Zaterdag 26 November 1910.
BINNENLAND.
FEUILLETON.
ANNIE'S VERLOF.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per S mjuinden voor Amersfoortf l.OO.
Idem franco per post1.50.
Afzonderlijke nummers- 0.05.
Deze Courant verschyni dagelijks, behalve op Zon- en Feest
dagen.
Advertentiönmededeenngen enz., gelieve men vóór 11 uur
'e morgens Dij de Uitgevers in te zenden.
Uitgevers: VALKHOFF 8> C®.
Utrechtschestraat 1. Intercomm. Telephoonnummer 66.
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Van 15 regels f 0.50.
Elke regel moer - 0.10.
Dienstaanbiedingen en aanvragen 25 cents bij vooruitbetaling.
Qrooto lettors naar plaatsruimte.
Voor handel en bedrijf bestaan zeer voordoelige bepalingen tot
het herhaald adverteoron in dit Blad, bij abonnement. Eene
circulairebevattende de voorwaarden, wordt op aanvraag
toegezonden.
Kameroverzicht.
Tweede Kamer.
De heer Goeman Borgesius ver
volgde Vrijdag zijne Donderdagnamiddag
onderbroken rede. De heer Kuyper zeide, in
zijn lofrede op de hechtheid der coalitie
rechts: „Zij is sterker dan die aan de linker
zijde". Maar aan de linkerzijde bestaat geen
coalitie. Misschien ontstaat zij nog eens, als
wapen tegen de kerkelijke overlieersching,
maar in elk geval zij bestaat niet.
De heer Kuyper zeide: de coalitie is nog al
tijd even hecht en even s'erk. Wat de getal
sterkte betreft geelt spr. dit toe. Maar wan
neer men spr., vraagt geeft de coalitie ook
in ander opzicht dan haar getalsterkte blijk
van hechtheid, dan antwoordt hij daarop
ontkennend. Bij de groote vraagstukken blijKt
wei degelijk groot verschil van gevoelen te
bestaan en blijkt de antithese onvoldoende.
Uit de rede van Dr. Kuyper, uit diens weder
ep den voorgrond brengen van de antithese
blijkt dat dr. Kuyper in de laatste Ja
ren hier niet veel in de vergaderzaal is ge
weest en geen deel heeft genomen aan het
deba(. De antithese is mooi in theorie, maar
practisch komt men er niet verder mede.
Maar, treffend mooi was een gekozen tafe
reel van dien zoon die was overgeloopen
van rechts naar links. Hoe kon Dr. Kuyper
z«®'n tafereel ophangen? Van links naar
rechts overloopen gaal zeker gemakkenjK.
Men geeft eenvoudig geld en... men is een
man van rechts (gelach). Spreker herinnert
aan de Lehmann geschiedenis. Waar men er
geen bezwaar tegen had, den heer Lehmann
als man van rechts te accepteeren daar had
men er wel bezwaar tegen dr. Van der Laan
als man van rechts aan te nemen. Opportu
niteit van de laagste soort (gelach).
De Voorzitter hamert.
De heer Borgesius. Dat is toch niet
onparlementair.
De heer Roodhuyzen. Waarom mag
dat niet gezegd worden?
De Voorzitter. Omdat gij niet gaarne
zoudt hebben dat zoo iets van u gezegd werd.
De Keer R o o d h u ij z -e n. Dat kaïn men
va-n mij niet zeggen.
De heer Borgesius. Ik zeg eon eai
ander met om dr. Kuyper aangenaam te
zijn. Van ieder ander had ik zulk eeai rede
kunnen verduren behalve van dr. Kuyper.
Spr. heeft nu genoeg gezegd varn die lofrede
op de hechtheid dor coalitie e-n komt nu
tof het kaibimet.
