Zaterdag 26 November 1910. BINNENLAND. FEUILLETON. ANNIE'S VERLOF. ABONNEMENTSPRIJS: Per S mjuinden voor Amersfoortf l.OO. Idem franco per post1.50. Afzonderlijke nummers- 0.05. Deze Courant verschyni dagelijks, behalve op Zon- en Feest dagen. Advertentiönmededeenngen enz., gelieve men vóór 11 uur 'e morgens Dij de Uitgevers in te zenden. Uitgevers: VALKHOFF 8> C®. Utrechtschestraat 1. Intercomm. Telephoonnummer 66. PRIJS DER ADVERTENTIËN: Van 15 regels f 0.50. Elke regel moer - 0.10. Dienstaanbiedingen en aanvragen 25 cents bij vooruitbetaling. Qrooto lettors naar plaatsruimte. Voor handel en bedrijf bestaan zeer voordoelige bepalingen tot het herhaald adverteoron in dit Blad, bij abonnement. Eene circulairebevattende de voorwaarden, wordt op aanvraag toegezonden. Kameroverzicht. Tweede Kamer. De heer Goeman Borgesius ver volgde Vrijdag zijne Donderdagnamiddag onderbroken rede. De heer Kuyper zeide, in zijn lofrede op de hechtheid der coalitie rechts: „Zij is sterker dan die aan de linker zijde". Maar aan de linkerzijde bestaat geen coalitie. Misschien ontstaat zij nog eens, als wapen tegen de kerkelijke overlieersching, maar in elk geval zij bestaat niet. De heer Kuyper zeide: de coalitie is nog al tijd even hecht en even s'erk. Wat de getal sterkte betreft geelt spr. dit toe. Maar wan neer men spr., vraagt geeft de coalitie ook in ander opzicht dan haar getalsterkte blijk van hechtheid, dan antwoordt hij daarop ontkennend. Bij de groote vraagstukken blijKt wei degelijk groot verschil van gevoelen te bestaan en blijkt de antithese onvoldoende. Uit de rede van Dr. Kuyper, uit diens weder ep den voorgrond brengen van de antithese blijkt dat dr. Kuyper in de laatste Ja ren hier niet veel in de vergaderzaal is ge weest en geen deel heeft genomen aan het deba(. De antithese is mooi in theorie, maar practisch komt men er niet verder mede. Maar, treffend mooi was een gekozen tafe reel van dien zoon die was overgeloopen van rechts naar links. Hoe kon Dr. Kuyper z«®'n tafereel ophangen? Van links naar rechts overloopen gaal zeker gemakkenjK. Men geeft eenvoudig geld en... men is een man van rechts (gelach). Spreker herinnert aan de Lehmann geschiedenis. Waar men er geen bezwaar tegen had, den heer Lehmann als man van rechts te accepteeren daar had men er wel bezwaar tegen dr. Van der Laan als man van rechts aan te nemen. Opportu niteit van de laagste soort (gelach). De Voorzitter hamert. De heer Borgesius. Dat is toch niet onparlementair. De heer Roodhuyzen. Waarom mag dat niet gezegd worden? De Voorzitter. Omdat gij niet gaarne zoudt hebben dat zoo iets van u gezegd werd. De Keer R o o d h u ij z -e n. Dat kaïn men va-n mij niet zeggen. De heer Borgesius. Ik zeg eon eai ander met om dr. Kuyper aangenaam te zijn. Van ieder ander had ik zulk eeai rede kunnen verduren behalve van dr. Kuyper. Spr. heeft nu genoeg gezegd varn die lofrede op de hechtheid dor coalitie e-n komt nu tof het kaibimet. Dr. Kuyper noemde de indiening vain het voorstel tot kustverdediging een daad van heroïsme. Dr. Kuyper heeft zelf ook wel eens zoo'n daad van heroïsme gedaan. Maar waartoe nu die meest ergerlijke insinuatie aan vroegere ministers? Hebben die dan. niet naar 's lands belang gevraagd? Welk een leelijke verdachtmaking van vroegere ministers alsof 's lands belang, en 's lands verdediging hen niet ter harte gilng. Dat is ook niet aangenaam om te