunnen vinden.
Binnen weinige tientalion van jaren heeft
Engeland na Canada en Australië, een derde
reusachtig rijk in het leven geroepen. „Het
getuigt" zegt de Vossische Zeitung
„voor den scherpen blik van de Engelschen
in koloniale zaken, dat zij over honderden
moeilijkheden heen, uit kleine, elkaar beoor
logende staten, op don grondslag van vrij
heid en gelijkheid een uniformen staat hebben
saamgeknulseld. Hoe ze schijnbaar al liet
door den oorlog verkregene weder varen
lieten en het lot der geheele kolonie in de
handen hunner vijanden van gisteren gelegd
hebben en daarmede wellicht ook hun eigen
lot. Schijnbaar slechts, want zij zijn te goede
rekenaars en weten al de waarden in het
politieke leven, traditie, bloedverwantschap
en voordeel in het oog te houden. Zij weten
hoe deze volken over zee, welke aan de gren
zen der beschaafde wereld met den inzet
van hun geheele bestaan voor den nieuwen
grond vechten, meer dan anderen en nood
gedrongen aan koele berekening hechten, op
eigen vooruitgang bedacht zijn en tegen op
wellingen van het gevoel in den grond sterk
genoeg gewapend zijn om niet voor ideëcle
dingen en frazen zich tastbaars te laten ont
gaan. Slechts de voordeelen binden. Slechts
de gemeenschappelijke doeleinden sluiten
een band.
„Reeds doet zich bij de vroeger vijandige
partijen en stammen iets gemeenzaams gel
den: het bewustzijn van een nieuwe natio
naliteit, die niet meer Engelsch of Hollandsch
is, doch al wat blank is, van den Kaap tot
aan den Zambesi krachtens de gemeen
schappelijke behoeften samenvat, elkaar doet
naderen. Eene nieuwe natie zal ontstaan:
de Zuid-Afrikaansche."
Duittchland.
De Czaar heeft aan de armen van Fried-
berg en Nauheim 10,000 mark geschonken.
Frankrijk.
P a r ij s, 2 No v. Het resultaat van een
hedenmorgen gehouden ministerraad is, dat
Briand naar het Elysee ging en daar Fal-
lières de ontslagaanvrage van het ministerie
aanbood.
Tweede telegram. Bij den aan-
van den heden gehouden ministerraad dank
te minister-president Briand zijn medewer
kers voor de bewijzen van sympathie hem
geworden gedurende de laatste Kamerberaad
slagingen. De minister-president voegde daar
bij dat de jongste ernstige gebeurtenissen
aan de regeering nieuwe problemen op te
lossen laten, waarover het kabinet tot dus
ver niet had kunnen beraadslagen. Briand
Was het voorwerp van hevige aanvallen in
de Kamer, de Kamer liet tegenover deze be
schuldigingen recht gelden en de republi-
keinsch-e meerderheid betuigde haar ver
trouwen in de regeering. Doch daar de om
standigheden van thans verschillen van
die onder welke president Fallières hem met
de vorming van een kabinet had belast,
6chij'nt hel hem toe dat de beste toepassing
van de republikeinsche grondwet is het
woord aan den president der republiek te
laten. De ministers gingen hierin met Briand
mede en teekenden hun ontslag aanvrage.
P a r ij s, 2 Nov. Fallières gaf aan Briand
opdracht een nieuw kabinet te vormen.
Briand heeft den opdracht aanvaard.
(Vrij zeker staat deze onverwachte ont
slagaanvrage in verband met in het ministe
rie bestaande oneenigheid omtrent in de toe
komst te ondernemen maatregelen tot voor
koming van staking. Briand zal nu gelegen
heid hebben als minis-ter mannen voor te
.dragen die met hem eens van zin zijn. Red).
De minister van arbeid Yiviani heeft zich
Dinsdagavond naar minister-president Briand
begeven, om hem definitief kennis te geven
van zijn aftreden, waarvan de reden, gelijk
reeds werd aangestipt, in door Briand be
raamde voorstellen omtrent een nieuwe rege
ling van de vrijheden der vakvereenigingen,
in 't bijzonder met betrekking tot het sta
kingsrecht der spoorweg-arbeiders, gelegen
moet zijn. Hij werd door Millerand verge-
fceld, hetgeen al direct tot vermoedens om
trent een mogelijke ministerieele crisis aan
leiding gaf.