Dr. Kuyper noemde de indiening vain het
voorstel tot kustverdediging een daad van
heroïsme. Dr. Kuyper heeft zelf ook wel
eens zoo'n daad van heroïsme gedaan. Maar
waartoe nu die meest ergerlijke insinuatie
aan vroegere ministers? Hebben die dan.
niet naar 's lands belang gevraagd? Welk
een leelijke verdachtmaking van vroegere
ministers alsof 's lands belang, en 's lands
verdediging hen niet ter harte gilng. Dat is
ook niet aangenaam om te hooren. Het!
kabinet dat thans bijna 3 jaar aan het be
wind is ging daar, naar het heette, zitten
in het belang der defensie. En wat heeft
het gedaan? Niets dan de boel nog meer
in de war sturen. Voor de levende strijd
krachten is niets gedaan, dan de invoering
van een tweeploegen stelsel, dat algemeen
wordt afgekeurd. En nu komt men in eens
met een voorstel va-n 46 millioen voor dioode
weermiddelen. Dat is geen daad van hel
denmoed, maar van overmoed. Dr. Kuyper
roemde de meerdere gematigdheid van dit
kabinet boven dat van 1901. Maar is u-
kabinet nu inderdaad zoo gematigd? In
het eerste jaar was het zoo gematigd dat
hel daarover last kreeg met dr. Kuyper.
toen nog geen candidaal voor Ommen. Ge
lijk beleend is maakte dr. Kuyper het aan
vaarden van zijn oamdidatuur voor Ommen
afhankelijk van de houding van het kabinet
en toen dat eene verklaring in zijn geest
had afgelegd in de Mem. van Antw. (1908)
toen werd de candtidatuur aanvaard en
daarmede het kabinet aangezet tot mindere
gemat lgdhei'1.
Minister Heemskerk. Het kabinet is
niet van houding veranderd.
De heer Borgesius dan zal ik den.
brief van dir. Kuyper voorlezen. Spr. doet
dit. Men zal zeggen noem dlan feiten. Dat
is het dat bij benoemingen en het toeken
nen van onderscheidingen naar gjeloof wordt
gevraagd.
Minister Heemskerk. Dat is absoluut,
onwaar. Noem dan namen.
De heer Borgesius. Best. Ik zal dan
een naam noemen.
Minister Heemskerk. Da.t kunt u niet
omdat het adsoluul onwaar is.
De heer Borgesius zegt dal hem door
een volkomen vertrouwd persoon is mede
gedeeld dat bij het toekennen van eeri on
derscheiding aan een werkman van den in
dustrieel Jam Leis naar 's mans geloof is ge
vraagd.
Minister Heemskerk. Dat is absoluut
onwaar. Gij beschuldigt de regeering en het
geen u dier regeering ten laste legt hebt u
te bewijzen. Hetgeen u zegt is on
juist en in strijd met de waarheid en u kunt
u met dergelijke rodeneerimgen niet veront
schuldigen.
De heer Borgesius. In elk geval is
het eon felt dat er een streven bestaat om
zich christelijk voor te doen teneinde voor
onderscheidingen en baantjes in aanmer
king te komien.
Minister H eemskerk. Dait is weer een
bewering waarmede gij er ndlet aif zijt.
De Min. v. F ina n cien. Kletspraat.
(Er ontstaat nu zoo'n rumoer in de zaal
en gesprek tusschem de leden onderling, dat
de spreker niet meer te verstaan is. De
voorzitter hamert en verzoekt de leden naar
de koffiekamer te gaan.)
De heer Kooien verdedigt het beleid
van den minister van financiën. De stijging
der uitgaven baart inmiddels zorg. Hoe kan'
diit nu worden gekeerd? In de eerste plaats
door inkrimping van subsidies aan die in
stellingen, die geen staatsinstellingen zijn of
geen instellingen van staatszorg. Het sub
sidie aain het bijzonder onderwijs moet ech
ter gehandhaafd, blijven, omdat het bijzon
der onderwijs de staatskas verlicht.
De uitgaven voor verbetering van 't paleis
Het Loo en voor verbetering der officiers-
tractementen verdedigt spr. als noodig.
In.ciden t.
De Minister van Landbouw N.