hooren. Het! kabinet dat thans bijna 3 jaar aan het be wind is ging daar, naar het heette, zitten in het belang der defensie. En wat heeft het gedaan? Niets dan de boel nog meer in de war sturen. Voor de levende strijd krachten is niets gedaan, dan de invoering van een tweeploegen stelsel, dat algemeen wordt afgekeurd. En nu komt men in eens met een voorstel va-n 46 millioen voor dioode weermiddelen. Dat is geen daad van hel denmoed, maar van overmoed. Dr. Kuyper roemde de meerdere gematigdheid van dit kabinet boven dat van 1901. Maar is u- kabinet nu inderdaad zoo gematigd? In het eerste jaar was het zoo gematigd dat hel daarover last kreeg met dr. Kuyper. toen nog geen candidaal voor Ommen. Ge lijk beleend is maakte dr. Kuyper het aan vaarden van zijn oamdidatuur voor Ommen afhankelijk van de houding van het kabinet en toen dat eene verklaring in zijn geest had afgelegd in de Mem. van Antw. (1908) toen werd de candtidatuur aanvaard en daarmede het kabinet aangezet tot mindere gemat lgdhei'1. Minister Heemskerk. Het kabinet is niet van houding veranderd. De heer Borgesius dan zal ik den. brief van dir. Kuyper voorlezen. Spr. doet dit. Men zal zeggen noem dlan feiten. Dat is het dat bij benoemingen en het toeken nen van onderscheidingen naar gjeloof wordt gevraagd. Minister Heemskerk. Dat is absoluut, onwaar. Noem dan namen. De heer Borgesius. Best. Ik zal dan een naam noemen. Minister Heemskerk. Da.t kunt u niet omdat het adsoluul onwaar is. De heer Borgesius zegt dal hem door een volkomen vertrouwd persoon is mede gedeeld dat bij het toekennen van eeri on derscheiding aan een werkman van den in dustrieel Jam Leis naar 's mans geloof is ge vraagd. Minister Heemskerk. Dat is absoluut onwaar. Gij beschuldigt de regeering en het geen u dier regeering ten laste legt hebt u te bewijzen. Hetgeen u zegt is on juist en in strijd met de waarheid en u kunt u met dergelijke rodeneerimgen niet veront schuldigen. De heer Borgesius. In elk geval is het eon felt dat er een streven bestaat om zich christelijk voor te doen teneinde voor onderscheidingen en baantjes in aanmer king te komien. Minister H eemskerk. Dait is weer een bewering waarmede gij er ndlet aif zijt. De Min. v. F ina n cien. Kletspraat. (Er ontstaat nu zoo'n rumoer in de zaal en gesprek tusschem de leden onderling, dat de spreker niet meer te verstaan is. De voorzitter hamert en verzoekt de leden naar de koffiekamer te gaan.) De heer Kooien verdedigt het beleid van den minister van financiën. De stijging der uitgaven baart inmiddels zorg. Hoe kan' diit nu worden gekeerd? In de eerste plaats door inkrimping van subsidies aan die in stellingen, die geen staatsinstellingen zijn of geen instellingen van staatszorg. Het sub sidie aain het bijzonder onderwijs moet ech ter gehandhaafd, blijven, omdat het bijzon der onderwijs de staatskas verlicht. De uitgaven voor verbetering van 't paleis Het Loo en voor verbetering der officiers- tractementen verdedigt spr. als noodig. In.ciden t. De Minister van Landbouw N. II. d heer Talma vraagt het woord voor een persoonlijk feit en wel naar aanleiding van de beschuldiging van den heer Bor gesius dal bij het toekennen van eene onder scheiding van een werkman van den heer Jan Leis naar diens geloof is gevraagd en misbruik is gemaakt van macht. Het feit is zoo: Er is eene medaille aangevraagd voor een der leden van het personeel van den heer