Daar ook de post van minister van land
bouw vacant is, schijnt nu Briand de ont
stane vacatures als motief te hebben gebe
zigd om de ontslagaanvrage van het heele
ministerie bij Fallières dn te dienen. Hem is
de vorming van een nieuw kabinet opgedra
gen en zoo heeft hij de gelegenheid een ka
binet samen te stellen, dat overeenstemt met
de groote lijnen der door hem voorgestane
politiek.
Zoowel „Temps" als „Journal des Débats",
hebben een artikel gewijd aan de indruk
ken, die de jongste gebeurtenissen in
Frankrijk op hot buitenland hebben ge
maakt.
De verwondering van het buitenland over
de prompte oplossing van het stakingscon
flict verbaast Temps niet. De fijnste of de
knapste staatsmannen en publicisten in het
buitenland, zegt het blad, gelooven altijd,
dat Frankrijk dichter bij de anarchie is, dan
in werkelijkheid het geval is. Zeide niet in
iden herfst van 1905 prins von Bülow alsof
hij een onaanvechtbaar axioma uitsprak,
dat de heer Jaurès meester was van het
Fransche parlement? Voorspelde niet Theo-
door Schiemann in de zelfde oeriode de
verkiezing van Jaurès tot president der re
publiek? En ook thans bij de spoorwegsta
king heeft men gemeend, dat de regeermg
zich zou laten overweldigen. Optal van
gronden heeft men dat gemeend: op grond
van de overgroote vrijheid, die in Frankrijk
vaak aan heftige betoogingen gelaten wordt;
op grond van de overgroote zorg, waarmee
ze verklaard worden; op grond vaa de
vrees, die men in de gekozen vergaderin
gen voor onderdrukkingsmaatnegelen koes
tert. Toch is de jongste stakingsbewe
ging onderdrukt, krachtig en gematigd. Fr
is geen druppel bloed bij gevloeid, gdijk
Briand opgemerkt heeft, en toch heeft h't
tegengaan der staking een beslissende ne
derlaag toegebracht aan de saboteurs uit de
vakverceniging en de saboteurs uit het par
lement.
Zooals het oordeel van het buitenlaud
over de binnenlandsche aangelegenheden in
Frankrijk ons eigen oordeel helderder kan
maken, zoo kan de oplossing der jongste
crisis onze buren beter inlichtea, die ons
slecbt beoordeelen. Frankrijk koketteert
wat met zijn zwakheiden, zooals de Fran-
schen, naar men zegt, een beetje soocv n
ou hun ondeugden. Maar wat insa van
Frankrijk ziet, vooral van uit de verte, is
niet het beste. Het schuim van verrotting,
dat soms aan de oppervlakte verschijnt, kan
plots weggevaagd worden door stroomin
gen van nationaal gezond verstand. Dat ge
zonde verstand is niet het voor**ech\ van
een klasse of een partij. De spoorwegmau,
bedrogen door zijn leiders, die, met de mo-
hiLisatieband om den arm, lerugkeeit om
zijn werk te hervatten, heeft er evenzeer
deel aan als de burger, die van de sabotage
hel gevaar leert, dat de demagogie soms
oplevert. Frankrijk wil niet de prooi wor
den van ben, die het land willen beletten
te leven. En wanneer de wrok van dezen,
de eerzuchtigheid van genen voldaan moet
worden ten koste van de levensbelangen
de rnatie, dan richt Frankrijk zich op in
een vlaag van toorn, die uit het iand in de
Kamer doordringt en verijdelt er dc best
voorbereide aanslagen.
Het buitenland zal in de jongs'e gebeur
tenissen, welker beteekenis hel zeer juist
geschetst heeft, een aanleiding kunnen vin
den de innerlijke kracht van Frankrijk be
ter te beoordeelen. Dit land zal nimmer een
regeering in den steek laten, winntcr deze
de taal van de vaderlandsliefde en het ge
zond verstand spreekt. Zeker, Briand heeft
die taal duidelijker laten hooren, dan
iemand van zijn voorgangers en daardoor
heeft zijn houding den indruk van iets
nieuws gewekt. Maar laat men er aan gene
zijde onzer grenzen toch nimmer aan twij
felen: dat beroep op het land kan herhaald
worden en telkens wanneer het herhaald
wordt, zal het land antwoorden.
Hel Journal Officiel bevatte dezer dagen
ccn statistiek, waaruit blijkt hoe groot de
schade is geweest welke zoowel de Staats
spoorweg als de particuliere spoorwegmaat
schappijen tijdens de staking hebben gele
den.