II. d heer Talma vraagt het woord voor
een persoonlijk feit en wel naar aanleiding
van de beschuldiging van den heer Bor
gesius dal bij het toekennen van eene onder
scheiding van een werkman van den heer
Jan Leis naar diens geloof is gevraagd en
misbruik is gemaakt van macht. Het feit is
zoo: Er is eene medaille aangevraagd voor
een der leden van het personeel van den
heer J. Leis, voor trouwen dienst. Er zijn
geen informatiën ingewonnen naar 's mans
godsdienstige richting. De aanvrage van een
medaille voor den werkman F. v. d. Werf
is bij hel Departement aangebracht door den
burgemeester van Rotterdam, met een brief
van den Commissaris der Koningin in Zuid-
Holland. Van de zijde van het departement
is daarna de toekenning gevraagd zonder
eenige informatie naar 's mans gezindheid.
Wanneer dit door de politie gedaan is. ge
lijk de heer Borgesius beweert, dan is dit
geheel buiten medeweten en zonder voor
kennis van 's ministers departement geschied.
De heer Borgesius dankt voor deze
mcdedeeling en handhaaft zijn bewering dal
door een rechercheur naar de godsdienstige
gerindde van den werkman gevraagd is. Dal
heeft de Regeering niet ontkend en kan zij
niet ontkennen. Spr. heeft niet gezegd, dat
de Regeering heeft laten informeeren,
maar dat hem tea1 oore was gekomen, dat
dit geschied was. Er is geïnformeerd, zij 't
dan ook door lagere autoriteiten.
(Geroep: de burgemeester van Rotterdam).
Nadat Minister Talma nog eens uit
drukkelijk heeft doen uitkomen, dat de de
coratie verleend was wegens langdurigen,
trouwen -dienst en zonder eenige informatie
van Regeeringswege naar godsdienstige ge-
zind'e, verklaart de Voorzitter het in
cident gesloten.
De algemeene beschouwingen over de
staalsbegrooting worden hierna voortgezet.
De heer De Steur s spreekt over de
klacht van partijdige benoemingen van ka
tholieken. De heeren Borgesius en Roodhuy
zen waren zoo verontwaardigd over het in
formeeren naar geloofsovertuiging, maar zij
hebben niet aiangtoond, dat dit euvel tegen
woordig grooter is dan vroeger. Daartoe zou
den zij een statistiek moeten aanleggen, wat
nog niet zoo gemakkelijk is. Er zijn altijd
personen geweest, die van kleur veranderen,
en die zullen cr wel blijven. Vervolgens
wijst spreker er op, dat voor 1898 in Nij
megen altijd een- Protestan tsche bur
gemeester is geweest, en in 1898 heeft minis
ter Borgesius voor het eerst een katholiek
burgemeester benoemd. Spr. is niet dikwijls
in de gelegenheid van den heer Borgesius
iets goeds te zeggen, en daarom doet hij het
nu gaarne. Het spijt Spr. te moeten zeggen,
dat anders onder vroegere liberale regeerin-
gen de katholieken behandeld werden met
zeker ostracisme.
Vervolgens geeft Spr. een overzicht van
het aantal professoren en examinatoren, om
aan te toonen dal de katholieken zeer mis
deeld zijn. Zoo bestond de examencommissie
voor de gymnastiek te Utrecht uit 12 leden,
onder wie geen enkel katholiek.
Bij de rechterlijke macht ziet men ook een
enorme achterstelling van de katholieken. Er
zijn vele gemeenten met een katholieke meer
derheid, waar een protestan bsch burgemees
ter is. Bij het notariaat ziet men ook veel
meer protestanten dan katholieken. Wanneer
men de bekrompen, gniepige manier ziet
waarop de katholieken wonden achtergesteld,
dan krijgt men een gevoel van walging.
Dc katholieken zelf zijn veel verdraagza
mer. Het beginsel moet zijn: niemand b e-
n o e in e n op grond van zijn geloof en nie
mand weren om zijn geloof. Een superieur
man van een andere richting mag niet ach
tergesteld worden bij een inferieur man van
eigen richting. Spr. constateert, dat de regee
ring ahsoluut niet overdreven -is opgetreden
bij het doen van benoemingen.