J. Leis, voor trouwen dienst. Er zijn geen informatiën ingewonnen naar 's mans godsdienstige richting. De aanvrage van een medaille voor den werkman F. v. d. Werf is bij hel Departement aangebracht door den burgemeester van Rotterdam, met een brief van den Commissaris der Koningin in Zuid- Holland. Van de zijde van het departement is daarna de toekenning gevraagd zonder eenige informatie naar 's mans gezindheid. Wanneer dit door de politie gedaan is. ge lijk de heer Borgesius beweert, dan is dit geheel buiten medeweten en zonder voor kennis van 's ministers departement geschied. De heer Borgesius dankt voor deze mcdedeeling en handhaaft zijn bewering dal door een rechercheur naar de godsdienstige gerindde van den werkman gevraagd is. Dal heeft de Regeering niet ontkend en kan zij niet ontkennen. Spr. heeft niet gezegd, dat de Regeering heeft laten informeeren, maar dat hem tea1 oore was gekomen, dat dit geschied was. Er is geïnformeerd, zij 't dan ook door lagere autoriteiten. (Geroep: de burgemeester van Rotterdam). Nadat Minister Talma nog eens uit drukkelijk heeft doen uitkomen, dat de de coratie verleend was wegens langdurigen, trouwen -dienst en zonder eenige informatie van Regeeringswege naar godsdienstige ge- zind'e, verklaart de Voorzitter het in cident gesloten. De algemeene beschouwingen over de staalsbegrooting worden hierna voortgezet. De heer De Steur s spreekt over de klacht van partijdige benoemingen van ka tholieken. De heeren Borgesius en Roodhuy zen waren zoo verontwaardigd over het in formeeren naar geloofsovertuiging, maar zij hebben niet aiangtoond, dat dit euvel tegen woordig grooter is dan vroeger. Daartoe zou den zij een statistiek moeten aanleggen, wat nog niet zoo gemakkelijk is. Er zijn altijd personen geweest, die van kleur veranderen, en die zullen cr wel blijven. Vervolgens wijst spreker er op, dat voor 1898 in Nij megen altijd een- Protestan tsche bur gemeester is geweest, en in 1898 heeft minis ter Borgesius voor het eerst een katholiek burgemeester benoemd. Spr. is niet dikwijls in de gelegenheid van den heer Borgesius iets goeds te zeggen, en daarom doet hij het nu gaarne. Het spijt Spr. te moeten zeggen, dat anders onder vroegere liberale regeerin- gen de katholieken behandeld werden met zeker ostracisme. Vervolgens geeft Spr. een overzicht van het aantal professoren en examinatoren, om aan te toonen dal de katholieken zeer mis deeld zijn. Zoo bestond de examencommissie voor de gymnastiek te Utrecht uit 12 leden, onder wie geen enkel katholiek. Bij de rechterlijke macht ziet men ook een enorme achterstelling van de katholieken. Er zijn vele gemeenten met een katholieke meer derheid, waar een protestan bsch burgemees ter is. Bij het notariaat ziet men ook veel meer protestanten dan katholieken. Wanneer men de bekrompen, gniepige manier ziet waarop de katholieken wonden achtergesteld, dan krijgt men een gevoel van walging. Dc katholieken zelf zijn veel verdraagza mer. Het beginsel moet zijn: niemand b e- n o e in e n op grond van zijn geloof en nie mand weren om zijn geloof. Een superieur man van een andere richting mag niet ach tergesteld worden bij een inferieur man van eigen richting. Spr. constateert, dat de regee ring ahsoluut niet overdreven -is opgetreden bij het doen van benoemingen. De heer P a t ij n acht den financieelen toe stand zeer zorgelijk en in 1913 zullen onze financiën hopeloos