Om deze schade te berekenen werden de
H.A.NZEA. TEN.
84 DOOR
RUD.OLP II ER ZOG.
„Wat ben je dan geworden? Stel onze
nieuwsgerigheid niet langer op dc proef!"
„Nu, ik ben neen, ga nu ecj-st eens
kalm zitten ik ben pst! ik ben inge
nieur bij de firma K. B. Twersten1"
„Wat?" riep Marga, „bij Karei Twersten?"
„Waarachtig," zeidc Frits Vanhcil, „nu kan
je weer zien, dat vrouwen er geen slag van
hebben om op het eerste gezicht de waarde
van iemand te schatten. Ziot iemand zooals
ik er uit als een dwaas, of als een ingenieur
van scheepsbouw? Karei Twersten zei dade
lijk: Zóó kan alleen een scheepsingcnieur van
dc werf van K. R. Twersten er uitzien. En
bij kon bijna geen adem halen, zóó had hij
geloopen, toen hij mij in Cuxhaven dit con
tract overhandigde."
Hij zwaaide het papier in de lucht, dat
Twersten hem des namiddags had doen toe
komen. „En kijk nu maar eens goed, hoe
keurig meneer er uitziet! Zoo keert Frits
Vanheil terug van zijn Amerikaansche studie
reis."
„Zeg, neem nu tocli eens eindelijk je hand
uit je zak!"
„Welke hand? Die daar? Dat kan ik niet!'
„Hou toch op met je dwaasheden!"
„Ik zeg geen dwaasheden. Dat kan nu
eenmaal niet. Al kon ik er schatten mee
verdienen 1"
„Je hebt werkelijk manieren gekregen van
een woudlooper," zeide Marga, terwijl zij
hem bij den arm greep.
Sprakeloos zag zij hem plotseling aan.
Haar gezicht was bleek geworden.
„Meisje! Meisje!" Frits Vanheil legde zijn
rechterarm om Marga's middel. „Kom,
kom, is dal nu zoo erg? Pst! weg! Naar de
barbiesjes! Het is maar de linkei;, en die kan
je eigenlijk best missen. Als het 't hoofd ge
weest was, ja, dat zou ik ook jammer ge
vonden hebben. Bovendien is die heele ge
schiedenis al zoo oud, en oude koeien moet
je niet uit de sloot halen."
Mevrouw Vanhcil ging een huivering door
de leden. De meisjes hadden veel moeite
om haar weer tol bedaren te brengen.
„Hoe isdat gekomenFrits?
„Dat is gebeurd op het veld van eer, moe
der," zeide Frits Vanheil op .quasi hoogdra-
venden loon. „Op dat terrein worden de
meeste domme streken uitgehaald.'
„Neen wat ik je bidden mag, wees nu eens
ernstig, m'n jongen, en vertel ons hoe 't ge
beurd is."
„Komaan, zot uw ooren dan goed open. In
de baai van Santiago lag een Spaansch oor
logsschip, de „Viscaya". Ik wou er abso
luut de machine van leeren kennen en wist
mij daartoe ongemerkt in de machinekamer
binnen te smokkelen. Juist wil ik m'n stu
dies beginnen, of daar vaart het schip weg
en begint zoo maar met een paar andere te
bakkeleien. Dat was in den zeeslag bij
Santiago. Nu, u begrijpt hoe 't bij zulke ge
legenheden toegaat. Er wordt maar over
en weer geschoten of 't niets is, totdat er
zoo'n ongelukkige Amerikaansche kogel in
de machinekamer komt en pardoes mijn
hand wegneemt. Hier zou men dat erg on
behoorlijk hebben gevonden. Maar daar
ginds noemde men het een flinke streek.
Ziedaar nu de beroemde geschiedenis van dc
verloren hand op het kerkhof. Maar nu wil
ik eens een ernstig woordje spreken: Wordt
er hier 's avonds niet meer gegeten?"
„Frits!Frits!zeide mevrouw
Vanheil, als wilde zij zijn overmoedigheid
wat temperen. Maar het gelukte hem ten
slotte toch de zijnen over den eersten pijn
lijken indruk heen te helpen. Hij loonde hun
aan tafel hoe weinig hij zijn hand miste cn
liet niet na hierbij allerlei opmerkingen te
maken omtrent het aanpassingsvormogen van
levende wezens.
„Trek bijvoorbeeld oen hagedis zijn staart
af
„Neen, Frits, dat doen wij niet. Zoo'n
arm dier!"