De heer P a t ij n acht den financieelen toe
stand zeer zorgelijk en in 1913 zullen onze
financiën hopeloos in de war zijn, waarvoor
de minister van financiën verantwoordelijk
is. Hij moet zich onverbiddelijk verzetten
tegen nieuwe uitgaven zoolang de middelen
tot dekking niet aanwezig zijn. Hij acht het
onvermijdelijk of de opbrengst van het tarief
zal gebruikt moeten worden tot dekking van
gewone tekorten en voor de sociale wetten
zal er niets overblijven. Spr. wil aannemen
dat de inkomsten-, successie- en tabaksbelas
ting opbrengen waarop gerekend wordt, maar
dan blijft er over 1911 een ongedekt tekort
van 3£ millioen. En dat tekort zal stijgen,
want er wachten ons nog uitgaven voor kust
verdediging, contingent-uitbreiding en onder-
wijs-subsidies. Waar moet het geld daarvoor
vandaan komen?, om nu nog maar te zwij
gen van de salarisverhoogingen, de tentoon
stellingen enz. van hoofdstuk X. Zoo'n hoofd
stuk had de minister niet door mogen laten;
hij had pertinent moeten weigeren, minister
Talma al de aangevraagde extra-uitgaven toe
te staan. En zoo had de minister ook moeten
optreden tegen zijn ambtgenooten van oor
log en marine.
Di heer De Sa v or n in Lohman acht
de kwestie van benoemingen van zóó groot
belang, dat hij er nog even op wil terug ko
men. Benoemingen moeten alleen geschie
den met geschiktheid als maatstaf. Partijbe-
noenringen moeten achterwege blijven. En
waar de heer Borgesius zeide, dat vroeger
niet gevraagd werd naar geloof of richting,
daar wijst spreker er op, dat er vroeger
hoogc ambtenaren, die iemand van eene an
dere richting dan die welke aan het roer
was, eenvoudig niet voordroegen, omdat die
toch niet in aanmerking kwamen. De heer
Borgesius moet dus niet zeggen, dat vroeger
niet naar geloof of richting gevraagd werd-
Ilct werd niet gedaan, omdat het niet noo
dig was. Personen van niet-liberale richting
kwamen vroeger toch niet in aanmerking.
Spr. heeft altijd gezegd en daarnaar gehan
deld, dat personen van elke richting be
noemd moeten worden. Ons land is te klein
voor een bepaalde keuze. Wij hebben elkan
der noodig. Daarom moet Spr. opkomen te
gen dc tendenz-rede van den heer de Stuers.
Bij de rechterlijke macht vooral komt geen
vragen naar geloof te pas. Tot rechter moe
ten benoemd worden zij, die den meesten
waarborg bieden van een onpartijdige, goede
rechtspraak. Ook bij notarisbenoemingen
komt geen vragen naar geloof of richting te
pas, al is Spr. er niet tegen, dat bij de keuze
eenigszins rekening wordt gehouden met de
richting in de streek waar eene notaris moet
beroemd worden. Maar Spr. vindt het mis
selijk dat iemand, die een zwaar examen
heeft afgelegd, geweerd wordt om der wille
van zijn" geloofsovertuiging.
Alsnu komt spreker tot den heer Troelstra
en tot hetgeen deze gezegd heeft over de mi
litaire kwestie. De heer Troelslra stelde zich
op het standpunt van de macht der massa
en betoogde dat men daartegen niet mag in
gaan.
De belangen van de arbeiders bestaan vol
strekt niet alleen in het ontvangen van meer
geld. Daardoor wordt het volk niet beter,
krachtiger en energieker. En wat de belas
tingen aangaat, men moet niet zeggen dat de
eerste levensbehoeften van de arbeidende
klasse belast worden. De heer Troelstra doet
het voorkomen alsof wij het volk te zwaar
belasten, maar dat is onjuist.
Hier in ons land komt de groote op
brengst der belastingen van de bezittende
klasse. En de militaire uitgaven komen ook
ten voordeele van het volk. De militairen
eten het geld niet op, maar de verdediging
van het land. Men stelt het voor of de mili
tairen zich vetmesten.
De heer Marchont. Dat zegt niemand.