in de war zijn, waarvoor de minister van financiën verantwoordelijk is. Hij moet zich onverbiddelijk verzetten tegen nieuwe uitgaven zoolang de middelen tot dekking niet aanwezig zijn. Hij acht het onvermijdelijk of de opbrengst van het tarief zal gebruikt moeten worden tot dekking van gewone tekorten en voor de sociale wetten zal er niets overblijven. Spr. wil aannemen dat de inkomsten-, successie- en tabaksbelas ting opbrengen waarop gerekend wordt, maar dan blijft er over 1911 een ongedekt tekort van 3£ millioen. En dat tekort zal stijgen, want er wachten ons nog uitgaven voor kust verdediging, contingent-uitbreiding en onder- wijs-subsidies. Waar moet het geld daarvoor vandaan komen?, om nu nog maar te zwij gen van de salarisverhoogingen, de tentoon stellingen enz. van hoofdstuk X. Zoo'n hoofd stuk had de minister niet door mogen laten; hij had pertinent moeten weigeren, minister Talma al de aangevraagde extra-uitgaven toe te staan. En zoo had de minister ook moeten optreden tegen zijn ambtgenooten van oor log en marine. Di heer De Sa v or n in Lohman acht de kwestie van benoemingen van zóó groot belang, dat hij er nog even op wil terug ko men. Benoemingen moeten alleen geschie den met geschiktheid als maatstaf. Partijbe- noenringen moeten achterwege blijven. En waar de heer Borgesius zeide, dat vroeger niet gevraagd werd naar geloof of richting, daar wijst spreker er op, dat er vroeger hoogc ambtenaren, die iemand van eene an dere richting dan die welke aan het roer was, eenvoudig niet voordroegen, omdat die toch niet in aanmerking kwamen. De heer Borgesius moet dus niet zeggen, dat vroeger niet naar geloof of richting gevraagd werd- Ilct werd niet gedaan, omdat het niet noo dig was. Personen van niet-liberale richting kwamen vroeger toch niet in aanmerking. Spr. heeft altijd gezegd en daarnaar gehan deld, dat personen van elke richting be noemd moeten worden. Ons land is te klein voor een bepaalde keuze. Wij hebben elkan der noodig. Daarom moet Spr. opkomen te gen dc tendenz-rede van den heer de Stuers. Bij de rechterlijke macht vooral komt geen vragen naar geloof te pas. Tot rechter moe ten benoemd worden zij, die den meesten waarborg bieden van een onpartijdige, goede rechtspraak. Ook bij notarisbenoemingen komt geen vragen naar geloof of richting te pas, al is Spr. er niet tegen, dat bij de keuze eenigszins rekening wordt gehouden met de richting in de streek waar eene notaris moet beroemd worden. Maar Spr. vindt het mis selijk dat iemand, die een zwaar examen heeft afgelegd, geweerd wordt om der wille van zijn" geloofsovertuiging. Alsnu komt spreker tot den heer Troelstra en tot hetgeen deze gezegd heeft over de mi litaire kwestie. De heer Troelslra stelde zich op het standpunt van de macht der massa en betoogde dat men daartegen niet mag in gaan. De belangen van de arbeiders bestaan vol strekt niet alleen in het ontvangen van meer geld. Daardoor wordt het volk niet beter, krachtiger en energieker. En wat de belas tingen aangaat, men moet niet zeggen dat de eerste levensbehoeften van de arbeidende klasse belast worden. De heer Troelstra doet het voorkomen alsof wij het volk te zwaar belasten, maar dat is onjuist. Hier in ons land komt de groote op brengst der belastingen van de bezittende klasse. En de militaire uitgaven komen ook ten voordeele van het volk. De militairen eten het geld niet op, maar de verdediging