„Nul Laten wij dan maar zoo'n gewonen
regenworm nemen. Snij hem precies in
twee stukken
„Ajakkes, Frits! En dat bij het etenl"
„Je hebt 't ook niet precies bij 't eten te
doen. Dat zou ik ook wat vies vinden."
„Schei uit! Schei uit!" riepen zij lachend,
terwijl zij vork en mes neerlegden. De jon
gens klauterden echter vol geestdrift tegen
oom's knie op. Dat was nog eerst eens 'n
oom!
„Bent u ook in de zee gevallen ,toen u
mcedeedt aan den zeeslag?"
„Ja, jongens en met zoo'n plomp, dat de
heele slag een oogenblik ophield."
„En heeft toen geen haai u tc pakken ge
kregen?"
„Nou, en niet malsch ook! Wts! Daar had
zoo'n vraatzuchtig dier me dwars in zijn
muil. Dat was geen grapje, dat kan ik je
wél zéggen."
„Jamaarhoe bent u er dan weer
uitgekomen?"
„Alleen door tegenwoordigheid van geest,
kinderen, alleen door tegenwoordigheid van
geest 1 Onthoudt 't goed, je weet nooit hoe
't jelui te pas kan komen. In dat hachelijk
oogenblik schoot me opeens door 't hoofd,
dat ik nog een zakje met snuif in m'n vest
zakje had zitten. Ik haalde 't voor den
dag en stopte het monster met alle geweld
de snuiF in de opengesperde neusgaten. Eerst
deed 't alle moeite om niet te niezen en
kreeg daardoor bijna kramp in zijn kinnebak.
Maar hij kon 't ten slotte niet langer be
dwingen en toen ging 't volle kracht! Hat-
chi?'hatehi!hatcki!hatclii!
En er zat zooveel kracht achter, dat ik een
halve mijl door het water vloog, net alsof ik
uit een pistool was geschoten. En achter
mij aan vloog een kleine negerjongen, dien
het ondier een paar uur tevoren, aan de kust
van Haïti, eenvoudig had ingeslokt en die
mij nu, in het water, kwam bedanken voor
zijn redding."
„Dat is sterk!" zei de oudste neef, terwijl
de jongste een huivering niet kon onder
drukken.
„Nietwaar? Er is iels moois in die monsche-
lijkc dankbaarheid. Dat moet jelui goed in
het geheugen houden, hoor jongens!"
De dames waren inmiddels opgestaan. Zij
wisten zich niet goed te houden cn wilden
dit toch niet aan de kinderen toonen. „Naar
bed, naar bed!" Meteen brachten zij de aldus
overrompelde knapen haastig de kamer uit.
Deze namen echter nog in denzelfden nacht
het besluit om nooit meer naar de Elbe t
gaan zonder snuif bij zich te hebben. In
den vroegen morgen zouden «ij echter het
zaakje maar vast eens probeeren bij een
schelvisch, die juist, in dc keuken, in een
bak met water bewaard werd.
„Kom, speel nog wat," vroeg Frits, locn
zij weder in de huiskamer zaten. „Dat hoort
bij een Yankeilsch familie-avondje, en dan
weet ik, dat ik weer thuis ben. Wat een
heerlijk woord thuis!"
Hij ging diep in den leunstoel zitten en
sprak geen woord meer. Zijn moeder zette
zich aan dc piano en dc zusters zongen twee
stemmig de oude volksliederen, die zij van
haar vader geleerd hadden, toen zij nog klei
ne meisjes waren. Frits Vanheil zag nu op
eens in gedachten zijn vader de kamer bin
nenkomen, zijn vader, met het van vreugde
stralende gezicht en de fijne,, slanke handen.
Nu zag hij hem in plaats van zijn moeder
aan de piano zitten, met bijziende oogen de
noten zoekende, terwijl hij dc toetsen aan
sloeg en met heideze stem riep: „Plaats ne
men in de quadrille, dames en hecren: ,B a-
lancez vos dame si" de tonen huppel
den onder zijn handen, smolten samen tot
figuren, terwijl alles in de kamer de opge
wektheid van Martin Vanheils oogen weer
kaatste. De herinnering aan zijn vader
drong zich plotseling levendig aan Frits
Vanheil op. Dat hij hem in zijn jeugdigen
overmoed had kunnen verlaten en hem niet
had mogen terugzien! Al die liefde, al
dievaderlijke toegenegenheid was nu
voorbij.
Wordt vtrwlgd.