Dc heer Lohman. Dat zegt Het Volk
wèl in zijn spotprenten. De miKtainen zijn
slechts machines. Wij kennen hier geen mili
tarisme. Wite is dupe geworden va-n de
vroegere verwaarloozing onzer defensie; wie
is dupe geworden van de Fnansche over-
heersching? Niet de bezittende klasse, maar
het volk. De bezittende klasse heeft wel
geld verloren, maar heit volk verloor alles.
En wanneer er eene nieuwe overheers chimg
komt dan zullen wij hier niet ziittem deliibe-
reeren o-ver 4 of 8 maanden dienst. Dan zul
len wij moeten betalen. De Tramsvalers heb
ben gevochten als helden voor hunne vrij
heid en ieder heeft eerbied voor dat kmd.
Maar voor ons land zal men geen eerbied
hebben als wij niet vechten voor omze vrij
heid. Men klaagt over geld uitgeven voor de
defensie, maar spr. eet liever water en brood
om zijn deur gesloten te houden voor vreem
de overheersching. Wij laten iedereen mot
rust, maar diie in ons land komen zijn ome
vijanden. Maar wij kunnen ons land niet ver
dedigen, zegt men. Dat zeggen zij die de
discipline ondermijnen en het volk ditots)
maken diat wij ons niet kunnen verdedigen.
Dat zeggen zij, die te lam zijn om te vechten.
Wij moeten niet vragenhoeveel kost het,
maar hoe veel is er noodig voor onze ver
dediging.
De heer Thomson. Maiar dan moet eerst
de geheele bevolking ddJenen.
De heer Lohman heeft daar met tegen.
De antil-revol. en chr.-hist. hebben met allo
macht den persoonlijken dienstplicht ver
dedigd.
Wel hcefl dit verzet onitmoet, maar het
is er toch doorgekomen. En tot dliit kabinet
zogt spr.laat u niet weerhouden om uw
plicht te doen tegenover het land. Doode
weermiddelen zijn evenzeer noodig. Als men
hier doodo weermiddelen aanvraagt is het:
wij moeten levende strijdkrachten hebben en
omgekeerd.
De heer M a r c h a n t. Dat is nooit ge
beurd.
De heet Lohman. Wij moeten voor bei
de zorgen. Doen wij dat niet, dan gaan wij
ten gronde. Toen dr. Kuyper Van God sprak
heeft men hier geroepenlaait God er bui
ten. Spa-, doet dat niet. In 1813 hebben wij
God gedankt voor onze verlossing van de
Framsche overheersching. Worden wij aan
gevallen dan zullen wij Gods hulp Inroepen,
maar gedragen wij ons als lammelingen dan
hebben wij van Gods hulp niets te wachten.
De heer VanDoorn protesteert tegen de
bewering van dr. Kuyper, dat de critiek op
de Borromeus-encycliek is geweest oen specu
latie om de coalitie uiteen te laten springen.
Het pro'est daartegen gold de aanraking
der heilige rechten van onze protestamtsche
voorouders. Uitvoerig betoogt spreker daar
na, dal links en rechts zich zullen moeten
vereenigen, om tot een practische politiek te
komen.
Maandag half twee voortzetting, en Maan
dagavond voortzetting van hoofdstuk Land
bouw.
Roman door
MEVROUW M. C. E. OVINK—SOER.
o—
I.
„Welkom, welkom, beste meid, wal ben 'k
blij je te zien."
Oom's stem beefde, zijn woorden klonken
zoo warm en innig, dat Annie er tranen van
in de oogen kreeg, en niet spreken kon van
aandoening, terwijl ze oom's snorbaard op
haar wang voelde, en zijn hand de hare om
sloot. De al ie stevige handdruk schuurde,
door 't dun glaceetje heen, 't vel van den
vinger, die tusschcn de ringen bekneld
raakte, doch ze verheel de pijn, lachte en
schreide tegelijk in de ontroering van hel
wederzien, lloe heerlijk was 't dat oude, be
kende gezicht te kussen en in de trouwe,
goedige oogen te kijken
Ondanks haar negen en twintig jaar,
voelde Annie zich weer geheel als vroeger:
een klein meisje en 't beminde dochlerjc
van den man, die haar, zoolang zij zich
herinneren kon, als een vader had liefgehad.