van het land. Men stelt het voor of de mili tairen zich vetmesten. De heer Marchont. Dat zegt niemand. Dc heer Lohman. Dat zegt Het Volk wèl in zijn spotprenten. De miKtainen zijn slechts machines. Wij kennen hier geen mili tarisme. Wite is dupe geworden va-n de vroegere verwaarloozing onzer defensie; wie is dupe geworden van de Fnansche over- heersching? Niet de bezittende klasse, maar het volk. De bezittende klasse heeft wel geld verloren, maar heit volk verloor alles. En wanneer er eene nieuwe overheers chimg komt dan zullen wij hier niet ziittem deliibe- reeren o-ver 4 of 8 maanden dienst. Dan zul len wij moeten betalen. De Tramsvalers heb ben gevochten als helden voor hunne vrij heid en ieder heeft eerbied voor dat kmd. Maar voor ons land zal men geen eerbied hebben als wij niet vechten voor omze vrij heid. Men klaagt over geld uitgeven voor de defensie, maar spr. eet liever water en brood om zijn deur gesloten te houden voor vreem de overheersching. Wij laten iedereen mot rust, maar diie in ons land komen zijn ome vijanden. Maar wij kunnen ons land niet ver dedigen, zegt men. Dat zeggen zij die de discipline ondermijnen en het volk ditots) maken diat wij ons niet kunnen verdedigen. Dat zeggen zij, die te lam zijn om te vechten. Wij moeten niet vragenhoeveel kost het, maar hoe veel is er noodig voor onze ver dediging. De heer Thomson. Maiar dan moet eerst de geheele bevolking ddJenen. De heer Lohman heeft daar met tegen. De antil-revol. en chr.-hist. hebben met allo macht den persoonlijken dienstplicht ver dedigd. Wel hcefl dit verzet onitmoet, maar het is er toch doorgekomen. En tot dliit kabinet zogt spr.laat u niet weerhouden om uw plicht te doen tegenover het land. Doode weermiddelen zijn evenzeer noodig. Als men hier doodo weermiddelen aanvraagt is het: wij moeten levende strijdkrachten hebben en omgekeerd. De heer M a r c h a n t. Dat is nooit ge beurd. De heet Lohman. Wij moeten voor bei de zorgen. Doen wij dat niet, dan gaan wij ten gronde. Toen dr. Kuyper Van God sprak heeft men hier geroepenlaait God er bui ten. Spa-, doet dat niet. In 1813 hebben wij God gedankt voor onze verlossing van de Framsche overheersching. Worden wij aan gevallen dan zullen wij Gods hulp Inroepen, maar gedragen wij ons als lammelingen dan hebben wij van Gods hulp niets te wachten. De heer VanDoorn protesteert tegen de bewering van dr. Kuyper, dat de critiek op de Borromeus-encycliek is geweest oen specu latie om de coalitie uiteen te laten springen. Het pro'est daartegen gold de aanraking der heilige rechten van onze protestamtsche voorouders. Uitvoerig betoogt spreker daar na, dal links en rechts zich zullen moeten vereenigen, om tot een practische politiek te komen. Maandag half twee voortzetting, en Maan dagavond voortzetting van hoofdstuk Land bouw. Roman door MEVROUW M. C. E. OVINK—SOER. o— I. „Welkom, welkom, beste meid, wal ben 'k blij je te zien." Oom's stem beefde, zijn woorden klonken zoo warm en innig, dat Annie er tranen van in de oogen kreeg, en niet spreken kon van aandoening, terwijl ze oom's snorbaard op haar wang voelde, en zijn hand de hare om sloot. De al ie stevige handdruk schuurde, door 't dun glaceetje heen, 't vel van den vinger, die tusschcn de ringen bekneld raakte, doch ze verheel de pijn, lachte en schreide tegelijk in de ontroering van hel wederzien, lloe heerlijk was 't dat oude, be kende gezicht te kussen