Tien lange jaren waren ze gescheiden ge
weest. Zij had al dien tijd op Java doorge
bracht, als onderwijzeres, waar haar leven
in gelijkvormige eentonigheid, rustig en
kalm genoeg voorhij was gegleden.
Bij oom daarentegen had „Frou Sorge"
haar intree gedaan en veel leed gebracht.
Tante Elisabet, oom's lieve, zachte vrouw,
was heengegaan, en op haar plaats zou An
nie nu een geheel vreemde vinden, terwijl
't gezin met vier kinderen was vermeer
derd.
„Thuis alles goed, oom?, vroeg nichtje,
toen ze eindelijk, na afloop der bagage-be-
reddcring, naar huis reden.
„Dank je, Annie. De kinderen zijn ge
zond, doch tante gaal 'l maar zoo zoo.
Zooals je weet, lag ze verleden winter zwaar
ziek aan influenza, en is daarna min of meer
sukkelend gebleven. Ze heeft veel last van
hoofdpijn, maakl zich gauw zenuwachtig en
is dan min of meer prikkelbaarEr
kwam een zorgelijke uitdrukking op zijn ge-
zich en 'hij keek bekommerd voor zich uil.
Toen, zich vertrouwelijk tot Annie wendend:
,,'t Is misschien beter, dal ix er vooruit met
je over spreek, lief kind, en cr je op voorbe
reid, dat tante niet zoo erg gemakkelijk is
in den omgang. Ze meent 't wél goed,
maarDe arme ziel heeft heel wat met
haar zenuwen tc stellen; door 't voortdurend
getob met meiden is dat er niet beter op
geworden. Dc kinderen zijn klein en druk,
vergeten meestal, dat mama geen lawaai
verdragen kan. Och, 't is Ie verontschuldi
gen, dat tante's humeur tc wenschen over
laat. Nu wou ik jc vragen, kind, daar een
beetje rekening mee te houden, 'k Zou 't
zoo prettig vinden als je met tante kondt op
schieten. Wees dus niet kwalijknemend en
aantrekkelijk, besle. Terwilk van mij en
den huisvrede
„Maar natuurlijk, oom," viel Annie in.
Ze kleurde licht en vervolgde met zachte
stem „U vroeg mij dadelijk zoo hartelijk te
logeeren, maar zou tante 't wel prettig vin
den, zoo'n wildvreemd nichtje uit de Oost
over den vloer te krijgen? Als u denkt
„Gekheid, Annie. Natuurlijk kom jc hij ons
thuis, je hoort nergens anders. Net zoo
goed als de vier andere bengels hen je mijn
kind."
Dankbaar knikte 'l meisje hem toe. In
haar hart voelde zij zich echter wel wat be
klemd. Ze stelde zich niet veel prettigs voor
van den omgang met tante Caroline.
Nog eer (Ie vigilante voor de deur van 't
kleine bovenhuis geheel stil stond, werd deze
reeds open getrokken en stormden acht
rappe voetjes de trap af.
„Dag nicht, dag nieuwe indiaansche nicht",
gilde en joelde dc kinderbende. Zc dansten
om 't rijtuig heen, maakten zich meester
van Annie's parapluie en taschjes, renden
er mee naar boven en stormden weer naar
beneè. De jongste, kleine Dikkic, kon niet
zoo gauw meekomen. Annic trok hem aan
zijn huisje terug, trachtte kennis tc maken
nut 't neefje.
„Bedaart toch, bengels," riep vader boven
tri de herrie uit. „Jullie lijkt wel Indianen
in plaats van nicht Annie."
'Ilij sloot de voordeur en pakte weerspan-
irigen Dikkic beet, die juist aan Annie was
ontsnapt, tilde 'l spartelend kereltje hoog
in de lucht: „Dit is Kees, bijgenaamd Dikkic,
dc jongste en ondeugendste van allemaal.
Wat ben je van vader, Dikkic?"