en in de trouwe, goedige oogen te kijken Ondanks haar negen en twintig jaar, voelde Annie zich weer geheel als vroeger: een klein meisje en 't beminde dochlerjc van den man, die haar, zoolang zij zich herinneren kon, als een vader had liefgehad. Tien lange jaren waren ze gescheiden ge weest. Zij had al dien tijd op Java doorge bracht, als onderwijzeres, waar haar leven in gelijkvormige eentonigheid, rustig en kalm genoeg voorhij was gegleden. Bij oom daarentegen had „Frou Sorge" haar intree gedaan en veel leed gebracht. Tante Elisabet, oom's lieve, zachte vrouw, was heengegaan, en op haar plaats zou An nie nu een geheel vreemde vinden, terwijl 't gezin met vier kinderen was vermeer derd. „Thuis alles goed, oom?, vroeg nichtje, toen ze eindelijk, na afloop der bagage-be- reddcring, naar huis reden. „Dank je, Annie. De kinderen zijn ge zond, doch tante gaal 'l maar zoo zoo. Zooals je weet, lag ze verleden winter zwaar ziek aan influenza, en is daarna min of meer sukkelend gebleven. Ze heeft veel last van hoofdpijn, maakl zich gauw zenuwachtig en is dan min of meer prikkelbaarEr kwam een zorgelijke uitdrukking op zijn ge- zich en 'hij keek bekommerd voor zich uil. Toen, zich vertrouwelijk tot Annie wendend: ,,'t Is misschien beter, dal ix er vooruit met je over spreek, lief kind, en cr je op voorbe reid, dat tante niet zoo erg gemakkelijk is in den omgang. Ze meent 't wél goed, maarDe arme ziel heeft heel wat met haar zenuwen tc stellen; door 't voortdurend getob met meiden is dat er niet beter op geworden. Dc kinderen zijn klein en druk, vergeten meestal, dat mama geen lawaai verdragen kan. Och, 't is Ie verontschuldi gen, dat tante's humeur tc wenschen over laat. Nu wou ik jc vragen, kind, daar een beetje rekening mee te houden, 'k Zou 't zoo prettig vinden als je met tante kondt op schieten. Wees dus niet kwalijknemend en aantrekkelijk, besle. Terwilk van mij en den huisvrede „Maar natuurlijk, oom," viel Annie in. Ze kleurde licht en vervolgde met zachte stem „U vroeg mij dadelijk zoo hartelijk te logeeren, maar zou tante 't wel prettig vin den, zoo'n wildvreemd nichtje uit de Oost over den vloer te krijgen? Als u denkt „Gekheid, Annie. Natuurlijk kom jc hij ons thuis, je hoort nergens anders. Net zoo goed als de vier andere bengels hen je mijn kind." Dankbaar knikte 'l meisje hem toe. In haar hart voelde zij zich echter wel wat be klemd. Ze stelde zich niet veel prettigs voor van den omgang met tante Caroline. Nog eer (Ie vigilante voor de deur van 't kleine bovenhuis geheel stil stond, werd deze reeds open getrokken en stormden acht rappe voetjes de trap af. „Dag nicht, dag nieuwe indiaansche nicht", gilde en joelde dc kinderbende. Zc dansten om 't rijtuig heen, maakten zich meester van Annie's parapluie en taschjes, renden er mee naar boven en stormden weer naar beneè. De jongste, kleine Dikkic, kon niet zoo gauw meekomen. Annic trok hem aan zijn huisje terug, trachtte kennis tc maken nut 't neefje. „Bedaart toch, bengels," riep vader boven tri de herrie uit. „Jullie lijkt wel Indianen in plaats van nicht Annie." 'Ilij sloot de voordeur en pakte weerspan- irigen Dikkic beet, die juist aan Annie was ontsnapt, tilde 'l spartelend kereltje hoog in de lucht: „Dit is Kees, bijgenaamd Dikkic, dc jongste en ondeugendste van allemaal. Wat ben je van vader, Dikkic?" „Een kleine oolijkerd," juichte 't kind. Zijn armpjes stijf om vader s hals klemmend, be gon hij liem op ieder bereikbaar plekje, harde knalzocntjes te geven, doch beliefde van de nieuwe nicht in 't geheel geen notitie te nemen. Nu ging de optocht vreedzaam naar bo ven tot op 't portaal, waar Hans en Max ruzie kregen over Annie's rcistasch, welke ze beiden wilden dragen. Hun moeder, die Annic tegemoet kwam, bracht de ha aden aan dc ooren cn verbood met luide, driftige stem „Kinderen, houdt je stil, wie nog één woord zegt, gaat dade lijk naar boven en komt vanavond niet meer bencê". Onder een stille schermutseling mot schouders en ellebogen eindigden dc jongens hun strijd, terwijl Caroline haar man's nicht je verwelkomde met een slappen handdruk en dito zoen. Ze was een lange, magere vrouw, 'niet onknap. Haar donkere, scherpe oogen leken, in contrast met haar kleurloos gezicht, nog donkerder dan zij waren. De knokige hand, die zc Annie bood, voelde hard en rasperig aan, als een hand, die veel grof werk deed. Annie kuste nu ook de kinderen. Ca'ootje, lang en spichtig^>pgeschoten, met een ouwe lijk, wijs gezichtje, dc tweelingen Max en Hans, aardige jongens, die op hun vader leken, en Kees, een schattig broekmannetje van vijf jaar. Wat zag wdfootje bleek naast haar rood wangige broertjes. Annie haalde 't kleine nichtje nog eens aan en streelde haar inge vallen koontjes. Doch schuw en verlegen wendde Tootje zich af en ging in een hoekje bij 't raam ijverig zitten breien. Tante wees Annie haar kamertje, een klein hokje op de bovenverdieping, naast de kamer van oom en tante. Een hooge linnenkast, waarvoor elders geen plaats scheen te zijn, nam de grootste ruimte in. „We zijn maar klein behuisd, ik kan je geen grootere kamer geven, Annie," veront schuldigde tante zich. Op de gulle verzeke ring van nichtje, dal ze 't in dc^Oost heusch niet zoo royaal gewend was, keek Caroline haar verwonderd en ongcloovtig aan. Annie knapte zich vlug wat op, haalde 't meegebracht lekkers uit baar rcistasch, en verdeelde ,dit tusschcn de kinderen, die be delden, ter eere van de nieuwe, nicht een uurtje langer te maggen opblijven. Doch met een kort: „Geen kwestie van," werden ze door moeder naar bed gestuurd, en Catootje kreeg de vermaning mee dadelijk 't licht uit te blazen, als de jongens er in lagen, Dikkie bij 't uit kleed en te helpen, en er hem goed ondtr tc stoppen. „Hè, hè! nou krijgen we 't eindelijk eens rustig' zuchtte tante weltevreden, en oom drong Annie in een makkelijken stoel. „Neen er je gemak van, Annie, en vertel ons dan eens wat voor plannen je al zoo hebt gemaakt voor dit jaar verlof." ,,'k Ileb er zóóveel, dat ik zc alle in dien korten tijd onmogelijk kan uitvoeren," lachte Annie, „en ik zou dus graag eens met tante en u overleggen om er de beste van uit to zoeken „Je hebt zeker een aardig duitje kunnen be sparen van je mooi iractement, hé kind?" onderzocht tante Line. „Een heel klein sommetje maar, tante. Van sparen kwam niet veel. 'k Heb immers al die jaren voor Hélène moeten zorgen? U weet toch wel, dat ik voornamelijk ter wille van haar naar Java ging, omdat ik daar veel meer geld kon verdienen dan hier. En Hélène heeft 't nu goed. k Zou zoo heel graag nog wal meer voor haar willen doen. Mijn arme lieve zus heeft niemand in de we reld dan mijGaat u Hélènie nog wel eens opzoeken, oom? Hoe vindt u haar?" Wordt vervolgd

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad | 1910 | | pagina 1