„Een kleine oolijkerd," juichte 't kind. Zijn
armpjes stijf om vader s hals klemmend, be
gon hij liem op ieder bereikbaar plekje,
harde knalzocntjes te geven, doch beliefde
van de nieuwe nicht in 't geheel geen notitie
te nemen.
Nu ging de optocht vreedzaam naar bo
ven tot op 't portaal, waar Hans en Max
ruzie kregen over Annie's rcistasch, welke
ze beiden wilden dragen.
Hun moeder, die Annic tegemoet kwam,
bracht de ha aden aan dc ooren cn verbood
met luide, driftige stem „Kinderen, houdt
je stil, wie nog één woord zegt, gaat dade
lijk naar boven en komt vanavond niet meer
bencê".
Onder een stille schermutseling mot
schouders en ellebogen eindigden dc jongens
hun strijd, terwijl Caroline haar man's nicht
je verwelkomde met een slappen handdruk
en dito zoen. Ze was een lange, magere
vrouw, 'niet onknap. Haar donkere, scherpe
oogen leken, in contrast met haar kleurloos
gezicht, nog donkerder dan zij waren. De
knokige hand, die zc Annie bood, voelde
hard en rasperig aan, als een hand, die veel
grof werk deed.
Annie kuste nu ook de kinderen. Ca'ootje,
lang en spichtig^>pgeschoten, met een ouwe
lijk, wijs gezichtje, dc tweelingen Max en
Hans, aardige jongens, die op hun vader
leken, en Kees, een schattig broekmannetje
van vijf jaar.
Wat zag wdfootje bleek naast haar rood
wangige broertjes. Annie haalde 't kleine
nichtje nog eens aan en streelde haar inge
vallen koontjes. Doch schuw en verlegen
wendde Tootje zich af en ging in een hoekje
bij 't raam ijverig zitten breien. Tante wees
Annie haar kamertje, een klein hokje op de
bovenverdieping, naast de kamer van oom
en tante. Een hooge linnenkast, waarvoor
elders geen plaats scheen te zijn, nam de
grootste ruimte in.
„We zijn maar klein behuisd, ik kan je
geen grootere kamer geven, Annie," veront
schuldigde tante zich. Op de gulle verzeke
ring van nichtje, dal ze 't in dc^Oost heusch
niet zoo royaal gewend was, keek Caroline
haar verwonderd en ongcloovtig aan.
Annie knapte zich vlug wat op, haalde 't
meegebracht lekkers uit baar rcistasch, en
verdeelde ,dit tusschcn de kinderen, die be
delden, ter eere van de nieuwe, nicht een
uurtje langer te maggen opblijven. Doch met
een kort: „Geen kwestie van," werden ze
door moeder naar bed gestuurd, en Catootje
kreeg de vermaning mee dadelijk 't licht uit
te blazen, als de jongens er in lagen, Dikkie
bij 't uit kleed en te helpen, en er hem goed
ondtr tc stoppen.
„Hè, hè! nou krijgen we 't eindelijk eens
rustig' zuchtte tante weltevreden, en oom
drong Annie in een makkelijken stoel.
„Neen er je gemak van, Annie, en vertel
ons dan eens wat voor plannen je al zoo hebt
gemaakt voor dit jaar verlof."
,,'k Ileb er zóóveel, dat ik zc alle in dien
korten tijd onmogelijk kan uitvoeren," lachte
Annie, „en ik zou dus graag eens met tante
en u overleggen om er de beste van uit to
zoeken
„Je hebt zeker een aardig duitje kunnen be
sparen van je mooi iractement, hé kind?"
onderzocht tante Line.
„Een heel klein sommetje maar, tante. Van
sparen kwam niet veel. 'k Heb immers al
die jaren voor Hélène moeten zorgen? U
weet toch wel, dat ik voornamelijk ter wille
van haar naar Java ging, omdat ik daar
veel meer geld kon verdienen dan hier. En
Hélène heeft 't nu goed. k Zou zoo heel
graag nog wal meer voor haar willen doen.
Mijn arme lieve zus heeft niemand in de we
reld dan mijGaat u Hélènie nog wel
eens opzoeken, oom? Hoe vindt u haar?"
Wordt vervolgd